DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Siro 103003. Postbus lil 2hiitó,cMandó en Me&iCcuidó itidiióbtie Samenwerking mogelijk en gewenscht Momentje. VJ ZATERDAG 16 NOVEMBER 1940 32ste Jaargang No. 9799 3)e £cid&^(2oii/fca/nt Bureau Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Sociale ordening van hel bedrijfsleven In een artikeltje, dat wij gisteren schre ven onder bovenstaanden, titel over de nieuwe verordening van den Rijkscommis saris inzake ordening van het bedrijfsle ven, schreven wij o.m.: Dat hierbij de beteekenende, be langrijke georganiseerde in vloed van de bij het bedrijfsleven be trokken deskundigen uitgeschakeld wordt, ligt in de bedoelde verorde ning, naai onze meening, niet opge sloten. Het laatste gespatieerde woord was ver vormd tot „opengelaten", waardoor onze bedoeling werd omgekeerd. Wij hebben nü aanleiding, om er nog 'ns op te wijzen, dat de organisaties, zooals wij die kennen en willen behouden, door de bedoelde verordening niet worden weggevaagd of uitgeschakeld. Wij hebben vandaag kennis genomen van een nadere verklaring van den organi satieleider van het financieel-economisch departement van het Rijkscommissariaat, den heer Uhlm Het ligt in de bedoeling, aldus deze des kundige, wettelijk erkende organisaties in te schakelen; en deze met uitsluiting van alle anderen. Wat van Duitsche zijde bij het uitoefe nen van invloed op den gang van zaken heeft voorgezeten, is het principe, dat de nieuwe organisaties geen copy behoeven te zijn van de Duitsche. Wat hier te lande is gegroeid, moet zooveel mogelijk worden behouden en aangevuld. Zooals men heeft kunnen zien, worilt het landelijke bedrijfsleven in verschillende takken verdeeld, Het staat nu reeds vast, dat ieder bedrijf verplicht zal worden, zich bij een of anderen tak aan te sluiten. De vraag rijst ook, wat er met de Ka mers van Koophandel zal moeten gebeu ren. Men kan er verzekerd van-zijn, aldus bovengenoemde zegsman, dat deze Ne- derlandsche instellingen niet zonder meer zullen verdwijnen. De wijze van samenstelling en de be voegdheden van de te stichten bedrijfsor ganisaties zijn. in wat gepubliceerd is nog niet omschreven. Dit moet nog geschieden. Leiding en gezag zijn in het economisch leven haast nog meer vereischt dan in het staatkundig leven. Leiding en gezag in het economisch leven zijn absolute voorwaar den, om te kunnen bereiken, wat zooals wij gisteren betoogden noodzake- s lijk is: een op het algemeen belang gerich te economie. Maar die leiding en dat gezag moeten in het volk leven, moeten kunnen worden beïnvloed door het volk op rédelijke wijze natuurlijk: door des kundige adviezen, door opbouwende cri- tiek, door preventieve controle. De ge organiseerde invloed van het volk moet ook haar bevoegdheden, haar rech ten, haar macht hebben. Autoritaire de mocratie zoowel in het economisch als in het staatkundige! In het vertrouwen, dat, zooals dr. Uhlm verklaart, de verordening van den Rijks commissaris inzake ordening van het be drijfsleven op Nederlandsche wijze zal worden uitgewerkt, mogen wij met stel ligheid constateeren, dat het Nederland sche volk deze verordening toejuicht en er hartelijk mede sympathiseert. GEWESTELIJKE ARBEIDSBUREAUX. In totaal 37 ingesteld over het geheele land. De secretaris-generaal van he departe ment van Sociale Zaken heeft het volgen' de vastgesteld: Er worden 37 Gewestelijke Arbeidsbu- reaux ingesteld, respectievelijk gevestigd te Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Bergen op Zoom, Breda, Deven ter, Dordrecht, Eindhoven,' Emmen, Gou da, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Heerenveen, Heerlen, Hengelo (O.), 's Hertogenbosch, Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Roermond, Rotterdam, Terneu- zen. Tiel, Tilburg, Utrecht, Venlo, Vlaar- dingen, Winschoten, Winterswijk, Zaan dam en Zwolle. De Directeur-Generaal van het Rijksar beidsbureau zal bepalen, wanneer de ge westelijke arbeidsbeurzen hun werkzaam heden zullen beginnen. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN EEN MISREKENING. Het Dagblad v. N.-Brabant ver klaart, niet vaak in den laatsten tijd een zóó van begrip voor de positie van door Duitschland overwonnen volken getui gende beschouwing te hebben aangetrof fen als in D a s R e i c h. De stelling van den schrijver komt in het kort hierop neer: Wij, Duit^chers, zijn niet ten oorlog getrokken, om andere volleen te on derwerpen en te verslaven. Wij we ten, dat wij de oorlog niet hebben ge wild en die onderwerping en versla ving nooit hebben beoogd. Maar het is nog iets anders, dat wij dit weten, dan dat die overwonnen volken dit kunnen inzien en leeren erkennen. Wij móe ten ons in die volken niet vergissen. Zij staan niet gelijk met koloniale vol ken, die men gemakkelijk kan onder werpen. Denen, Vlamingen, Noren en Nederlanders zijn niet de eersten de besten. Zij zijn van onzen aard; zij kunnen trouwe vrienden zijn maar óók verbitterde vijanden. Die volken leefden een vreedzaam en welvarend leven; sinds menschenheugenis hebben de meeste hunner geen oorlogen ge kend en geen groote, nationale ram pen; en hun levenstandaard was hoog. Wij zijn dit alles komen vernielen. Slechts als wij daarvoor iets beters in de plaats kunnen geven, zal het ons ge lukken deze volken te brengen tot op rechte samenwerking met het Groot- - Duitsche Rijk. Het Dagblad merkt op, dat hetgeen Das Reich wenscht alléén bereikbaar is langs den weg der overreding, door woorden en darmee overeenstemmende daden. Indien Nederlanders meenen, dat zij dit doel kunnen benaderen door ge welddaden en straatterreur, dan zal de toekomst aantoonen, hoe volslagen zij zich misrekenden. Dan zal juist de hardnekkigheid, de weerspannigheid, waarvan de schrijver in „Das Reich" gewaagde, onder een misschien schijn baar rustige oppervlakte voortwoeke ren en toenemen. Daarom bewijzen dergelijke Nederlanders het Duitsche Rijk het tegendeel van een dienst. In denzelfden geest schrijft het Ha n- d e 1 s b 1 a d, dat een leiding zich in ons land niet eenvoudig kan opwerpen door te verklaren, dat zij er is, en dat de leiding haar volgens haar eigen meening toe komt. Zij kan zich in de oogen van ons volk geen werkelijke leiders-eigenschappen verwerven door eenvoudig de stem men van alle andersdenkenden te ver onachtzamen of in onverdraagzaam heid door overmacht te doen smoren. Zij kan bij een bepaalde politieke machtsconjunctuur zich wellicht een feitelijke positie verschaffen, maar wanneer zij op niets anders berust, raakt zij de ziel van het Nederlandsche volk niet en vindt geen werkelijke rechtvaardiging in de volksovertui ging. Het vertrouwen ontbreekt dan, en daarmee de noodzakelijke basis. HET SLACHTVERBOD VOOR SCHAPEN Uit landbouwkringen wordt aan het A. N. P. medegedeeld, dat men wel zeer goed de wenschelijkheid, ja, zelfs de noodzake lijkheid van het schapenslachtverbod in ziet. Toch is men eenigermat'e bevreesd, dat hierbij het landbouwbelang weer aan dat van den consument zou kunnen worden opgeofferd. Men begrijpt weliswaar zeer goed, dat de buitensporig hooge prijzen voor schapenvleesch, welke de laatste we ken werden gemaakt, niet volkomen zou den kunnen blijven gehandhaafd, doch men meent, dat toch in de toekomst het schapenvleesch overeenkomstig zijn waar deering als voedsel en als spijsgerecht voor de betere keuken, zal moeten wor den aangeslagen overeenkomstig het prijs niveau, dat aan de abattoirs voor varkens- vleesch (geen spek) wordt bedongen. Ook vreest men, dat het slachtverbod wel eens te lang zou kunnen duren, het geen in dit jaargetijde, waarin sneeuw en ijs te verwachten is, zoowel voor het slachtschaap als voor zijn bezitter zeer nadeelig zou kunnen zijn. Hoewel in vakkringen algemeen wordt verwacht, dat speciaal het slachten van ooien zal -worden