£eefïepscaat. BINNENLAND ZATERDAG 9 ...//EMBER 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 XII. DE TRAP NAAR HET VERLEDEN Toen pater Willibrord twaalf eeuwen geleden voor onze nieuwsgierige en lich- telijk-verbaasde voorouders de Mis op droeg. deed hij dat reeds op ongeveer de zelfde wyze als het thans geschiedt. Hij zong geen credo welke later tusschen- gevoegd is en hief de geconsacreerde gedaanten van brood en wijn niet ter aan bidding op, een gebruik, dat pas in de middeleeuwen in zwang kwam. Ook be hoefde hij er zich niet aan te ergeren, dat onze voorouders onder het Laatste Evan gelie hun jas toeknoopten en vol staatsie het Groene Kerkje uitwandelden, want het Laatste Evangelie werd nog niet gelezen en de gebeden na de Mis evenmin. Maar voor het overige waren de cere moniën van de Mis reeds vrijwel gegoten in den vorm, die wij thans nog kennen. Hier en daar kwamen afwijkingen voor; eerst paus Pius V heeft in 1570 voor de liturgie van de Mis nauwkeurig de vormen en gebeden vastgesteld. Vreemder zouden wij echter opkijken, wanneer wij de Mis konden bijwonen, zooals de bisschop van Maastricht, St. Servaas, die aan de oevers van de Maas opdroeg. Bisschop Servaas stierf in het jaar 384. Dat is dus zestien eeuwen gele den. Als Servatius, die de treurige vereering geniet van een „ijsheilige", de Mis op droeg, kwamen na epistel en evangelie de geloovigen met hun gaven naar het altaar. Deze gaven bestonden uit brood en wijn, waarvan een gedeelte ter zijde werd ge legd om geconsacreerd te worden, doch ook brachten zij olie, bloemen, vruchten e.d., die op een tafel bij het altaar werden opgestapeld. Deze offergang van de geloovigen is in onbruik geraakt, doch niet geheel verdwe nen. Eigenlijk maken ook u en ik nog steeds een offergang mee. Ge raadt het in geen zeven jaar! Het is het collecte-zakje, dat op allerlei ongelegen oogenblikken onder onze neu zen wordt geduwd, waarmede zéér ijverige collectanten zelfs niet kunnen ophouden als het waarschuwingsbelletje, teri teeken dat de consecratie begonnen is, reeds geklonken heeft. Het beste remedie tegen zulke vrijpostigheid is uw milde gave van één cent aan kerk en armen te onthouden, en een volgende keer twéé cent te ge ven. Ook de handwassching van den priester is een overblijfsel van den vroegeren of fergang; door het aannemen van de gaven in natura had de priester zijn handen vuil gemaakt. Wat de gebeden betreft, stoorde Serva tius zich niet aan de rubrieken, omdat er nog geen vasten vorm aan alle Mis-gebe- den was gegeven. De canon, de reeks ge beden dus vanaf de praefatie tot aan het pater noster, had echter reeds in groote lij nen een vaste samenstelling. Deze gebeden behooren, althans in hoofdzaak, tot- de oudste liturgie van de Kerk en gaan terug tot apostolische tijden. Wanneer we nog dieper in het verleden willen afdalen, om de oorsprong van de Mis-ceremoniën na te delven, dan zouden wij de grenzen van ons vaderland moeten verlaten. Het is natuurlijk niet onmoge lijk, dat in tijdperken, dat de Kerk met rust werd gelaten, de Katholieken in het Romeinsche leger hier in ons land de Mis konden bijwonen b.v. op Roomburg, maar, al is de mogelijkheid niet uit te sluiten, er is ons in ieder geval niets van be kend. Veronderstellen wij echter, dat op een Zondagmorgen van het jaar 200 aan de soldaten, die op Roomburg waren gele gerd, het geluk overkwam, dat zij een priester in hun midden hadden, en zij Ie communie konden gaan (onder beide ge daanten). Het merkwaardige is, dat deze Romein sche soldaten, ofschoon zij Latijn spraken, toch in een vreemde taal de Mis hoorden opdragen. De Kerk bediende zich in die dagen van het Grieksch! Liturgische ge waden kende men niet, ofschoon de pries ter in een toog gekleed was en een soort kazuifel droeg de gewone dracht van deftige Romeinsche heeren. Er zouden voorlezingen zijn gedaan uit het Oude en Nieuw Testament, de soldaten zouden hun offergaven