DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Mamentje
MAANDAG 6 JANUARI 1941
32ste Jaargang No. 9839
3)e Ccld^cli^Soti^atvt
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
V Een mamdblad met
ge varieerden inhoud.
„De R.K Staatspartij", maandblad, blijft
ook in dezen tyd geregeld verschijnen.
En het gisteren gepubliceerde nummer,
gedateerd 31 Dec. 1940 (nummer 12 van
den 9den jaargan^, geeft lectuur, die ons op
verscheiden terrein voorlicht. Waarover een
blad van een politieke partij in dezen tijd
schrijft? Voor degenen, die het blad niet
hebben, willen wij hier den inhoud ver
melden. Deze is er interessant genoeg
voor.
V. (mr. Verschuur) opent de aflevering
met een artikel, getiteld „Kerstgedach
ten in oorlogstijd". En hü legt den lezers
verschillende gedachten voor, de overwe
ging waard. Frissche, actueele gedachten,
welke menigeen de werkelijkheid zullen
doen zien, zooals hij deze tot nu toe niet
bekeken heeft.
Schrijver wekt op, om geduld te oefe
nen. „En nu zijn er immer nog lieden, die
geduld een doode eigenschap achten. Die
niet begrijpen, hoe geduld is de proef op
onze kracht, op de aanhankelijkheid, op de
degelijkheid onzer liefde". Aldus V., die
dan uiteenzet, dat tot het geduld behooren
lankmoedigheid en standvastigheid en ar
beid arbeid aan de grondslagen van een
betere toekomst. In die betere toekomst
zal, hoe sociaal de gerechtigheid ook wordt
gedacht, de rol van de liefde niet te vervan
gen zijn en onmisbaar blijven. De liefde.
Wij citeeren den schrijver:
„Menigmaal vragen wij ons af in den
laatsten tijd, of wij daartegenover niet in
gebreke zijn. Zoodat wij, in plaats van
thans reeds aan een betere maatschappij
in de toekomst te bouwen, haar thans reeds
ondermijnen. Ieder onzer betrapt zich met
schrik op gedachten van haat en wraak. En
toch moeten wij het zoover brengen daar
van het afbraaK-karakter te zien. Haat en
woede en afstraffing vreten voort en bren
gen nieuwe verwijdering met weer nieuwe
veete. Zoo zijr. wij niet op den goeden weg".
Hebben wij hut allen zóó wel 'ns bekeken?
Na een interessant vervolg-artikel van B.
over „Nederlandsch sociale politiek" en een
door V. met veel piëteit aan dr. Moller ge
wijd in memoriam (dat wij elders in dit
nummer overnemen), volgt een beschou
wing over de „nieuwe belastingen". De
schrijver van dit artikel, die waardee
ring toont voor de „even radicale wijziging
als vereenvoudiging van ons belastingstel
sel", maakt o.m. een tweetal opmerkingen,
die o.i. zeker de aandacht verdienen. Hij
wijst op het bevreemdende, dat de progres
sie bij een loon (en ook bij een inkomen?)
van 12000 gld. eindigt, en op het feit, dat
men er blijkbaar niet aan heeft gedacht, dat
ongehuwden in overheidsdienst als zooda
nig reeds een Korting op hun salaris krij
gen. „Wij hebben natuurlijk niets tegen
een vrijgezellenbelasting, maar de vrijgezel
len zijn in de loonbelasting reeds zoo goed
bedacht, dat er zeker geen termen zijn om
ongehuwden in publieken dienst daarnaast
nog een korting op hun salaris in minde
ring te brengen".
Dat het volgend artikel „Zedelijke nor
men en de lessen der geschiedenis" leerrijk
is, zal ieder, die het met aandacht leest,
erkennen.
