Dr. Seyss-Inquart over den weder opbouw in Nederland. S)e freópste&ing, te tflatence Volkomen overeenstemming van opvatting Laval minister van binnenlandsche zaken De strijd in het Oosten DINSDAG 29 OCTOBER 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 De Rijkscommissaris voor de bezette Ne- derlandsche gebieden, rijksminister dr. Seyss-Inquart, heeft den hoofdredacteur van den Weltpressedienst, dr. Hagemann, een interview toegestaan, waarin hij de volgende belangwekkende mededeelingen deed. Op de vraag, welke vorderingen ge maakt werden met het herstel van de door den oorlog aangerichte vernielin gen, verklaarde dr. Seyss-Inquart: De oorlogsgebeurtenissen hebben in Ne derland, aangezien zij slechts kort geduurd hebben, betrekkelijk geringe schade aan gericht. Het ergst waren de verwoestingen in Rotterdam, waar de Duitsche vliegers de valschermjagers, die de belangrijke Maasbruggen bezet hielden, te hulp kwa men, voorts nog langs de Grebbe-linie, in het bijzonder te Rhenen, en tenslotte te Middelburg in de provincie Zeeland. Daar heeft een Fransch korps getracht, den op- marsch der Duitsche troepen te stuiten, resp. na inneming dezer stad de verdere Duitsche operaties door artillerievuur te be lemmeren. Het opruim in gs werk te Rotterdam is zoo ver gevorderd, dat het voor het einde van het jaar als nagenoeg beëindigd kan wor den beschouwd. Tot dusver zijn er voort durend 1015 000 arbeiders en 10002000 vrachtauto's aan het werk geweest. De plannen voor den herbouw van de ver woeste stadsdeelen zijn gereed. Zij worden thans nog nader bestudeerd, vooral ook met het oog hierop, of zij ook rekening houden met de toekomstige ontwikkeling van deze belangrijke havenstad. Zoowel van de zijde van het gemeentebestuur, als ook de particuliere belanghebbenden zijn plannen ontworpen voor den bouw van nieuwe officieele gebouwen alsmede van woon- en winkelhuizen, zoodat waarschijn lijk omstreeks de jaarwisseling met den bouw kan worden begonnen. Even zoo staan de zaken ervoor te Mid delburg en Rhenen. Te Middelburg is er in het bijzonder naar gestreefd, dat de histo rische bouwwerken van deze stad, in de eerste plaats het raadhuis, weder in den oorspronkelijken vorm kunnen worden op gebouwd. Ik heb van den aanvang af aan het vraagstuk van den herbouw mijn spe ciale aandacht gewijd en een fonds voor den wederopbouw geschapen, dat de grondslagen moet bieden voor de beschik baarstelling van de noodige middelen. Vraag: Welke maatregelen worden genomen, om een einde te maken aan de werkloosheid in Nederland? Den 21 en Juli 1940 bedroeg het aantal Nederlandsche werkloozen 321.809, tégen over een aantal van 208.863 óp 5 October 1940. Derhalve kon niet alleen een toena me van het werkloozencijfer vermeden, doch daarenboven een vermindering met ongeveer een derde binnen drie-en-een- halve maand bereikt worden. Daar bij den tegenwoordigen stand van het Nederland sche bedrijfsleven de werkloozen slechts in beperkte mate in het land zelf in het ar beidsproces kunnen worden ingeschakeld, is gezocht naar wegen en middelen om werkloozen op behoorlijke voorwaarden in het Duitsche Rijk werk te verschaffen. Er is voor gezorgd, dat de tewerkstelling zoo veel mogelijk in gesloten groepen en met inachtneming van Nederlandsche levensge woonten geschiedt. De Nederlandsche ar beider leeft in Duitschland onder goede voorwaarden en geniet dezelfde rechten als de Duitsche arbeider. In hun brieven aan de verwanten in eigen land geven de ar beiders dan ook steeds weer uiting aan hun voldoening