Nederland onder de volkeren met eere
genoemd: ook vóór 10 Meil
t Momentjen
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1940
31ste Jaargang No. 9740
S)e GcicbclveCoii^cmt
Bureaus Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11.
Ons staatsbestel moet op de helling - doch
het goede dient behouden
WAT ZAL DE VREDE
BRENGEN
Redevoeringen van
dr. Colijn en prof. Slotemaker
de Bruïne
Hedenmiddag zijn 'in het Kurhaus te
Scheveningen vergaderingen gehouden, uit
gaande van de A. R. Kieskringcentrale te
's Gravenhage en de Kamerkringvereeni-
ging der C. H. Unie. De eerste vergadering
ving te 2 uur aan en werd gepresideerd
door den heer H. W. Tilanus, de tweede
vergadering begon te half vijf en werd ge
presideerd door den heer H. Smitskamp.
In de beide vergaderingen hebben prof.
dr. J. R. Slotemaker de Bruïne en Dr. H.
Colijn redevoeringen uitgesproken.
Prof. Slotemaker de Bruine zeide o. m.
het volgende:
De roep om vernieuwing.
Er gaat een algemeene roep om vernieu-
wind rond, daarvan zullen zich allen moe
ten doordringen. Het is dan ook wel zeer
waarschijnlijk, dat wij midden in de ge
boorte van nieuwe dingen staan.
Meer dan eens is een nieuwe jaartelling
ingevoerd, die na tien jaren vergeten was,
en menig uiterst revolutionair streven is
in krasse reactie geëindigd. De historie
leert echter wel, dat uitgebreide oorlogen
een enorme wijziging brengen op politiek,
economisch en sociaal erf, ja, dat zij de
gansche geestesgesteldheid omzetten.
Hier ligt dan een speciale roeping voor
Christenen, d. i. voor hen, die de leiding
der historie niet zien in de handen van
ipienschen, doch van God. Het Christendom
stelt zich door de prediking der wederge
boorte tegenover alle fatalisme en onder
worpenheid aan erfelijke belasting en is
in dien zin meer radicaal dan alle nieuwe
lichters.
De eisoh en verwachting van hét nieuwe
moet echter gevuld zijn en dus meer wezen
dan een frase of een mode.
De massa-psychologie leert, dat velen
aan hc\ woord genoeg hebben zonder za-
kelijken inhoud.
Wie nu den roep om vernieuwing ont
leedt, wordt teleurgesteld, want daarin is
geen enkel nieuw element aanwezig. Als
spr. zich vergist, zal hij wel door de pers
of door een rede# gecorrigeerd worden;
maar hij heeft geen enkelen nieuwen eisch
vernomen, of het moest zijn, dat nu einde
lijk eens iets aan sociale voorzieningen
moet worden gedaan. Maar deze zonderling
heid kan men laten zwemmen. Verder is er
geen nieuws, er zijn wel stok-oude dingen,
b.v. dat belanghebbenden in een groote
vergadering met aplomb eisch en stellen
zonder eenig oog voor de budgetaire zijde.
Indien zoo iets eindelijk werd nagelaten,
zou dat een nieuw en zeeer gelukkig ele
ment beteekenen.
De onderwerpen, waarover het gaat, zijn.
vooral vier in aantal: werkloosheidsbestrij
ding, economische ordening, staatkundige
■herorienteering, cultureel-geestelijke ver
nieuwing. Op geen dezer gebieden wordt
iets gevraagd, dat niet reeds lang bepleit
is: Soms trachten zij, die nimmer een voet
aan den grond kregen, van de omstandig
heden gebruik te maken, hetgeen noch
nieuw noch voornaam is. Soms zijn perso
nen en groepen thans voorstander van het
geen zij tot nog toe steeds bestreden heb
ben; men denke aan de kersversche veroor
deeling, van democratische uitwassen. Is
hier een wezenlijke verandering van over
tuiging in het spel, dan kan spr. zich daar
over verheugen; hij vreest echter voor een
al te haastige bekeering, die in haar te
gendeel zou omslaan, indien de wind kee-
ren zou. Ongetwijfeld is er intusschen ve-
lerweg een nieuw inzicht en een nieuwe
wil, waardoor thans plotseling kan hetgeen
jaren lang onmogelijk scheen. Hierover
kan men zich slechts verblijden.
