SINT NICOLAAS-NUMMER
BENDER
Een Sinterklaasfeest
GIJ KUNT
W. BROUWER
r'n Ideale huisgenoot
Trikohleeren
BETER DAN STOOMENÜ
f2.50
Hoogewoerd 32, Tel. 21981
G.VEENENDAAL
DINSDAG 3 DECEMBER 1940
DE LEIDSCHE COURANT
SINT NICOLAASNUMMER - PAG. 1
op dc „Groote Lint"
Het St. Nicolaasfeest was weer aange
broken en, hoe we. men verleden jaar in
die barre koude winter en ook door de
tijdsomstandigheden niet zooveel aan 't
Sint Nicolaasfeest deed, haidden de be
woners van de „Groote Lint" zich toch
voorgenomen, dit echte Hollandsche feest
niet zoo maar te laten voorbijgaan.
In de omgeving van de boerderij van
Harmsen was 't stil en eenzaam. Deze
boerderij werd behalve door den boer en
zijn vrouw nog bewoond door grootmoeder,
Annemieke een meiske van 10 jaar, twee
knechts en een oude dienstbode.
Annemieke vond het Sint Nicolaasfeest
het prettigste feest van het jaar, vooral
dien voortijd als ze 's avonds op het bankje
Ibij den haard bij grootmoeder mocht zit
ten, die dan vertelde van den Heiligen
Bisschop, die 's nachs over de daken reed
imet zijn wit paard en zijn knecht om de
geschenken aan groot en klein uit te dee-
len. Nu mocht Annemieke met vader en
de twee knechts mee naar de stad om nog
't een en ander voor de arme kinderen te
koopen, die door de boer en de boerin al
tijd met het Sint Nicolaasfeest goed be
dacht werden.
Terwijl de boerin in de keuken het bood
schappenlijstje schreef, zei Annemieke:
„Moeder zou dolle Hans ook nog iets
van Sinterklaas krijgen? Ik vind hem een
care jongen, hij plaagt ons altijd, ik ben
echt bang van hem".
„Je moet niet bang zijn van Hans, hij is
een arme stumperd," zei moeder, „je zult
Ihem vandaag wel niet tegenkomen, 't is
te koud, en bovendien de jongen heeft geen
warme jas, wat zou hij in de kou op straat
imoeten doen?"
„Ze zeggen overal, dat Hans een slechte
jongen is, Moeder," zei Annemieke „en
dat hij nog wel eens in de gevangenis te
recht zal komen."
„Wel neen, kind," zei de boerin, „je
moet maar altijd niet zoo dadelijk alles ge-
looven wat de menschen zeggen, Hans is
wel eens lastig en ondeugend, maar daar
om is hij nog niet slecht."
„Een jongen, die een kind uit 't water
redt kan onmogelijk slecht zijn."
Terwijl de boerin zoo met haar dochter
tje sprak, moest ze aan Hans denken. Wat
moest er van hem terecht komen? Hij zag
er zoo arm en verwilderd uit, och zielig,
dat zoo'n groote jongen moest bedelen,
waarom zocht hij geen werk in de stad,
was 't noodig, dat hij liep te bedelen?
De menschen begrepen den armen jongen
niet; hij zwierf rond, had geen prettig
thuis en haalde allerlei streken uit. En
haar man zei altijd: „Je geeft dien jongen
niets, hij moet gaan werken, dat is beter
dan bedelen!"
Zoo dacht de boerin aan den armen wees,
terwijl zij alles voor het heerlijke Sinter
klaasfeest in orde bracht.
Opeens hoorde de boerin een vreeselij'k
lawaai en voetstappen naderbij komen.
Zoo vlug als een muis vloog er iemand
voorbij het venster. Hans natuurlijk en
achter hem drie mannen, de vader van
Annemie met een stok in zijn hand, zijn
oudste knecht en de veldwachter. Wat had
Hans nu weer gedaan?
Het was toch té erg en nu juist op dezen
middag. Ze liepen allen zoo hard ze kon
den, het zwarte pad in, daar zouden ze hem
wel inhalen bij de blauwe molen.
Hans liep als een wilde, sprong over een
steenblok heen, greep zich aan de strui
ken vast en toen was hij in het bosch ver
dwenen.