erover, dat het hun einde lijk gelukt is, werkmogelijkheden te heb ben gevonden. De Nederlandsche dienst der werkverschaffing is bovendien door organisatorische "maatregelen in staat ge steld, rechtstreeks en doeltreffend het werkloozenvraagstuk op te lossen. Zoo wordt door uitbreiding van de steunmaat regelen aan een groot aantal werkloozen, die ten deele sedert jaren niet meer ge werkt hebben, weder arbeid en brood ver schaft. Daarenboven wordt ernaar ge streefd, de ontslagen in het Nederlandsche bedrijfsleven tot de meest dringende ge vallen te beperken. Voorts is het streven, orders uit Duitschland bij de Nederland sche industrie te plaatsen, om op deze wij ze nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Vraag: Welke vorderingen maakt de aanpassing van het Nederlandsche eco- nomische leven? De Nederlandsche landbouw is reeds in uitgebreide mate in het genot van de hem binnen de omraming van de Grootduitsche economische ruimte geboden mogelijkheid tot afzet, en wel tegen prijzen, welke aan zienlijk beter zijn, dan* de vroeger door Engeland geboden, met de conjunctuur wisselende, prijzen, die over het algemeen slechts met behulp van rijkssteunmaatrege len voortzetting der productie toelieten. Hier voltrekt zich dus de heroriënteering naar het in het Oosten liggende afzetge bied vanzelf. De landbouw streeft er met succes naar, den aanwezigen veestapel met de producten van het eigen bedrijf in stand te houden, waarbij het gunstige weer het winnen van extra hoeveelheden ruw voer buitengewoon begunstigd heeft. Daarom kan verwacht worden, dat zoowel de hier te lande gevolgde, alsook de door den Reichsnaehrstand beproefde methoden tot uitbreiding en verbetering van de eigen productie een aanzienlijk deel van de hoeveelheid veevoeder, die tot dusver werd ingevoerd, zullen kunnen doen vervallen. In geer. geval dienen echter deze maatre gelen het karakter van Nederland als uit gesproken veredelingsland op den duur te doen verdwijnen. De industrie is bezig, met de vertegen woordigers van het Duitsche bedrijfsleven onderhandelingen te openen op basis van rechtsgelijkheid, welke de arbeidsverdee- ling in het gebied van Europa door accoor- den moetén waarborgen. Aan te nemen valt, dat het Nederlandsche economische leven op grond dezer plannen in verhoog de mate opdrachten met vastgestelde pro- ductievoorwaarden zal vinden en daarme de nieuwe arbeidsmogelijheden scheppen. Vraag: Hoe is de ravitailleeringspo- sitie van de Nederlandsche bevolking op het gebied van levensmiddelen en voorwerpen van dagelijksch gebruik? De ravitailleering van de Nederlandsche bevolking is in denzelfden omvang en vol gens dezelfde methoden als in Duitschland gewaarborgd. De hoeveelheden levensmid delen gn textielfabrikaten, die ieder t - bedeeld worden, zijn met geringe afwij kingen, welke uit plaatselijke consumptie gewoonten voortvloeien. gelijk aan de rantsoenen in Duitschland. Er is zorg voor gedragen, dat de bepaalde hoeveelheden in vollen omvang ter beschikking staan. Vraag: Hoe ontwikkelt de samen werking tusschen de Duitsche en Ne derlandsche instanties zich? In beginsel wil de bezettende macht in Nederland het bestuur door de autoriteiten des lands zelve laten uitoefenen. Zij heeft er zich derhalve in wezen mee verge noegd, bij de centrale Nederlandsche Be- stuursinstanties een leidenden staf te ves tigen, die er voor zorgt, dat de belangen van de Bezettende Macht volgens de eischen van het oogenblik gewaarborgd blijven. Het Nederlandsche volk wordt der halve door zijn