hebben aangedra gen, en wij zouden één van zin en één van hart met hen hebben aangeheven: Sursum corda! Omhoog de harten! Habemus ad Dominum. Wij hebben ze tot den Heer verheven! Gratias agamus Domi no Deo nostro. Laten wij dank brengen aan den Heer onzen God. Vere dignum et justum est. Waarlijk, dat is waardig en rechtvaardig: Want deze aanroepingen, die ieder Ka tholiek kent, waren ook voor onze eerste broeders in het geloof, de plechtige inlei ding van de canon, van de gebeden dus die rond de consecratie worden gezegd en welke naar den inhoud slechts weinig ver anderd zijn. Het Pater Noster zouden wij niet hooren (evenmin trouwens als Kyrië en Gloria). Na de breking van het brood (wat in de tegenwoordige Mis alleen met de Hostie van den priester gebeurt), zouden wij de H. Communie hebben ontvangen, staande en op de uitgestrekte hand. Nóg oudere schriftelijke getuigenissen zijn bekend, die afdalen tot de eerste eeuw, waaruit blijkt, dat de geloovigen aan een gemeenschappelijke tafel aanza ten en er nog geen afzonderlijk altaar was. Wij zijn nu gekomen tot de eeuw, waarin Christus-zelf geleefd heeft. In een vorig artikel bespraken wij reeds, hoe in die eeuw de viering van de Mis verbonden was met een liefdemaal, waaraan, wegens wangedrag van sommigen, weldra een eind moest worden gemaakt. Terugblikkend zien wij de liturgie van Dr. Fischböck over economische problemen in Nederland n. Naar aanleiding van zijn lezing op 29 October j.L over „Economische vraag stukken in het nieuwe Europa" heeft dr. Hans Fischböck, commissaris-generaal voor Financiën en Economische Zaken, eenige genoodigden in staat gesteld van gedachten te wisselen in verband met eenige vragen, die naar aanleiding van voornoemd onderwerp vooral ten aanzien van de economische positie van Nederland, waren gerezen. Aan de uitvoeringe en interessante be schouwingen, die deels een gevolg waren van gestelde vragen, van dr. Fischböck ontleenen wij het volgende: HET BETALINGSVERKEER Door een der aanwezigen werd de vraag gesteld hoe het toekomstige betalings verkeer zich zal ontwikkelen, en in welke mate dit gecentraliseerd zal worden. Dit is in de eerste plaats, zoo verklaar de dr. Fischböck, een zuiver technische kwestie, die nauw verband houdt met de overeenstemming der belangen. Geregeld immers, wordt in de eerste plaats, de be weging van goederen. Daarbij moet men niet uit het oog verliezen dat Duitschland nauwkeurig zal waken tegen een minder juist geacht verstrekken van opdrachten in landen, die daartoe niet in aanmerking zouden kunnen komen. Zoo zal, om een voorbeeld te noemen, geen goederen export van België naar Noorwegen plaats hebben indien dit niet in het economisch bqlang van Duitschland zou zijn. Daarna kwam de verhouding tusschen debiteur en crediteur ter sprake. Minister Fischböck achtte de oplossing van deze verhouding van niet al te groote beteeke- nis, aangezien dit eigenlijk een vanzelf sprekende factor is. Ten aanzien van de verhoudingen tusschen Nederland en Duitschland mag men aannemen, dat een interne vereffening zal plaats vinden. De toekomstige verhoudingen van Neder land ten aanzien van andere landen en continenten zyn op dit oogenblik nog niet te definieeren en vragen, hiermede ver band houdende, niet te beantwoorden. Het staat vast dat Nederland credituur is voor al in de Vereenigde Staten en Neder- landsch Indië. Voor Duitschland is het allergrootste belang dat de Nederlandsche saldi in deze landen intact blijven. Men zal echter na den oorlog moeten zien, wat met deze investeeringen kan geschieden. Volgens minister Fischböck bedroeg het Nederlandsch tegoed, geïnvesteerd in Amerika, anderhalf milliard gulden. In Nederlandsch Indië vier milliard gulden en in Duitschland anderhalf milliard gul den. Dit laatste bedrag, aldus de minister, is in ieder geval volkomen intact en kan voor de volle nominale waarde worden opgenomen. ONZE SCHEEPVAART Vervolgens