tegengegaan, meent men, dat het goed zal zijn, dat hierop uit zonderingen zullen worden gemaakt, ten opzichte van die dieren, welke voor de fokkerij ongeschikt zijn. Wij kunnen hierop reeds -thans zeggen, dat door de bevoegde instanties met de belangen van den landbouw terdege reke ning zal worden gehouden, zoodat men de nog verder te nemen maatregelen met ge rustheid kan tegemoetzien. VRIJWILLIGE GEMEENSCHAPPELIJKE ARBEID BIJEENKOMST VAN DUITSCHE EN NEDERLANDSCHE INDUSTRIEELEN. Gisteren vond te 's Gravenhage een ont moeting plaats tusschen Duitsche indus- trieelen, die op een studiereis door ons land zijn, met tal van vooraanstaande Ne derlandsche industrieelen. Binnen het ka der van besprekingen tusschen Duitsche en Nederlandsche industrieelen, vond voor een talrijk en aandachtig gehoor een bij eenkomst plaats, waar door den commis saris-generaal voor financiën en economi sche zaken, dr. Hans Fischboeck, General- Direktor Wilhelm Zangen, Leiter Reichs- gruppe Industrie, alsmede door dr. H. L. Woltersom, directeur der Rotterdamsche Bankvereeniging, den Haag, het woord werd gevoerd. OPENINGSREDE DR. FISCHBOECK. Het bezoek van Duitsche industrieelen, aldus dr. Fischboeck, valt samen met de organisatie van het Nederlandsche be drijfsleven, hetgeen dezer dagen is ge schied. Een nieuwe episode in de samen werking tusschen Duitschland en Neder land is met deze organisatie ingetreden. Bij de verwezenlijking van de gestelde doeleinden moeten daarbij in de eerste plaats van Duitsche zijde twee gezients- punten in het oog worden gehouden: 1. Absolute en volkomen beschikbaar stelling van de voor het Duitsche oorlogs apparaat noodzakelijke middelen, waarin de taak van het bedrijfsleven op dit oogen- blik is gelegen. 2. Doorvoering van deze taak binnen het kader van vriendschappelijke verhoudin gen en harmonisch samenwerken met het Nederlandsche bedrijfsleven. De nieuw opgerichte organisatie voor het Nederlandsche bedrijfsleven heeft ver strekkende bevoegdheden voor de orga nisatie van het bedrijfsleven hier te lande. Nieuwe bedrijfsorganisaties zullen worden opgericht, reeds bestaande organisaties zullen, wanneer deze overbodig zijn, des noods worden opgeheven. Voor de eischen, die op dit oogenblik aanwezig zijn, zijn de op heden oestaande organisaties niet voldoende. Het organisa tie-comité, dat thans is opgericht, zal goed doen, wegen en middelen te vinden, aldus dr. Fischboeck, nieuwe organisaties op te richten, welke overeenkomen met de door de staat geleide economie. Een gevolg hiervan zal zijn, dat het bedrijfsleven in Nederland meer dan tot dusverre het ge val was, in staat zijn naar buiten als een heid op te treden. Ten aanzien van de toekomst verklaar de de minister, dat het zijn overtuiging was. dat het er om gaat, dat het Neder landsche bedrijfsleven haar taak vindt, om zich een plaats te verzekeren in de nieuwe orde, die straks in Europa zal bestaan. Daarbij dient als uitgangspunt voor oogen te worden gehouden, dat geen ge- weldmaatregelen worden genomen. De individueele belangen en interessen van de Duitsche industrieele vertegenwoor digers worden geheel en al binnen een gezichtspunt van volkomen gelijkge- rechtigheid behartigd. REDE VAN GENERAL-DIREKTOR ZANGEN. General-direktor Wilhelm Zangen, Lei ter Reichsgruppe Industrie, wees vervol gens op de banden welke de Duitsche en Nederlandsche industrie met elkander bonden in het verleden. Op het oogenblik is de Duitsche industrie genoodzaakt, on der inzet van al hare krachten, haar taak geheel en al te 'zien ten opzichte van de voorziening in de behoeften der Duitsche weermacht. Wanneer op dit oogenblik de Duitsche industrie aan de behoeften van de omliggende landen niet kan voldoen, alsmede de door die landen gestelde eischen kan vervullen, dan is het in hooge mate aantrekkelijk, warineer in Nederland een toestand heerscht met eenige honderd duizenden werkloozen