DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN De lichamelijke opvoeding van de jeugd Toerisme bij honk -Momentje ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1940 31ste Jaargang No. 9717 S)e £&kl&eh£0oti/fca/nt Bureaus Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. Giro 103003. Postbus U. Dit nummer bestaat uit vlfl bladen, w.o. geïllustreerd Zondagsblad. Een katholieke inslag!? „De Nederlandsche Unie met als kern de invloed der R.K. Staatspartij; Nationaal Front, dat eveneens een katholieken inslag vertoont" aldus lazen wij dezer dagen in een nationaal-socialistische beschou wing. En in verschillende toonaarden tracht men op deze wijze genoemde bewe gingen.... verdacht te maken. Want, dank zij een, door misbruik te maken van de vrijheid, jaren-lang en systematisch ge voerde propaganda is er in ons volk, helaas, een deel, waarvoor alles verdacht is, wat verband houdt met R.K. Staats partij en zelfs wat „een katholieke inslag" vertoont. In feite echter is noch in de Nederland sche Unie noch in Nationaal Front sprake van het een of van het ander. De Nederlandsche Unie en Nationaal Front doen alleen in de sociale paragra fen van hun program denken aan veel wat jaren-lang speciaal van katholieke zij de, in en buiten de Staatspartij, is gepro pageerd in woord en geschrift en daad. Maar, als dat niet mag, dan moet men terug naar individualisme en liberalisme en kapitalisme de stelsels, die het meest consequent en het meest doeltreffend de „Roomsche" sociale opvattingen bestrijden en vernietigen! 't Is waar, dat men in de sociale paragra fen van beiden Nederlandsche Unie en Nationaal Front wenschen op sociaal gebied aantreft, die heel oirde bekenden zijn, zeker van hen, die de oude geschrif ten kennen -van b.v. ten onzent iemand als Aalberse; die de pauselijke encyclieken als b.v. Quadr^gesimo Anno hebben bestu deerd. Maar ook de N. S. B. zélf is in zijn sociaal program niet vrij van dezelfde op vattingen dus niet vrij van verdenking! Wat getuigt het van een ronduit ge zegd schandelijke benepenheid, als men zóó staat tegenover groote denkbeelden denkbeelden, waarmede men niet anders kan dan sympathiseeren, maar waarvan men toch weer afkeerig is, omdat deze denkbeelden aan Roomsche zijde zoo veel opgang maken! Dat is Nederlandsch op z'n allerkleinst! Schrijvend over Nederlandsche Unie en Nationaal Front willen wij hier even citee- ren uit een artikel in de „Maasbode" van gisteravond. Wij meenen, dat het verschil tusschen beide stelsels daarin niet onjaist wordt ^orgesteld. „Wij gelooven", zoo schrijft de „Maas bode", „dat het zwaartepunt van de principieele verschillen tusschen Unie en Front momenteel moet worden ge zocht in het feit, dat de Unie geen regeering wil vormen; althans geen intermezzo-regeering. De uitspraak, dat de Ned. Unie zich voorstelt, ook na het vredesverdrag te blijven be staan, laat nog verscheidene mogelijk heden ten aanzien van de preciese vor men van het toekomstige Staatsbestel open. Echter, met uitdrukkelijke afwij zing van het „oude" bestel. De Unie heeft daarom o.i. veel op Nationaal Front voor. Zij schept niet een nieuwe situatie. Zij geeft slechts leiding 'aan het bestaande groei-proces, en bereidt daardoor de komende staatsrechtelijke vormen voor. Zij bindt ons niet aan thans reeds nauw keurig vastgelegde vormen, waarvoor het moment stellig nog niet is aange broken. Zij beantwoordt alléén reeds daardoor in grooter mate aan het volkseigene, dan Nationaal Front het doet. Zij voorziet in een werkelijk be staande en aanwijsbare behoefte; iets, wat men van Nationaal Front (nog) niet kan zeggen. Of de Unie haar taak aldus zal resp. zal kunnen vervullen, zal o.m. afhan gen van de persoonlijkheid dergenen die het driemanschap der stichting