werd het voor Nederland zoo belangrijke probleem ter sprake gebracht ten aanzien van de verhoudingen in onze nationale scheepvaart. Een basis waarop kan worden onderhan deld is op dit oogenblik, zoo zette de mi nister uiteen, niet te geven. Dit kan pas'na de beëindiging van den oorlog plaats heb ben. Immers de gevolgen vooral voor de Nederlandsche schepen zijn in dit stadium van den oorlog niet te overzien. De ver liezen immers ten gevolge van de vijande lijkheden, zijn niet bekend. Binnen het kader van problemen, die de Nederlandsche scheepvaart op dit oogen blik bezig houden, werd de positie van onze nationale binnenscheepvaart bespro ken. Minister Fischböck wees op het feit, dat voor de naaste toekomst tal van gun stige mogelijkheden aanwezig zijn, zulks te meer waar Nederland in dit opzicht als voorbeeld kan gelden. Hoe langer hoe meer wordt het ideaal van een Rijn- Main-Donau kanaal in de praktijk ver wezenlijkt. In dit verband memoreerde de minister den bouw van Dounauschepen in Nederland die over land werden ver voerd. Indien tal van thans nog bestaande technische moeilijkheden uit den weg zullen zijn geruimd, dan is een verbinding van den Rijn naar de Zwarte Zee mogelijk. In hoeverre Nederland na de be ëindiging van den huidigen oorlog haar oude positie op de wereldzeeën weer kan innemen, is op dit oogenblik moei lijk aan te geven. Men nadruk wees dr. Fischböck evenwel op de groote wen- schelijkheid, dat Nederland aan de wereldscheepvaart blijft deelnemen, zulks te meer waar tal van technische het Mis-offer zich steeds rijker en veel kleuriger ontwikkelen door de eeuwen heen. Verandering in uiterljjken vorm, geen verandering in de offergedachte. De vermaning van de Didache of Leer der Twaalf Apostelen, omstreeks het jaar 90 geschreven, is ook voor ons geschreven: „Op den dag des Heeren komt te zamen, breekt het brood en viert de Eucharistie; belijdt echter te voren uw zonden, opdat uw offer heilig zij. Niemand die een twist met zijn vriend heeft, mag zich bij u be vinden, voor hij zich heeft verzoend, opdat uw offer niet worde verontreinigd. Want aldus luidt het woord van den Heer: „Want van den opgang van de zon tot aan den ondergang is mijn naam groot onder de volkeren en op alle plaatsen wordt ge offerd en opgedragen aan mijn naam een reine offerande, want groot is mijn naam onder de volkeren". ARCANUS. Foto Pax Holland. eischen door ons land worden vervuld. In dit verband kwam de vraag ter sprake in hoeverre de Nederlandsche reeders reeds nu opdrachten voor den bouw van nieuwe schepen kunnen plaatsen. Deze vraag is, aldus de minister, niet gemakke lijk te beantwoorden. Vast staat echter dat binnen korten tijd in Nederland alle werven zullen zijn bezet, waai mede een belangrijke bijdrage in de werkverschaf fing in Nederland wordt geleverd. Men mag echter ten aanzien van dit probleem het feit niet uit het org vei hezen, dal de leve ring van grondstoffen uit Duitscnland ge heel en al afhanicelijk is van do behoeften en eischen der Duitsche marine. De minister gaf echter de ve-zekering, dat Nederland een zeer belangrijk aandeel zal krijgen in de Eurr.peesche tonnage. Hiervoor zal Duitschlond zich borg stellen. DE HANDELSBEWEGING. Vooral in den laatsten tijd, zoo ver klaarde minister Fischböck, wordt het handelsverkeer van Nederland in menig opzicht onjuist beoordeeld. Dit is niet al leen een gevolg van een onjuist inzicht, maar tevens te wijten aan het feit, dat de laatste maanden omtrent de handelsbewe ging geen gegeven waren gepubliceerd. Het handelsverkeer met Duitschland is als volgt: De. uitvoer naar Nederland had geduren de 1938 een maandelijksch gemiddelde van 25 millioen, in 1939 van 30 millioen. Het verloop in dit jaar geeft het volgende beeld te aanschouwen: in Januari bedroeg de invoer uit Duitschland f 28 millioen, in Februari 21 millioen, in Maart f 27 millioen, in April 26 millioen, in Mei 10 millioen, in Juni 5 