eigen autoriteiten en amb tenaren bestuurd. Ook de uit voorzorg in gevoerde distributiemaatregelen geschieden door de Nederlandsche instanties. Een grootere inmenging in het bestuursappa raat vond eigenlijk slechts op het gebied van de werkgelegenheid plaats, daar de opheffing der werkloosheid den Duitschen autoriteiten bijzonder ter harte gaat en de Nederlandsche ambtelijke instanties niet beschikken over de ervaring en techniek om deze opgaven ten volle recht te doen wedervaren. Derhalve zijn bij de afzon derlijke arbeidsbeurzen Duitsche ambtena ren aangesteld. Voor het overige besturen de Nederlanders zich zelf op alle gebieden van het economisch leven, de cultuur, het politiewezen enz. De Nederlandsche ambtelijke instanties toonen over het algemeen volledig begrip voor de eischen dér Duitsche instanties, zoodat de samenwerking zich zonder wrij ving voltrekt. De Nederlandsche bestuurs- instantiés hebben zelfs met een zekere vol doening erkend, dat de bestuurstaat met de Duitsche autoritaire instanties op veel snellere en reeds om die reden doelmati ger en succesvoller wijze verricht kan wor den dan volgens de vroeger toegepaste methoden. Er heerscht een voortdurende openhartige gedachtenwisseling tusschen de leidende Duitsche en Nederlandsche in stanties. Men streeft er van beide zijden naar elkander den arbeid wederkeerig te verlichten en men vindt aan Nederland sche zfjde het streven om zich met de Duitsche gedachtenwereld vertrouwd te maken. Vraag: Zal de erkenning van de noodzakelijkheid van Duitsch-Neder- landsche economische samenwerking tot nieuwe opvattingen in de economi sche en sociale denkwijze leiden? Ik geloof inderdaad, dat de nieuwe om standigheden het Nederlandsche volk bo ven standen en klassen zal verheffen tot de erkentenis van zijns lotsverbonden heid, zoodat de economische belangen' niet meer, zooals totdusverre veelal, op den voorgrond zullen staan. De noodzaak tot economische reorganisatie en de gemeen schappelijke zorg voor de toekomst van het volk zullen het inzicht in de hand wer ken, dat het volk er niet is ter wille van het bedrijfsleven, maar het bedrijfsleven voor het welzijn van het volk. Zulks te meer, daar de Nederlanders zich er thans met hun eigen oogen van kunnen overtui gen, dat het economische leven van het Grootduitsche Rijk, dat niet berekend is op kapitalistische belangen maar op de be hoeften van het volk, geenszins naar een vijandelijke propaganda zoo dikwijls beweerde een beperking van het initia tief en de verantwoordelijkheid'van het individu beteekent, doch integendeel een verhoogde ontplooiing van alle economi sche mogelijkheden. Een dusdanige ont wikkeling is natuurlijk geen zuiver mate rieel, doch een geestelijk proces, waarbij in de plaats van het individueel belang de gedachte aan de gemeenschap treedt. Er zijn overigens in Nederland reeds be- I drijven, wier leiding deze verantwoorde lijkheid jegens de ondergeschikten duide lijk inziet, en er zijn ook reeds veelal in stellingen voorhanden, die weliswaar voor- loopig nog meer het karakter van liefda digheidsbemoeiing dan dat van plichtsver vulling op grond van een grooter rechts- bezit vertoopen. Het besef van een natio nale en tevens sociale verantwoordelijkheid zal, naar ik geloof, ook in Nederland een front van alle werkers doen ontstaan. Vraag: Vallen er teekenen van een denkwijze in de richting van een eco- GEESTDRIFT DER FLORENTIJNEN HET OFFICIEELE COïVfMUNIQTJé De DuitschItaliaansche gesprekingen te Florence zijn gisteren om 11 uur 15 in het