vormen. Evenals van het vertrouwen, dat de bezettings-autoriteit haar zal willen schenken". Wij zijn het wel met veel van wat hier gezegd wordt eens; ook speciaal met het k„(nog>" aan het eind van de tweede alinea. SPORT EN SPEL In een vorig artikeltje brachten we de versnelde lengtegroei der jeugd in ver band met de zoo noodzakelijke lichamelij ke opvoeding, vooral omdat het aantal hou dingsafwijkingen zoo ontstellend groot is. De neiging zou kunnen opkomen om te vragen: Hoe nu? De sport is toch goed voor het lichaam, en, is er ooit een tijd ge weest, - waarin zooveel aan sport gedaan wordt als tegenwoordig? We 'moeten dan eerlijk toegeven, dat de sport de volle belangstelling heeft van een groot deel van de jeugd, maar we moeten er bijvoegen, dat alle voetbal, tennis, cricket en hockey het gemis aan systemati sche oefening en staling van alle spie ren niet heeft kunnen goedmaken. Onge veer 30 pet. der jongelingschap immers wordt lichamelijk ongeschikt geacht voor den militairen dienst. De vraag is maar, of die sport door allen beoefend wordt, ook door hen voor wie dat het meest noodig zou zijn, voorts of het soort sport niet te eenzijdig is en of de sport in goede doseering wordt beoefend, of de wedstrijdsport voor de schooljeugd wel goed is, en dan, of men met de vrije sportbeoefening wel het gestelde doel: de harmonieuze ontwikkeling van het lichaam wordt bereikt; en vooral, of naast de -sport niet de regelmatige gymnastiekbe- oefening onze belangstelling hebben moet, en ook, of de school hier een taak heeft. We zijn het er over eens, dat onze jeugd het spel, de sport en de gymnastiek brood- noodig heeft. Dat geldt voor de schooljeugd alsook voor de schoolvrije jeugd. Wie da gelijks het groot aantal spierslappe, zo%t- zakkerige kinderen ziet, vraagt zich af, wat er van dat spierstelsel en dat uithoudings vermogen terecht moet komen, wanneer de kinderen, eenmaal jonge menschen, op kantoor of in de sterk gemechaniseerde be drijven werkzaam zijn, waar immers, door de eenzijdige arbeid slechts een klein deel der spieren dagelijks geoefend wordt. Van een harmonieuze ontwikkeling van het lichaam kan dan geen sprake zijn. Spel en sport moeten dan veel goed ma ken, en dat geschiedt inderdaad. Want ze beoogen de lichamelijke verzorging te die nen door actieve lichaamsbeweging. Ze zijn middel, geen louter doel. Spel en de spelwaarde van de sport, heeft Pater P. de Bruyn S.J. vroeger eens in „Dux" geschreven, is de bevrijding van druk en dwang; het is het leven in een zuivere sfeer van het zich aan eigen vreugdevol-voelen overgeven. Echt spel, dat geen ernst is, zondert zich van het le ven af en brengt zoo de vrijheid van den geest. Spel is in zich zelf genoeg, en schuwt geen makker en tegenstander, dient dus tot het kweeken van gemeenschapszin. Dat spel dus voor de jeugd van eiken leeftijd noodig is staat buiten twijfel. (Wij laten hierbij buiten beschouwing het kleuter- spel, dat wel ernst is). Met sport wordt de zaak iets anders. In vele gevallen wordt dan de bevrijdende macht van het spel opgegeven, omdat het spel zich overgeeft aan een techniek van wedijver om uiterlijk resultaat, om sport te worden. Elk spel kan zoo tot sport wor den, b.v. hengelen, dansen enz., wanneer daarbij een wedstrijddoel gesteld wordt, een doel als: het meeste, het langste, het hoogste, het eerste enz. De sport heeft een tegenstander nog meer noodig dan een makker, en die tegenstander wordt ge bruikt om een resultaat te bereiken, een overwinning. De sport is dus niet aan zich zelf genoeg, is dus niet zuiver bevrijding, maar streeft naar iets, en meest naar iets, wat den spelmakker ontgaat. En daarmee kan het essentieel maatschappelijk karak ter van het spel verloren gaan, en kunnen er gevaren ontstaan