Siaat o/x en damt! DINSDAG 24 DECEMBER 1940 DE LEIDSCHE COURANT KERSTNUMMER t Is nacht! Staat op! Wie kan d'r nu nog slapen, Als 't Eeuwig Licht der duisternis ontstraalt En als het Woord, dat alles heeft geschapen, Is uit den troon des Hemels neergedaald? Van Oost en West, uit al de hemelstreken. Staat op en komt! niet langer meer gedraald: Een schamel kind komt onze banden breken! Kerstnacht! Kerstnacht! Messias zegepraalt. Verleend, verdoold langs ongebaande sporen Zoekt iedereen den weg, dien niemand vindt: Ach, komt alhier, en in den stal geboren. Aanschouwt den Weg, de Waarheid in dat Kind. Aanschouwt den Weg, de Waarheid en het Leven, Die ballingschap en 't slavenjuk verkoos Om ons genade en vrijheid weer te geven, Die Adams schuld in 't Paradijs verloosl Kerstnacht! Kerstnacht! veel schoonder dan de dagen.. O Hemelzon, die Bethlehem verlicht. Verblijd ook ons, die uw genade vragen: O groote God, die in de kribbe ligt. Vandaag toch niet uit ons gedacht verloren: Dat wij voortaan geen arme liên en zijn; Maar kindren Gods en rijke, in Hem geboren, Die arm en krank, voor ons ligt in de pijn! Alhier! Komt aan, gij arme en rijke lieden. En in dien stal uw herte binnendraagt; Zegt: Heere, ontvang 't en laat erin geschieden él dat Gij van ons kinderharte vraagt. Van Oost en West, uit al de hemelstreken Staat op en komt! niet langer meer gedraald: Een schamel kind komt onze banden breken; Kerstnacht! Kerstnacht! Messias zegepraalt! GEZELLE. opmaken?" zong de jeugdige stem van het meisje. Op haar armen droeg zij de keurig ge- vouwde, heldere lakens, die roken naar la vendel. De bendeleider wreef zijn oogen uit als ontwaakte hij uit een droom. Tegelijk kwam hem het beeld van een ander bed voor den geest, daar ver weg, op de boerderij van Keralzy, en hij zag weer de versleten stroo- zak en dunne, verrafelde dekentjes, waar onder een kleine stakker van twaalf jaar zonder één klacht te zieltogen lag, droo- mend van een blauw pak mét paarlemoe ren knoopen, waarnaar hij reeds al te lang tevergeefs had uitgezien, en dat hij mis schien nooit zou dragen Hij schudde zijn zware, bruine haardos, nog nat van het zeewater, en gaf 'n trap tegen de drie poot, waar de gesmolten boter op te prutte len stond. „Ik ben hier niet gekomei. om het er eens van te nemen", bromde hij. Dan, met zijn hoofd naar de zoldering toe gekeerd, brulde zijn stem: „Ben je onder hand klaar met je toilet, ongelikte beer!" Onmiddellik verscheen de waard op de trap, in een mantel van geitevel gewikkeld en met een half dozijn dassen om zijn hals. „Allemachtig!" grinnikte Boishardy, jij zal ook geen kou vattenVertel 'ns, heb je onder je kennissen een of andere manu- facturier?" „Zeker". „Goed! Dan gaan wij daar op staanden voet heen". Het laat zich denken dat de koopman al lesbehalve vriendelijk keek, toen hij mid den in den nacht uit zijn bed werd gehaald, en nog wel door een klant die het voorko men had van een zeeschuimer. Maar het gezicht van een handvol goudstukken deed hem spoedig bijdraaien. Toevallig had hij de maat van het jongenspak voorradig, „pri ma kwaliteit.onverslijtbaar". Weliswaar ontbraken de paarlemoeren knoopen, maar 't was het werk van een oogenblik die er aan te zetten. Daarna liep Boishardy nog bij een kleine bazar aan, die tegen de kerk was aangebouwd, wekte