WOENSDAG 2 OCTOBER 1940 32ste Jaargang No. 9761 3)e £cid&efoe(2oii/fta/iit Bureau Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11» V Naar vrije samenwerking „In mijn omgeving heb ik de paradoxale opmerking hooren maken, dat elke oorlog tenslotte de menschheid dichter tot elkaar brengt". Dit is een wijsheid, die wij gis terenavond lazen in een „Haagschen Brief' in de „Tijd". Helaas moeten wij hierbij constateeren, dat die opmerking veel minder paradoxaal wordt, als wy erbij bedenken, dat er op den daarin vastgestelden regel heel wat... uitzonderingen zijn! B.v.: de vorige wereld oorlog. Het einde daarvan met het Verdrag van Versailles heeft de menschheid niet dichter tot elkaar gebracht, zooals de droe ve ondervinding heeft aangetoond! Maar, ongetwijfeld, het kan een resul taat van een oorlog zijn, dat de mensch heid dichter tot elkaar gebracht wordt. En wij hebben een heel stellige verwach ting, dat zeker na dézen oorlog landen en volkeren elkaar beter zullen gaan begrijpen en beter zullen gaan waardeeren in een daadwerkelijke samenwerking, dan voor heen; dat na dezen oorlog zal blijken, dat de menschheid zij 't dan ook met een ont zettende schade en schande! heeft g e- le erd. Wat ons, Nederlanders, natuurlijk het meest interesseert is: hoe na den oorlog zal zijn de verhouding tusschen Duitschland en ons vaderland. Iedere Nederlander hoopt op een samen werking tusschen het groote Duitsche Rijk en een vrij en zelfstandig Nederland een samenwerking, waarnaar het Neder- landsche volk als van natur.e móet verlangen! Dezer dagen is voor dat verlangen wéder- om van Duitsche zijde een reëele basis ge legd en wel in verklaringen, die de Rijks commissaris andermaal heeft willen geven. Op dit verheugende feit willen wij hier 't is ook reeds in ons vorig nummer ge schied nog 'ns de aandacht richten. Het officieel naar buiten treden van „Ne- derlandsche Cultuurkring", die zich als een van zijn belangrijkste doeleinden voor stelt: „de samenwerking met de Duitsche overheid op het gebied van de vernieuwing der Nederlandsche cultuur", is .tot een be langrijke gebeurtenis geworden door de aanwezigheid van den Rijkscommissaris en de rede, die deze als hoogste Duitsche ge zagsdrager in het bezette Nederland uit spraak in antwoord op de toespraak van prof. dr. G. A. S. Snijder, den Amsterdam- schen hoogleeraar in de archaeologie, als voorzitter van den „Nederlandschen Cul tuurkring". In de redevoering van den Rijkscommissaris Rijksminister Seyss In- quart is wederom met groote duidelijkheid uitgesproken, dat het Duitsche Rijk de toekomst van Nederland niet anders ziet dan die van een vrijen en zelfstandigen staat. De voorzitter van den „Cultuurkring" had zelf deze opvatting' met nadruk als gondslag gesteld voor de cultureele samen werking „als vrije mannen", waaraan zijn organisatie zich wijdt, wanneer zij „veeleer dan de kunstmatig aangelegde kloof tus schen Nederland en Duitschland te ver- breeden, den nadruk wenscht te leggen op dat, wat onze volken verbindt, en weder- zijdsch begrip daarvoor te wekken". De Rijkscommissaris heeft de nationale vrijheid en zelfstandigheid van Nederland een zeker feit genoemd. „Het gaat dus niet", zoo zeide hij, „om vrijheid, zelfstandigheid en onafhankelijkheid", en verder verklaar de hij, dat over de Nederlandsche vrijheid „door het Rijk nooit eenige twijfel was ge laten". „Deze onvoorwaardelijke verzekering", aldus de „Tijd",, is een vruchtbare grond slag voor de cultureele uitwisseling, zooals die in beide redevoeringen werd bepleit". Deze onvoorwaardelijke verzekering doet ons met opgewekt vertrouwen de toekomst tegemoet gaan. Intusschen blijft het zaak, dat alle na tionaal gezinde krachten, zooveel mogelijk, komen tot samenwerking voor dit ééne doel: ons volk in nieuwe internationale verhoudingen een waardige plaats te doen innemen. In dit verband moeten worden overwogen de woorden van den Rijkscom missaris over Nederlandsche nationaal-so- cialistisohe leiders. 