Ik hèb gekozen, Arkadi DINSDAG 20 AUGUSTUS 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 8 Tijdens een luchtgevecht is Maandag in de Beemster nabij Purmerend een Engelsch Bristol-Blenheim vliegtuig door een Duitschen jager neergeschoten. Het wrak van het toestel onder bewaking van Duitsche soldaten (Foto Pax-Holland) Middelburgs historie blijft bewaard. - De restauratie van het eeuwenoude stadhuis van Zeelands hoofdstad is in vollen ga i De werkzaamheden op het dak van het gebouw (Foto Pax-Holland1* De wacht aan de kust. Een Duitsch soldaat op post aan het strand van den Atlantischen Oceaan (Foto Weltbild) Boven het Kanaal. Een Heinkel-bommenwerper gezien uit de cockpit van een machine van hetzelfde type tijdens een vlucht naar vijandelijk gebied (Foto Pax-Holland) vrachtwagens en een groot aantal passagiers kunnen tegelijkertijd op deze wijze over de rivier worden gebracht (Foto Weltbild) Maandag op de Gooische heide. U kent het gezegde: .Laat niet als dank voor het aangenaam verpoozen" (Foto Pax Holland) FEUILLETON Een roman uit h<et hooge Noorden. Door AGATHE POGNER 6) Desondanks krenkte het mij, dat mijn moeder ons huis wilde verlaten om een vreemden man te volgen. Ik maakte haar daar een verwijt over. Ik was verontwaar digd, dat zij mijn vader na diens dood niet trouw wilde blijven. Ik ontzegde haar in mijn oneravernheid zelfs het recht nog een tweede huwelijk aan te gaan. Het eene woord lokte het andere uit. Toen mijn moe der eindelijk het huis verliet, waren wij beiden onverbiddelijke vijanden gewor den. Ik heb sindsdien niets meer van haar gehoord. Ik weet niet eens, of zij nog wel in leven is. De kamer van mijn moeder bevond zich nog in den zelfden toestand, waarin zij haar had verlaten. Ik opende zachtjes de deur en keek naar binnen. Buiten in den tuin zette de zon alles in een klaterend en overda dige warmte schenkend licht. In de kamer van mijn moeder was het koel en donker. Ik vroeg me af, of het toeval of opzet was, dat zij het onvriendelijkste en koudste ver trek van het geheele huis had bewoond en ik voelde plotseling iets van medelijden met haar. Misschien was ik toch onrecht vaardig tegenover haar geweest? Misschien had zij wel degelijk het recht gehad zich een tweede geluk te verwerven? Toen ik daarop mijn kamer wilde bin nengaan, bleef ik een oogenblik als ver blind op den drempel staan. Kleuren lach ten, kleuren sprankelden overal. Aan de muren hingen wapens uit vreemde landen op kleurige tapijten en weefsels; de grond was bedekt met vachten van exotische die ren, waarvan sommige meesterlijk waren geprepareerd. Mijn lievelingsdier was een prachtige koningstijger, die mij met zijn groote, onbeweeglijke glazen oogen onaf gebroken aanstaarde. Op de schrijftafel lag een heele stapel brieven en een aantal kranten van de laat ste dagen. Onwillekeurig vouwde ik de bovenste krant open en plotseling bleef mijn blik als geboeid rusten op een adver tentie op de frontpagina. Het was een op roep van de regeering: Kolonisten gezocht! Een groot eiland in de (jszee kwam voor deze kolonisatie in aanmerking. Het was het grootste van de zich daar bevindende eilandengroep en als kolonisten werden flinke, gezonde mannen gezocht, die de vischvangst en de jacht als beroep uit oefenden. Alles klonk heel mooi en aan lokkelijk en ten slotte was er maar één na deel: het uitverkoren eiland lang onder den 75sten breedtegraad, dus reeds tamelijk ver in den poolcirkel. Nogmaals doorliep ik vluchtig de adver tentie: Slechts flinke, ervaren, tegen weer en wind geharde en kerngezonde mannen komen in aanmerikng!" Tegen weer en wind gehard, was ik, kerngezond eveneens. Mijn ervaring daaren tegen was zeer miniem en over mijn flink heid dunkt het mij beter te zwijgen. Des ondanks kon ik mij niet los maken van de zen oproep. Was hij niet ook tot mij ge richt. Na kort beraad liet ik de krant haastig in ipijn zak glijden en spoedde ik mij naar het Kolonisatiebureau. De ambtenaar, die mij daar ontving was een kameraad van me uit mijn gymnasium tijd. Popop heette hij. Natuurlijk was het tragisch verscheiden van Ta ja hem ter oore gekomen en hij voelde zich derhalve verplicht mij zeer breedvoerig zijn deel neming te betuigen. Eerst daarna infor meerde hij naar het doel van mijn bezoek. Ik heb jullie oproep