Even daarna kwam de boer van „Ro
zenhof" hijgend binnenloopen, en de boer
van de „Groote Lint", die het lawaai ook
gehoord had, ging naar hem toe, om te
vragen wat er gebeurd was.
Hans is weer bezig geweest, hij heeft
den geheelen middag de kinderen gesard
en bij mij een groote ruit ingegooid, nu
juist op Sint Nicolaasavond.
„Zoo'n jongen moest opgeborgen wor
den, daar moet nu maar eens werk van
gemaakt worden. We moeten beginnen
hem niets meer te geven, geen eten, al
heeft hij nog zoo'n honger, dan zal hij wel
gaan werken."
„Ik vind, dat jij groot gelijk hebt," zei de
vader van Annemieke, „hij moet werken
en anders gaat hij maar naar huis."
„Wat je een thuis noemt," zei de boerin,
„het is een stumperd,"
„En ik zeg, je geeft hem geen brood en
geen koffie meer, ter wille van de kinde
ren, ik reken op aller medewerking." De
boer van „Rozenhof" stond op en ging de
deur uit.
„Dus vrouw, je hebt 't begrepen, je
geeft Hans niets meer, hoe meer je hem
geeft, des te meer werken wij 't in de hand,
dat hij een landlooper en een bedelaar
wordt."
„Arme jongen" zei de boerin, terwijl
haar de tranen in de oogen sprongen, ,,'t
Is waar, hij is lastig en ondeugend, maar
is 't geen arme verwaarloosde stakkerd.
Ik kan 't niet beloven, dat, als hij aan de
deur komt, dat ik hem niets zal geven".
Het begon te schemeren, de boerin had
alle pakjes klaar gemaak en in een groote
mand gedaan en alles in de z.g. winter-
kamer gebracht. Terwijl ze zoo bezig was
dacht de boerin maar aan Hans, het was
toch zoo'n heerlijk huiselijk feest, en die
arme jongen, zou hij geen verrassing van
Sinterklaas krijgen?.
Nu- was het tijd, dat de boer van de
„Groote Lint" met Jaap en Annemieke nog
even naar de stad zouden gaan om de
boodschappen te doen. Annemieke kreeg
een warme mantel aan en een wollen ijs
muts op, en blij gingen ze heen naar de
stad, met de belofte beslist voor acht uur
thuis te zullen zijn.
Grootmoeder bleef bij den haard zitten,
ze was den laatsten.tijd nog al aan 't suk
kelen geweest, en daarom ging de boerin
niet mee, maar bleef thuis.
Het is buiten de gewoonte, dat, evenals
ALS HET FEEST IN AANTOCHT IS.
Foto Pax-Holland.
nu bij ons, de menschen, wanneer zij
'savoflds laat buiten zijn, een zaklantaarn
in de hand meenemen. Dat deden dus ook
de boer en de knecht, en zoo gingen ze op
weg naar de stad. Toen ze in de stad wa
ren aangekomen was 't reeds donker ge
worden en de lichtjes van de zaklantaarns
wierpen een helder licht op de wite sneeuw
en de besneeuwde huizen, die ze voorbij
kwamen. Het was niet zoo gezellig als an
dere jaren, want de groote winkels in de
stad waren allen verduisterd, ook was er
geen lantaarn die brandde. Toch was het
druk in de stad. Eindelijk waren ze dan
bij 't groote warenhuis aangekomen. Daar
was het gezellig, menschen liepen uit en
in met pakjes beladen.
De boer, de knecht en Annemieke dron
gen door de menschen heen, kochten wat
ze noodig hadden en gingen dan naar het
podium waar Sint Nicolaas met zijn knecht
op een troon zetelde. Annemieke vond het
prachtig, nog nooit had ze den goeden Sint
zoo van dichtbij gezien. Daar kwam een
groep jongens en meisjes aan, die voor
Sinterklaas allerlei liederen zongen.
Terwijl de boer, met Annemieke en zijn
knecht door het volk trachtte heen te drin
gen en Annemieke genoot van die gezel
lige drukte, zat de boerin in de stille ka
mers op de hoeve bij haar moeder, die
intusschen in de stoel in slaap was geval
len. Ze bekeek de pakjes nog eens goed,
of ze niemand vergeten had en begon de
melk klaar te zetten om de chocolade
klaar, te maken. Terwijl ze bezig was, hoor
de ze voetstappen. Ze ging kijken en deed
de deur open, wie ze daar zag.? Het was
Hans. De boerin wenkte den jongen bin
nen en vroeg wat hij nu in de kou hier
kwam doen.