De bestrijding der werkloosheid is een
zaak van de eerste orde, niet enkel om eco
nomische maar vooral ook om moreele re
denen. De regeering heeft zich reeds jaren
in dezen beijverd.
Natuurlijk was het probleem moeilijk
door den economischen wereld toestand;
het is sinds door het vraagstuk van grond
stoffen en materialen nog moeilijker ge
worden. Doch het moet met alle energie
worden aangevat. Indien daarbij de vroe
gere concurrentie en verwijten tusschen de
groepen in onbruik zou geraken en men
gezamenlijk zich inspande zonder dat men
de energie voor zichzelf als monopolie op-
eischte en den ander ontzegde, zou dit een
nieuw voortreffelijk element beteekenen.
Op het gebied der economische ordening
zijn nieuwe dingen groeiende. Volgens spr.
is het geen fantasie, die te voorspellen:
doch hij acht dit onderwerp geschikt om er
een grootsche volksbeweging mede te stu
wen.
Ten eerste is alles in Europa nog groeien
de en het is nauwelijks denkbaar, dat Ne
derland hier zal kunnen handelen buiten
zeer nauw contact met hetgeen op het
gansche continent groeit. Ten tweede is het
zeer de vraag, of de corporatieve orde
ning naar Italiaansch model, die onder ons
gepropageerd wordt, de overtuiging weer
spiegelt van de groote meerderheid van
het Nederlandsche volk, ten derde is het
onderwerp te materieel, te relatief en ook
te oud om een nieuwe beweging te stu
wen. Zou men hiertegenover willen wijzen
op den drang, dat individualisme en egois
me gebroken worden, dan dient het ant
woord te luiden, dat dit grootsche onder
werp ligt op het cultureel-geestelijk erf
en dat via enkel economische constructies
dit ideaal nimmer kan worden bereikt.
Op staatkundig terrein is een dubbele
vernieuwing onmisbaar. De versplintering
in het partijwezen moet worden tegenge
gaan, met name belangengroepen zijn op
politiek erf uit den booze. Echter pleit spr.
geenszins voor de vorming van één partij,
die allen zou omvatten; de onmiskenbare
verscheidenheid in ons volk zal in de ge
leding van partijen haar weerslag moeten
Vinden, een kunstmatige eenheid zou ons
verarmen. Daarbij vindt de principieele
basis voor partijvorming meer dan ooi
haar goed recht. De bestrijding er van is
niet nieuw doch oud, het goed recht ervan
blijkt door de stevigheid, waarmede zij in
schuddende tijden een partij dragen kan.
Dat overigens het bestaan van meer par
tijen aan de werkelijke nationale eenheid
geen afbreuk behoeft te doen, is gebleken,
toen de zes dusgenaamde groote partijen
elkander gemakkelijk vonden.
Behalve de bestrijding der versplinte
ring is bestrijding van de ontaarding der
democratie onmisbaar. Naast een sterk re-
geergezaig adht spr. volksinvloed onmis
baar. Doch A.R. en C.H. hebben èn als
kamerlid èn als minister fel gestreden
tegen het streven der kamer om op den
stoel der regeering plaats te nemen. Dit
streven zal algemeen en met forschheid
bestreden moeten worden; men denke maar
aan het enorme misbruik, dat van moties
en amendementen gemaakt werd. Hier
vooral komt het er op aan, dat principieel
en niet uit tijdelijke berekening met het
verleden wordt gebroken.
Eindelijk de cultureel-geestelijke vragen.
Hier is de eigenlijke vernieuwing onmis
baar, omdat alle echte volksvernieuwing
van binnen uit verkregen worden moet en
noch door wetten noch door organisatie
verkregen kan worden. Wie roept om ge
meenschapszin tegenover individueel of
groepsegoïsme, roept om een nieuwen
geest. En deze kan niet verkregen worden
zonder geestelijke krachten in den diepen
religieusen zin van dit woord.