4 De positie van de N.S.B. Omtrent de positie van de N.S.B. In het toekomstige Nederland worden nog veel beschouwingen en vermoedens ten beste ge geven. Vast is wel komen te staan, dat de Duitsche overheid zeer bizonder ertrouwen stelt in bepaalde figuren van de Mussert- beweging. In dit verband is een zeer teeke nend feit bekend geworden wij deden er reeds mededeeling van dat de Führer n.L de vorige week den Rijkscomm. voor 't bezette Nederlandsche gebied dr. Seyss-In- quart, in wiens gezelschap de Commissaris- generaal Schmidt, alsmede de heeren Mus- sert, van Geelkerken en Rost van Tonnin gen, zich bevonden, in de nieuwe Rijkskan selarij te Berlijn voor een langdurig onder houd heeft ontvangen. Omtrent den inhoud van dit gesprek is niets bekend geworden, doch van bevoeg de zijde vestigde men er ons wel de aan dacht op, dat de Rijkscommissaris een en ander onder de opmerkzaamheid van allen bracht, toen hij Zaterdag in zijn rede zeide: „Ik kan u verzekeren, dat juist die Neder landsche mannen, die men boosaardig of onnadenkend verraders noemen wil, bij de opperste leiding van het Rijk heel goede en waardige vertegenwoordigers van de Ne derlandsche vrijheid waren". Nog meer weet men ons van bevoegde zijde te vertellen, dat nl. de genoemde hee ren met dit pleit bij de leiding van het Rijk de meest volkomen instemming gevonden hebben. In verband hiermede wordt dan nog op gemerkt, dat in het belang der Nederland sche zaak juist diegenen in Berlijn iets be reiken kunnen, die toentertijd een koers hebben aangegeven, welke niet in Weste lijke, maar in Oostelijke richting ging, die reeds toentertijd voor een engere vriendschap en een nauwe samenwerking met Duitschland zijn opgekomen, en niet zulke menschen, die altijd naar Londen en Parijs hebben gekeken en voor den Ooste lijken nabuur slechts afkeer, critiek en minachting hebben over gehad. Tot zoover het commentaar van bevoeg de zijde, waarin ongetwijfeld vingerwij zingen voor de toekomst te zien zijn, al dunkt ons, dat er niet in opgesloten ligt, hoe precies de bestuursgestalte in het nieu we Nederland gevormd zal worden aldus de „Utrechtsche Courant", waaraan het bo venstaande is ontleend. DE ZOMERTIJD Naar wij vernemen, zal, indien in Duitschland de zomertijd behouden blijft, dit eveneens in ons land het geval zijn. GEEN TRAMS MEER NA HALF TIEN. De Rijksinspectie Luchtbescher ming maakt op verzoek der Duitsche autoriteiten bekend, dat het tramver- verkeer in het geheele land met in gang van hedenavond 2 October 1940 om 21.30 (halftien) wordt beëindigd. Late wandelaars zwaar gestraft Voor het Kantongerecht te Rotter dam stonden Dinsdag 75 personen te recht, die zich na 10 uur 's avonds op straat bevonden zonder daarvoor een geldige reden te kunnen opgeven. Zij werden veroordeeld tot straffen, va- riéerende tusschen 25 en 50 subs. 10 tot 20 dagen hechtenis benevens een week hechtenis voorwaardelijk met 1 jaar proeftijd. De Kantonrechter deelde mede, dat in den vervolge nog zwaarder straffen zullen worden opgelegd. DE AANVALLEN OP ENGELAND. BERLIJN, 2 October (DNB). Duitsche gevechts- en jachtvliegtuigen zijn vanmor gen weer in sterke formaties gestart voor de vlucht naar Engeland. In Londen is reeds weer luchtalarm gemaakt. Het nach telijke alarm had geduurd tot de ochtend schemering WORDT MEN IN DE VER. STATEN..., ANTI-KAPITALISTISCH? WASHINGTON, 2 October (D.N.B.) Het Huis van afgevaardigden heeft Dins dag het wetsvoorstel aangenomen, dat een belasting van 25 tot 50 pet. invoert op over matig hooge winsten van ondernemingen. Cen pJtcui tot £eideu'ó Ontzet Onder bovenstaanden titel schrijft het orgaan van de Algemeene Nederlandsche Verkeersfederatie o.m.: De dagbladen hebben dezer dagen ge meld dat tusschen .Rijkj de Nederlandsche Spoorwegen en de gemeente Leiden over eenstemming is bereikt inzake de groote spoorwegwerken naar y/ier tenuitvoerleg ging de Sleutelstad reeds zoo lang reikhal zend heeft uitgezien. In het kort geresu meerd komen deze hierop neer, dat de spoorweg AmsterdamDen Haag voortaan door de Leidsche agglomeratie zal passee- ren over een verhoogde baan, waardoor alle overwegen