DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN WOENSDAG 9 OCTOBER 1940 32ste Jaargang No. 9767 Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Giro 103003. Postbus 11. Y Naar de nieuwe dageraad Naar aanleiding van het Britsche lucht bombardement op Amsterdam schrijft het katholieke Amsterdamsche blad „De Nieu- Deze nachtmerrie, die een ernstig „memento mori" inhoudt, is het gevolg van het feit, dat ons dierbaar vader land in den oorlogsdraaikolk werd meegezogen en na de bezetting een onderdeel is geworden van het oorlogs gebied, waartegen Engeland opereert. De moderne oorlogvoering en oorlogs techniek brengen met zich mede, dat de burgerbevolking er vaak de dupe van wordt. Het begrip militair object is door de economische en industrieele uitbreiding er van zóó wijd geworden, dat aan veel van wat vroeger als zui ver burgerlijk werd beschouwd thans militaire beteekenis wordt toegeschre ven. Maar zelfs, wanneer men dit be grip zoo ruim mogelijk neemt en in een bezet gebied met geen scherp gemar keerde frontlijn is daartoe meer aan leiding dan elders, kan men niet ont kennen, dat er verwoestingen worden aangericht en het leven wordt vernie tigd op plekken, die daarbuiten vallen. Ons land moet op deze wijze een wreede beproeving doorstaan, waarvan het einde zeer spoedig kan komen, maar l óók het einde nog eenigen tijd op zich kan laten wachten Doch intusschen terwijl het „memento mori" ons voortdurend wordt voorgehou den in de verschrikkelijkheden en bar- baarschheden van den oorlog! intusschen moeten onze belangstelling, levendige belangstelling er al onze geestelijke en licha melijke krachten er naar gericht zijn, om mede te werken aan een wereldherstel in rechtvaardigheid en liefde. Waarbij wij doordrongen zijn van den plicht, dit we reldherstel te beginnen in ons zelf en rondom ons zelf, in de verhouding tus- schen ons en degenen, met wie wij dage lijks samenwerken. Er z a 1 een nieuwe dageraad over de we reld aanbreken. Daarheen, naar dien da geraad, zij onze blik gespannen door de donkerte van dezen tijd héén! WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN DUITSCH-NEDERLANDSCHE CULTUREELE TOENADERING De- Haagsche briefschrijver van de T ij d komt ten krachtigste op tegen een bewe ring van prof. Snijders, gedaan bij de aan vaarding van het voorzitterschap van de Nederlandsche Kuituurkring, n.l. „dat ons gansche cultuurleven op een Hetze te gen Duitschland was toegespitst". Betoogend, dat in Nederland volstrekt niet een anti-Duitsche mentaliteit heeft ge- heerscht, laat de Haagsche briefschrijver aan het woord een oud-professor, een mu ziekliefhebber en vervolgt dan: „Dr. Seyss Inquart en zijn staf be hoeven hun eigen, hier te lande sinds jaren gevestigde landgenooten slechts te raadplegen om de hoofdstelling van prof. Snijder naast zich neer te leg gen. Waar ter wer.eld hebben deze Duitschers zich meer thuis gevoeld dan juist bij ons? Toen de deviezen- schaarschte het bezoek van Duitschers aan ons land nog niet belemmerde, kon den zij hier in Den Haag en Scheve- ningen telkenjare ervaren, hoe welkom hun bezoek ons was. Een huiselijk man in ons midden wilde zelfs de duizenden Duitsche dienstboden als «getuigen dagvaarden, am haar te laten verklaren of zij de door prof. Snijder roekeloos gestelde anti-Duitsche mentaliteit met haar er varing konden staven." En dan maakt de bekende briefschrijver deze zeer juiste opmerkingen: „Wanneer wij, bezadigde Nederlan ders, vrienden van alle ware beschaving en daarom ook vrienden en bevorde raars van het ontzaglijk vele, dat Duitsche denkers en Duitsche kunste naars aan de wereld hebben gegeven, in alle oprechtheid ons de vraag stel den, waarom op bepaalde gebieden verwijdering is gekomen, dan ligt de oorzaak daarvan niet in een inbehoor- lijk critisch vooroordeel tegenover de Duitsche ontwikkeling en geestesge steldheid, maar eerder in de propagan da van Nederlandsche bewegingen en partijen, die bepaalde Duitsche zaken ook bij ons klakkeloos ingang wilden doen vinden. Wanneer prof. Snijder in zijn toespraak er