£eefïepscaat.
BINNENLAND
ZATERDAG 9 ...//EMBER 1940
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
XII.
DE TRAP NAAR HET VERLEDEN
Toen pater Willibrord twaalf eeuwen
geleden voor onze nieuwsgierige en lich-
telijk-verbaasde voorouders de Mis op
droeg. deed hij dat reeds op ongeveer de
zelfde wyze als het thans geschiedt. Hij
zong geen credo welke later tusschen-
gevoegd is en hief de geconsacreerde
gedaanten van brood en wijn niet ter aan
bidding op, een gebruik, dat pas in de
middeleeuwen in zwang kwam. Ook be
hoefde hij er zich niet aan te ergeren, dat
onze voorouders onder het Laatste Evan
gelie hun jas toeknoopten en vol staatsie
het Groene Kerkje uitwandelden, want het
Laatste Evangelie werd nog niet gelezen
en de gebeden na de Mis evenmin.
Maar voor het overige waren de cere
moniën van de Mis reeds vrijwel gegoten
in den vorm, die wij thans nog kennen.
Hier en daar kwamen afwijkingen voor;
eerst paus Pius V heeft in 1570 voor de
liturgie van de Mis nauwkeurig de vormen
en gebeden vastgesteld.
Vreemder zouden wij echter opkijken,
wanneer wij de Mis konden bijwonen,
zooals de bisschop van Maastricht, St.
Servaas, die aan de oevers van de Maas
opdroeg. Bisschop Servaas stierf in het
jaar 384. Dat is dus zestien eeuwen gele
den.
Als Servatius, die de treurige vereering
geniet van een „ijsheilige", de Mis op
droeg, kwamen na epistel en evangelie de
geloovigen met hun gaven naar het altaar.
Deze gaven bestonden uit brood en wijn,
waarvan een gedeelte ter zijde werd ge
legd om geconsacreerd te worden, doch
ook brachten zij olie, bloemen, vruchten
e.d., die op een tafel bij het altaar werden
opgestapeld.
Deze offergang van de geloovigen is in
onbruik geraakt, doch niet geheel verdwe
nen.
Eigenlijk maken ook u en ik nog steeds
een offergang mee.
Ge raadt het in geen zeven jaar!
Het is het collecte-zakje, dat op allerlei
ongelegen oogenblikken onder onze neu
zen wordt geduwd, waarmede zéér ijverige
collectanten zelfs niet kunnen ophouden
als het waarschuwingsbelletje, teri teeken
dat de consecratie begonnen is, reeds
geklonken heeft. Het beste remedie tegen
zulke vrijpostigheid is uw milde gave van
één cent aan kerk en armen te onthouden,
en een volgende keer twéé cent te ge
ven.
Ook de handwassching van den priester
is een overblijfsel van den vroegeren of
fergang; door het aannemen van de gaven
in natura had de priester zijn handen vuil
gemaakt.
Wat de gebeden betreft, stoorde Serva
tius zich niet aan de rubrieken, omdat er
nog geen vasten vorm aan alle Mis-gebe-
den was gegeven. De canon, de reeks ge
beden dus vanaf de praefatie tot aan het
pater noster, had echter reeds in groote lij
nen een vaste samenstelling. Deze gebeden
behooren, althans in hoofdzaak, tot- de
oudste liturgie van de Kerk en gaan terug
tot apostolische tijden.
Wanneer we nog dieper in het verleden
willen afdalen, om de oorsprong van de
Mis-ceremoniën na te delven, dan zouden
wij de grenzen van ons vaderland moeten
verlaten. Het is natuurlijk niet onmoge
lijk, dat in tijdperken, dat de Kerk met
rust werd gelaten, de Katholieken in het
Romeinsche leger hier in ons land de Mis
konden bijwonen b.v. op Roomburg, maar,
al is de mogelijkheid niet uit te sluiten,
er is ons in ieder geval niets van be
kend.