Palazzo Vecchio begonnen. Tegen 13 uur 45 begaven de Führer en de Duce zich met de heeren van hun gevolg naar het Pa lazzo Riccardi om een maaltijd te gebrui ken, waaraan behalve de beide ministers van buitenlandsche; zaken ook de chef van het opperbevel der weermacht, generaal- veldmaarschalk Keitel deelnam. Over het onderhoud tusschen den Führer en den Duce is gisteren te Rome de vol gende officieele bekendmaking verstrekt: De Duce en de Führer hebben vandaag een onderhoud van verscheidene uren ge had, dat in den geest van het bondgenoot schap tusschen de beide landen als ge woonlijk op den hartelijksten toon gevoerd werd en volkomen overeenstemming van opvatting omtrent alle actueele vraagstuk ken bewees. Aan het onderhoud hebben de Italiaansche minister van buitenlandsche zaken, graaf Ciano, en de Duitsche minis ter van buitenlandsche zaken, Von Ribben- trop, deelgenomen. Na de besprekingen tusschen oen Führer en den Duce in de Sala Clemente in het Palazzo Vecchio en het noenmaal in het Palazzo Riccardi Medici reden Hitier en Mussolini met hun gevolg naar het Palazzo Pitti, het Florentijnsche koningsslot, waar de Führer reeds tijdens zijn bezoek in Mei 1938 vertoefd had. In een der zalen van het Palazzo, een juweel uit den bloeitijd der Italiaansche Renaissance, werd naar aan leiding van de aanwezigheid van Führer en Duce voor een kleinen kring een concert van uitgelezen Italiaansche en Duitsche kamermuziek gegeven. Na den terugkeer in het Palazzo Vecchio brachten Hitler en Mussolini nog eenigen tijd in de vertrekken van dit historisch bouwwerk door. Intusschen had de bevol king van Florence zich verzameld op de Piazza della Signorina. Zjj verlangde storm achtig naar den Führer en den Duce om hun haar hulde te betuigen. Toen daarop Hitler en Mussolini, aangekondigd door fanfares en herauten, op het balcon ver schenen, bruiste hun een golf var geestdrift en onverwrikbaar geloof aan de gemeen schappelijke overwinning tegemoet De Führer heeft om zes uur gistermiddag Florence weer verladen. De Duce vergezel de per auto den Fühter opnieuw onder de bijvalsbetuigingen van tienduizenden en nogmaals tienduizenden, die langs de stra ten opgesteld stonden, van he- Palazzo Vec chio naar het centraal station te Florence. Vóór het station, waar ook de politieke leiders van de Landesgrüppe Italië en der Ortsgrüppe Florence, alsmede afdeelingen van de Hitler-jeugd aangetreden stonden, kwam het nogmaals tot een overweldigende afscheidsdemonstratie. Op het perron, waar dezelfde persoonlijkheden en vertegen woordigers van partij, staat en weermacht als bij de ontvasngst aanwezig waren, in specteerden de Führer en de Duce de eere compagnie. Voor het vertrek van den trein onderhiel den Mussolini en Hitier zich nogmaals en kele minuten in een uiterst vriendschappe lijke gbsprek en namen daarna zeer harte lijk afscheid. Ook het afscheid der beide ministers van Buitenlandsche Zaken was niet minder hartelijk en vriendschappelijk. Onder de klanken van de Duitsche volksliederen zette de trein zich in beweging, terwijl de Führer uit zijn wagon den Duce een laatsten af scheidsgroet toewuifde. DUITSCHE PERSSTEMMEN De beteekenis van de gevoerde bespre king wordt in de Duitsche avondbladen door markante slagzinnen op de eerste pa gina gekenmerkt. De bladen schrijven in hun commentaren, dat er één lijn loopt van de bijeenkomst op den Brenner, via de étappen Laval, Franco en Pétain tot aan de bijeenkomst in Florence. De resultaten van de besprekingen, die' op Franschen bodem en aan de