met naddruk op wijst, dat wij, Nederlanders, geen Duitschers en ook geen halve Duitschers zijn, dan had hij dat juist ten opzichte van die zaken in 't licht kunnen stellen. Hij vinde de gelegenheid om een volgen de maal hierop dieper in te gaan. Het is nu eenmaal een feit der ervaring, dat propagandisten in hun ijver soms meer bederven dan goedmaken." BRANDSTOFFEN-DISTRIBUTIE. Voor mededeelingen inzake brandstoffen- distributie zie men Pag. 2. RONDOM DE FIGUUR VAN MUSSERT. Het weekblad De Waag bevat een be schouwing over de figuur van Mussert. Wij ontleenen er het volgende aan: De vraag naar Mussert's leiderschap is van het allergrootste belang. Men kan ze ook zoo formuleeren: Is Mussert de ge schikte bemiddelaar? „In alle oprechtheid moeten wij antwoor den: neen. Mussert kan bij dit werk zeer veel nuttige diensten bijdragen. De door hem geleide beweging kan als een goed ferment blijven werken. Om als de eenige, allen bezielende leider op te treden is hij echter niet de geschikte man Mussert is een uitstekend organisator: wie hem van nabij kennen, prijzen hem ook een man, die het verstaat de verschil lende stroomingen en temperamenten in de partij met elkaar te doen harmonieeren. Dat zijn op zichzelf al belangrijke leiders- eigenschappen, die hij aldus ten toon spreidt. Maar er zit in zijn persoonlijkheid er gens een psychologische fout, die hem ver hindert een woord te vinden, dat tot het hart van het volk gaat, ja iets, dat er hem telkens toe brengt woorden te spreken of gebaren te wagen, die het volk er toe bren- gen zich steeds meer van hem af te wen den. Het woord van de gekruiste armen; het gebaar van de klok; het al te haastige ge roep van moordenaar! naar aanleiding van het overlijden van den ongelukkigen W.A- man Ton, het zijn op zich zelf allerminst groote catastrophen, maar de herhaling van dergelijke fouten wordt op den duur wel catastrophaal. Iedere leider kan fouten maken. Vooral in het vuur van een rede of onder invloed der ontroering over een of andere groote gebeurtenis kan ook de aller beste man wel eens ontsporen. Mussert schijnt dit te beseffen en het pleit voor hem, dat hij in den laatsten tijd zeer zel den optreedt in publieke vergaderingen. Hij is weliswaar een harde werker, maar meent zijn volk op andere wijze te kunnen dienen dan door het houden van groote re devoeringen. Dat is zeer verstandig. Door het administratieve werk alleen echter en door wat men zou kunnen noemen de in terne partijdiplomatie, kan men het hart van het volk niet vannen. En dit zou be slist noodig zijn, als men hier in Neder land door de N.S.B. alleen en onder lei ding van Mussert den nieuwen weg zou willen opgaan. Mussert is een vlijtig man en een vér- standige man. Wij hebben hem steeds voor een goed Nederlander gehouden. Hij zal als medebestuurder goed werk kunnen doen voor dit volk en als pleiter voor de Nederlandsche belangen wellicht meer dan eens een succes kunnen oogsten bij de Duitsche overheid en bij de Duitsche Rijks- regeering. Maar hij mist den, trouwens zeer zeldzamen, genialen vonk, die den wa ren volksleider maakt. Daarom juist hopen wij, dat de Duitsche overheid, die naar een kameraadschappe lijke verhouding streeft tusschen Neder landers en Duitschers, de feiten, zooals ze nu eenmaal zijn, zal willen aanvaarden en hier te lande naar andere methodes zal zoeken dan die van een ingesteld leider schap. Er is een zeer groot werk te verrichten. Alle goede en welwillende krachten moe ten er toe gebracht worden daaraan hun medewerking te verleenen. Mussert is wel licht een van de beste. Alles zou echter misloopen als men hem een taak opdroeg, waartoe het onmisbare genie hem ont breekt". Het Nationale Dagblad citeert uit bovenstaand artikel en schrijft onder den kop „Opgeblazen Intellectueelen": „Ér was een tijd, dat het weekblad „De Waag" onder groote leiding een belangrijke plaats in Nederland innam. Het streed toen tegen de democratische bende van het Bin nenhof en tegen derzei ver afhankelijkheid van de Britsche plutocratie. Den laatsten tijd is het blad echter