Spaattf de vogels JANTJE SPREEKT MET ZUS OVER SINTERKLAAS. door Tante Marie. Jantje is al zes jaar oud En zusje nog maar twee. Hij past op haar, zoo trouw als moe, Wie haar wat doet, oh wee! Hij spreekt met zus over wat Hij denkt of ziet, zoo echt. Ei, hoor nu eens, wat hij daar zegt Van Pieterman, den knecht. Pieterman, die zwarte man, Gaat steeds met Niklaas mee. Ik wed, dat jij heel bang zult zijn, Als hij eens leelijk dee. Dan trekt ie ook zoo'nleerlijke snuit, En gromt dan als 'n beer. Maar doet toch niks, wat ik je zeg, Geloof maar, wat ik leer. Zusje ziet ons Jantje aan, Begrijpt er niet veel van. Maar Jantje voelt zich danig wijs. Zoo wijs als Pieterman. En als nu Sinterklaas hier is, Zing ik een heel mooi lied. En als jij groot bent, net als ik, Zing jij ook mee, is niet? Ik bid dan ook en maak 'n kruis, Je zult het zien, hoe 'k doe. Ik doe dan zoo en dan krijg ik Iets moois van Sint en moe. Nu ben je nog te klein, hoor zus, En weet dat alles niet. Maar ik, ik ben voor niemand bang, Zooals je dan wel ziet. En Sinterklaas, die goeie Man, Kwam 's avonds aan met Piet. En Jantje kroop van angst bij Pa, Op schoot: Zoo'n held, is niet? ST. NICOLAAS door Annie Wijfje. Sinterklaas is weer in 't land, Vader las het uit de krant, Speelgoed, boeken, heele pakken, Koek en lekkers, volle zakken. Alles heeft ie meegebracht, En dat rijdt ie rond vannacht. Jongens, krijgt je klomp nou maar, Zet hem bij den schoorsteen klaar, Denkt vooral om hooi en haver, Sint Nicolaas komt op zijn draver Vast, dat hij wat moois je brengt, Als je goed om 't paardje denkt. Ik deed in huis en soms op straat, Weieens wat kattekwaad, Zou Sint Nicolaas dat .weten, En mij daarom nu vergeten? Als ik maar inplaats van koek, Niet een klap krijg voor mijn broek. Telken jare spoor ik mijn jonge lezers en lezeresjes aan, goed voor de vogels te zijn en te helpen door ^en kouden, guren wintertijd. Wij weten, wat we aan de vo gels te danken hebben. Zij zorgen overdag voor het. verslinden van honderden scha delijke insecten en ongedierte, die zooveel nadeel kunnen berokkenen aan bosch en veld en tuin; zij maken ons leven mooier, door het vroolijk gezang; het heerlijk ge fluit en gekwinkeleer en dat vogelkoor zouden we in de lente en zomer niet graag vullen missen. En voor dat vele goede, dat wij aan die gevederde zangers te danken hebben, mogen wij wederkeerig ook wel wat doen en dat is het waarom ook de Stich ting „Wassenaar" alle natuurliefhebbers op roept om vooral nu de Nederlandsche vo gelwereld door den winter heen te helpen. Voor dit jaar wil ik u in overweging ge ven, wat zij in hun oproep te zeggen heeft. Ik lees: Onze vogels in den komenden winter Haar traditie getrouw, roept de Stich ting Wandel-, Vogel- en Dierenpark „Was senaar" ook dit jaar weer alle natuurlief hebbers op, actief behulpzaam te zijn bij het door den winter heen helpen van de Nederlandsche vogelwereld. Vroeger dan in andere jaren komt thans deze oproep, doch hiervoor is een goede reden aanwezig. SINT NICOLAASAVOND door ANNIE VAN GERVEN 't Was Sinterklaasavond. In de huis kamer van mevrouw De Graaf was het erg gezellig. De kachel brandde fel en wierp haar roode gloed op het pluche vloerkleed. Om de tafel zat de geheele familie ge schaard. Pa, Moe, Louise, Joop en de tweeling Jetje en Netje. Ze zongen een versje van Sint Nicolaas. Opeens werd or hard gebeld. Nel de oienstbode, deed open. De tweeling kroop bij Moe in een hoekje. Joop was niet bang en ging eens kijken. „Joop", riep Lou^e, „kom eens hier". Hij kwam terug, achter liep Sint Nicolaas en Piet zijn knecht. Nel kwam ook in de kamer. Sint nam plaats in de leunstoel. Eerst riep hij de zesjarige tweeling. Zij moesten een versje zingen. „Sinterklaas kapoentje." klonk het zacht Jocr de kamer. Joop was aan de beurt. „Hoe oud ben jij, Jopie?" vroeg de Sint. „Zeven jaar, Sint Nicolaas". Hij moest ook zingen. Toen kwam Louise voor. Zij hielp Nel zoo goed en dat vond Moe fijn. En dat voor een meisje van 10 jaar. 