a niveau kunnen vervallen. Zie hier feitelijk alles. Een zeer gewone toe stand zal eindelijk in het leven geroepen worden om een eind te maken aan mis standen die eigenlijk van het begin af aan niet hadden mogen postvatten. Enkel het feit, dat de berouwvollé inkeer thans circa vier millioen gulden gaat kosten, verleent aan deze op zichzelf bepaald alledaagsche werkzaamheden een gewicht als betrof het hier een scheppende daad van nationaal formaat. Men behoeft zich de situatie ter plaatse slechts globaal voor te- stellen om te be seffen hoe alles-overheerschend destijds de spoorweggedachte weligeweest moet zijn om het ontstaan van zu|k een toestand mo gelijk te maken. Weliswaar heeft de stad Leiden oorspronkelijk geheel beoosten den spoorweg gelegen, doch de natuurlijke richting der stadsuitbreiding, inzonderheid voor woondoeleinden, wees van het begin af onmiskenbaar in Westelijke richting, naar de geest- en zandgronden van Oegst- geest, waarop zich vervolgens de duinstrook en de stranden van Katwijk en Noordwijk aansluiten. Overal elders ziet Leiden zich omgeven door polders, grootendeels diep en drassig, dus weinig aanlokkelijk voor stadsuitbreiding. Daarentegen kon de woud- rijke duinrand zich in een steeds stijgen de belangstelling verheugen. Het zou dan ook van goed inzicht gc uigd hebben indien men reeds van den aanvang of den spoor weg op een verhoogde baan had aangelegd, al ware het maar alleen geweest om ten minste de nieuwe woonbuurten binnen het onmiddellijke bereik van het treinbedrijf te brengen. Men heeft echter dezen blik op de toekomstige ontwikkeling niet bezeten, met het gevolg, dat er tusschen de stad en hare voorsteden een ijzeren schutting ontstond, die steeds moeilijker te passeeren werd naarmate in den loop der jaren het treinverkeer in frequentie toenam. Over dienzelfden overweg, waar dichte drommen van auto's, fietsers en voetgangers zich voor neergelaten slagboomen gevangen zien, moet tevens de Leidsche stadstram passeeren, alsmede drie intercommunale tramlijnen, n.l. de H. T. M. naar Wasse naar en Den Haag, en de lijnen der N.Z. H.T.M. (z.g. „blauwe tram") respectieve lijk naar Katwijk en naar Noordwijk, om du maar de lijn naar Haarlem niet eens af zonderlijk te tellen. Een alternatief op deze hinderlijke verkeersversperring is slechts aanwezig in de gedaante van een eveneens gelijkvloersche spoorwegkruising bij de herberg De Vink, doch deze is enkel in de richting Den Haag bruikbaar; twee kleine landelijke overweggetjes tusschen deze bei de punten in kunnen gevoeglijk buiten be schouwing blijven. Over dezen geheelen afstand nu wil men den spoordijk dusdanig ophoogen,'dat alle wegen daar met tunnels, onderdoor gevoerd kunnen worden. Voor de in- en omwoners van Leiden zal deze verbetering een groote oplichting be- teekenen, evenals ook voor het nogal druk ke transitoverkeer van Leiden naar en van de binnenlanden. In dit laatste verband rijst de vraag of soortgelijke werken niet tevens als welkome aanleiding moeten worden beschouwd om nu eens tegelijkertijd het doorgaande verkeer in betere banen te lei den. Evenals schier iedere Nederlandsche stad heeft ook Leiden uit het verleden een plattegrond meegebracht, die, hoe belang wekkend en schilderachtig ook, in geenen deele berekend is op het verwerken van het huidige verkeersvolumen, laat staan van het toekomstige. Hetgeen hier en elders aan omleidingen reeds tot stand gebracht is, heeft zich niet in staat getoond om af doende voorziening te leveren. In den re gel bepaalt zich zulk een route tot een ge- kronkel over bochtige singels, waarbij zelfs nauwe straten en scherpe hoeken niet-eens geheel vermeden kunnen worden. Het gevolg is dat enkel de werkelijk ter plaatse onbekende zich op zulk een om weg laat rondsturen, doch dat de meer ge routineerde tóch den weg dwars door de stad blyft prefereeren, tot voldoening overigens van vele in het centrum gevestig de zaken, ook al lag het geenszins in de be doeling om den yerkeersstroom aan deze laatste belangen dienstbaar te maken. Aldus is de