hol lend achteruitgegaan; het „uniet" en is tot spreekbuis geworden van dat soort intel lectueelen, die „het volk" heel geschikt vinden om eens wat roerigheid te brengen, maar alleen zichzelf geschikt achten om „het domme volk" te leiden. Dit komt vooral tot uitdrukking in de houding, die dit „Waag"-kringetje tegen de N.S.B. aanneemt. Die houding is er een van „nu ja, jullie waren natuurlijk noodig, maar nu komt de leiding aan ons toe"; een hou ding, die ook in het eerste optreden van den „Cultuurkring" viel te bespeuren. Hoor, hoe zoo'n „Waag"-intellectueel over den leider der N.S.B. spreekt, die ne gen jaren lang, verguisd en gesmaad, voor ons volk streed". Dan volgt een citaat, waarna de uitroep: „Enfin, we zullen maar denken: een mensch wordt nooit door een koets, maar altijd door een mestwagen overreden". VAN UITSTEL, HOPEN WE, AFSTEL. De Volkskrant schrijft: De heer Trip, hoofd van het departe ment van Financiën, heeft de omzetbelas ting op boeken', weekbladen en alle andere periodiek verschijnende geschriften „tot nader order" opgeschort. Hier moge uitstel afstel worden. Wij hebben er ons indertijd over ver baasd, dat de fiscus zijn gretige hand ook naar de brengers en bevorderaars der cul tuur uitstrekte, juist in een tijd dat ieder van cultuur de mond vol neemt. We weten niet of we aan bemoeiingen van de onlangs opgerichte Nederlandsche Kuituurkring de zwenking van Financiën te danken hebben, maar een feit is, dat een heffing van boeken, weekbladen en andere periodieken een antï-cultureele strekking heeft. Waar bij komt,*zooals we reeds eerder hebben opgemerkt, da£ een belasting op boeken in de groote gezinnen met veel schoolgaande kinderen er in hakt, zooals trouwens de heele omzetbelasting met haar nieuwe verzwaiing dubbel met name de kroostrijke gezinnen treft. De sta tistiek zou, indien er een kon worden aan gelegd, daaromtrent interessante gegevens kunn-m verschaffen. Hoe Ihet zij, het is een gelukwensch waard, dat de heer Trip althans deze onbil lijkheid heeft afgekapt. Kanunnik M. W. A. Wijtenburg f Hedennachtis plotseling overleden de hoogeerw. heer M. W. A. Wijtenburg, ka nunnik van het kathedraalkapittel, oud-re gent van Hageveld. Men vond den kanunnik dood in zijn bed; er waren geen voorteekenen geweest, die een zoo spoedig sterven konden doen ver moeden. Gisteren nog was de nu overlede ne schijnbaar volkomen gezond. Kanunnik M. W. A. Wijtenburg werd te Leiden geboren 16 April 1874, priester gewijd 31 Maart 1900. Achtereenvolgens was hij kapelaan teJLisse (St. Agatha) en Amsterdam (Maria Magdalena). In 1908 werd hij benoemd tot leeraar op „Ha- geveld", in 1912 tot hoogleeraar in de litur gie en tot econoom van het Groot-Seminarie te Warmond. In 1918 volgde zijn benoeming tot pastoor van de parochie O. L. Vrouw v. Lourdes te Rotterdam, in 1926 tot deken Foto-archief. L. Crt. en pastoor van de parochie van St. Cy- riacus en Franciscus te Hoorn. In 1928 werd hij gesteld tot regent van „Hage veld". Z. H. Exc. Mgr. Aengenent heeft hem op den dag van zijn Bisschopswijding 25 Juli 1928 benoemd tot kanunnik van het ka thedr aal-kapittel. In 1935 ging kanunnik Wijtenburg rus ten en trok zich terug als rector in het St. Joseph-intemaat te Bloemendaal. Hij bleef echter examinator synodalis en pro visor in spiritualibus van het Theologicum te Warmond. Oud-regent Wijtenburg heeft in de ver scheidene functies, waarin hij de Kerk in ons Bisdom heeft gediend, groote ver diensten verworven door de bijzondere wijze, waarop hij zijn priesterlijken arbeid in al die functies vervulde. Man van een even strenge zichzelf-be- heerschende waardigheid in héél zijn op treden als van een charmante hoffelijkheid en kinderlijken eenvoud genoot hij al ler respectvolle hoogachting en hartelijke sympathie en kon aldus overal en in alle kringen heel veel goeds bereiken voor het ziele-heil van talloozen. Allen, die hem hebben gekend, zullen 't zich een plicht rekenen, den overledene in hun gebeden te gedenken. bY ^gggSjg^ jk §K^§ ét - X; n' Praeses W. J. J. de Jongh Benoemd tot