't Was reuze. „Nu", zei de Sint. „Ik ben nogal tevreden over de jeugd. Morgenochtend kijken jullie maar eens goed in je schoen. Toen ging hij weg. „Piet," zei hij „Doe je zak nog eens open Piet deed het en 't kletterde op den grond. Allen grabbelden zoo hard ze konden. Louise, Joop en de tweeling bedankten de Sint hartelijk. Toen ging hij weg. De vol gende morgen waren allen vroeg op, om te kijken, of de Sint zijn woord had gehouden. En het was zoo. Voor Louise een pop en poppenwagen. Voor Joop een spoortrein en voor de tweeling een serviesje en een fornuisje. Allen waren er blij mee. Dat be grijp je wel. Of niet? Zouden jullie ook niet blij wezen? Ik wel. 6 DECEMBER. door Anton Roels. Wéér is de tijd daar, ondanks krijgsrumoer, Dat wij een avond prettig samenkomen En dat de kleinen met een kloppend hart Zacht zingen van „de maan schijnt door de boomen." Wéér is de tijd daar, dat wij in het donker Nog vlug een uurtje door de straten gaan, Om voor de huisgenooten wat te koopen, Dat wij in d' étalages zagen staan. Wéér is de tijd daar van surprice-avond, Wéér klopt vol stil verlangen ieders hart, Wéér biedt de milde gever zijn geschenken, Wéér dreigt zijn zwarte knechtje met de gard. Eén oogenblik vergeten wij het heden, Dat droef en duister is door krijgsgeweld; Eén oogenblik is alle leed geleden: De goede Sint heeft zich weer aangemeld! Immers zal in dezen winter niet voor iedereen meer de mogelijkheid bestaan om or beperkt over zaad, vet of andere voe dermiddelen te beschikken ten behoeve van de vogels buiten. Het is dus zaak, reeds nu uit te zien naar vervangingsstoffen. Een groote rol spelen hierbij b.v. on kruidzaden, beukennootjes, eikels en alle mogelijke bes.sensoorten. Deze laatste wor den vooral door de verschillende lijster- soorten gaarne gegeten en kunnen gedroogd aan de tros langen tijd worden bewaard. Vooral komt hier de lijsterbes in aanmer king, doch ook vlierbessen en andere vin den een dankbaar onthaal. Een smaakvol berken voederhuis in den tuin kost ook geen kapitaal en als dan in dit huisje steeds een klein beetje voer voor de vogels te vinden is, dan komen zij reeds vroeg in het najaar deze gastvrije plaats geregeld opzoeken. Op de besser. zullen vooral de merels, maar met een beetje geluk ook wel koper wieken en kramsvogels afkomen. Anderen zullen gretig de kruimeltjes oud brood op zoeken, de zaden zullen vooral bij de vinken en sijzen aftrek vinden, gehakte eikels vinden dankbare afnemers onder de grootere vogels en vooral ook bij de een den. Op deze wijze heeft men gelegenheid, tegelijkertijd een goed werk te verrichten, en het genet, de interessante vogelwereld ST. NICOLAAS door Nelly Wijfje Het knechtje van Sint Nicolaas. O jongens, het is zoo'n klimmerbaas. Hij gluurt de hoogste schoorsteen door. En legt aan den rand zijn luisterend oor. En hoort hij 'n kind, dat heel niet dwingt. En bij de schoorsteen 'n liedje zingt. Dan kijkt hij zoo blij, en lacht hij tevree. En zegt voor dat kind breng ik zeker wat mee. Laatst kwam hij eens een his je voorbij, voorbij. Toen keek ons knechtje lang niet blij. Hij hoorde een kind dat schreeuwde maar O nee, ik wil nog niet naar bed, zie daar. En die stoute jongen heette Piet. En deed zijn Moeder veel verdriet. Ons knechtje werd boos. En bromde boe-boe, En zei: „voor dat kind breng ik zeker een roe". SINT NICOLAAS-VERSJE door Tante Marie. Sinter Klaas, die Heil'ge Man Is daar even aangekomen. Nu begint de reis door 't land, Tot angst van allen, die hem schromen. Nu rijdt hij met Pieterman, In de koets naar dorp en steden. Chique, in vol ornaat gekleed, Of gezeten