eveneens den bewoner en sloeg een voorraad drop, zoethout en sui kerboontjes in. „Tusschen je Marat's en Robespierre's zal je ook nog wel een of ander kruisbeeld heb ben, niet?" vroeg hij op een toon die geen weigering dulde. Toen Boishardy weer op zijn paard zat en de terugrit aanvaardde, vertoonde zich in het Oosten een bres in den donkeren wolkenmuur; een vaal licht zeefde over de aarde, als Je geheimzinnige belofte van den dag, na een nacht die voor eeuwig de we reld in duisternis scheen te hullen. Ditmaal kon de ruiter zonder gevaar de kreek oversteken; het zand was zoo goed als droog. Maar van een tegenoverliggende rot* beloerde hem een andere dreiging. Er gens in de witte stilte klonk een licht ge knetter. Het paard, dat een oogwenk stil stond, hijgde en weigerde verder te gaan. Boven een elzenboschje stegen ijle rook- vlokken op. „Hij is erbij! We hebben hem!" schreeuw de men door elkaar. Boishardy sloeg zijn sporen zóó diep in den buik van het beest, dat het ineens als een stormwind over de vlakte voortjoeg. „Cp zijn paard!.... Mik op zijn paard!" brulde er een. Een hagel van kogels suisde door de lucht en maalde de takken van het elzenboschje weg. Maar Boishardy was reeds buiten schot. Hij wierp zijn vilten hoed met de witte cocarde hoog in de lucht en sarde: „Schiet, schiet maar, blauwenJullie helpen de houtsprokkelaars 'n handje!" In de omgeving van de boerderij was niets veranderd, dezelfde witte eenzaamheid strekte zich nog even roerloos uit. Terwijl hij het crucifix langs den weg passeerde, maakte de ijzervreter een kruisteeken, maar zijn gezicht was wreedaardig vertrokken en de woorden van wraak, die over zijn lippen kwamen, konden moeilijk een gebed wor den genoemd. Vóór de twee steenen palen, die de toe gang tot het erf aangaven, liet hij een door dringend gekrijsch hooren als het klagelijk huilen van een uil. Onmiddellijk werd de deur geopend en Fleur d'Epine verscheen op den drempel, gevolgd door Penn-Dir. „Boishardy?" „Ja!Fleur d'Epine, neem het paard onder handen, we zullen het nog noodig hebbenJij, Penn-Dir, zoek in de stal een of ander stuk touw, 'n halster of zoo iets, als het maar sterk is". Zelf ging hij het huis binnen, met de zak over zijn schouder. De jongen sliep nog, zijn gezicht naar den muur toegekeerd. Eén voor één stal hij al de zakjes lekkernijen uit, die hij voor zijn kleine zieke had meege bracht, hing broek, vest en jas van het fon kelnieuwe jongenscostuum over een stoel en stak voorzichtig het ivoren kruisbeeld tusschen de vermagerde vingers. Dan nam hjj zijn hoed af en fluisterde: „Moge het Kerstkind je een lang lfjden besparen". 'r. Oogenblik stond hij stil in beschou wing. Diep in zijn hart werd een herinne ring wakkeraan lang vervlogen jaren, toen hijzelf nog kind wasen al de ver rukking en weemoed van die heilige nacht had gesmaakt. Een verlangen ook naar rust, vrede.... Maar de koning!de godsdienst, en niet het minst zijn eigen le ven, dat iedere seconde werd bedreigd! Met een ruk greep hij zijn hoed, zette hem diep in zijn oogen en sprak 2*chzelf toe: „Nu is je driekoningen-spelletje mooi ge noeg geweest Je rijk van medelijden is hiermee uitAan je wirk, Boishardy!" Het kind bleef alleen achter in het duis tere vertrek, waar het schijnsel van het uit- docvende vuur grillig weerkaatste