Eere-Kanunnik Vandaag is in den intiemen kring van het Theologicum te Warmond het zilveren Priesterfeest gevierd van den President, den hoogeerwaarden Heer W. de Jongh. Op den 15den Augustus, den eigenlijken herdenkingsdag, was dit niet mogelijk ge weest, daar de studenten wegens de va- cantie afwezig waren en zoo was de offi- cieele herdenking uitgesteld tot heden. In de stemmige en zeer schoon versierde kapel, waar het licht warm door de ge brandschilderde ramen naar binnen viel, droeg de zilveren jubilaris vanmorgen om negen uur een H. Mis van dankbaar- Foto-archief. L. Crt. heid op. Het was een plechtige Hoogmis coram Episcopo parato, daar ook de bis schop van Haarlem, Mgr. J. P. Huibers het zilveren feest van den President kwam meevieren. De bisschop had plaats geno men op den op het priesterkoor opgestel- den bisschoppelijken troon en nam aldus in vol ornaat aan de plechtigheden deel. De Bisschop werd daarbij geassisteerd door Z. D. H. Mgr. H. J. M. Taskin, Proost van het kathedrale Kapittel te Haarlem als presbyter assistens en voorts door ka nunnik J. H. Niekel en kanunnik L. Wes- terwoudt, als troondiakens. De assistentie bij de H. Mis werd verricht door de studenten. Diaken was de eerw. heer Danckaart en sub-diaken de eerw. heer Van Zijp Op het priesterkoor hadden verder plaats genomen Mgr. N. Ammerlaan, Vi caris-Generaal van het Bisdom Haarlem, Mgr. M. P. J. Möllmann, oud-Vicaris Ge- genraal, Mgr. dr. G. van Noort, Deken van Amsterdam. Verder waren aanwezig alle professo ren van het Theologicum, Dr. C. J. Hen- ning, Regent van Hageveld, Mgr. J. Lager- wey, Pastoor te Amsterdam, Deken J. Bots van Gouda, Deken J. Borsboom van Noord- wijk, Deken J. v. d. Wiel van Hoorn, Pas toor W. Nolet van Amsterdam, Pastoor A. Oudejans van Warmond en nog verschil lende andere geestelijken. Een schaduw werd over het feest ge worpen door het plotseling overlijden he dennacht van kanunnik M. W. A. Wijten burg, die als gast was uitgenoodigd. Om half twaalf had de officieele huldi ging plaats in de feestelijk versierde re creatie-zaal der studenten. Hiertoe kwa men de president, de bisschop en alle gas ten met de studenten te zamen in de zaal, waar het symphonie-orkest der studenten voor muzikale opluistering zo,rg droeg. Na dat de jubilaris een welkomst-lied .was toegezongen, bracht het symphonie-orkest der studenten de tweede symphonie van Haydn ten gehoore. Hierna nam de prefect der studenten, de eerw. heer J. Keet, het woord om den president namens de stu denten geluk te wenschen. Hij herinner de hierbij allereerst aan den arbeid var den president op Hageveld als magister studiorum en leeraar in de physica, in welken arbeid hij vooral begrip toonde voor de jongensziel, wat zich vooral uitte in talrijke vermaningen en goede raadge vingen. Deels aan hem was daar ook de oprichting der Maria-congregatie te dan ken. Daarna memoreerde spr. de arbeid van den president als rector in Amster dam, waar hij zooals hij zelf getuigd heeft zeer hard gewerkt heeft en waar het afscheid hem dan ook moeilijk viel. Toen kreeg u aldus spr. de zwarè taak op uwe schouders van president van het Theologicum, die, naar het woord van Pius XI, moet zijn een man „maxima vir- tute ornatus". De eerste dagen van het presidentschap vielen samen met de eerste oorlogsdagen, maar in dat eerste moei lijke jaar heeft de president zich getoond kalm en vastberaden. Ten slotte zeide spr., dat niet alleen de studenten, maar twintig generaties van priesters hem nu reeds dankten voor de arbeid voor hen verricht. Spr. beloofde, dat de studenten voor hem zouden bidden en gaarne harte- Mantentje ECHTELIJKE TWIST. U hebt waarschijnlijk evenals ik gis teren in de krant het bericht gelezen, dat een heer in een kleine echtelijke twist met zijn overigens liefhebbende ega aan zijn argumenten zoo groote kracht bijzette, dat de eenig mogelijke conclusie uit zijn argumenten voor de tegenpartij nog slechts het ziekenhuis kon zijn. Nu geef ik toe, dat men bij een ern stige en diepgaande discussie wel de gelijk rekening moet houden met de