„Wie de zedelijke normen prijsgegeven
wil zien, dient niet het belang van staten
en volken, doch roept over staten en vol
ken de grootste rampen af: een strijd op
leven en dood met alle middelen van al
len tegen allen" aldus de schrijver. Dat
daartegenover de eerbiediging van de ze
delijke normen geen zwakhei van de
staten beteekent, kan ook uit de geschie
denis worden bewezen: „Tal van christen
vorsten zijn dan ook allerminst zwakke
goeierds geweest. Karei de Groote was dat
niet. Johannes Sobiesky evenmin. En on
der de heiligveiklaarde koningen waren
zeer krachtige figuren als St. Stefanus van
Hongarije, St. Wladimir de Groote van
Rusland, St. Wladislaw van Hongarije en
tal van anderen, die allen in hun helden
leven bewezen hebben, dat óók vorsten
ter volle het ware belang van hun volken
en staten kunnen behartigen onder volle
dige eerbiediging van de zedelijke nor
men".
Een volgend artikel geeft een uiteenzet
ting van „de oorlogsschade-regeling". De
schrijver is tevreden over deze regeling: „Ze
is ons meegevallen. Meegevallen in tweeër
lei opzicht. Op de eerste plaats en vooral
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
DRIEëRLEI HOUDING
MOGELIJK.
Ir. de Utrechische Courant con
stateert Max van Poll, dat tegenover de be
zette macht drieërlei houding mogeiljk is.
De eerste houding is de volstrekt afwij
zende houding, de houding van gtenerlei
aanraking met het huidige feitelijke be
stuur.
De tweede houding is die van een tè groo
te vertrouwelijkheid jegens en samenwer
king mèt den bezetter als zouden wij reeds
voor een definitief gevestigder. toestand
staan.
Tusschen deze beide houdingen in ligt,
aldus de schrijver, een middenweg, welke
ook nu de goede en juiste weg is, en hij
vervolgt:
„Er is een derde houding mogelijk
en o.i. alleenlijk verantwoord. Het is
de houding, welke het feit der bezet
ting erkent en aan dat feit onvermijde
lijke gevolgen verbonden ziet, welke,
hoe dan ook, over ons ,'olk zullen ko
men. Op den grondslag van het feit der
bezetting er van die onvermijdelijke
gevolgen wil zij, zondei aan de wezen
lijke constructie van den Nederland-
schen Staat te raken, in het belang van
het ei g e n volk, een zoodanige samen
werking met het huidige, feitelijke be
stuur van ons land, dat de verhoudin
gen tijdens de bezetting zoo dragelijk
mogelijk zullen zijn en dat straks ons
volk gereed zal staan voor een krach-
tigen wederopbouw.
Het is waar, dat óók de bezetter bij
zulk een houding van jns volk belang
heeft; en dat voor hèm dit belang uit
gangspunt van handelen is, ligt voor de
hand. Dit belang wordt evenwel niet
door on asls richtsnoer gebezigd; het is
een ook alweer onvermijdelijk gevolg
van het feit der bezetting en van de
onontkomelijke noodzaak voor ons
volk om, afgesloten als het is van het
buitenland door de Engelsche blokka
de, óók tijdens die bezetting te leven".
En dan besluit de schrijver, nog 'ns voor
houdend, wat de werkelijkheid z.i.
eischt, aldus:
„Tenslotte: wij moeten bij al deze
dingen de geheel ongewone proporties
van het tijdperk, waarin wij leven, niet
over het hoofd zien; wij moeten,- ook
alweer overeenkomstig die werkelijk
heid, de dingen en verhoudingen groot
leeren zien. Daarin kan een gevaar
schuilen. Namelijk als men zou gaan
meenen, dat de grootheid van dezen tijd
hierin schuilt, dat alle overgeleverde
waarden thans waardeloos en door an
dere vervangen zouden moeten worden.
Dit is „megalomanie". Maar werkelijk
heid is, dat we een tijdperk van gewei
dige maatschappelijke, economische en
politieke schokken doormaken, waarin
de verhoudingen niet altijd met de tot
nu toe geldende normen op die levens
terreinen kunnen worden gemeten.