in de slede. Luie kind'ren krijgen dan, Als herinnring aan deez' dagen Alleen een roe en soms nog meer, Soms een paar en" ferme slagen. Kinderen, die hun best steeds doen, Op school, in huis gehoorzaam wezen Mogen reek-nen op veel moois, Tot iets mooiers nog dan wel voor dezen. van ons mooie land vanuit de verwarmde kamer te kunnen observeeren. Wie in den winter dan ook nog tijdig nestgelegenhe den aanbrengt, kan het beleven, dat vogels tegen het voorjaar den gastvrijen tuin niet zullen vergeten. Hij zal het genoegen heb ben, de drukke meesjes bij het rusteloos aanslepen van voeder voor hunne jongen gade te slaan en dat zonder hiervoor ook slechts een pas uit zijn eigen huis te doen. Helpt dus allen ook dezen winter weer mede. Plaats voederhuisjes, zorgt voor win tervoeder en vergeet ook niet, de vogels voor het volgend jaar een nestgelegenheid te bieden. U draagt dan het uwe ertoe bij om ook in de bebouwde kom der groote steden de vogelwereld te handhaven, resp. helpt hen, dit verloren terrein terug te win nen. Het Dierenpark „Wassenaar" geeft gaar ne aan ieder, die dit wenscht, nadere in lichtingen over de meest practische wijze van wintervoedering, het plaatsen van nest gelegenheden en wat dies meer zij. Hieraan heb ik niets toe te voegen. Oom WIM. DE GRAANKORRELS VAN SISSA. door Anton Roels. Hoewel het niet zeker is, uit welk land het prachtige schaakspel stemt (men heeft gedacht aan Perzië, Hindoestan, Palestina, Griekenland, Egypte en China is er over het ontstaan van dit spel een aardige le gende, die ik jullie hier eens vertellen wiL Volgens deze legende is de Brahmaan „Sissa" de uitvinder. De koning van Sis- sa's geboorteland was zeer opgetogen over de geweldige vondst en stond zijn onder daan in een stemming van groote geestdrift toe om een belooning uit te kiezen. Na tuurlijk had de vorst niet gedacht, dat Sis sa iets vragen zou, wat hij onmogelijk volbrengen kon. En zoo op het eerste ge zicht school er inderdaad geen enkele moei lijkheid in Sassa's verlangen. Deze toch vroeg als belooning voor zijn vernuft het aantal graankorrels, dat bijeen kwam als men op het eerste vierkant van een schaakbord (dat 64 van zulke ruiten heeft) één korrel legde, op het tweede twe.e, op het derde vier enz. enz. Onmiddellijk gaf de koning zijn dienaren last om dit werk tot uitvoer te brengen. Hij hield den uitvinder hoogstwaarschijn lijk voor een zonderling. Maar wat gebeur de? Na geruimen tijd kwamen 's konings schatbewaarders een pijnlijke boodschap overbrengen. „Sire", zeiden ze, „onmogelijk kunnen wij voldoen aan de wenschen van uw onderdaan Sissa. Het totale aantal door hem gevraagde graankorrels be draagt 18.446.744.073.709.551.615, en de'ge zamenlijke inhoud van al onze voorraad schuren bevat zoo'n hoeveelheid bij lange na niet". Wat de vorst na dit bericht gedaan heeft, weten wij i.iet. Alleen raden wij onze le zers en lezeressen aan, het sommetje eens na te rekenen. Ze zullen zien, dat er inder daad duizelingwekkende getallen te voor schijn komen. HET KLOKJE. Wat is onmisbaar in ons huis? Het is de klok die we niet kunnen missen Was die er niet het was 'n kruis: Men kon dan naar den tijd slechts gissen. Wanneer ik 's morgens op moet staan, Dan wekt mijn trouwe klok mij luid. Ik weet, dat 'k uit mijn bed moet gaan 't Is of hij roept, er uit, er uit! En heel den dag wijst hij mij aan Het is nu hier, dan daarvoor tijd. Het uur ook weer van slapen gaan Het uur aan rust gewijd. Ik leg mij dan te ruste neer En hoor het tik-tak-tik nog trouw, En nog eens weer en nog eens weer En slaap dan heerlijk in heel gauw. HET ONGELUK SMET JANTJE Z'N MUTS. door Bep van Rijt. Met 'n alleraardigst mutsje Loopt klein Jantje over straat, Moeder, die 't hem pas gemaakt had Vond dat 't hem wel keurig staat. En zoo liep hij heel