Spaansche grens zijn gevoerd, zijn thans, naar het „Hamburge Fremden- blatt" opmerkt, het voorwerp van een nieuwe beraadslaging tusschen de beide mogendheden geworden, die aanspraak ma ken op de leidende functie bij het hervor- nomie, die zich over het groote gebied van Europa uitstrekt, waar te pemen? Daaromtrent kan opgemerkt worden, dat de leidende Nederlandsche kringen van huis uit gewoon zijn in-groot verband te denken. Het is derhalve ook begrijpelijk, dat de voorwaarden voor dit denken in de richting van een groot economisch gebied juist in Nederland beslist aanwezig zijn. Beslissend is of de toonaangevende krin gen in staat zijn de nieuwe situatie juist in te zien en dienovereenkomstig hun be slissingen te nemen. Veelal kan reeds ge constateerd worden, dat met initiatief en in constructieven zin medegewerkt wordt bij het denken en plannen ontwerpen. Dat geldt zoowel voor den landbouw, die zich reeds als het groote veredelingsland voor het Europeesche gebied beschouwt, als ook voor de nijverheid en vooral voor den han del, die de bijzonder gunstige ligging van Nederland als invalspoort voor de over- zeesche landen in het Europeesche gebied beseft. men van Europa. Het blad schrijft verder, dat Europa thans op het punt staat, onder leiding van Duitschland en Italië een poli tieke, moreele en militaire continentale ver sperring tegen het eiland Groot-Brittannië op te werpen. De „Lokal Anzeiger" verklaart, dat in Florence de laatste punt gezet is onder de besprekingen van den Führer met Franco en Pétain. De wereld beleeft opnieuw, al dus het blad, met welk een snelheid en nauwkeurigheid de spilpolitiek wordt voor bereid en tenuitvoer gelegd. Het nieuwe denkbeeld van Europa en zijn verbinding met Afrika, het nieuwe denkbeeld van de samenstelling der wereld Is reeds lang bo ven den horizon van het politieke wanbe grip verrezen. Hetgeen er in Florence be sproken wordt, zijn de gevolgtrekkingen van de reeds voldongen feiten en van de feiten, die zich reeds beginnen af te teeke nen. GOEDKEURING VAN ZIJN POLITIEK. Uit bijzonder gezaghebbende bron te Vichy wordt bevestigd, dat Baudoin de portefeuille van het ministerie van buiten landsche zaken opgeeft. Tot zijn opvolger heeft maarschalk Pétain Laval, den vice- president, aangewezen. Vandaag zal deze benoeming in de staatscourant worden be- xend gemaakt. Baudoin zal, klaarblijkelijk cp persoonlijk verlangen van maarschalk Pétain in de regeering blijven. Hij krijgt üc nieuwe functie van onderstaatssecreta ris bij het vice-presidentschap. Dit nieuwe secretariaat is belast met de coördinatie van de oeconomische problemen, die zich voordoen voor de afzonderlijke ministe ries. In het overdragen van het ministerie van buitenlandsche zaken aan Pierre Laval is een goedkeuring van den-kant van Pétain te zien van de door hem ingeslagen poli tiek van Duitsch-Fransche samenwerking en tegelijkertijd een persoonlijke waardee- ïing voor het vestigen van het contact met den Fuehrer. Laval is Maandagmiddag naar Parijs vertrokken en zal wel niet voor Woensdag middag naar Vichy terugkeeren. Omtrent het geheele geval Baudoin-Laval is tot dusverre officieel nog niets medegedeeld. TWEE MANIFESTEN. De Fransche kranten, aldus het D. N. B. verder, publiceeren twee manifesten aan Let Fransche volk, die blijkbaar ten doel Lebben de koerswijziging van de Fransche t uitenlandsche politiek voor de Franschen cegrypelijk te maken. In het eerste manifest wordt gezegd, dat Je Franschen moeten begrijpen, dat de ont moeting tusschen den Fuehrer en