RECHTZAKEN
Officieele Publicatie
MAANDAG 20 JANUARI 1941
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 8
De bestuurders der electrisohe treinen" speelden kiekeboe achter de kleine openin
gen, welke ternauwernood op de bevToren ruiten van hun „stuurstoel" konden
vrijgehouden worden, want de regen, die op de sneeuw volgde, zette zich bij de
aanraking van het glas onmiddellijk als ijs vast. Foto Pax-Holland.
HAAGSCH GERECHTSHOF
EEN DIERENBEUL GESTRAFT.
Het Haagsche Gerechtshof deed heden
uitspraak in de zaak tegen den schipper P.
van der V., die, om zijn vrouw te grieven,
azijn-extract goot in den bek van een kat,
waarop zijn vrouw bijzonder gesteld was.
Door de Rotterdamsche Rechtbank was
hij hiervoor veroordeeld tot een gevange
nisstraf van twee maanden, terwijl de ad
vocaat-generaal bij de behandeling in hoo-
ger beroep een gevangenisstraf van drie
maanden tegen hem eischte.
Het Hof veroordeelde beklaagde tot twee
maanden gevangenisstraf.
VERDUISTERING VAN 55.000.
Tegen den -curator in een faillissement
twee jaren gevangenisstraf geëischt.
Voor de rechtbank te Assen heeft giste
ren terecht gestaan mr. M. S. K., tot voor
kort advocaat en procureur te Assen.
Kort na 10 Mei werd hij door de Duit-
sche autoriteiten in arrest gesteld. Nadat
deze hem hadden vrijgelaten op 11 Novem
ber, werd hij terstond gearresteerd door
de Nederlandsche justitie wegens verduis
tering van gelden als curator in het fail
lissement van de Middenstandsbank N.V.
te Nieuw Amsterdam, Klazinaveen en om
streken, gepleegd tot een bedrag van
55.000 in de jaren 1930 t/m. '33.
Gedurende zijn hechtenis werd zijn fail
lissement uitgesproken door de rechtbank
te Assen, nadat een aanvraag om surséan
ce van betaling was geweigerd. Mr. K. ging
echter van deze beslissing in hooger be
roep en juist dezer dagen vernietigde het
hof te Leeuwarden het vonnis van de As
ser Rechtbank waaihij het faillissement
werd uitgesproken en verleende hem als
nog surséance van betaling voor den tijd
van 9 maanden ingaande 1 November 1940.
Verdachte werd bijgestaan door mr. D.
N. Breukelaar uit Groningen; als getuigen
waren gedagvaard mr. E. E. Oosterhuis te
Assen, die tot het midden van 1940 met
verdachte was geassocieerd, F. Udema,
exporteur te Assen, notaris J. Wilkens te
Amsterdam, ex-zwager van verdachte, als
mede mr. R. H. Nierstrasz, secretaris der
directie van de N.V. Middenstandsbank te
Amsterdam.
Getuige mr. Oosterhuis, die van 1932 af
met verdachte geassocieerd was, had pas
in Juli 1938 voor het eerst bemerkt dat de
financieele positie van verdachte slecht
was. Toen had mr. K. hem n.l. medege
deeld dat hij in moeilijkheden zat, omdat
de rechter-commissaris in het fallissement
van de Middenstandsbank te Nieuw Am
sterdam binnen 14 dagen de uibdeelingslijst
wilde hebben en het geld tot een bedrag
van 55,000 niet aanwezig was. Korten
tijd na dit onderhoud was het verdachte
alsnog gelukt een oplossing te vinden.
Getuige F. Udema, een vriend van ver
dachte, had zich bereid verklaard 25.000
op schuldbekentenis tegen 4 pet. rente te
leenen, terwijl getuige J. Wilkens, bij wien
verdachte met zijn moeilijkheden was ge
komen, hem in verbinding had gebracht
met getuige Nierstrasz, secretaris van de
directie van de Middenstandsbank te Am
sterdam. Deze bank verklaarde zich bereid
finale kwijting aan mr. K. als curator te
verleenen als er 25,000 werd betaald en
mr, K. privé een schuldbekentenis teeken-
de voor 'het overige bedrag dus f 30.000.