en een lang niet volledig benutte industrieele capaciteit. Reeds zijn talrijke en groote bestellingen Oil nummer beslaat alt vit» bladen, w.o. geïllustreerd Zondagsblad. in Nederland geplaatst om de beschikbare capaciteit hier te lande ten volle te be nutten. Spr. wees op de historische samenwer king tusschen het bedrijfsleven in Duitsch land en Nederland. Een nog nauwere sa menwerking kan nog verder worden ver kregen. Vervolgens wees General-direktor Zan gen met nadruk op de noodzakelijkheid, dat een overeenkomst wordt gekregen over de wijze, waarop een levering van goederen binnen het kader van het Euro- peesche blok tot stand zal komen. En wil men deze taak met succes ten uitvoer leg gen, aldus zette spr. uiteen, dan is hier voor noodig een tot onderhandelen be voegde organisatie. Spreker beval met nadruk aan de ver tegenwoordigers van de verschillende thans in de bijeenkomst aanwezige organi saties .aan, thans reeds een grondslag te leggen voor een vruchtbare samenwer king. Men heeft de keus: a. Zelfstandig te blijven en zich door den staat te laten leiden; b. Zich een eigen organisatie te schep pen. De Duitsche industrie wil in geen en kel opzicht een druk uitoefenen op de Nederlandsche Industrie. De rijke en groote ervaringen van Duitschland wor den geheel en al in dienst van Neder land gesteld. Er is geen sprake van, dat wij ons willen opdringen, aldus ver klaarde de heer Zangen met den mees ten nadruk, wij streven naar een vrij- willigen en gemeenschappelijken ar beid, REDE Dr. H. L. WOLTERSOM. Tenslotte werd door dr. H. L. Woltersom, als voorzitter van de orgenisatiecommissie, het woord gevoerd. Spr. begon met uiteen te zetten wat een veelomvattende taak ten uitvoer moet worden gelegd. Veranderin gen in bestaande verhoudingen zijn noo dig, aangezien in Europa ook na den oor log een economische leiding noodzakelijk zal zijn, al wordt dit door hem persoonlijk niet begroet. Vele vragen zijn spreker in de laatste twee dagen, sedert de oprichting van de nieuwe organisatie voor het bedrijfsleven, gesteld. De meest belangrijkste vraag in dit verband was wel de kwestie, of men hier in Nederland van plan was een zoo danige organisatie op te bouwen, die een natuurgetrouwe copie is van hetgeen reeds in Duitschland bestaat. Spreker gaf hierop met den meesten nadruk een ontkennend antwoord. Voor zoover het slechts ecnigszins mo gelijk is zal de nieuwe organisatie ge heel en al rekening houden met speci fiek Nederlandsche omstandigheden. Men zal terdege rekening houden met de historische ontwikkeling van het be drijfsleven in Nederland. Voor de toekomst zullen twee mogelijk heden bestaan: 1. Zichzelf aaneen te sluiten. 2. Wachten tot de staat dit doet. De commissie bestaat uit negen leden, die echter het vele werk wat zal moeten worden verricht, niet zelf zullen kunnen verzetten. Dr. Woltersom vraagt dan ook medewer king van alle industrieelen in Nederland. Een zekere schroomvalligheid en terug houdendheid van de Nederlanders in dit opzicht is verklaarbaar. Er zijn bepaalde moeilijkheden ten aanzien van de hou ding der Nederlanders, die volgens spr., voortvloeien uit de Nederlandsche geogra- phische situatie. Bij een beoordeeling van de geographi- sche situatie van ons land moeten twee fei ten voor oogen worden gehouden: a. Een internationale taak berustende op de overzeesche relaties. b. Een Europeesche taak die nauw ver band houdt met het Europeesche achter land. De eerstgenoemde taak is een geogra- phische en een natuurlijke die niet door oorlog of vrede veranderd kan worden, al dus verklaarde spr. met nadruk. De eene taak kan. niet worden opgelost zonder dat 90k de tweede taak wordt opgelost. Met inachtneming van deze situaatie, zoo overwoog dr. Woltersom, kunnen de on derhandelingen van een zeer vruchtdra gend karakter zijn. De bijeenkomst werd beëindigd met een slotwoord van dr. Fischboeck. DE BAKKERS VAN