maar schalk Pétain het begin van een nieuw tijd perk beteekent en de deur naar een betere toekomst opent. Wij hebben, zoo heet het c.a., in den loop van deze maanden smar telijke ja, tragische uren doorleefd. Wij v/eten, dat de taak van den wederopbouw, die ons wacht, ontzagwekkend is, maar de hoop ontwaakt weer. Frankrijk heeft in een geest van vrij willige instemming van nu af de politiek aangepakt, die zijn belang eischt. In den loop van den ministerraad van 26 October hebben de leden van de regeering eenstem mig verklaard, dat deze politiek de eenige is. die met de belangen van Frankrijk is overeen te brengen. Deze eensgezindheid weerlegt de loopende geruchten, die zekere agenten van het buitenland verspreiden. Wat de Engelschc propaganda betreft, de Franschen hebben al lang begrepen, welk egoistisch doel deze nastreeft. Frankrijk wil leven en heeft den weg naar zijn we dergeboorte en welzijn teruggevonden en net zal dien van nu af niet meer verla ten. Het tweede manifest, eveneens door de radio bekend gemaakt, verklaart o. a.: Wij waren overwonnen. Da door de nederlaag verwekte bitterheid, de toestand van des organisatie, de ontzaglijke moeilijkhsden van alle kanten, brachten het gevaar met zich mede een gevoel van onmacht en ver twijfeling in ons binnenste in stand te hou den. De regeering van maarschalk Pétain heeft in de eerste plaats Frankrijk weer zelfvertrouwen gegeven. En nu pleegt de overwinnaar, die zich boven zijn overwin ning verheft, overleg met den man, die Frankrijk personifieert in het hoogste en edelste, dat het heeft. Hij verklaart hem, dat hem geen wraakgierigheid bezielt. Hij spreekt den wensch uit. Frankrijk de plaats te geven, waaron het in het Europa van morgen recht heeft. Laten wij derhalve onze gevoelens van wrok tot zwijgen brengen. Laten wij uit onzen geest de gevaarlijke illusies verja gen, die een leugenachtige propaganda tot stand tracht te houden. Laten wij onze ziel vernieuwen, en voor alle dingen laten wij eensgezind z\jn. DUIZEND FRANSCHE KRIJGSGEVAN GENEN NAAR HUIS. Duizend zwaar gewonde of zieke Fran sche krijgsgevangenen zijn vorige week Donderdag van Konstanz aan het Boden- meer met lazarettreinen door Zwitserland naar het onbezette Fransche souvereiniteits gebied gebracht. ENGELSCHE KRUISER GEHAVEND. Naar thans uit Alexandrië vernomen wordt, is de lichte Britsche kruiser „Ajax" na zijn laatste gevecht met Italiaansche torpedojagers in de Middellandsche Zee met dertien dooden cn 22 gewonden aan ooord de haven aldaar binnengeloopen. Egyptische arbeeiders repareerden de be- rchadigingen onder de waterlijn voorloo- pig. Daarop verliet de kruiser, na munitie geladen te hebben, de haven met onbe kende bestemming. Aangenomen mag wor den, dat de „Ajax" voor definitief herstel der averij een der belangrijkste Britsche «steunpunten moet aandoen. ARABISCH VERZET TEGEN ENGELAND. Uit Cairo wordt gemeld, dat de Engel sche militaire autoriteiten sedert eenige Jagen trachten, met den specialen afge zant van Ibn Saoed, die sedert weken te Cairo vertoeft en bijna dagelijks met ko ring Faroek besprekingen voert, in con tact te komen. Het bombardement van de Bahrein-eilanden en het govaar, dat in uen vorm van de Italiaansche duikbooten dreigt voor de EngeLsche pertrol eumtrans- porten, welke uit de Perzische Golf komen en de Roode Zee binnenvaren, heeft ge leid tot het uitwerken van een nieuw plan voor het vervoer. Zoowel van Basrah, als an de Bahrein-eilanden, leidt een straat weg dwars door Saoedisch-Arabië naar Djedda aan de