Op deze wijze kon mr. K. als curator tij
dens de uitdeelingslijst een kwitantie voor
het volle bedrag overleggen. De kwitantie
van deze uitkeering werd op aandrang van
mr. K. gedateerd op April 1934. In bedoeld
faillissement kon 100 pet. worden uitge
keerd en alle crediteuren hadden hun geld
gekregen. Uit het verhoor van verdachte,
die toegaf de gelden te eigen bate te heb
ben besteed, bleek dat hij reeds bij zijn
vestiging te Assen in 1920 met een groote
schuld zat. Door een te hoogen levensstan
daard werd deze schuld grooter, temeer
omdat de practijk in de eerste jaren weinig
opleverde. Steeds had verdachte echter ge
meend, dat hij alles nog wel in orde zou
krijgen.
De officier van justitie achtte de verduis
tering van 55.000 in de jaren 1930 t/m *33
bewezen en vond het feit zeer ernstig, ge
zien ook de persoon van verdachte, die be
ter dan wie ook wist dat hij fout handelde.
Verdachte was er buitengewoon goed in
geslaagd zijn omstandigheden geheim te
houden en den schijn aan te nemen alsof
er niets gaande was. Hij achtte hier art 321
wetboek van strafrecht niet van toepassing
(eenvoudige verduistering). Was dit wel
het geval, dan zou geen veroordeeling meer
kunnen plaats hebben, omdat daarbij een
verjaringstermijn van 6 jaar is gesteld.
Wel achtte hij toepasselijk art. 322, verduis
tering uit hoofde van een beroep, n.l. als
curator en dus tegen een geldelijke ver
goeding. Als verzachtende omstandigheden
haalde hij aan dat de cel op iemand als
verdaohte een zware uitwerking heeft, dat
hij al een half jaar cellulair zat, dat geen
crediteur is benadeeld en dat hier iemand
terecht stond, die in zijn woonplaats in
hoog aanzien stond en een succesrijk leven
had. Daarom eischte hij twee jaar gevange
nisstraf.
De verdediger was van oordeel dat hier
wel degelijk art. 321 van toepassing was en
dat dus wegens verjaring geen veroordee
ling kon volgen. Hij bestreed de drie mo
gelijkheden die artikel 322 stelt (art 322
kent een verjaringstermijn van 12 jaar).
Mocht de rechtbank art. 322 wel van toe
passing achten dan bestreed hij dat een
curator wederrechtelijk handelt als hij tij
delijk gelden uit een faillissement voor an
dere doeleinden gebruikt en zorgt dat de
gelden weer op tijd aanwezig zijn. Verder
achtte hij hier zeker geen opzet van ver
dachte aanwezig. Tenslotte besprak hij de
persoon van mr. K. en liet uitkomen hoe
veel deze al heeft geleden.
Zijn verzoek tot onmiddellijke invrijheid
stelling werd na raadkamer afgewezen.
Na re- en dupliek werd de uitspraak be
paald op 31 dezer.
TRAMCONDUCTEUR WILDE NIET MEER
RIJDEN.
Zoeklichten zochten den hemel af en deden
hem zijn dienstplichten vergeten.
Het A. N. P. meldt:
Een Rotterdamsche tramconducteur wei
gerde op 1 Juni van het vorige jaar, toen
HAARLEMSCHE RECHTBANK
Diefstal en heling
Voor bovengenoemde Rechtbank stonden
een bediende van de maalderij van de fir
ma J. F. B. te L i s s e en een veehouder met
zijn zoon uit N oo r d w ij k e r h o u t te
recht. De bediende werd ervan verdacht
in 1940 aan den boer en zijn zoon meer
veevoeder te hebben afgeleverd, dan
waartoe hij op de door 't kantoor verstrekte
bons gerechtigd was. De boer ging om voer
hij zich met zijn tram te Schiedam bevond
des avonds om kwart voor elf, den laatsten
rit uit te rijden. Hij werd des wegen voor
waardelijk uit den dienst ontslagen met
een proeftijd van twee jaar. De conducteur
meende, dat er op dien avond voldoende
termen aanwezig waren om in plaats van
den laatsten rit te maken, naar de remise
te rijden. Het was dien avond n.l. heel
donker, er waren bijna geen menschen
meer op straat en bovendien zochten zoek
lichten het luchtruim af. Het zag er naar
uit, dat Rotterdam en Schiedam weer eens
door Engelsche vliegers bezocht zouden
worden of reeds bezocht werden en naar
de meening van den conducteur weerklonk
er ook luchtalarm. Hij zat in angst voor
zijn gezin en vond het volmaakt doelloos
om onder zulke omstandigheden nog met
de tram te rijden. Te Schiedam belde hij
zijn chef op, legde hem de situatie uit en
voegde er aan toe, dat hij verder geen zin
meer had om te rijden. De chef antwoord
de hierop, dat hij wel degelijk dienst moest
doen en toen het telefoongesprek een hef
tiger karakter aannam, beval de chef den
conducteur te doen wat hem gelast werd.