Slechts de zedelijke nora behoudt
haar onveranderlijke en eeuwige waar
de; en volgens deze norm is de hier
bepleite houding, ingegeven door de
hoogste geestelijke en stoffelijke be
langen van ons vokl en door een klaar
begrip van dienstbaarheid aan dat
volk, de eenig houdbare".
omdat de tegemoetkoming zonder eenigen
twijfel ruim is uitgevallen. Op de tweede
plaats omdat de getroffen regeling uitste
kend in elkaar zit. Men had zich licht een
regeling kunnen denken, welke niet zoo
knap en niet zoo eenvoudig als leze, aan
leiding gaf tot talrijke puzzles, tot eindeloo-
ze interpretaties en verwikkelingen by de
berekening der toegekende schadevergoe
ding. Tot juridisch geknutsel geeft deze re
geling geen aanleiding en indien zich moei
lijkheden zouden voordoen, kan de knoop
eenvoudig worden doorgehakt door de in
de regeling genoemde instanties". Over den
rechtsgrond en de practijk van bedoelde
regeling worden dan enkele interessante,
wetenswaardige opmerkingen gemaakt.
Het laatste artikel gaat over „werkloos
heidcijfers in Nederland", 't Is heel nut
tig, dat in dit artikel de feiten worden ge
toond, zooals ze zijn. De schrijver toont
aan, dat er nog al 'ns met de cijfers wordt
gegoocheld, en dat de groote werkloosheid,
die in ons land heeft geheerscht „een te
leurstellend, doch moeilijk te weerleggen
feit" wel 'ns nog zwarter wordt voorge
steld, dan de werkelijkheid toelaat. De
waarheid vóór alles.
By het hier besproken nummer van de
RK. Staatsparty is nog gevoegd het kwar
taal-bijvoegsel, gewijd aan vraagstukken
van actueele koloniale staatkunde.
Een heel interessant nummer voor de
zen tijd.
IN MEMORIAM DR. MOLLER.
V. schrijft in de R.K. Staatspartij:
„Sedert 1925 was Moller lid der Tweede
Kamer. Hij was geen vol-bloed politicus.
Maar deed voortreffelijk staatkundig werk.
Zijn politiek was een facet van een veel
zijdige persoonlijkheid. Hij was een man
van wetenschap. Taalkundige en cultuur
historicus.
Opsluiten in zijn studeerkamer kon hij
zich echter niet Deel hebben aan de cul
tuur van het heden was zijn wensch even
zeer als zich verdiepen in de Nederland-
sche beschaving en taal in de eeuw van
Vondel op wien hij promoveerde,en
de middeleeuwen. Deze man had hooglee
raar moeten zijn. Misschien is het een ge
luk voor ons land geweest, dat dit, zijn
recht, hem onthouden is. Universiteiten
hadden erom moeten strijden hem te bezit
ten. Misschien echter ware hij dan te veel
aan zijn studie-cel gekluisterd geworden.
Hij h?d een drang tot veel omvatten en tot
veel doen.
Zoo is hij, vooral onder het katholieke
volksdeel, op velerlei gebied een, cultuur
drager geworden. In de „Leergangen" te
Tilburg en daarbuiten heeft hij eenige ge
neraties leeraren voor het middelbaar on
derwijs gevormd met weergalooze bezie
ling. Dat moet een „doen" zijn geweest,
dat hem voldoening bracht. Want dat was
een merktesken drukken op een periode
van onze cultuur, althans in een deel van
ons land. Uitgaven bezorgde hij van Von
del, van Ruusbroeck, den Nederlandschen
mysticus. Literaire Werken schreef hij,
waaronder zijn Nederlandsche literatuur
geschiedenis, welke zeer in trek is. Daarbij
bracht hij de moderne letterkunde vooruit
door literaire tijdschriften te stichten en
productieve jongeren om zich te groepee-
ren.
Al deze oogst heeft hij met zweet en met
leed binnengehaald. Zijn leven is, tot en
met het sneuvelen vah zijn zoon, door tra
giek omwolkt geweest. Wij zouden buiten
zijn levensstijl treden door tot die tragiek
te rekenen, dat hij van aardsche goederen
immer karig was bedeeld. Maar wel be
hoort daartoe, dat hy uit een literair tijd
schrift werd g^stooten, waarvan hij de
stichter was En alwederom, dat hij van
zijn stichting, de „Leergangen", moest
scheiden.