PETRINJA. Een bakker heeft het al niet ge makkelijk tegenwoordig. Zijn witte brood is niet wit meer en van een straatje om of een bioscoop je is geen sprake, sinds 's avonds direct na den maaltijd de tafel opnieuw gedekt wordt, nu met opplakvellen, waarop de bonnen getuigenis zullen afleggen van het door ons verslonden brood. En ik ken zelfs een bakker, die er met zijn kinderen een aardig spelle tje van maakt door van de bonnen allerlei aardige en toepasselijke figu ren te plakken, tot groote vreugde van het distributiebureau. Maar nu de bakkers in Joego-Sla- vië. Daar is een aardig stadje, Pe- trinja. Dat kent u waarschijnlijk niet. Neemt u maar op mijn gezag aan, dat het een aardig stadje is. Nóg iets aar diger dan Leiden. En de bakkers leef den daar gelukkig en tevreden. Maar ook daar kwam een verorde ning tegen prijsopdrijving van brood en een andere verordening tegen ge wichtsvermindering en nog een stuk of wat verordeningen. Wij kennen dat. En toen staken de bakkers in Pe- trinja de witgemutste hoofden bijeen en zeiden: ons allemaal samen doen ze toch niets. Zij zeiden dat natuurlijk in 't Servisch of Kroatisch of zoo iets. En zij verhoogden den prijs en ver laagden het gewicht der brooden. En weet u, bakkers, wat er ge beurd is. Alle bakkers van Petrinja gingen de gevangenis in. Natuurlijk niet allemaal tegelijk, want dan zou er heelemaal geen brood meer zijn ge weest en bovendien was de gevange nis van Pretinja te klein. Dat ging dus om de beurt. Twee bakken en twee zitten. Ik wil maar zeggen, dat zulk een solidariteit dus uit den booze is. Iets uit lang voorbije tijden. De menschen moeten brood heb ben. En de bakkers hebben maar te bakken. En daarmee uit. Zoo gaat het zelfs in Petrinja. Handelaar, onthoud u van den kettinghandel Een ernstig woord aan de Nederlandsche Middenstands- Centrale De distributie-maatregelen zijn in het le ven geroepen, om bepaalde goederen, waar van de voorraad beperkt is of als gevolg van de oorlogsomstandigheden beperkt zou kunnen worden, zoo. rechtvaardig mogelijk over alle verbruikers te verdeelen. Worden goederen, die voor die verdeeling bestemd zijn, op eenigerlei wijze door welke listige manipulaties of clandestine praktijk dit zij aan de distributie ont trokken, om aan enkelingen ten goede te komen, dan wordt dit spreekt vanzelf aan de gemeenschap een nadeel berokkend. Helaas komt het voor, dat uit winstbejag en egoïsme, dit onrecht tegenover de ge meenschap wordt begaan. En dat, terwijl de nood der tijden, die Goddank een nieuw saamhoorigheidsgevoel geboren doet worden, om de medewerking van allen voor het gemeenschappelijk door worstelen van het noodgetij vraagt. Middenstanders, die zich zouden leenen tot het drijven van kettinghandel, verlie zen niet alleen het algemeen belang uit het oog, maar vergeten bovendien, dat het be lang van hun eigen stand een dergelijken roofbouw plegen op den normalen handel niet verdraagt. Zij meenen wellicht hun cliënten een dienst te bewijzen, maar ook hierin vergis sen zij zich, want ingevolge de bepalingen van de distributiewet is ook de kooper van aan de distributie onttrokken goederen strafbaar. Zij brengen dus hun klanten, die zij een dienst willen bewijzen, noodeloos in gevaar. Daarbij komt, dat overtreding van de dis- tributiewet doorgaans met een niet onaan zienlijke prijsopdrijving gepaard gaat, waarop eveneens voor leverancier en koo per strenge straffen zijn gesteld. Zulke middenstanders zouden derhalve schromelijk tekort schieten in het vervul len van hun sociale taak, die aan dienst- verleening ten behoeve van de verbruikers haar hooge waarde ontleent. De Nederlandsche Middenstandscentrale vertrouwt daarom, dat de leden der bij haar aangesloten organisaties, ja de geheele Ne derlandsche middenstand, medewerking aan kettinghandel ten eenenmale van de hand zullen wijzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1