gelezen, antwoord de ik. Ik ben hier gekomen om mij als kolo nist aan te melden. Potop staarde mij stomverbaasd aan en hij trok daarbij niét bepaald een intelli gent gezicht. Wil jij daarheen? vroeg hij eindelijk. Jij, de gefortuneerdste man van de geheele stad en omgeving? Ik negeerde zijn opmerking over mijn rijkdom en antwoordde gedecideerd: Ja, dat ligt inderdaad in m'n bedoe ling! Heb je dan misschien al je geld ver loren? Ik heb niets verloren. Mijn geld is goed belegd bij Engelsche bankinstellin gen en levert een behoorlijke rente op. Dan ben je zeker je baantje kwijt? r— Ook dat niet. Mijn betrekking kan ik zoo lang houden als ik zelf wil. Potop scheen het steeds raadselachtiger te gaan vinden. Een oogenblik vergat hij van louter verbazing zijn mond te sluiten. Om je niet langer in het onzekere te laten, beste Potop:, ik heb mezelf verlo ren! En ik ga naar het hooge Noorden in de hoop, dat ik mezelf daar zal terugvin den. Potop trok een gezicht of hij zich veron gelijkt voelde. Hij dacht waarschijnlijk, dat ik hem voor den gek hield. Zijn hou ding veranderde althans geheel, hij zei plot seling „u" tegen me en schoof me een sta pel papieren toe, dien ik thuis maar eens rustig moest doorlezen. Tegen dit voorstel verzette ik mij echter hardnekkig. Ik verlangde, dat hij mij mon deling en liefst zoo kort mogelijk zou in lichten. Zoo vernam ik dan ten slotte, dat er kosteloos een huis voor me zou worden opgetrokken met een oppervlakte van ze ven maal, zeven vierkante meter en dat ik kon rekenen op vrij vervoer van levens middelen en diverse gereedschappen, welke ik en mijn helpers daar noodig zouden heb ben Hier onderbrak ik hem met een korte handbeweging. Mijn helpers? vroeg ik. Die heb ik toch niet? Dan zul je er een paar moeten zoe ken. Want zonder ervaren helpers en goed gedresseerde honden ga je een wissen dood tegemoet. Vergeet alsjeblieft niet, dat het daar in Januari en Februari tegen de vijf tig graden vriest, om van de ijzige stormen nog maar niet te spreken. Wind en koude boezemden mé geen vrees in. Daar kon je je tegen beschutten. Maar de honden en de helpers! Waar moest ik die vandaan halen? Potop wist raad. Hij kende drie mannen, die reeds vele jaren in het hooge Noorden jaagden. Dit jaar hadden zij op de terug reis pech gehad. Hun schip was in botsing gekomen met een drijvenden ijsberg, waar bij zij er slechts ternauwernood het leven hadden afgebracht Als je die drie mannen kunt krijgen, dan zou je goed af zijn, besloot Potop zijn uiteenzettingen. Zij zijn niet alleen zeer be dreven op het gebied van jacht en vis- scherij, maar bovendien kim je er op re kenen in elk opzicht met eerlijke en fatl soenlijke menschen te doen te hebben. Ik verwacht ze vandaag of morgen hier, om dat ze werk zoeken. Dan zal ik ze wel naar je toesturen. Ik dank je zeer. Geen dank. Dat behoort er bij. Maar hoe staat het eigenlijk met je booten en wapens? Als je die niet hebt, wordt daar door ons voor gezorgd. Ik zou je advisee- •ren alleen de booten van het rijk te nemen, die zijn werkelijk uitstekend. Geweren en patronen kun je beter voor eigen rekening inslaan. En neem vooral niet -te weinig. In de eerste plaats moet je er een heel jaar mee toe en in de tweede plaats dien je niet te vergeten, dat niet elke kogel een stuk wild treft. Als je maar één keer hebt gezien hoe hard zoo'n rendier loopt, zul je er je later over verwonderen, als er wer kelijk een voor je geweer komt. En dan dit nog, beste Arkadi, wees bij het inkoo- pen van levensmiddelen vooral niet te zui nig; op vijftig of honderd blikejs conser ven zal het bij jou wel niet aankomen. Daarmee was voorloopig de zaak afgehan deld. Ik betuigde Potop nogmaals mijn dank en drukte hem hartelijk de hand. Toen ik reeds in het trappenhuis stond, kwam hij me nog haastig achterna en zei: Als ambtenaar moet ik je deze in lichtingen verschaffen en je aanmoedigen er heen te gaan, maar als oude schoolkame raad raad ik je eerlijk: Laat dat dwaze plan varen! Ga niet! Je zult de lente niet meer beleven en daarmee zou je niet de eerste en evenmin de laatste zijn. Overigens kan ik je nog wel zeggen, dat je de eenige bent, die zich tot dusver heeft aangemeld en over een paar dagen sluit de termijn reeds. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 8