tegen de wanden. De bendeleider had zich weer bij zijn makkers gevoegd. „Waar moeten wij heen?" „Naar het wegkruis.... En let op, dat het paard er niet vandoor gaat!" Nog dampend van de woeste rit, stond het dier onwillig te snuiven tegen de voe derbak. Om het in beweging te brengen, stak Moishardy het mei de punt van zijn dolk. Daar het ongetwijfeld begreep dat weerstand niet baatte, schikte het zich ten slotte in zijn lot. Men sleepte het alsdan tot vlak bij het wegkruis. Op bevel van hun leider bonden Fleur d'Epine en Penn-Dir de vier pooten zóó strak bijeen, dat het met heel zijn gewicht in de sneeuw neerviel. On machtig zich op te richten, bleef het gelaten liggen en verroerde zich niet meer. De drie mannen verschansten zich achter zijn lichaam, zwegen en luisterden. De storm was gaan liggen. Uit het Wes ten kwam een zeedamp opzetten, die de scherpe kou temperde. Langzaam dreven de wolken uiteen, en boven de grauwe ne vels aan den horizon dook de rood- paarse zonneschijf op, een vale schim, zonder vlam men of stralen. Op eenigen afstand van den viersprong, waar zich het wegkruis verhief, hield een groep boeren halt. Bijna alle droegen gewe ren. Zij spraken fluisterend met elkaar en een van hen zei: „De vrouw moet intusschen al thuis zijn... Als er geen onraad is, zal zij me gauw genoeg een teeken geven". 'n Paar brachten de hand aan hun oogen en tuurden in de richting van Keralzy. „Ja!.... Daar is ze!" schreeuwden ze te gelijk. Op het erf stond een vrouw met een zak doek te zwaaien die ze aan het eind van een stok had vastgemaakt. Een langgerekt „iou!" gaf haar te verstaan dat men het signaal had opgemerkt. „Mooi zoo", verklaarde de man die voor op liep, en welke niemand anders was dan Lestrézec, de baan is dus veilig. En daarna zich omkeerend: „Jullie hoeven niet ver der met me mee te gaan. Je ziet, ik ben de dans weer ontsprongen!" De boeren grinnikten hun ruwe lach en gingen uit elkaar. In gedachten vervolgde de pachter alleen zijn weg naar Keralzy. Vlak bij het wegkruis deed een gehinnik hem opschrikken. Het paard had zijn mees ter geroken en riep om hulp door met dof geweld achtereen zijn kop tegen den grond te slaan. Boishardy had hierop gerekend. „Mogis, Mogis!" riep Lestrézee die on middellijk zijn beest herkend had„De schoften!Nu ze de kans niet hebben gezien zich op mij te wreken, hebben zij 't op mijn paard gedaanKoest maar, Mo gis, suste hij naderbij komend, ik zal je los maken!" Hij was vlak bij het paard gekomen en haalde zijn mes voor den dag om het touw door te snijden. „Vuur!" commandeerde Boishardy. De boer zwaaide met zijn arm in de lucht en zakte ineen met verbrijzelde sche del „Goed geraakt!" zei Penn-Dir, vol be wondering vooi het schot Hij boog zich over het lijk, om het van zijn kleeren te ontdoen. Boishardy trad naar voren. „Neen, beval hij- bars, aan de gerechtigheid L voldaan. Laten wij de rest van het bevel onuitgevoerd uit eerbied voor dezen feestdag. Fleur d'Epine, geef het paard zijn vrijheid terug, hij heeft het ver diend". Terwijl de koorden werden losgesneden, stond Boishardy hard en onbewogen bij het lijk, waarvan een bloedstraal de sneeuw reeds helrood kleurde. Even daarna strom pelde Mogis met hangende kop cp de boer derij toe. En de drie mannen trokken weg in het bleeke licht van den