argumenten der andere partij en, daar de aanval de beste verdediging is, men het beste doet deze reeds bij voorbaat zooveel mogelijk te ontzenuwen. Maar u zult mij toch ook toegeven, dat het daarbij weer van te weinig intelligentie en beschaving getuigd zijn argumenten aldus op te dringen, dat de tegenpartij deze voor een poos volkomen vergeet in een bewusteloosheid, waardoor iede re verdere discussie voorloopig moet worden stopgezet. Dan schiet mijn waarlijk zijn doel voorbij. Goed, de man is gearresteerd en heeft nu tijd en gelegenheid in overvloed om na te denken, tevens voor zijn beminde ega, die zulks voorloopig niet kan. Dit kleine intermezzo in een echte lijk leven is niet zoo belangrijk, dat ik er zóó opvallend aandacht aan zou schenken. Het komt meer voor. Maar dat het nu voorkomt en dat zulke menschen zelfs van deze tijden nog niets hebben geleerd. Wordt er dan nog niet genoeg ge vochten? Het is hopeloos. lijk met hem zouden samenwerken. Hierna nam de Bisschop het woord, die zeide de woorden van den prefect gaarne te onderstreepen. Mgr. had deze gelegen heid gaarne aangegrepen om zijn vertrou wen in den president uit te drukken. Z. H. Exc. zette uiteen, de moeilijke keuze, wel ke hij had moeten doen bij de benoeming van een president, die zijn taak slechts kan verrichten ten koste van de grootste offers. Het gaat immers om de vorming van goede priesters, en indien er goede priesters zijn, zijn er ook goede geloovi- gen. Spr. haalde daarbij Chateaubriand aan: „Achter de natuur, achter iedere drie hoek, achter iedere cirkel moet men God zien". Het verheugde den Bisschop, dat de studenten zoo geestdriftig over den presi dent spreken, en dit moet wel zijn om zijn woord en zijn voorbeeld. De bisschop her innerde vervolgens aan den arbeid van den president op „Hageveld" en in Am sterdam, waar de religieuzen hem altijd dankbaar zullen zijn en dankte hem voor dat werk. Na een jaar is gebleken, dat hij de man is op de rechte plaats. Mgr. wilde hem hiervoor ook uiterlijk zijn danjc too- nen, door hem te benoemen tot eerc-ka- nunnik van het bisdom Haarlem. Nadat het applaus, dat op deze mededee- ling volgde, was weggeëbd, sprak prof. J. Henneman, die namens de professoren den president gelukwenschen aanbood bij het hem verleende eere-kanonikaat. Spr. me moreerde de taak, die de president in Am sterdam met zulk een liefde had vervuld en slechts met moeite had verlaten. Door den oorlog was zijn taak het eer ste jaar van zijn presidentschap nog zwaarder geworden, maar voor hetgeen dit eerste jaar was gepresteerd, hadden al len de hoogste waardeering. Als blijk van deze waardeering bood hij namens de pro fessoren een toga aan in 'klein paars, over eenkomstig de hem zoo juist door den bisschop verleende waardigheid. Hierna zong de schola cantorum der studenten het „Laudate pueri" .van Men- delssohn-Bartholdi, waarna het symphonie- orkest „Barcarolle" met „Die Jahreszei- ten" van Tschaikowsky ten gehoore bracht. Ten slotte bracht de president dank aan den bisschop voor de plechtige assistentie bij de Hoogmis. Spr. meende, dat hij deze onderscheiding niet had verdiend, omdat hij nog slechts een jaar zijn ambt hier had vervuld en men <na zoo korten tijd nog niets kon zeggen over de juistheid van het beleid. Wel kon spr. zeggen, dat hij zich na één jaar goed had ingeleefd en dat hij hoopte dé taak, die de bisschop hem op zijn schouders had gelegd, goed te kunnen ver vullen. Spr dankte den Bisschop voor zijn belangstelling, de professoren voor hun hulp en de studenten voor hun medewer king. Tevens wekte hij de studenten op tot ijver om goede priesters te worden, daar dit hem veel zal vergoeden voor het geen hij in zijn vorige werkkring moest opgeven. Met gejuich van de studenten werd ten slotte de mededeeling van den bisschop van twee vrije dagen ontvangen. Hedenmiddag om 5 uur celebreert de president een plechtig Lof van dankbaar heid. Vanavond zal door de studenten worden opgevoerd het spel „De doode te paard" van Henri Ghéon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1