De conducteur echter reed de tram naar de
remise en ging naar huis.
De straf, welke niet uitbleef, was een
voorwaardelijk ontslag met een proeftijd
van twee jaar. Tegen dit besluit kwam de
conducteur in verzet bij het scheidsgerecht,
welk college de tramdirectie, in casu B. en
W. van Rotterdam, in het gelijk stelde.
De conducteur kwam in appèl bij den
Centralen Raad van Beroep. AJs raadsman
van klager trad op de heer P. M. Fenet
uit Rotterdam.
Als getuige werd eerst gehoord de chef,
die in het kort bevestigde, wat zich op den
laten avond van den eersten Juni heeft af
gespeeld. Dat klager o.m. in het donker
niet kon zien, welke kaartjes hij uitgaf,
trok spr. in twijfel, want iedere conduc
teur, en dus ook deze, had een goede zak
lantaarn bij zich.
raadsman van klager memoreerde,
dat men hier te doen heeft met een man,
die kan terugzien op een staat van dienst
17 jaar, waarin hij steeds naar beste
weten zijn werk heeft verricht. Hij heeft
een onbesproken levenswandel en is een
goed man en vader. Door den oorlogstoe
stand in Rotterdam is hijerg zenuwachtig
geworden en vooral als er luchtalarm op
til is, is hij zeer ontdaan.
In de gewone dienstregelingen waren af
wijkingen voorgekomen en in geval van
luchtalarm en rondvliegende scherven werd
den conducteur vaak overgelaten te hande
len zooals hem goeddunkte. Het was in den
tijd, dat er nog avond aan avond een wa
ren uittocht uit Rotterdam en Schiedam
was van hen, die den nacht in veiliger oor
den wenschten door te brengen. Toen op
dien bewusten avond de toestand ernstig
was en de zoeklichten het luchtruim af
zochten naar vijandelijke vliegtuigen, was
klager angstig geworden, hij dacht aan zijn
gezin en zag in dien laatsten rit geen en
kel voordeel. Het is hier niet een geval
van lafheid geweest, zooals voor het
scheidsgerecht is aangevoerd, aldus spr.,
maar een uiting van 's menschen diepste
gevoelens. Toen de conducteur opbelde of
hij er voor dien avond, mee mocht' ophou
den, dacht hij, dat ook zijn chef had ge
dacht: ruk dan maar in.
Spr. vroeg ten slotte den Centralen Raad
de uitspraak van het scheidsgereecht te
vernietigen.
De getuige, onder eede gehoord, deelde
mede, dat hij als chef nimmer gezegd
zou hebben „ruk maar in"; integendeel, hij
had den conducteur tot drie maal toe be
volen den laatsten rit uit te rijden.
Voor het college van B. en W. van Rot
terdam trad op mr. Soudijn, die allereerst
wilde opmenen, dat de kwestie van het
luchtalarm eerst ter sprake kwam bij de
zitting van het scheidsgerecht. De werke
lijkheid is dan ook geweest, dat er heele-
maal geen sirenes hebben geloeid en dat
er geen sprake was van een luchtalarm.
Deze conducteur echter, aldus spr., vond
het niet noodig om dien laatsten rit te
rijden, want, zoo verweert hij zich, er zijn
toch geen menschen op straat en waarom
zal ik me dan nog druk maken. Hij ver
geet, dat hij niet den dienst uitmaakt, en
hij zeker niet op eigen gezag maar kan
zeggen: tot hier toe en niet verder. Dat
zou een mooie boel worden op den duur.
Deze conducteur vergeet dat de tram-
directie te Rotterdam door den oorlogs
toestand soms een tekort had van ruim
tweehonderdduizend gulden per maand;
hij vergeet ook, dat de tram het moet heb
ben van de loopende menschen, al zijn
dat er nog zoo weinig en dat juist die men
schen, die per tram verder gaan, zorgen,
dat de conducteurs gewoon kunnen wor
den doorbetaald. Juist in dezen tijd moes
ten de conducteurs dat meer begrijpen
dan ooit. Maar de conducteur was zijn
hoofd kwijt; hij begreep niet, dat hij ge
woon zijn plicht moest doen en weigerde
dienst, als de gewoonste zak van de wereld.