voor de karakteront wikkeling van den beoefenaar. Kan, zeg ik, maar dat behoeft niet te gebeuren. En dat zal niet gebeuren wannegr de sport be oefend wordt onder goede leiding. De wedstrijd brengt voorts mee de top prestatie, er uit halen wat er in zit. Wie wel eens hardloopers of roeiers aan het einde van de wedstrijdbaan heeft zien in eenzakken, weet wat dit beteekent, en hij zal zich meteen de vraag stellen, of dat voor jeugdige personen, bij wie het lichaam nog niet volgroeid is, wel goed kan zijn. Het verwondert dan ook niet, dat vele me dici de wedstrijden voor kinderen onder de 16 jaar willen zien verdwijnen. In kringen van sportkeurende medici werd door dr. Mervennée geschreven: „Of de schoolvoet- balwedstrijden nut hebben betwijfelen we zeer; dat ze in menig opzicht schadelijk kunnen zijn, meenen we wel". Tegen te zware lichamelijke arbeid op dien leeftijd zijn we allen gekant, maar dergelijke wed strijden eischen van vele organen even veel, ja meer. Vooral ook, omdat er bij de wedstrijd nog een inwendige en een uit wendige factor bijkomt: de emotie en van daar het geagiteerd opzweepen tot het uiterste, en het publiek. Het is jammer, dat enkele takken van sport het publiek niet kunnen missen, en het publiek is een tiran: het eischt waar voor zijn geld, het eischt het uiterste, en ook de jonge sportbeoefe naar geeft deze. Waarbij nog komt de mo gelijkheid, dat in het vuur van den wed strijd, men het met het „fair play" niet zoo nauw neemt, hetgeen weer funest is voor het karakter. Met deze opmerkingen wordt m.i. de sport geenszins in een kwaad daglicht ge plaatst; er is alleen maar mee aangeduid, dat aan de sportbeoefening, die in-zich goed is, gevaren voor lichaam en geest verbon den kunnen zijn. Wil de sport goed zijn, dan moet aan enkele voorwaarden worden voldaan, waarvan we als eerste noemen de medische sportkeuring, die voor zich zelf spreekt, tweedens een goede leiding en ten derde een goede dos van alzijdige I sport. De bedoelde leiding J. r voor te zor gen, dat voor de jeugd ae sportbeoefening blijft: gemeenschapsspel, met alle voordee- len van dien. De leider zal steeds het doel voor oogen houden, dat n.l. getracht wordt te bereiken de noodige zekerheid en de juiste uitvoering van verschillende moeilij ke bewegingen. Daardoor wordt een prach tige samenwerking verkregen van de func ties van het zenuwapparaat en het spier stelsel. Dan bereikt men ook een verbete ring van opmerkzaamheid, een sterken wil, moed en volharding, en het snel kunnen ne men van een beslissing; het zoo noodige zelfvertrouwen wordt dan aangekweekt, evenals deugden als gehoorzaamheid aan den leider, zelfbeheersching, ridderlijkheid en het verdragen van nederlagen. Deze discipline en de zelfbeheersching van het lichaam komen ook het geestelijk even wicht ten goede, en beperken in belangrij ke mate het alcoholmisbruik. De leider heeft voorts te zorgen voor de goede doseering, de hoeveelheid sport; de jeugd immers kent geen grenzen en voet balt lustig van twee tot zes uur! De lichaamsbeoefening en inspanning behoort dus te geschieden naar de mate van de be schikbare krachten. En dat slaat vooral op de training. Is daarbij geen toezicht, dan is training een onding en ontstaat de be ruchte overtraining. Het is jammer, dat de zoo nuttige sport het bezwaar inhoudt van eenzijdigheid, want we zijn zoo langzamerhand geneigd om sport te vereenzelvigen niet voetbal. Van medische zijde, speciaal van Duit- schen kant wordt voorgestaan de alzijdige sportbeoefening; onder de 16 jaar behoort de jeugd te oefenen zwemmen, wandelen, turnen, voetbal, korfbal, roeien enz., zon der serieuze wedstrijden te spelen. Fas bo ven dien leeftijd kan specialisatie volgen en kan gedacht worden aan wedstrijden. En vooral mag nooit ontbreken de goed ge leide gymnastiek. De discipline en beheer- sching van alle spiergroepen wordt door geen andere oefening of sport zoo ge oefend als door gymnastiek. Deze laatste verdient dan ook een aparte bespreking in een volgende bijdrage. ZIJERVELD. PETROLEUM-DISTRIBUTIE. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart maakt bekend, dat gedurende het tijdvak van 12 Augustus a.s. tot en met 8 September a.s. de met „periode 5" gemerkte petroleumzegel recht geeft op het koopen van twee liter petro leum. GRUTTERSWAREN-DISTRIBUTIE. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Land bouw en Visscherij maakt bekend, dat gedurende het tijdvak van 12 Augustus tot en met 6 September a.s. de met „14" genummerde bon van het alge meen distributiebonboekje recht geeft op het koopen van 250 gram rijst of rijstemeel of rijstebloem. Voorts geeft de met „27" genummer de bon van het algemeen distributie' boekje gedurende bovengenoemde tijd vak recht op het koopen van 250 gram havermout of havervlokken of gort of grutten. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart deelt mede: Aangezien het gebleken is, dat de verstrekking van schoenenbonnen eenigszins ruimer kan plaats vinden, kunnen personen, die op goede gron den en ten genoegen van de leiders der distributiediensten kunnen aantoonen, dat zij behoefte hebben aan nog een paar schoenen, een desbetreffend ver zoek bij de plaatselijke distributie diensten indienen. De leiders van deze diensten zullen aan de hand van deze verzoeken be slissen, of op grond daarvan schoenen bonnen kunnen worden verstrekt. xxxm. IN CLUSIUS' HOF. Nóg is het zomer. Nóg openen iederen morgen ontelbare bloemen hun kleurige luiken om de zon neschijn gulzig op te slorpen en zoete geu ren uit te wasemen. Nóg vertroetelen de zwaluwen him kwet terende, altijd-hongerige kinderschaar. De zomer is in 't land maar het zal niet lang meer duren, of de zwaluwen gaan verzamelen blazen voor den grooten uit tocht, en de gerijpte vruchten op onze ta fels zijn een smakelijke en toch minder welkome voorbode, dat de herfst nabij is. Er was daarom haast bij deze wandeling, die naar een stillen bloemenhof leidt, wel ke de meeste Leidenaars niet kennen, zelfs niet van naam, ofschoon die naam be roemd is en geëerd. Ook in Clusius' hof staan de bloemen op uitbloeien, en daarom heeft dit bezoek een streepje voor. De bloemen zijn in dezen wonderlijken tuin wel niet het meest op merkelijke, maar zónder bloemen verliest de hof toch veel van zijn zonovergoten, vredige bekoring. Laat men er zich niet al te veel vein voor stellen; wie niet maalt om botanie of om historie is er spoedig uitgekeken. De Clu- siiis' hof is een instelling van de Universi teit, een wetenschappelijke tuin. Kinder wagens en breikousen worden er niet toe gelaten. Er staat weliswaar nergens een bordje, waarbij de invoer van kinderwa gens wordt verboden, doch het dringende verzoek op het hek den tuin niet in te gaan, alvorens zich gemeld te hebben aan de Academie, is afdoende en werkt bevre digend. Na al dit voorbehoud kan ik er eindelijk pas toe besluiten de geheime plaats van Clusius' hof aan de openbaarheid prijs te geven: op de binnenplaats van het Celle- broers-klooster. Het wordt een vrome wellust iederen keer opnieuw een kloosterlijke beschou wing in deze verheerlijking van de stad Leiden in te lasschen, maar met den besten wil van de wereld kunnen we er ook dit maal niet aan ontsnappen. Als trait d'union met ons vorig toeristiek toertje kan nog de mededeeling dienst doen, dat de Cellebroeders zich onledig hielden met het verplegen van pestlijders en het begraven van dooden. Sedert dat de Cellebroersgracht na haar demping werd omgedoopt in Kaiser- straat is er niets meer, wat