Veronderstellen wij echter, dat op een
Zondagmorgen van het jaar 200 aan de
soldaten, die op Roomburg waren gele
gerd, het geluk overkwam, dat zij een
priester in hun midden hadden, en zij Ie
communie konden gaan (onder beide ge
daanten).
Het merkwaardige is, dat deze Romein
sche soldaten, ofschoon zij Latijn spraken,
toch in een vreemde taal de Mis hoorden
opdragen. De Kerk bediende zich in die
dagen van het Grieksch! Liturgische ge
waden kende men niet, ofschoon de pries
ter in een toog gekleed was en een soort
kazuifel droeg de gewone dracht van
deftige Romeinsche heeren.
Er zouden voorlezingen zijn gedaan uit
het Oude en Nieuw Testament, de soldaten
zouden hun offergaven hebben aangedra
gen, en wij zouden één van zin en één
van hart met hen hebben aangeheven:
Sursum corda! Omhoog de harten!
Habemus ad Dominum. Wij hebben ze tot
den Heer verheven! Gratias agamus Domi
no Deo nostro. Laten wij dank brengen
aan den Heer onzen God. Vere dignum et
justum est. Waarlijk, dat is waardig en
rechtvaardig:
Want deze aanroepingen, die ieder Ka
tholiek kent, waren ook voor onze eerste
broeders in het geloof, de plechtige inlei
ding van de canon, van de gebeden dus
die rond de consecratie worden gezegd en
welke naar den inhoud slechts weinig ver
anderd zijn.
Het Pater Noster zouden wij niet hooren
(evenmin trouwens als Kyrië en Gloria).
Na de breking van het brood (wat in de
tegenwoordige Mis alleen met de Hostie
van den priester gebeurt), zouden wij de
H. Communie hebben ontvangen, staande
en op de uitgestrekte hand.
Nóg oudere schriftelijke getuigenissen
zijn bekend, die afdalen tot de eerste
eeuw, waaruit blijkt, dat de geloovigen
aan een gemeenschappelijke tafel aanza
ten en er nog geen afzonderlijk altaar was.
Wij zijn nu gekomen tot de eeuw, waarin
Christus-zelf geleefd heeft. In een vorig
artikel bespraken wij reeds, hoe in die
eeuw de viering van de Mis verbonden
was met een liefdemaal, waaraan, wegens
wangedrag van sommigen, weldra een
eind moest worden gemaakt.
Terugblikkend zien wij de liturgie van
Dr. Fischböck over
economische problemen
in Nederland
n.
Naar aanleiding van zijn lezing op 29
October j.L over „Economische vraag
stukken in het nieuwe Europa" heeft dr.
Hans Fischböck, commissaris-generaal
voor Financiën en Economische Zaken,
eenige genoodigden in staat gesteld van
gedachten te wisselen in verband met
eenige vragen, die naar aanleiding van
voornoemd onderwerp vooral ten aanzien
van de economische positie van Nederland,
waren gerezen.
Aan de uitvoeringe en interessante be
schouwingen, die deels een gevolg waren
van gestelde vragen, van dr. Fischböck
ontleenen wij het volgende:
HET BETALINGSVERKEER
Door een der aanwezigen werd de vraag
gesteld hoe het toekomstige betalings
verkeer zich zal ontwikkelen, en in welke
mate dit gecentraliseerd zal worden.
Dit is in de eerste plaats, zoo verklaar
de dr. Fischböck, een zuiver technische
kwestie, die nauw verband houdt met de
overeenstemming der belangen. Geregeld
immers, wordt in de eerste plaats, de be
weging van goederen. Daarbij moet men
niet uit het oog verliezen dat Duitschland
nauwkeurig zal waken tegen een minder
juist geacht verstrekken van opdrachten in
landen, die daartoe niet in aanmerking
zouden kunnen komen. Zoo zal, om een
voorbeeld te noemen, geen goederen
export van België naar Noorwegen plaats
hebben indien dit niet in het economisch
bqlang van Duitschland zou zijn.