„Ga naar huis Hans," zei ze, „wie weet
wat Sinterklaas jouw vanavond .brengt!"
„Ik ga niet meer naar huis, ze zullen me
daar niet missen," zei hij verdrietig. De
arme jongen was nu in de keuken bij de
tafel gaan staan, hij zag er zoo zielig uit.
De boerin kreeg medelijden met hem.
Mocht ze zoo'n stumperd van haar deur
jagen en hem niets geven? Ze sneed een
dikke boterham, deed er wat ham op en
gaf hem een beker warme melk er bij.
„Eet maar gauw op," zei ze goedig.
„Ik ga niet naar huis huis" zei hij weer.
„Ik ga naar de steenkuil, daar heb ik wel
meer geslapen."
De boerin ging naar de kast, haalde een
warme das te voorschijn en stopte hem
bovendien nog een gulden' in zijn hand en
zei: „koop daar wat extra's voor, Hans."
De jongen keek de boerin aan, drukte
haar de hand en zei niets, dan ging hij de
deur uit en verdween in de duisternis.
Waar zou hij nu heen gaan? De boerin
dacht er aan, hoe hij verleden jaar het
zoontje van den bakker gered had, hoe
voorzichtig had hij 't ventje gedragen,
arme jongen. De boerin keek op de klok
en schrok er van dat 't al zoo laat was ge
worden, half negen en ze zouden acht
uur thuis zijn. Ze ging aan 't raam staan,
ze werd angstig, waarom kon ze niet zeg
gen.
Ik ga ze tegemoet dacht ze, ik ga naar
„Rozenhof" en kijken of ze daar al thuis
zijn, die zouden ook naar 't Warenhuis
gaan.
Angstig liep de boerin de weg op Alles
was daar donker. Ze deed 't hek open, de
hond blafte en toen kwam de boer zelf
£an 't raam.
„Wie is daar?" riep hij.
„Ik ben het de boerin van de „Groote
Lint" ik kwam vragen of jullie Annemieke
en de boer met de' knecht misschien ge
zien hebben."
„Wij zijn al een uur terug, en de win
kels waren om acht uur gesloten, ik heb
ze nog 't warenhuis zien uitgaan, maar
wacht, ik ga met je mee," zei de boer.
Maar de boerin had geen rust meer, ze
liep voor de groote weg op, terwijl de boer
van „Rozenhof" haar volgde met een zak
lantaarn in dé hand.
Nu hoorde ze stemmen, het waren de
boer en zijn knecht, die in het donker lie
pen te zoeken. „We zijn Annemieke kwijt
geraakt, het was druk in het warënhuis,
ze liet een oogenblik mijn hand los en door
't gedrang was ze opeens weg. Ik heb ge
roepen en gezocht, maar tot nu toe nog
niemand gevonden."
„We moeten haar vinden," zei de boerin,
„laat ons naar de stad gaan, misschien
staat ze ergens te wachten." Iedereen die
ze tegenkwamen vroegen ze of ze Anne
mieke gezien hadden, maar niemand had 't
meiske geziem
Waar was het meisje gebleven? Aan de
hand van haar vader was ze door massa
heengedrongen, éép moment had ze haar
vaders hand .losgelaten.- Ze was haar vader
kwijtgeraakt, toen was ze doorgeloopen,
maar een verkeerde weg ingeslagen. Ze
was bij 't bosch aangekomen, ze riep en
huilde van angst. Nu bemerkte het kind
dat ze op een vreemde plek stond, af
schuwelijk was het en zoo donker. Ze be
gon hardop te huilen en riep hard om
haar vader.
Nu hoorde zij opeens iemand achter haar.
„Annemieke" riep een schorre stem, die
haar terwijl bij de arm greep. Dolle Hans!
Het meiske gaf een gil, ze wilde hard
wegloopen, maar Hans hield haar vast.
„Je moet niet bang voor mij zijn, ik zal
je thuis brengen, je bent een heel eind van
de boerderij, af."