In de Kamer zou hij, zoo werd wel ge
vreesd, ongelukken rr-aken, deze man, die
in de politiek meer geleerde zou kunnen
wezen dan staatkundige. Toch heeft hij
het kunststuk volbracht zijn groote kennis
aan onze staatkunde dienstbaar te maken,
zijn rijkdom in te brengen en geen onnoo-
dige „stukken" te maken. Over zaken van
onderwijs genoot hij veel gezag. Weldra
ook, als hij cultureele beschouwingen over
Indië ten beste gaf. Nu en dan spande hij
zijn geestelijke biceps als geleerde, om
eens iemand, die het wat al te dom had
gedaan, af te straffen. Hij kon over het
rassen-vraagstuk even de punten op de
verschillende i's zetten; hij kon ook, als er
al te onnoozel over het spellingsvraagstuk
gesproken was, met een vernietigend bom
bardement van wetenschap ingrijpen. Als
persoon was hij in het Kamer-milieu ten
zeerste geacht.
Met ontroering en dankbaarheid leggen
wij dezen nederigen krans op zijn graf. Hij
ruste ruste nu eindelijk in vrede".
27 millioen tekort te
Rotterdam
Toch werd ondanks emstigen schok de
energie niet gedoofd.
Zaterdag is de gemeentebegrooting van
Rotterdam voor 1941 verschenen.
Deze ontwerpbegrooting doet verwach
ten, dat de dienst een nadeelig saldo zal
toonen van 27.300.000, ongeveer
18.000.000 wegens derving van inkomsten
en ƒ5.000.000 wegens hoogere uitgaven.
Hoe ernstig de schok was, welken
Rotterdam te doorstaan kreeg, aldus
B. en W., de Rotterdamsche energie
werd niet gedoofd. Alom zet men zich
tot daden van herstel. Daaruit blijkt,
dat de wil om Rotterdam opnieuw tot
bloei te brengen den nood over-
he erscht.
De omstandigheden, waarin Rotter
dam verkeert, hebben uiteraard groo-
ten invloed op zijn financieel bestel.
Teruggang van de middelen moet deels
worden toegeschreven aan algemeene fac
toren, die tot uitdrukking komen in de
lagere uitkeering uit het gemeentefonds,
deels aan invloeden van plaatselijken aard,
zooals verlies van belangrijke objecten en
afzetgebieden voor de gemeentelijke be
drijven. Voor een minder groot deel is het
becijferde tekort aan hoogere uitgaven te
wijten.
De werkelijk groote kosten, verbonden
aan het herstal van oorlogsschade, zijn
echter nog niet'in den gewonen dienst op
genomen, omdat deze of door den Staat
worden gefinancierd, óf voor zoover zij
nn reeds kunnen worden genoemd bij
den kapitaaldienst zullen worden onderge
bracht.
De ontvangsten uit electrische stroomle-
vering 'daalde wegens vermindering van
afzetmogelijkheid met ƒ2.587.000, of met
ruim 17 procent.
Natuurlijk is het havenbedrijf net
zwaarst getroffen. Het nadeelige saldo is
van 744.498 tot 5.078.235 opgeloopen.
Slechts met het oog op een betere toe
komst, aldus B. en W., zal het tijdelijke
groote tekort op de begrooting kunnen
worden aanvaard.
ENGELSCHE LUCHTAANVALLEN.
Doordat nog drie gewonden bezweken
zijn, is het aantal dooden, in den nacht
van Donderdag op Vrijdag in een plaats
in het Noorden des lands bij een Engelsche
luchtaanval gevallen, tot zeven gestegen.
Daarnaast is er een aantal zwaar en licht
gewonden. Er ontstonden vier groote bran-
deft. Verscheidene brandbommen zijn tij
dig onschadelijk kunnen worden gemaakt.