Daarna kwam de verhouding tusschen
debiteur en crediteur ter sprake. Minister
Fischböck achtte de oplossing van deze
verhouding van niet al te groote beteeke-
nis, aangezien dit eigenlijk een vanzelf
sprekende factor is. Ten aanzien van de
verhoudingen tusschen Nederland en
Duitschland mag men aannemen, dat een
interne vereffening zal plaats vinden.
De toekomstige verhoudingen van Neder
land ten aanzien van andere landen en
continenten zyn op dit oogenblik nog niet
te definieeren en vragen, hiermede ver
band houdende, niet te beantwoorden. Het
staat vast dat Nederland credituur is voor
al in de Vereenigde Staten en Neder-
landsch Indië. Voor Duitschland is het
allergrootste belang dat de Nederlandsche
saldi in deze landen intact blijven. Men zal
echter na den oorlog moeten zien, wat met
deze investeeringen kan geschieden.
Volgens minister Fischböck bedroeg het
Nederlandsch tegoed, geïnvesteerd in
Amerika, anderhalf milliard gulden. In
Nederlandsch Indië vier milliard gulden
en in Duitschland anderhalf milliard gul
den. Dit laatste bedrag, aldus de minister,
is in ieder geval volkomen intact en kan
voor de volle nominale waarde worden
opgenomen.
ONZE SCHEEPVAART
Vervolgens werd het voor Nederland zoo
belangrijke probleem ter sprake gebracht
ten aanzien van de verhoudingen in onze
nationale scheepvaart.
Een basis waarop kan worden onderhan
deld is op dit oogenblik, zoo zette de mi
nister uiteen, niet te geven. Dit kan pas'na
de beëindiging van den oorlog plaats heb
ben. Immers de gevolgen vooral voor de
Nederlandsche schepen zijn in dit stadium
van den oorlog niet te overzien. De ver
liezen immers ten gevolge van de vijande
lijkheden, zijn niet bekend.
Binnen het kader van problemen, die de
Nederlandsche scheepvaart op dit oogen
blik bezig houden, werd de positie van
onze nationale binnenscheepvaart bespro
ken. Minister Fischböck wees op het feit,
dat voor de naaste toekomst tal van gun
stige mogelijkheden aanwezig zijn, zulks
te meer waar Nederland in dit opzicht als
voorbeeld kan gelden. Hoe langer hoe
meer wordt het ideaal van een Rijn-
Main-Donau kanaal in de praktijk ver
wezenlijkt. In dit verband memoreerde
de minister den bouw van Dounauschepen
in Nederland die over land werden ver
voerd. Indien tal van thans nog bestaande
technische moeilijkheden uit den weg
zullen zijn geruimd, dan is een verbinding
van den Rijn naar de Zwarte Zee mogelijk.
In hoeverre Nederland na de be
ëindiging van den huidigen oorlog haar
oude positie op de wereldzeeën weer
kan innemen, is op dit oogenblik moei
lijk aan te geven. Men nadruk wees dr.
Fischböck evenwel op de groote wen-
schelijkheid, dat Nederland aan de
wereldscheepvaart blijft deelnemen,
zulks te meer waar tal van technische
het Mis-offer zich steeds rijker en veel
kleuriger ontwikkelen door de eeuwen
heen. Verandering in uiterljjken vorm,
geen verandering in de offergedachte.
De vermaning van de Didache of Leer
der Twaalf Apostelen, omstreeks het jaar
90 geschreven, is ook voor ons geschreven:
„Op den dag des Heeren komt te zamen,
breekt het brood en viert de Eucharistie;
belijdt echter te voren uw zonden, opdat
uw offer heilig zij. Niemand die een twist
met zijn vriend heeft, mag zich bij u be
vinden, voor hij zich heeft verzoend, opdat
uw offer niet worde verontreinigd. Want
aldus luidt het woord van den Heer:
„Want van den opgang van de zon tot aan
den ondergang is mijn naam groot onder
de volkeren en op alle plaatsen wordt ge
offerd en opgedragen aan mijn naam een
reine offerande, want groot is mijn naam
onder de volkeren".