Hans hield het meiske bij de hand, maar
ze kon niet loopen, ze was zoo koud en
verkleumd. Toen tilde hij haar op, de dik
ke das had hij van zijn hals gehaald en
daarin haar verkleumde handjes gewik
keld.
De weg was ver, de koude wind ging
door de gaten van zijn versleten jas. Tel
kens boog hij zich over het meisje heen.
D tranen rolde hem over de wangen,
want hij dacht aan zijn eigen zusje, dat hij
een paar jaar geleden op Sinterklaasavond
ook zoo gedragen had, toen zijn lieve moe
der nog leefde. Al wat er goed en lief in
hem was, was opeens wakker geworden,
hij dacht aan het heerlijke Sinterklaas
feest dat hij voor 't laatst gevierd had en
nu
Hij had een heel eind zoo geloopen, nu
zag hij voor zich de „Groote Lint" liggen,
nu kwam het oude, schuwe gevoel weer
boven, want hij zag menschen, die hem
scholden en verachten.
In het dorp stonden vrouwen en troep
jes menschen bij elkaar te praten over
Annemieke, die weg was. Maar wat zagen
ze daar nu aankomen? Mannen en vrou
wen loopen in het donker haastig hem te
gemoet. Het is Hans, het is dolle Hans!
De klok van de dorpskerk sloeg juist
tien uur. De boer en de boerin zijn ook
weer thuisgekomen. Grootmoeder is wak
ker geworden, toen Hans met Annemieke
op zijn arm binnen kwam.
In de boerderij van de „Groote Lint
heerschte een echt gezellige Sinterklaas
vreugde. De boerin weet niet wat ze doen
moet om haar meiske te troosten. Ze zet
dolle Hans dicht bij den haard en ze streelt
hem over zijn verwarde haren.
De boer van de „Groote Lint" schaamt
zich, dat hij Hans, die hy alle hulp en
steun ontzegd heeft, het groote geluk en
die heerlyke surprise van dit Sint Nico
laasfeest te danken heeft.
De menschen uit de omgeving staan op
dit late uur met groepjes bijeen, maar
daar binnen zingt een arme jongen de aar
dige en gezellige Sinterklaasversjes mee
en geniet van alles wat de boer en de
boerin hem toe stoppen.
„We hebben voor jou nog een groote
verrassing" zegt de boer tot Hans, „vanaf
deze avond blijf jij bij ons op de boerde
rij, dat zijn wij aan jouw verplicht."
Hans is overgelukkig, nooit in zijn leven
zal hij dezen heerlijken Sint Nicolaas
avond vergeten.
M. E. STEYGER-ASPERSLAGH.
Geeft hem een
Hoed of Pet
VOOR ELK MERK
SIGAREN naar
<a oA 9 o
WALENKAMP
PRINSESSEKADE 1
Een ST. NICOLAAS
GESCHENK heelt
ALLEEN WAARDE
als de Schenker daarmee
eer inlegt. 1
dit bereiken door Pen
dule, Horloge, Barometer
of Wekkertje te koopen
in de speciaalzaak yan
HORLOGER
Haarl.straat 23 - Tel. 22076
Wat zoudt ge
zeggen van een huis
genoot, die goed kon zingen,
maar óók mooi piano spelen èn
orgel èn viool; die bovendien geestig
zou kunnen voordragen en belang
wekkende beschouwingen houden
iemand, die alle nieuwtjes het eerst
weet, maar die ook op tijd weet te
zwijgen en steeds tevreden is met
een bescheiden plaats
Zoo'n ideale huisgenoot is een modern
radio-toestel I Kom bij ons eens
keuze doen uK de volledige collectie
PHILIPS EN TELEFUNKEN
Wilt U thuis een toestel op
proef? Laat het ons even weten.
leioen - hoogewoerd 90
AMSTERDAM - ROTTERDAM - ARNHEM - BREDA
Geschenken
Prachtcollectie Byouterieën,
Poederdoozen, Odeur en Eau
de Colognes van binnen- en
buitenlandsche huizen.
ZIE ETALAGE.
Maison v. d. Vlist
BOTERMARKT 3 55
«e (Droogstoomen)
COLB. COST
REGENJAS
MANTEL
JAPON, vanaf f 1.70
Speciaal ingericht voor het
repareeren van al Uw
kleeding.
Stoppage reparatie-keeren
Li kunt het moo/ em vlug
met een naaimachine van