millioen, in Juli 19 millioen, in Augustus 29 millioen en in September 31 millioen, waarmede het maandelijksche gemiddelde van 1938 en 1939 werd overschreden. In dit verband wees spreker nog op het feit dat het hier cm het geheele handelsverkeer over de grens gaat. De uitvoer van. Nederland naar Duitsch land vertoont het volgende beeld: Het maandelijksche gemiddelde in 1938 bedroeg 13 millioen, in 1939 11 millioen. Deze gegevens zijn voor de maanden van dit jaar als volgt: Januari 8 millioen, Februari 9 millioen, Maart 14 millioen, April 15 millioen, Mei 9 millioen, Juni 25 millioen, Juli 25 millioen, Augustus 38 millioen en September f 39 millioen. Wat de uitvoer betreft, zoo wees dr. Fisch böck met klem de geruchten van de hand dat de uitvoer niet zou worden betaald. Het tegendeel hiervan is waar! Wat het totale handelsverkeer ven Ne derland betreft, zoo gaf de minister hier omtrent de volgende gegevens: De invoer bedroeg in 1938 gemiddeld 118 millioen per maand, in 1939 f 126 millioen per maand. Gedurende de eerste vier maanden van dit jaar bedroeg de gemiddelde waarde 50 tot 60 millioen per maand. In Mei bedroeg de waarde van den import 60 millioen, in Juni 60 millioen, in Juli 41 millioen, in Augustus 53 millioen en in September 5,0 millioen. Wat den totalen uitvoer van Nederland aangaat, zoo bedroeg het maandelijksch gemiddelde in 1938 86 millioen, in 1939 gemiddeld 80 millioen. Voor de eerste vier maanden van het loopende jaar week het gemiddelde niet af Van het percentage over 1939. In Mei bedroeg de waarde van den export 44 millioen, in Juni 26 millioen, in Juli 29 millioen, in Augustus 44 millioen en in September 46 millioen. Naar aanleiding van het vraagstuk om trent de Nederlandsche handelsbeweging werd de vraag gesteld, in welke mate Nederland rechtstreeks met het buiten land kan onderhandelen. Minister Fisch böck gaf hierop ten antwoord, dat de Ne derlandsche handel In principe vrij is en een onbeperkt terrein kan bestrijken. Hij wees op het feit dat gunstige toekomst mogelijkheden blijven bestaan. HET BOUWBEDRIJF. Naar aanleiding van een gestelde vraag omtrent de positie van het Nederlandsche bouwbedrijf verklaarde minister Fisch böck, dat er op het oogenblik in ons land 190.000 werkloozen aanwezig zijn, tegen 3CO.OOO in Juni. De werkloosheid in het bouwvak bedroeg in de gunstige maand van 1939 43.000; de ongunstigste maand van dit jaar, Januari, gaf 'n percentage van 88.000. Dit cijfer is geleidelijk gedaald tot 32.000 in Augustus j.l. Wat het bouwen in Nederland aangaat, aldus dr. Fischböck, zoo is het particu liere initiatief tot een zeer laag peil ge daald. In vele gevallen is zelfs sprake van een volkomen stilliggen. Natuurlijk heerscht er tot op zekere hoogte een schaarschte aan bouwmaterialen. De eer sten echter die met het bouwen beginnen zullen in ieder geval voldoende materialen tèr beschikking hebben. Wat de afzonderlijke bouwmaterialen aangaat, zoo verklaarde de minister, dat hout en ijzer voldoende in Europa beschik baar zijn. Er bestaat geen tekort. Er be staan slechts zeer groote transportmoeilijk heden, die echter binnen afzienbaren tijd overwonnen zullen worden. Hierna kwam minister Fischböck naar aanleiding van een gestelde vraag op een uiterst netelig vraagstuk te spreken: het benzinevraagstuk. HET BENZINEVRAAGSTUK. In principe, zoo zette de minister uiteen bestaat een basis van rechtsgelijkheid tus schen de Nederlandsche staatshuishoud kunde en de verhoudingen in Duitschland. Dat daarbij terdege met Nederlands spe ciale belangen rekening wordt gehouden, moge blijken uit het feit, dat voor bouw doeleinden in Duitschland geen benzine be schikbaar wordt gesteld. Wat het aantal in Nederland beschikbare vrachtauto's aangaat, de verzorging met de noodige benzine is gewaarborgd. Gedurende de afgeloopen maand heeft een aanzienlijke import van benzine uit Duitschland plaats gehad. Ook in de naas te toekomst mag