ARCANUS.
Foto Pax Holland.
eischen door ons land worden vervuld.
In dit verband kwam de vraag ter sprake
in hoeverre de Nederlandsche reeders
reeds nu opdrachten voor den bouw van
nieuwe schepen kunnen plaatsen. Deze
vraag is, aldus de minister, niet gemakke
lijk te beantwoorden. Vast staat echter
dat binnen korten tijd in Nederland alle
werven zullen zijn bezet, waai mede een
belangrijke bijdrage in de werkverschaf
fing in Nederland wordt geleverd. Men mag
echter ten aanzien van dit probleem het
feit niet uit het org vei hezen, dal de leve
ring van grondstoffen uit Duitscnland ge
heel en al afhanicelijk is van do behoeften
en eischen der Duitsche marine.
De minister gaf echter de ve-zekering,
dat Nederland een zeer belangrijk aandeel
zal krijgen in de Eurr.peesche tonnage.
Hiervoor zal Duitschlond zich borg stellen.
DE HANDELSBEWEGING.
Vooral in den laatsten tijd, zoo ver
klaarde minister Fischböck, wordt het
handelsverkeer van Nederland in menig
opzicht onjuist beoordeeld. Dit is niet al
leen een gevolg van een onjuist inzicht,
maar tevens te wijten aan het feit, dat de
laatste maanden omtrent de handelsbewe
ging geen gegeven waren gepubliceerd.
Het handelsverkeer met Duitschland is
als volgt:
De. uitvoer naar Nederland had geduren
de 1938 een maandelijksch gemiddelde van
25 millioen, in 1939 van 30 millioen. Het
verloop in dit jaar geeft het volgende
beeld te aanschouwen: in Januari bedroeg
de invoer uit Duitschland f 28 millioen,
in Februari 21 millioen, in Maart f 27
millioen, in April 26 millioen, in Mei
10 millioen, in Juni 5 millioen, in Juli
19 millioen, in Augustus 29 millioen en
in September 31 millioen, waarmede
het maandelijksche gemiddelde van 1938
en 1939 werd overschreden. In dit verband
wees spreker nog op het feit dat het hier
cm het geheele handelsverkeer over de
grens gaat.
De uitvoer van. Nederland naar Duitsch
land vertoont het volgende beeld:
Het maandelijksche gemiddelde in 1938
bedroeg 13 millioen, in 1939 11 millioen.
Deze gegevens zijn voor de maanden van
dit jaar als volgt: Januari 8 millioen,
Februari 9 millioen, Maart 14 millioen,
April 15 millioen, Mei 9 millioen, Juni
25 millioen, Juli 25 millioen, Augustus
38 millioen en September f 39 millioen.
Wat de uitvoer betreft, zoo wees dr. Fisch
böck met klem de geruchten van de hand
dat de uitvoer niet zou worden betaald.
Het tegendeel hiervan is waar!
Wat het totale handelsverkeer ven Ne
derland betreft, zoo gaf de minister hier
omtrent de volgende gegevens:
De invoer bedroeg in 1938 gemiddeld
118 millioen per maand, in 1939 f 126
millioen per maand. Gedurende de eerste
vier maanden van dit jaar bedroeg de
gemiddelde waarde 50 tot 60 millioen
per maand. In Mei bedroeg de waarde van
den import 60 millioen, in Juni 60
millioen, in Juli 41 millioen, in Augustus
53 millioen en in September 5,0 millioen.
Wat den totalen uitvoer van Nederland
aangaat, zoo bedroeg het maandelijksch
gemiddelde in 1938 86 millioen, in 1939
gemiddeld 80 millioen. Voor de eerste
vier maanden van het loopende jaar week
het gemiddelde niet af Van het percentage
over 1939. In Mei bedroeg de waarde van
den export 44 millioen, in Juni 26
millioen, in Juli 29 millioen, in Augustus
44 millioen en in September 46 millioen.