Hieruit volgt een afwijzing van de fusie
gedachte, die het karakteristieke van de
onderscheiden groepen wil oplossen. Con
centratie van allen, die op één terrein
werken, is daarbij mogelijk en is in vollen
gang.
Tot een gezamenlijk werken in deze rich
ting roept spr. allen op, die de waarde der
geestelijke goederen erkennen en branden
van begeerte om het volksgeheel te dienen.
Rede dr. Colijn.
Dr. Colijn zeide, dat zdjn rede zich zal
bewegen rond een drietal punten: Neder
land in het verleden, in het heden en in
de toekomst
Wat het eerste punt aangaat treft nog im
mer, dat er zoo velen zijn, die een veroor-
deelend vonnis uitspreken over Nederland
van vóór Mei 1940.
Spr. zet dan nader uiteen, dat ons land
onder de volken van Europa met eere
mocht worden genoemd, al is hij geenszins
blind voor de gebreken, die in ons staats
bestel zich hebben geopenbaard en waar
tegen spr. reeds twintig jaar geleden zijn
stem heeft venheven. Men behoeft zich niet
onnoodig te beroemen op wat wij en in
Europa en in Azië beteekenden om vol te
houden, dat er geen grond is voor een ver
oordeeling van het verleden op de wijze
als veelal geschiedt.
Wat de toestand van Nederland in het
heden aangaat, waarmede spr. bedoelt den
tijd waarin het land door den overwinnaar
bezet is, deze wordt gekenmerkt door een
roep van»alle kanten om hervorming, om
herstel, om vernieuwing. Uit walken hoek
deze vernieuwingsdrang ook komt, in één
opzicht is hij vrijwel gfelijk, n.L in zijn af
keer van degenen die vroeger het land heb
ben bestuurd. Het merkwaardige daarbij
is verder, dat de vernieuwers in Neder-
AALMARKT 12 TEL.2I7S2 LEIDEN
land waarschijnlijk onder elkaar niet min
der verdeeld zijn dan de oude politieke
partijen waren. Wat spr. betreft, hij zou
buitengewoon verblijd zijn, wanneer wij op
het gebied van sociale wetgeving, woning
bouw, volksgezondheid, onderwijs, geestes
vrijheid zullen kunnen houden, wat wij
hadden. En indien degenen, die na ons
koloniaal bewind in de toekomst op even
voortreffelijke wijze zullen voeren als in
het verleden het geval was. Alleen ons
staatsbestel zal, ook als wij volledige onaf
hankelijkheid verkrijgen, op de helling
moeten. De politieke wilsvorming in Neder
land werkt te langzaam, de daadkracht
liet vaak te wenschen over. Alleen is spr.
van oordeel, dat men gedurende een be
zettingstijd zich niet kan bezig houden met
hervormingen in ons staatswezen. Dat zal
tot later moeten wachten. Ook het feit, dat
de bezettende overheid uit den aard der
zaak de bestuursmacht niet uit handen kan
geven, draagt er toe bij, dat de roep om ver
nieuwing in het heden moeilijk in daden
kan worden omgezet, behalve dan in de
ethische sfeer. Immers, daden die ingrijpen
in het staatskundig en maatschappelijk
leven kunnen alleen worden verricht door
hem, die bestuursmacht bezit. Velen hebben
daarop nog niet een^juisten kijk. Men
meent, dat men wat moet doen, vooral om
gevaren die men ducht te keeren. Uit zulk
een onbestemde vrees voor toekomstige ge
varen is de Nederlandsche Unie geboren.
Spr. zal niet meer in den breede uitweiden
over de eerste poging om tot zulk een Unie
te geraken. Hij heeft dat elders voldoende
duidelijk uiteengezet. Maar zeker is het,
dat de tweede Ned. Unie een soort schuil
kelder geworden is voor hen, die bevreesd
zijn voor de groep, die door den heer Mus-
sert wordt geleid.