men den benzine-invoer uit Duitschland verwachten. De autori teiten streven naar een handhaving van ue thans beschikbare voorraden in ons land. DE OORLOGSSCHADE VERGOEDINGEN. Een hoogtepunt van de bijeenkomst vormde de gedachtenwisseling over het vraagstuk inzake de oorlogsschadevergoe dingen. De minister deelde mede dat het ontwerp gereed is en dat de publicatie bin nen enkele weken kan worden tegemoet gezien. Deze verordening gaat principieel uit van een volledige schadevergoeding door den staat. Echter wordt ten aan zien van groote particuliere vermogens een voorbehoud gemaakt, dat een re ductie in de te betalen schade kan wor den toegepast "De te betalen uitkeeringen moeten echter geheel en al. in dienst van den wederopbouw worden gesteld! goo lang nog niet met den nieuwbouw wordt begonnen zal geen uitkeering plaats hebben, maar het bedrag ter beschikking blijven staan, zulks met rentevergoeding. Met den bouw zal echter t.z.t moeten begonnen worden, welk principe men ook in de brand verzekering toepast. INFLATIE EN DEVALUATIE. Vervolgens werd een vraag gesteld van de volgenden aard: Het koersverloop ter beurze toont gedurende de laatste dagen aan, dat men zich in Nederland veel zorgen maakt over de snelle vermeerdering van de zich in omloop bevindende bankbiljet ten, hetgeen door sommige kringen als een begin van inflatie zou worden beschouwd, speciaal omdat die vermeerdering vooral de laatste week een gevolg uras van het, plaatsen van schatkistpapier bij de ban ken. In welk opzicht kan hiervoor een ver klaring worden gegeven, die de onjuiste opvattingen tot normale proporties zou kunnen terugbrengen? Minister Fischböck gaf hierop èen zeer uitvoerige uiteenzetting. Er is geen sprake van een neiging tot inflatie aauwezig. Inflatie immers is een spiraalbeweging tusschen loonen en prijzen. Prijsstijgingen, aldus dr. Fischböck, zullen niet worden toegelaten. Ongetwijfeld bestaat er op dit oogenblik aan een eenen kant een teveel aan betalingsmiddelen en daarnaast een gebrek aan consumptiegoederen. De autoriteiten zullen er in Neder land naar streven dat de opgepotte koopkracht niet tot stoornissen in het Nederlandsche economische leven zal leiden. Een vermeerdering van de in omloop zijnde bankbiljitten behoeft geen zorgen te baren, zoolang het de koopkracht verhinderd wordt prijs stijgingen in het leven te roepen. De prijzen in Nederland zullen niet bo ven het Duitsche prijsniveau stijgen. Van devaluatie of andere maatrege len ten opzichte van de Nederlandsche valuta is geen sprake. De Duitsche Rijksbank zal haar volle medewer king verleenen bij de handhaving van de positie van de Nederlandsche valu ta, aldus riep de minister uit. DE BELASTINGEN. Ten aanzien van de bestaande belastin gen, zoo beëindigde dr. Fischböck het on derhoud, kan worden gezegd dat een ver hooging van de winstbelasting in het leven zal worden geroepen. Een oorlogsbelasting werd niet waarschijnlijk geacht. In Duitschland kent men dit instituut niet, aangezien een juiste afbakening van oor logswinst zeer moeilijk te bepalen is. De gemaakte winsten aldaar worden echter in dienst van het algemeene nut gesteld. Over het invoeren van nieuwe belas tingen in Nederland kon minister Fisch böck nog niets mededeelen. Wel wees hij op de dringende noodzakelijkheid dat de staatsinkomsten aanzienlijk moeten wor den verhoogd. Nieuwe bronnen zullen der halve vermoedelijk worden aangeboord. CLANDESTIEN BOTER VERHANDELD STOPZETTING VAN HET BEDRIJF ALS STRAFMAATREGEL Het Rijksbureau voor voedselvoorziening in oorlogstijd deelt het volgende mede: In verband met de .distributiemaatrege len is het noodzakelijk, dat de overheid een overzicht heeft van de voorraden, die in het land aanwezig zijn. Te dien einde is ten aanzien van verSchillen.de producten bepaald, dat degenen, die meer dan een bepaalde hoeveelheid in voorraad hadden op een bepaalden datum, daarvan opgave moesten doen aan een