Naar aanleiding van het vraagstuk om
trent de Nederlandsche handelsbeweging
werd de vraag gesteld, in welke mate
Nederland rechtstreeks met het buiten
land kan onderhandelen. Minister Fisch
böck gaf hierop ten antwoord, dat de Ne
derlandsche handel In principe vrij is en
een onbeperkt terrein kan bestrijken. Hij
wees op het feit dat gunstige toekomst
mogelijkheden blijven bestaan.
HET BOUWBEDRIJF.
Naar aanleiding van een gestelde vraag
omtrent de positie van het Nederlandsche
bouwbedrijf verklaarde minister Fisch
böck, dat er op het oogenblik in ons land
190.000 werkloozen aanwezig zijn, tegen
3CO.OOO in Juni. De werkloosheid in het
bouwvak bedroeg in de gunstige maand
van 1939 43.000; de ongunstigste maand
van dit jaar, Januari, gaf 'n percentage van
88.000. Dit cijfer is geleidelijk gedaald tot
32.000 in Augustus j.l.
Wat het bouwen in Nederland aangaat,
aldus dr. Fischböck, zoo is het particu
liere initiatief tot een zeer laag peil ge
daald. In vele gevallen is zelfs sprake van
een volkomen stilliggen. Natuurlijk
heerscht er tot op zekere hoogte een
schaarschte aan bouwmaterialen. De eer
sten echter die met het bouwen beginnen
zullen in ieder geval voldoende materialen
tèr beschikking hebben.
Wat de afzonderlijke bouwmaterialen
aangaat, zoo verklaarde de minister, dat
hout en ijzer voldoende in Europa beschik
baar zijn. Er bestaat geen tekort. Er be
staan slechts zeer groote transportmoeilijk
heden, die echter binnen afzienbaren tijd
overwonnen zullen worden.
Hierna kwam minister Fischböck naar
aanleiding van een gestelde vraag op een
uiterst netelig vraagstuk te spreken: het
benzinevraagstuk.
HET BENZINEVRAAGSTUK.
In principe, zoo zette de minister uiteen
bestaat een basis van rechtsgelijkheid tus
schen de Nederlandsche staatshuishoud
kunde en de verhoudingen in Duitschland.
Dat daarbij terdege met Nederlands spe
ciale belangen rekening wordt gehouden,
moge blijken uit het feit, dat voor bouw
doeleinden in Duitschland geen benzine be
schikbaar wordt gesteld. Wat het aantal
in Nederland beschikbare vrachtauto's
aangaat, de verzorging met de noodige
benzine is gewaarborgd.
Gedurende de afgeloopen maand heeft
een aanzienlijke import van benzine uit
Duitschland plaats gehad. Ook in de naas
te toekomst mag men den benzine-invoer
uit Duitschland verwachten. De autori
teiten streven naar een handhaving van ue
thans beschikbare voorraden in ons land.
DE OORLOGSSCHADE
VERGOEDINGEN.
Een hoogtepunt van de bijeenkomst
vormde de gedachtenwisseling over het
vraagstuk inzake de oorlogsschadevergoe
dingen. De minister deelde mede dat het
ontwerp gereed is en dat de publicatie bin
nen enkele weken kan worden tegemoet
gezien.
Deze verordening gaat principieel uit
van een volledige schadevergoeding
door den staat. Echter wordt ten aan
zien van groote particuliere vermogens
een voorbehoud gemaakt, dat een re
ductie in de te betalen schade kan wor
den toegepast
"De te betalen uitkeeringen moeten
echter geheel en al. in dienst van den
wederopbouw worden gesteld! goo
lang nog niet met den nieuwbouw
wordt begonnen zal geen uitkeering
plaats hebben, maar het bedrag ter
beschikking blijven staan, zulks met
rentevergoeding. Met den bouw zal
echter t.z.t moeten begonnen worden,
welk principe men ook in de brand
verzekering toepast.
INFLATIE EN DEVALUATIE.