Wat andere conducteurs wel deden, n.L in
hun vrijen tijd de ritkaarten afstempelen,
daar dacht deze conducteur niet aan, en
zulke gevallen vergeet de tramdirectie
niet gauw. Daarom, aldus spr., is deze hem
opgelegde straf volkomen juist. Spr. ver
zocht dan ook1 het beroep ongegrond te
verklaren en het besluit van het scheids
gerecht te bevestigen.
De Centrale Raad zal over drie weken
uitspraak doen.
Holland op lijn mooist. - Da arreslade en da molen, tweo karakteristieke
herinneringen aan vroeger eeuwen en tevens twee bewijzen van het schoone,
dat nimmer vergaat (Foto Pax-Holland)
voor een achttal varkens te verkrijgen, eerst
naar het kantoor der maalderij. Daar kreeg
hij een bon, waarop geschreven stond hoe
veel veevoer hij mocht hebben. Met deze
bon begaf hij zich naar de maalderij. Hij
wist de bedienden in de maalderij te be
wegen om herhaaldelijk meer af te leve
ren dan de hoeveelheid, die op die bon
stond. De bedienden verkregen daardoor
geldelijk voordeel.
De bediende der maalderij V. uit Lisse
stond terecht en tegen hem eischte de of
ficier van Justitie drie maanden gevange
nisstraf. Tegen den anderen niet versche
nen bediende de W. uit Lisse eischte de of
ficier van Justitie eveneens drie maanden
gevangenisstraf. Tegen den veehouder A.
M. Sr. uit Noordwijkerhout, die in totaal
24 zakken haver en 5 zakken kaf extra had
weten te verkrijgen werd eveneens drie
maanden gevangenisstraf geëischt.
Ten aanzien van den zoon van den vee
houder, den 19-jarigen F. M. uit Noordwij-
kérhout achtte de officier van Justitie vrij
spraak op haar plaats, aangezien het ten
laste gelegde niet bewezen was.
De Rechtbank zal nader vonnis wijzen.
van het Departement van Landbouw en
Visscherij.
VOORRADEN KAAS BOVEN 500 K.G.
THANS VRIJ.
Het Rijksbureau voor dê Voedselvoor
ziening in Oorlogstijd deelt het volgende
mede:
In verband met de op 28 Augustus 1940
getroffen kaasregeling werd aan houders
van voorraden kaas, grooter dan 500 kg.
de verplichting opgelegd, deze niet te ver
handelen of af te leveren dan met toestem
ming der Nederlandsche Zuivelcentrale,
Afd. Zuivel te 's-Gravenhage.
Inmiddels heeft genoemde Centrale een
gedeelte van 80 pet. met een minimum van
2500 kg. voor het verhandelen en afleve
ren vrijgegeven. Dit gedeelte wordt met
ingang van Maandag 20 Januari 1941 tot
J00 pet. verhoogd, zoodat dus van dien da
tum af de geheele voorraad van 28 Augus
tus 1940 is vrijgegeven. Uiteraard mag de
aflevering uitsluitend geschieden tegen
toewijzingen op grond der bepalingen van
de Kaasdistributiebesehikking 1940 I.
5148
De groote sensatie van de nationale schaa tswedstrijden, welke Zondag te Kolhorn
werden gehouden, was de overwinning van v. d. Hoorn op Buy en in de 500 meter.
Het beslissende moment aan de finish, waarbij v. d. Hoorn een grooten voorsprong
op Buyen heeft. Rechts de tijdopnemers. Foto Pax-Holland.
Langedijk wist bij de Zondag te Kolhorn gehouden nationale schaatwedstrijden be
slag te leggen op de 1500 meter. De Noord- Hollander (links) in actie.
Foto Pax-Holland.
De ongekend hevige sneeuwval in den nacht zette Zondagmorgen het spoor- en
tramverkeer voor moeilijke opgaven. Op het Centraal Station te Amsterdam wer
den de leden van den Opbouwdienst, die daar gedetacheerd zijn, gerequireerd, om
de perrons schoon te maken. Foto Pax-Holland.