toestand in zeer vele van onze provinciesteden. De Algemeene Ne derlandsche Verkeersfederatie acht het niet tot haar taak te Vehooren om te dezer za ke in bijzonderheden te treden, doch zij meent te moeten volstaan met de opmer king dat een ophooging van de Leidsche spoorbaan ongetwijfeld een unieke gelegen heid zal bieden om dan tevens ter weers zijde van de stad voor een flinke omleiding te zorgen, die het doorgaande verkeer bui ten de nauwe binenstad zal houden. Ver moedelijk zal dit kunnen geschieden onder harmonieuze aanhechting aan de nabije en deels nog uit te voeren groote Rijkswegen. Eveneens in deze groep van werkzaamhe den liggen omvangrijke mogelijkheden tot verruiming der arbeidsgelegenheid opgeslo ten. Een tweede consequentie van beteekenis, welke zulk een rationaliseering van den spoorwegbouw voor een stad als Leiden kan meebrengen, is de mogelijkheid om tevens de situatie rondom het station eens gron dig onderhanden te nemen. De toegangs wegen en pleinen bij onze Nederlandsche spoorwegstations bieden in slechts weinige gevallen voldoende ruimte. Goede voorbeel den zooals te Nijmegen en 's-Hertogenbosch behooren tot de zeldzaamheden. Meestal bevindt het station zich samengeperst tus schen een smal pleintje met onvoldoende uitwegen eenerzijds en een aaneengesloten complex van goederenloodsen en rangeer terreinen anderzijds. Het stationneeren van trams, autobussen, taxi's en particuliere auto's pleegt er op tal van moeilijkheden te stuiten. Ook het aan- en afrijden geraakt er voortdurend in conflict met den stroom van fietsers en voetgangers. Te betreuren is stellig, dat men in vroeger tijden zoo weinig oog voor ruimte heeft gehad, al ware het maar alleen uit schoonheidsover wegingen geweest. Doch wanneer zich nu eindelijk de gelegenheid voordoet om zulk een fout te herstellen, dan zou het onver geeflijk moeten heeten indien ditmaal we derom de kans werd gemist. In het Leidsche geval ligt het station op zij van de verkeersas, aan een zakvormig pleintje dat voor alle richtingen tezamen slechts één nauwen uitweg heeft, waarbij tal van verkeersstroomen doorkruist moe ten worden. Het stationsgebouw zelf al dus lezen wij zal ingevolge de ophooging dusdanig gereconstrueerd moeten worden, dat men feitelijk van een volkomen ver nieuwing zal mogen spreken.. Welnu, laat ons hopen, dat het dan een fraai en sma kelijk uitziend bouwwerk zal mogen wor den. Doch vóór alles is te hopen, dat daar bij tevens de gelegenheid zal worden aan gegrepen om grondige opruiming te hou den onder het rommelveld en de onaan zienlijke bouwsels, die deze „Stadt van Ley- den" gescheiden houden van haar spoor wegstation. De toegang tot het deftige centrum der academiestad zal alsdan niet alleen bruikbaarder, doch bovendien waar diger worden. Gaarne willen wij hopen dat de Regee- ringscommissaris voor den Wederopbouw zijn toestemming aan deze Leidsche en soortgelijke plannen niet zal willen ont houden, doch dat daaraan dan de voor waarde moge worden verbonden van een opzet die ditmaal op een ruime toekomst berekend zal zijn. Bommen op Nederland De Engelsche vliegers zetten ook he dennacht hun verraderlijke aanvallen op de Nederlandsche burgerlijke bevolking voort. In den afgeloopen nacht verschenen we derom vijandelijke vliegtuigen boven Am sterdam. Zij trachtten huizen in het Noor delijk stadsdeel te treffen. De bommen kwamen terecht aan den binnenkant van een dijk. De dijk werd licht beschadigd, terwijl ruiten van woningen in de omge ving sprongen. Bovendien is vannacht een uitgebrande lichtkogel in den tuin van het perceel Der de Helmerstraat 88 gevallen. Het projec tiel, dat geen schade veroorzaakt heeft, is vanmorgen door deskundigen verwijderd. In het West Nieuland te Ouddorp zijn gisteren 3 bommen gevallen, welke eenige schade aan de gewassen veroorzaakten. Persoonlijke ongelukken zijn niet voorge komen. In den afgeloopen nacht werden in Nij megen eenige zware bominslagen gehoord. Naar wij vernemen is te middernacht een achttal bommen neergekomen in het open veld te Ewijk tusschen