daarvoor aangewezen orgaan. Dit is ook geschied met betrekking tot boter. Dezer dagen is aan het licht gekomen, dat een handelaar in boter een deel van zijn voorraad had verzwegen en had afgeleverd buiten de distributieregeling om. Als ge volg daarvan is de betrokken handelaar door het dagelijksch bestuur van de afdee- ling zuivel van de Nederlandsche Zuivel- centrale als georganiseerde geschorst in af wachting van de uitspraak van de commis sie voor de crisis-tuchtrechtspraak. Niet alleen is het den handelaar thans niet meer mogelijk zijn boterhandel uit te oefenen, maar ook andere bevoegdheden, die hij als georganiseerde bij genoemde centrale had, zijn hem ontnomen. Zoo kan hij thans niet langer boter ompakken, is het hem verboden kaas-te wegen voor kaas producenten als waaghouder en is zijn ver gunning als kaashandelaar vervallen, het geen beteekent stopzetting van zijn kaas handel. Het bovenstaande moge voor ieder, wien dit aangaat, een waarschuwing zijn, dat de overheid tegen hen, die de regelingen op het gebied der voedselvoorziening moed willig overtreden, zeer streng zal optreden. VRACHTWAGENS NIET LANGER DAN VIJF DAGEN BUITEN DE STANDPLAATS. Bij besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Waterstaat van 5 Augustus 1940 werd verboden om vrachtwagens met een grooter laadver mogen dan 1 ton, welke aan natuurlijke en rechtspersonen van Nederlandsche natio naliteit toebehooren, zonder vergunning van den bevoegden Rijksverkeersinspec- teur langer dan 5 dagen buiten de tot het normale bedrijf behoorende standplaats te doen verblijven. In den laatsten tijd werd herhaaldelijk geconstateerd, dat in strijd met deze ver ordening gehandeld wordt, en zelfs ge tracht wordt bemiddeling te verleenen bij het verhuren of verkoopen van vrachtwa gens naar België of Frankrijk, zonder bo vengenoemde vergunning. De bepalingen van bovengenoemde ver ordening worden thans nogmaals uitdruk kelijk een ieder in herinnering gebracht. Personen, die bij dergelijke verboden transacties hun bemiddeling verleenen, worden .evenals de houders der vrachtwa gens, die aan dergelijke aanbiedingen ge volg geven, onverbiddelijk vervolgd, ter wijl de betrokken vrachtwagens in beslag worden genomen. Met betrekking tot overtreding van da voorschriften, bij of krachtens hoogerge- noemd besluit gegeven, is het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wet Ge bruik Vervoermiddelen 1939 van overeen komstige toepassing. VESTIGINGSEISCH VOOR BAKKERS. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Handel, Nijveheid en Scheepvaart, heeft als diplo ma, uit het bezit waarvan het voldoen aan de in het Vestigingsbesluit Broodbedrijven 1928 bedoelde minimum-eischen van han delskennis voor het broodbakkers- en het broodverkoopersbedrijf kan blijken, aan gewezen het einddiploma eener handels avondschool met 5-jarigen cursus. EERSTE VERTOONING VAN „DE POSTMEESTER". Rijkscommissaris behoort tot de gasten. Het A. N. P. meldt: In het Asta-Theater te 's-Gravenhage is gisteravond voor ge noodigden de eerste vertooning gegeven van de Ufa-film „De Postmeester", met den bekenden acteur Heinrich George, Staatsschauspieler-intendant, in den titel- rol. De Rijkscommissaris, Rijksminister Seyss-Inquart, de militaire bevelhebber, generaal Fr. Christiansen, en vele andere autoriteiten woonden dezen avond bij. Mede aanwezig was de heer Heinrich George, aan wien de Ufa-directie een grooten krans aanbood. Het muziekkorps van het ïuchtwapen onder leiding van kapelmeester Hermann Friess verleende medewerking. Na afloop bood de directie der Ufa- maatschappij den heer Heinrich George een ontvangst aan in het hotel de Oude Doelen. De Rijkscommissaris deed ook hier door zijn aanwezigheid blijken, van zijn be langstelling. WIELRIJDERS, bent II voornemens af te slaan, geeft dan o p t ij d de richting aan! Vereeniging voor Veilig Verkeer*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 6