De tweede Ned. Unie richt zich duidelijk
op verdwijning van het bestaande en de
vorming van eenheidsinstituten, waarin
het geheele Nederlandsche volksleven be
hoort te worden opgesloten.
Dit brengt natuurlijk mee, dat de diepe
re levensovertuiging geen invloed meer
hebben kan op de staatkundige en sociale
wilsvorming. Op zichzelf erkent spr. de
wenschelijkheid van een algemeene uiting
van den geest des volks voor zoover deze
niet met het Nederlandsche extremisme
meegaat. En dat is stellig 85 a 90 procent
van het volk. Maar dat kan alleen sla
gen, wanneer men rekening houdt met de
gecompliceerde geestelijke structuur van
het Nederlandsche volk. Op dat doel had
de eerste Ned. Unie zich ingesteld en daar
mede houdt de tweede Nederl. Unie geen
rekening.
Wat de toekomst aangaat, zal onze po-
sititie bij het sluiten van den vrede worden
geregeld. Hoe die vrede tot stand zal ko
men, hoe de vredesverdragen er zullen
uitzien, niemand die het zeggen kan. Toch
zijn wij niet geheel zonder aanwijzingen
over de toekomst. Spr. herinnert aan de
redevoeringen van den Rijkscommissaris
d.d. 29 Mei en 27 Juli en brengt uit elk
dier redevoeringen enkele gedachten naar
voren. Spr. concludeert, dat door de bezet
tende macht niet gevorderd zal worden,
dat wij ons eigen Nederlandsche karakter
zullen verloochenen en dat wij bij onze po
litieke wilsvorming zelf den weg zullen
kunnen bepalen, dien wij begeeren te vol
gen. Ongetwijfeld zijn deze uitlatingen van
beteekenis. Maar aan den anderen kant
zullen wij ook goed doen die beteekenis
niet te overschatten in dien zin, dat wij
alle toestanden en verhoudingen na den
vrede zullen zien terugkeeren zooals ze
waren vóór den lOen Mei. Het zal noodig
zijn, dat wij met beide voeten op den grond
blijven staan en een open oog hebben voor
de veranderingen, die op het continent
van Europa reeds ingetreden zijn of nog
intreden zullen. Wat het eerste betreft
denkt spr. aan de dezer dagen gegeven
scheidsrechtelijke uitspraak te Weenen
over de verdeeling van Zevenburgen. En
al weten wij niet, wat de toekomst voor
de vijf reeds veroverde landen van West-
Europa brengen zal, men zal toch -'erstan-
dig doen met de gedachte te aanvaarden,
dat nu Frankrijk als groote mogendheid
weggevallen is de Duitsche stem op het
vasteland van Europa de sterkste worden
zal. Spr. kan evenmin als iemand anders
Uw verduistering
in orde?
Dc voorschriften voor de
lichten van verkeersmiddelen
Ter inlichting van hen, die gaarne het
juiste willen weten van de voorschriften,
geldend voor het verduisteren van de di
verse lichten van verkeersmiddelen, laten
wij hier een overzicht volgen:
Voertuigen, incl. auto's en andere
motorrijtuigen:
Voorlichten: Slechts wit of geel. Ander
licht is verboden. Zoo afgeschermd, dat
slechts een horizontale opening van 58
c.M. lengte en 1 cM. hoogte in het midden
het licht naar buiten laat schijnen (verf
of papier niet voldoende). Gebruik van af
scherm ingskappen verplicht. Deze moeten
door Rijksinspectie Luchtbescherming goed
gekeurd zijn. Slechts gloeilampen van max.
35 Watt.
Groot licht: binnen bebouwde kommen
verboden; knippersignalen verboden.
Dimlicht: verplicht binnen bebouwde
kom; knippersignalen verboden.
Stads- en parkeerlichten: Tijdens het rij
den verboden; tijdens stilstaan verplicht.