Nijmegen en Dru- ten. Er zou geen ernstige schade zijn aan gericht. In den afgeloopen nacht is de vijftigste Engelsche bom sedert den aanvang van de bombardementen op het eiland Rozenburg neergekomen. Hij behoorde tot een serie van zeven brisantbommen. Twee projectie len ontploften niet. De bommen, die wel tot ontploffing r Momentje MEDELIJDEN. Nieuwe tijden brengen groote ver anderingen en soms onaangename ver anderingen. Dat is eenmaal niet anders, dat zit aan alle revoluties, oorlogen en evoluties vast. Zoo ook nu. Dat wij des avonds om tien uur thuis moeten zijn, is niet zoo erg. Zoo er geen kofiie is om dit gedwongen verblijf thuis aange naam te maken, zijn er de lieden, die in alle eer en deugd spiritualiën ver- koopen, waarmee hetzelfde resultaat eveneens wordt 'bereikt. Maar een medevoelend1 en medelij dend: mensch kan bijvoorbeeld heel diep meevoelen en meelijden met de eigenaren van inrichtingen, die niet ge woon zijn deze waar thuis te bezorgen en waar nu om half tien des avonds de tapkraan definitief wordt dichtge draaid. Maar ruimschoots daar tegenop weegt weer het feit, dat ook van natu re uithuizige huisvaders wederom in den schoot der familie zijn weerge keerd. Zoo heeft alles zijn voor en zijn tegen. Maar onder deze huisvaders zijn er talrijke, die zonder vergaderingen niet konden leven. Dat was een levensbe hoefte en hun hoogste streven was in het bestuur de belangen hunner ver- eenigingen te mogen behartigen. Met die menschen nu heb ik mede lijden. Zij vergaderen niet meer en zijn ver vreemd van de broeders en zusters, die zij bestuurden. Zij zitten nu thuis en weenen boven de notulen of het kasboek. Maar wij, journalisten, die avond aan avond uit onze huizen werden gesleurd, om de vele gulden woorden, die zij spraken te hooren en te vermelden, wij juichen. V.J kwamen brachten groote schade toe aan een villa in het centrum. Verder «werden verscheidene woonhuizen beschadigd, ter wijl het electrisch net en het telefoonnet werden gestoord. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. In den afgeloopen nacht zijn Engelsche bommen gévallen te Eist (Bet.). Een brandbom viel op het terrein van de betonfabriek van den heer van Dijk aan den Mermscheweg. Het personeel heeft den bom tijdig onschadelijk gemaakt. Vier bom men vielen nabij de Willemsstraat. Een trof de woning van den heer G. Peters, welk huis gedeeltelijk werd vernield. De vrouw werd licht gewond. De woning naast die van de familie Peters werd beschadigd. Voorts viel een bom in het nabijgelegen weiland, waar het projectiel een grooten trechter sloeg. Een andere kwam niet tot explosie. Bij de Vork is een bom ontploft, welke geringe schade aanrichtte. In een boom gaard en^een weiland achter het huis van den heer van der Pol is een aantal bommen ontploft, waardoor enkele trechts werden geslagen. Van verscheidene huizen wer den de ruiten vernield. Gisteravond zijn in Aalten een aantal bommen neergekomen. Een drietal kwam terecht in een boschje tegenover de woning van den heer Stronks op de Haard, alle ruiten aan de voorzijde werden vernield. Een andere bom sloeg een trechter van ongeveer vyf meter doorsnede juist voor het huis van den heer F. Vries, hoofd der Christelijke Nationale school te de Haard. Ook hier sloegen alle ruiten stuk, terwijl de voordeur werd vernield. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. BUS MET BRANDPLAATJES GEVONDEN, Te Klazienaveen (geim. Emonen) is een dezer dagen door kinderen een blikken bus gevonden, die bij opening gevuld bleek te zijn met Engelsche brandplaatjes, die blijkbaar door een vlieger waren uitge worpen. De bus werd bij de marechaussee ingeleverd en onschadelijk gemaakt. In de omgeving vond men ook eenige losse plaatjes, aldus meldt het A.NP. KABELBALLON NEERGESCHOTEN Maandagmorgen is door Duitsche jacht- toestellen een afgedreven kabelballon, on der Oosterhesselen (Dr.) in brand ge schoten. De ballon bevond zich op groote hoogte en heeft, voor zoover bekend, geen schade aangericht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1