morgen. Had de vrouw op de boerderij het schot niet gehoord? Zij was bezig in de keuken toen het zieke kind haar bij zich riep. „Als u hem eens gezien had, moeder! Hij was zoo groot en mooi. Ik geloof vast, dat het Balthazar was. De twee anderen zagen er ook wel als koningen uit, maar die sche nen toch zijn dienaars te zijn.... En kijk eens, wat ik allemaal van hem gekregen heb! Neennu hebben ze mij niet ver getenZe hebben het ineens voor alle jaren goed gemaakt". Verwonderd en ontzet keek de vrouw uit haar oogen, niet wetend of naar kindje ijlde of dat het werkelijkheid was. „Neen, O. L. Heer, u hebt mij niet verge ten", fluisterde hij nog, terwijl hij een kus op het ivoren kruisbeeld drukte. Daarna zonk hi, op zijn kussen terug en droomde van een hooge, blauwe zaal met zilveren klokken en sterren. ~De dood van zijn vader heeft het kind nooit vernomen. J. B. R.K. DIOC. VROUWENBOND AFDEELING LEIDEN OFFICIEELE MEDEDEEUNGEN Zalig Kerstmis! De dagen waren kort, de nachten lang. Diepe duisternis lag des nachts over de aaide. In alle stilte werd het Christuskind geboren. Vrede wilde Het brengen, den vrede aan alle menschen, die van goeden wille zijn. En boven de diepe duisternis uit glansde het Licht; het Licht, dat vrede bracht. De duisternis verdween. Vreugde en blijdschap heerschle in de harten, aanvankelijk in die van Maria en Joseph, en zij straalde steeds verder uit over de herders, over de Wijzen, over de eenvoudigen der geheele aarde, waar de goede wil gevonden werd. Thans heerscht diepere duisternis over de wereld dan ooit te voren. Zijn wij allen van goeden wille? Laat ons dit onderzoeken en moge God, indien dit niet zoo is, dan spoedig geven, dat dit wel het geval zal zijn. Moge Hij bij de her denking Zijner geboorte, moge Hij ons in dezen Kerstnacht op ons vurig gebed O, Vader in den Hemel! den vrede schen ken, welken de wereld zoo zeer behoeft. Zusters in den Heer, 'n Zalig Kerstfeest voor U en Uw gezin! Het bestuur. Jaarvergadering. De jaarvergadering zal gehouden worden op Donderdag 23 Januari 1941. Bestuursverkiezing. Het vorige jaar heeft geen bestuursverkiezing plaats gehad. Thans zijn aan de beurt van aftreding mevrouw J. Manders-^ermeulen en me vrouw J. Bergers-Verbruggen. Bovendien is er een vacature door het bedanken voor het lidmaatschap van Zuster G. Peperzak. Candidatenlijsten behooren voor 9 Januari 1941 ingezonden te worden bij de secreta resse, mej. C. Plouvier Hooge Rijndijk 35. Algemeene bestuursvergadering. Op 16 Januari 1941 des middags te half drie zal in „Het Schuttershof" aan den Stationsweg een algemeene bestuursvergadering worden gehouden, waartoe de besturen der onder- afdeelingen worden uitgenoodigd. Kringvergadering. Dinsdag 17 Decem ber 1940, is er een goed geslaagde kring vergadering gehouden, waarop de besturen der in de omgeving gevestigde afdeelingen tegenwoordig waren. Rustfonds. Als adviseuse voor het Rustfonds is aangewezen mevrouw B. Schrandt-Hichting Lammenschansweg 7. WIE KOOKT ER MEE? Mogen wij, U, huisvrouwen, een handje helpen om met de beschikbare levens middelen en de stijging van prijzen om met Kerstmis of in de Kerstvacantie eens een extraatje te maken, dat noch voor uw voor raad levensmiddelen noch vooruw beurs al te bezwaarlijk zal hopen te zijn? 