Moeten afgeschermd zijn cfm. voor- c.q.
achterlichten. Parkeerende voertuigen
moeten naar voren en achteren door de
voorgeschreven afgeschermde lichten zicht
baar zijn. Slechts gloeilampen van max.
10 Watt.
Achter- en stoplichten: Moeten naar bo
ven afgeschermd blijven branden. Achter
licht slechts rood licht.
Richtingaanwijzers: Moeten en mogen al
leen worden gebruikt bij verandering van
richting.
R ij w ielen:
Voorlichten: Slechts wit of geel licht (an
der licht is verboden). Zoo afgeschermd,
dat slechts een horizontale opening van 3
5 c.M. lengte en 1 c.M. hoogte in de onder
ste helft het licht naar buiten laat schijnen.
Achterlicht: Moet naar boven afge
schermd blijven branden (moet rood zijn).
Onder de aandacht van de wielrijders
wordt gebracht, dat er rijwiellantaarn-kap
jes met een goedkeuringsmerk in den han
del zijn, welke niet voldoen aan de bepa
lingen, gesteld door den Rijkscommissaris.
Deze kapjes zijn van een goedkeuringsmerk
voorzien, voordat de bepalingen van den
Rijkscommissaris betreffende de verduiste
ring waren gegeven.
Men lette er dus bij den aankoop van
een kapje op, dat het kapje voldoet aan de
volgende voorwaarden, genoemd in de ver
ordening van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied, betref
fende het verduisteren (4 Juli 1940):
De voorlampen van fietsen moeten zoo
worden afgeschermd, dat slechts een ho
rizontale opening van 35 c.M. lengte en
1 c.M. hoogte in de onderste helft het licht
naar buiten laat schijnen. (In verband met
de groote lichtsterkte en het groote aantal
wielrijders in Nederland is het aan te be
velen een opening te gebruiken van 3 c.M.
lengte en 1 c.M. hoogte).
Voor de voor verlichting van fietsen mag
alleen wit of geel licht gebruikt worden;
licht van andere kleur is verboden (blauw,
rood, groen, enz.).
De achterlichten moeten naar boven af
geschermd branden. Als achterlicht mag
rood licht gebruikt blijven worden.
De rijwielen kunnen, indien het euvel
ter plaatse niet verholpen kan worden, in
beslag genomen worden.
Controle begonnen
De juiste naleving van verordening 113
van den Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied, waarin in artikel 3
de maximumsterkte der lampen van motor
rijtuigen wordt geregeld, wordt van heden
af streng gecontroleerd.
Immers, teneinde den eigenaars voldoende
gelegenheid te geven, hun verlichting te
veranderen, werd bepaald, dat de veror
dening acht dagen later in werking zou tre
den. Dit is nu het geval. Op niet-nakoming
van de bepalingen staan strenge straffen;
behalve dat een boete tot 1000 kan worden
opgelegd of een hechtenis tot zes
maanden, kan ook het desbetreffende voer
tuig in beslag worden genomen en de be
stuurder in bewaring worden gesteld.
den sluier, die de toekomst bedekt, weg
nemen Maar dit baart hem niet de mees
te zorg. Hij hoopt, dat al zijn geestverwan
ten onder al de moeilijkheden van dezen
tijd nimmer Groen's adagium uit het oog
zullen verliezen: Er staat geschreven, er is
geschied. Wie steunt op den Bijbel en de
historie van zijn volk kent, die kan met
vasten tred door het leven gaan. Niet dat
daardoor de moeilijkheden zelf worden op
geheven, maar wel zoo, dat het benauwen
de van de moeilijkheden wegvalt. En
voorts zullen wij wijs handelen wanneer
wij de realiteit van de nieuwe verhoudin
gen niet uit het oog verliezen, want alleen
als wij ook met die realiteit rekenen kun
nen wij met den Bilderdijk van 1811 na
zeggen:
Holland uit het stof gerezen,
Zal opnieuw ons Holland wezen.
Dit nummer bestaat uit vier
bladen, w.o. geïllustreerd
Zondagsblad.