Roode Zee. In Egypte wordt ceweerd, dat de Engelsche regeering zal trachten, een groot deel van de voor de Middellandsche Zeevloot benoodigde pe troleum over land door middel van tank wagens naar Alexandrië te vervoeren. Dit plan kan intusschen slechts met toestem ming van Ibn Saoed worden verwezenlijkt. De Britsche minister van oorlog Eden zou reeds bij zijn bezoek aan Transjordanië een stap in deze richting hebben ondernomen en emir Abdoellah hebben opgedragen, be sprekingen over dit project te openen. De stemming in Saoedisch-Arabië is nu niet bepaald ten gunste van de Engelsche ver langens. De Arabische nomaden in den Nedjd en den Hedsjas hebben den laatsten ♦ijd zoo dikwijls en op zoo vele plaatsen tc-gen Engeland gerichte daden gepleegd, dat ook in de andere Arabische landen de ir.druk van een stelselmatige actie is ont staan. Ibn Saoed zelf blijft ontoeganke lijk en zet met taaie volharding zijn pan- Arabische plannen voort. HET KOLENVRAAGSTUK IN DUITSCHLAND. fVan ónzen V.P.B.-correspondent). De toegenomen productiecapaciteit, waar toe Duitschland ook in den oorlog in staat is, blijkt uit de mededeelingen, die rijks commissaris Walther aan de pers heeft verstrekt. Volgens deze mededeelingen worden in Duitschland in het jaar 1939 ge middeld 7 milliard centenaar kolen gedol ven. In de maanden Aoril en Augustus van dit jaar worden 8 millioen ton of 160 mil- lioen centenaar meer kolen ter beschikking gesteld als huisbrand, dan in dezelfde maanden van het verloopen jaar of in eenig ander jaar. Alleen in de maand Augustus werden dagelijksch 130.000 ton meer kolen door de spoorwegen van het rijk getransporteerd dan verleden jaar. Deze stijgende lijn, die zoowel voor de kolenwinning als voor de prestaties van de spoorwegen typeerend is, zal, zooals de rijkscommissaris zeide, ook in de toekomst zoo blijven. Na afloop van den oorlog op het vasteland heeft de weermacht een groot aantal mijnwerkers uit den militai ren dienst ontslagen of met groot verlof kunnen zenden. Duizenden hunner zijn in de laatste weken in de mijnen terugge keerd. De in het voorjaar en in de zomer maanden aangestelde buitenlandsche werk krachten zullen voorloopig nog in dienst worden gehouden. Ook de andere eischen. dis aan een geregelde exploitatie van de kolenmijnen worden gesteld, zijn op bevre digende wijze vervuld. Hout, ijzer en de noodige machines staan in voldoende mate ter beschikking. Mijnhout heeft men thans zelfs veel meer dan vroeger. Het rollend materieel van de spoorwe gen is aanzienlijk toegenomen, zoowel door het feit, dat de weermacht de wagens niet meer noodig heeft, als door in het buitenland in beslag genomen wagens. Dit neemt echter niet weg, dat de Rijkscommissaris de dringende verma ning richtte tot het Duitsche volk. spaarzaam om te gaan met de kolen. Zoowel het sterk belaste transportwe zen als de mijnwerker, van wien thans zooveel wordt gevorderd, moet worden gespaard. Het moet voldoende zijn. wanneer elke huishouding over vol doende kolen beschikt om een kamer goed te verwarmen. HEVIGE KOUDE IN SIBERIë Naar de Moskousche radio meldt, is de temperatuur te Jakoetsk in Oost-Siberië tot twintig graden vorst gedaald. Nog scherpere koude heerscht er in de ten Noordoosten van Jakoetsk gelegen stad Sjigansk, waar 37 graden vorst gemeten wordt. De rivier de Lena is boven Jakoetsj dichtgevroren. Daarentegen wordt uit de Krim, na een tijdelijke afkoeling, een stijging van de temperatuur gemeld tot 22 graden boven nul

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 5