Tot nu toe is de vrees, dat zich nog ver
misten onder het puin zouden bevinden,
niet bevestigd.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag
is een aanval gedaan op een andere plaats.
De schade aan woonhuizen was niet aan
zienlijk. Een man werd lichtgewond, een
paard werd gedood.
TEGENSPRAAK BERICHT SCHOOL-
INZAMELING WINTERHULP
Winterhulp Nederland deelt mede: Za
terdagmorgen j.l. is in eenige dagbladen het
bericht verschenen, dat de stichting win
terhulp Nederland aan de gemeentebestu
ren het verzoek zal richten, medewerking
te verleenen aan een geregelde inzameling
op de scholen, zooadt de kinderen een be
drag per week zouden offeren.
Tevens wordt in dit bericht melding ge
maakt, dat op de a.s. collecte uit hout ge
zaagde Nederlandsche miniatuurtjes als
speldjes zullen worden verkocht.
De directeur-generaal van de Winterhulp
Nederland deelt mede, dat hem van boven
staande mededeelingen niets bekend is.
Contact met gemeentebesturen omtrent
inzameilngen bij scholieren is door hem
niet gezocht, hoch ligt het in zijn bedoeling
zulks te ondernemen.
LIEFDE VOOR DE KUNST
De heer Hearst, de Amerikaansche
krantenmagnaat, heeft besloten zijn
kunstverzameling te veilen. Onder
deze kunstverzameling vallen de ge
bruikelijke kunstvoorwerpen als mid-
deleeuwsche glazen, manuscripten, go
belins, schilderijen, meubelen, juwee-
len, tapijten, autobiographieën, enz.
Maar ook Engelsche heerenhuizen en
oude Fransche en Nederlandsche kas-
teelen, die deze meneer vroeger eens
heeft gekocht, Dat ging Amerikaansch.
Als hij een mooi oud kasteel zag,
kocht hij het, liet het afbreken, inpak
ken en naar Amerika overbrengen. Dat
heette: liefde voor de kunst. Maar deze
kunstbede hield er geen rekening
mee, dal het kasteel een Fransch kas
teel was, dat een stuk was van Fran
sche historie, gebouwd op Franschen
grond en daarmee in overeenstemming.
Amerikaansche kunstliefde kende
blijkbaar geen cultuurhistorie. Zoo be
vat deze verzameling o.a. een geheel
Spaansch klooster, dat steen na steen
in 14.000 kisten verpakt werd, die
sinds jaren in een pakhuis van zes
verdiepingen te New York staan. De
kosten van aankoop, verpakking en
verzending bedroegen destijds een mil
lioen dollar.
Uit liefde voor de oudheid en de
kunst heeft dit Spaansche klooster nu
jaren lang in een New Yorksch pak
huis gestaan. Er zijn nu andere kastee-
len, die door bomaanvallen of andere
oorlogshandelingen zijn verwoest,
maar daar zijn ten minste de ruïnes
van over, die getuigenis kunnen afleg
gen van een oud en schoon verleden.
En ik vind dus zelfs 't oorlogsmonster
nog verre te verkiezen boven de
kunstliefde van den heer Hearst.
Vi.
WINTERHULPEN EDERLAND
Gironummer van de W. H. N.
5553
De Bank van de W. H. N. is
Kasvereeniging N.V., A'dam.
Postgironummer 877.
Stort op 5553 of 877.
OP DE BANEN van de IJsclub Warmenhuizen te Warmenhuizen werden Zondag
door de Nederlandsche Schaatsenrijdersbond nationale wedstrijden in het hard
rijden voor amateurs over 500, 1500 en 3000 meter gehouden. Jan Langendijk in
actie tydens zijn rit over 1500 meter. Op den achtergrond zijn tegenstander
S. v. d. Hoorn.
VOOR ALLES EEN GOED GEVULDE MAAG, is de leus van Jan Langendijk.
Onze nationale kampioen doet zich tusschen de wedstryden tegoed aan een bord
warme snert. Foto's Pax Holland.