Vervolgens werd een vraag gesteld van
de volgenden aard: Het koersverloop ter
beurze toont gedurende de laatste dagen
aan, dat men zich in Nederland veel zorgen
maakt over de snelle vermeerdering van
de zich in omloop bevindende bankbiljet
ten, hetgeen door sommige kringen als een
begin van inflatie zou worden beschouwd,
speciaal omdat die vermeerdering vooral
de laatste week een gevolg uras van het,
plaatsen van schatkistpapier bij de ban
ken.
In welk opzicht kan hiervoor een ver
klaring worden gegeven, die de onjuiste
opvattingen tot normale proporties zou
kunnen terugbrengen?
Minister Fischböck gaf hierop èen zeer
uitvoerige uiteenzetting. Er is geen sprake
van een neiging tot inflatie aauwezig.
Inflatie immers is een spiraalbeweging
tusschen loonen en prijzen. Prijsstijgingen,
aldus dr. Fischböck, zullen niet worden
toegelaten. Ongetwijfeld bestaat er op dit
oogenblik aan een eenen kant een teveel
aan betalingsmiddelen en daarnaast een
gebrek aan consumptiegoederen.
De autoriteiten zullen er in Neder
land naar streven dat de opgepotte
koopkracht niet tot stoornissen in het
Nederlandsche economische leven zal
leiden. Een vermeerdering van de in
omloop zijnde bankbiljitten behoeft
geen zorgen te baren, zoolang het de
koopkracht verhinderd wordt prijs
stijgingen in het leven te roepen. De
prijzen in Nederland zullen niet bo
ven het Duitsche prijsniveau stijgen.
Van devaluatie of andere maatrege
len ten opzichte van de Nederlandsche
valuta is geen sprake. De Duitsche
Rijksbank zal haar volle medewer
king verleenen bij de handhaving van
de positie van de Nederlandsche valu
ta, aldus riep de minister uit.
DE BELASTINGEN.
Ten aanzien van de bestaande belastin
gen, zoo beëindigde dr. Fischböck het on
derhoud, kan worden gezegd dat een ver
hooging van de winstbelasting in het leven
zal worden geroepen. Een oorlogsbelasting
werd niet waarschijnlijk geacht. In
Duitschland kent men dit instituut niet,
aangezien een juiste afbakening van oor
logswinst zeer moeilijk te bepalen is. De
gemaakte winsten aldaar worden echter
in dienst van het algemeene nut gesteld.
Over het invoeren van nieuwe belas
tingen in Nederland kon minister Fisch
böck nog niets mededeelen. Wel wees hij
op de dringende noodzakelijkheid dat de
staatsinkomsten aanzienlijk moeten wor
den verhoogd. Nieuwe bronnen zullen der
halve vermoedelijk worden aangeboord.
CLANDESTIEN BOTER VERHANDELD
STOPZETTING VAN HET BEDRIJF
ALS STRAFMAATREGEL
Het Rijksbureau voor voedselvoorziening
in oorlogstijd deelt het volgende mede:
In verband met de .distributiemaatrege
len is het noodzakelijk, dat de overheid een
overzicht heeft van de voorraden, die in
het land aanwezig zijn. Te dien einde is
ten aanzien van verSchillen.de producten
bepaald, dat degenen, die meer dan een
bepaalde hoeveelheid in voorraad hadden
op een bepaalden datum, daarvan opgave
moesten doen aan een daarvoor aangewezen
orgaan. Dit is ook geschied met betrekking
tot boter.
Dezer dagen is aan het licht gekomen,
dat een handelaar in boter een deel van zijn
voorraad had verzwegen en had afgeleverd
buiten de distributieregeling om. Als ge
volg daarvan is de betrokken handelaar
door het dagelijksch bestuur van de afdee-
ling zuivel van de Nederlandsche Zuivel-
centrale als georganiseerde geschorst in af
wachting van de uitspraak van de commis
sie voor de crisis-tuchtrechtspraak.