parmantig Met z'n vriendjes door de stad, Maar op eens.wat schrok ons ventje, Want z'n muts was druipdoor nat. Och, een booze rukwind had ze Een, twee, drie, van 't hoofd gepakt, En ze met een reuzevaartje In het water neergesmakt. Bleek van schrik, stond Jan te kijken Bibb'rend aan den waterkant. Wat zou nu zijn Moesje zeggen? En hij huilde moord en brand. Aan den overkant van 't water Zat gelukkig buurman Hein. En hij wachtte met z'n hengel Daar, op visschen groot en klein. Door 't luid geschrei van 't ventje Keek hij naar de overzij, En hij redde 't arme mutsje O, wat was ons Jantje blij. HERFST door Greet Krol. De lucht is grauw en donker, De wolken jaren voort, De wind loeic door de boomen, Die staan daar stil te droomen, Door niemand nog gestoord. Het mooie van de herfst is Zijn schitt'rend kleurenspel. Het goudgeel wordt geweven. Door onze groene dreven: De Herfst wee' en kent 't wel. DISTRIBUTIE Vleesohbon, broodfoon, meelbon, kaasbon, Alles dwarrelt door elkaar. Ik zit te steunen en te zuchten: Oh, was ik toch alvast maar klaar! Hoeveel brood mag ik nog koopen. Om niet na verstreken tijd Zender boterham te treuren, Want dan krijg ik reuzespijt. Och, die bon is haast verstreken Gj uw de melkboer opgebeld: Breng mij nog wat pakjes boter Ik heb twee bonnen welgeteld. Zoo zit ik te prakkezeeren En dacht even toen met nijd: Was het maar gauw afgeloopen Dan was ik ook die rommel kwijt. Heb je soms je bon vergeten: Men kijkt je zeer wantrouwend aan, „Had u nu uw geld vergeten, Dan zou 't wel misschien nog gaan! En zoo gaan we maar weer verder, Het leven is voorwaar geen feest En toch maar steeds weer moed gehouden, Dat helpt altijd nog het meest. HET A. B. C. OP RIJM van Tante Marie. IV. Slot. Nu opgelet! Daat, staat de P! 'k Denk aan Pius, Paus te Rome, De grootste Prins der katholieke kerk, Die waarheid spreekt en zonder schromen Weer opgelet! Daar is de U! Is Utrecht niet, bekend alomme? De Jaarbeurs heeft toch wel een wereldnaam, Al roert zij niet de groote tromme. Opgelet! Wij gaan weer door! De V komt nu uw aandacht vragen. Weest vriendelijk steeds en vroolijk, vrij en blij, Dan zal men over U niet klagen. Opgelet! Nu komt de W. Bemint de waarheid, mijdt de logen, Gaat eerlijk en oprecht door 't leven heen Zoo kunt ge op aller liefde bogen. Opgelet! Nu volgt de X. De X met louter vreemde woorden, Denkt slechts aan Xeres, Xerxes en Xystus, Dat klinkt in 't oor als nieuwe accoorden. Opgelet! Daar staat de Y! Is eveneens een vreemde letter, Al klinkt ook IJs noch ijver lang niet vreemd, Als hier bij ons 't „Donnerwetter". En eindelijk, daar komt de Z! 'k Zie u zachtjes zitten zuchten, Dat zóólang reeds dit rijmpje duurt, Maar nu is 't uit: geen letter is vergeten, En ik ga heen, die een groet u stuurt. DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK WAREN: A. De namen van meisjes: Jet Net Rie Jaan Anna. De namen van jongens: Jaap Arie Adam Toon Arie. B. I. Het blad voor de jeugd. II. Paddenstoel. III. Oom Wim. NIEUWE RAADSELS, ingestuurd door David Meijer. A. Verborgen plaatsnamen: 1. Piet, loop eens gauw naar de kruide nier en haal daar een pond suiker, 2. Gisteren is Kees weer thuisgekomen; h« is zes weken in 't ziekenhuis geweest. 3. De venter liep met veters langs de deur. 4. Het hol werd door 'n vos bewoond. 5. Ben je wel eens op het „Hertenkamp" en in de speeltuin te Valkeveen geweest. B. Ingestuurd door Frans van Dieren. B. Verborgen plaatsnamen: 1. Vader zei: „Stil zijn jongens!" 2. De manufactuur verkoop klossen ga ren. 3. We haalden de hengel op met een vette karper er aan. 4. De heer Lens kreeg gisteren een on geluk. 5. De gewonde hand zwol leelyk op. De opl. niet opsturen. Deze geven David en Frans de volgende week zelf. door Oom Wim

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 8