ARBEIDSCONFLICT.
Arme Tschakowsky!
Ergens in Amerika heeft de dirigent
van zijn beroemde ouverture „1812",
die Napoleon's terugtocht- uit Moskou
muzikaal weergeeft, het noodig ge
oordeeld in plaats van paukenslagen,
echte kanonschoten te gebruiken.
Daartoe verzekerde hij zich van een
37 m.m.-pantserafweergeschut. Voor
het Napoleontische slagrumoer edhter
natuurgetrouw kon dreunen, was er,
wat voor het huidige Amerika ken
schetsend is, een klein arbeidsconflict.
De organisatie der musici eischte na
melijk, dat het kanon door een lid van
de organisatie afgevuurd moest wor
den, want het geschut was een in het
vak gebruikt instrument, daar immers
de paukenslagen in de partituur ston
den. Men loste het probleem op, door
een 64-jarigen trompettist, die als vete-
raan van den Spaansch-Amerikaan-
schen oorlog eenige, zij het ook rij
kelijk verouderde, artilleristische er-
Varing had, tot kahonnier te benoe
men.
Ik heb bij mijzelf gedacht: Zie, dit
zijn de teekenen der Amerikaansche
beschaving. Men kan natuurlijk zeg
gen: oorlogvoeren is ook een kunst
en nog wel een kunst, die genie ver-
eischt. Maar niet in een orchest.
Stelt men zich dat overigens na de
zen modernen oorlog voor in een
„ouverture 1940", dan zouden daar
nog heel wat andere instrumenten
met paukenisten-vliegers en dirigen
ten-parachutisten aan te pas kamen.
Maar al zijn wij in Europa dan ook
zoo gek om oorlog te voeren, wij zijn
toch niet zoo gek als Amerika om ka
nonnen in een orchest te zetten en er
dan een arbeidsconflict van te maken.
Levensmiddelen voor
hotels, café's e.d.
50 pCt. van dc in September
1939 gebruikte hoeveelheid
wordt toegewezen
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het Departement van Landbouw
en Visscherij deelt mede:
In verband met een billijke verdeeling
van de beschikbare voorraden is het nood
zakelijk gebleken de toewijzingen aan ho
tels, café's, restaurants, lunchrooms, can-
tines en dergelijke instellingen te bepalen
op vijftig procent van het verbruik gedu
rende de maand September 1939.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat
van de bovenbedoelde regeling in het alge
meen niet zal kunnen worden afgeweken,
zoodat het geen zin heeft klachten of ver
zoeken te dier zake tot het Centraal Dis
tributiekantoor of de plaatselijke distribu
tiekantoren te richten.
BRITSCHE KONINKLIJKE FAMILIE
NAAR CANADA?
STOCKHOLM, 7 Sept. (D.N.B.) Vol
gens de laatste hier ontvangen berichten,
doen in de Ver. Staten hardnekkige geruch
ten de ronde, volgens welke de Britsche
koninklijke familie zeer binnenkort naar
Canada zou verhuizen. De meeste leden
van het koninklijk huis hebben Londen ver
laten en vertoeven op het oogenblik in
Schotland. De Britsche admiraliteit heeft
nauwkeurige plannen uitgewerkt voor het
overbrengen van het koninklijk huis naar
de Nieuwe Wereld. In verscheidene havens
vein de West-Schotsche kust worden twee
groote kruisers en een groot aantal torpe
dojagers tot dit doel in gereedheid gehou
den. Zou het vertrek noodzakelijk worden,
dan zullen eerst de koningin-moeder en de
kinderen van het koningspaar weggebracht
worden. Het koningspaar zelf wil met het
oog op de stemming der bevolking zoo lang
mogelijk blijven. Onder alle omstandighe
den zou de vlucht van het koninklijk huis
pas dan aan het Engelsche publiek worden
medegedeeld, wanneer alle leden der fa
milie veilig op Canadeescheri bodem zou
den zijn aangekomen. De koning zelf zal in
dit geval waarschijnlijk Toronto als resi
dentie kiezen.