Niet alleen is het den handelaar thans
niet meer mogelijk zijn boterhandel uit te
oefenen, maar ook andere bevoegdheden,
die hij als georganiseerde bij genoemde
centrale had, zijn hem ontnomen. Zoo kan
hij thans niet langer boter ompakken, is
het hem verboden kaas-te wegen voor kaas
producenten als waaghouder en is zijn ver
gunning als kaashandelaar vervallen, het
geen beteekent stopzetting van zijn kaas
handel.
Het bovenstaande moge voor ieder, wien
dit aangaat, een waarschuwing zijn, dat de
overheid tegen hen, die de regelingen op
het gebied der voedselvoorziening moed
willig overtreden, zeer streng zal optreden.
VRACHTWAGENS NIET LANGER DAN
VIJF DAGEN BUITEN DE
STANDPLAATS.
Bij besluit van den Secretaris-Generaal
van het Departement van Waterstaat van
5 Augustus 1940 werd verboden om
vrachtwagens met een grooter laadver
mogen dan 1 ton, welke aan natuurlijke en
rechtspersonen van Nederlandsche natio
naliteit toebehooren, zonder vergunning
van den bevoegden Rijksverkeersinspec-
teur langer dan 5 dagen buiten de tot het
normale bedrijf behoorende standplaats te
doen verblijven.
In den laatsten tijd werd herhaaldelijk
geconstateerd, dat in strijd met deze ver
ordening gehandeld wordt, en zelfs ge
tracht wordt bemiddeling te verleenen bij
het verhuren of verkoopen van vrachtwa
gens naar België of Frankrijk, zonder bo
vengenoemde vergunning.
De bepalingen van bovengenoemde ver
ordening worden thans nogmaals uitdruk
kelijk een ieder in herinnering gebracht.
Personen, die bij dergelijke verboden
transacties hun bemiddeling verleenen,
worden .evenals de houders der vrachtwa
gens, die aan dergelijke aanbiedingen ge
volg geven, onverbiddelijk vervolgd, ter
wijl de betrokken vrachtwagens in beslag
worden genomen.
Met betrekking tot overtreding van da
voorschriften, bij of krachtens hoogerge-
noemd besluit gegeven, is het bepaalde in
de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wet Ge
bruik Vervoermiddelen 1939 van overeen
komstige toepassing.
VESTIGINGSEISCH VOOR BAKKERS.
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het departement van Handel,
Nijveheid en Scheepvaart, heeft als diplo
ma, uit het bezit waarvan het voldoen aan
de in het Vestigingsbesluit Broodbedrijven
1928 bedoelde minimum-eischen van han
delskennis voor het broodbakkers- en het
broodverkoopersbedrijf kan blijken, aan
gewezen het einddiploma eener handels
avondschool met 5-jarigen cursus.
EERSTE VERTOONING VAN
„DE POSTMEESTER".
Rijkscommissaris behoort tot de gasten.
Het A. N. P. meldt: In het Asta-Theater
te 's-Gravenhage is gisteravond voor ge
noodigden de eerste vertooning gegeven
van de Ufa-film „De Postmeester", met
den bekenden acteur Heinrich George,
Staatsschauspieler-intendant, in den titel-
rol.
De Rijkscommissaris, Rijksminister
Seyss-Inquart, de militaire bevelhebber,
generaal Fr. Christiansen, en vele andere
autoriteiten woonden dezen avond bij.
Mede aanwezig was de heer Heinrich
George, aan wien de Ufa-directie een
grooten krans aanbood.
Het muziekkorps van het ïuchtwapen
onder leiding van kapelmeester Hermann
Friess verleende medewerking.
Na afloop bood de directie der Ufa-
maatschappij den heer Heinrich George
een ontvangst aan in het hotel de Oude
Doelen.
De Rijkscommissaris deed ook hier door
zijn aanwezigheid blijken, van zijn be
langstelling.
WIELRIJDERS,
bent II voornemens af te slaan,
geeft dan o p t ij d de richting aan!
Vereeniging voor Veilig Verkeer*