'Een rood lintje, een stukje dennegroen, een takje hulst zij tooveren in uw Kamer een sfeer van gezelligheid en bevorderen mee de Kerstgevoelens! Het behoeft niet overdadig te zijn. Wij willen iets toe eten of ook wel we willen bij de thee eens een voedzaam bak sel geven dan zullen de onderstaande recepten U helpen. Zoete aardappelkoekjes (±30 stuks) 1 K.G. aardappelen, 100 gr. krenten en rozijnen, zout, 40 gr. suiker, wat fijne ka neel, vet om te bakken. Rasp de geschilde aardappelen op een grove rasp, knijp het overtollige vocht goed uit (kan door de soep gedaan worden), vermeng de massa met de overige bestanddeelen. Laat in de koekepan een bodempje vet heet worden, leg telkens een eetlepel van het mengsel in de pan, spreid dit zoo dun mogelijk uit, bak de koekjes niet te vlug aan weerskanten mooi bruin, knappend en gaar (niet te vlug bakken). Als extra Kersttractatie kunnen de koekjes bedekt worden met een laagje jam of 2 op elkaar en jam ertussohen en de koekjes bestrooien met iets suiker. Havermoutkoekjes I 100 gr. havermout, (vlugkokende), 100 gr. bloem, 2 kopjes water, A kopje melk, 100 gr. krenten, rozijnen of stukjes natte gember of stukjes appel, wat fijne kaneel, vet of boter om te bakken. Havermout gedurende 'A uur weeken in water, de bloem, losgeklopte eieren en overige ingrediënten toevoegen, daarna zooveel melk, dat de koekjes in de koekepan niet uitvloeien. Het vet in de koekepan warm maken, hierin de koekjes knappend en gaar bakken zooals bij de aardappelkoekjes omschreven is (zie bo venstaand). Havermoutkoekjes II 150 gr. havermout, 30 gr. bloem, 1 liter melk, fijne kaneel, 100 gr. krenten, rozijnen enz. (zie haver mout I). Kook voor de havermout met melk een stevige pap 20 minuten), vermeng deze na bekoeling met bloem, fijne kaneel, een mespunt zout en de overige ingrediënten. Bak ze in de koekepan, zooals boven omschreven. Bestrooi ze warm met een mengsel van suiker en kaneel. Rijstkoekjes. 1 liter melk, 200 gr. rijst of 400 gr. gaargekookte rijstebrij, 75 gr. suiker, 75 gr. bloem, 2 eieren, fijne kaneel of geraspte schil van citroen, vet of boter om te bakken. Kook op de gewone wijze stijve rijstebrij, laat deze bekoelen. Roer de eidooiers met 1/3 van de suiker luchtig, voeg hierbij de bloem, de stijve rijstebrij en het laatst het stijfgeklopt eiwit. Bak van deze massa in de koekepan koekjes zooals bij aardappelkoekjes omschreven. Bestrooi ze met. bruine suiker. Gevulde beschuitbollen (Oudejaars-trac- tatie) 8 beschuitbollen, 500 gr. 1 pond moesappelen, 75 gr. krenten of rozijnen, 80 gr. suiker, 50 gr. boter, fijne kaneel. Kook appelmoes van de appelen, krenten of rozijnen, suiker en kaneel. Snijd van de beschuitbollen een bovenste kopje af, hol ze uit (gebruik dit zachte kruim om de appelmoes wat steviger te maken, roer het daartoe door de heele moes). Besmeer de uitgeholde bollen van binnen met iets boter, vul ze met de heete moes, leg de deksel erop. Besmeer ze aan de buiten kant met iets boter en laat ze in de oven een knappend korstje krijgen of doe dit in de koekepan. Warm bestrooien met suiker en kaneel. Dien de bovengenoemde gerechten op een schaal, versierd met rood lint of zilver papier of takje hulst en U zult met een voudige middelen iets zeer smakelijks en gezelligs bereid hebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 15