aan de naarsti ge, in 't zwart gekleede pest-broeders her innert, ofschoon van de kloostergebouwen nog veel overeind staat. De gebouwen aan de Kaiserstraat wor den thans ingenomen door een manége, ter wijl aan het uiterste einde van de binnen plaats de hortulanus woont, die zoo tege lijkertijd een waakzaam oog kan houden over Clusius' hof. Het klooster van de Cellebroers of Alexianengesticht, was het eenige mannen- convent binnen de stad. Zij stonden bij de bevolking hoog in aanzien, en werden zelfs na het beleg met rust gelaten. De geheele kloostergemeenschap telde in die laatste jaren van haar bestaan.... vier broeders en van deze vier hadden er twee nog geen geloften gedaan. Deze achterblijvers heb ben door hun wereldsch gedrag de deugd zame naam van het klooster beschaamd en een onverdiende smaad geworpen op het menschlievend leven van hun voorgangers. Door het stadsbestuur werd in 1576 aan de vier „broederkens", die na de Hervor ming waren blijven hangen, aangezegd de gebouwen te verlaten. Zij kregen eenig geld en huisraad mede. In 1592 werd in de gebouwen het colle gium theologicum of Staten-college geves tigd, waar Calvinistische predikanten hun opleiding ontvingen. Er werd zwaar ge boomd over de praedestinatie en de onza lige godsdiensttwist, waarvan de hooglee raren Gommarus en Arminius de beide kemphanen waren, nam hier zijn oor sprong. Tot de regeering ingreep en ieder debat over de praedestinatie kortweg ver bood. Toen, dat laat zich indenken, nam de strijd eerst goed een aanvang! Het Graven steen, waar beurtelings Remonstranten en Contra-Remonstranten achter slot en gren del werden gezet, weet er van mee te pra ten. De Cellebroeders zijn verdwenen; zij rusten in vrede! Gommarus en Arminius en hun aanhangers gingen denzelfden weg. In Clusius' hof bloeien de bloemen en een •heirleger van zoemende bijen gonst door de lucht, ijverig aan den arbeid, bloem-in, bloem-uit. Het wordt nu toch tijd, wat van dezen hof te vertellen; daartoe waren wij im mers gekomen. Deze tuin is een nabootsing van den eer- HET GROOTE GEZIN. Vandaag heb ik een van mijn over buren gesproken. Hij is een blijmoedig mensch, wien men de zorgen des levens niet zou aanzien. Hij is bovendien een rijk gezegend man. Niet rijk en geze gend. Dat is heel iets anders. Maar rijk gezegend is hij wel. Hij heeft 18 kinderen. Allemaal goed gezond spuL Dat is meestal zoo in dergelijke kost scholen. En degenen, die meenen me delijden te moeten hebben met de Moeder van die 18 kinderen (ik schrijf Moeder altijd met een hoofdletter) zeg ik, dat zij dat rustig achterwege kun nen laten. Moet u haar maar eens zien wandelen met haar dochters. Even jeugdig meneer! En met den Vader van die 18 stuks heb ik nu vandaag een gesprek gehad over de distributie. U begrijpt, dat is een belangrijk pro bleem voor zulk een gezin. Op een kostschool of een instituut heeft men daar een econoom voor. Hier niet. Och, met het eten gaat het1 wel, zegt hij. Wij krijgen op onze brood- bonnen 80 broodjes per week. Daar ko men wij wel mee rond. En een pond suiker per dag! Daar moet ik wel eens de rem opzetten. Maar al die bonnen en kaarten. Ik heb een Complete biblio theek. Ik zou eigenlijk een secretaresse moeten aanstellen. En nou die textiel- kaarten weer. Ik moet al die formulie ren ook nog invullen, als stamhoofd zijnde, snapt u? Maar daar moet ik vanavond eerst eens op gaan studee- ren. Maar met het eten kom ik er wel. En ik besef, dat de distributie nog zoo gek niet is. Die zorgt tenminste voor de groote gezinnen. Beter dan de meeste huisbazen ooit hebben gedaan. ARTIKELEN OVER: de z.g. „katholieke inslag" in de eenheidsbewegingen 1ste blad de heilige Mis2de blad de lichamelijke opvoeding 1ste blad de Clusius' Hof te Leiden 1ste blad de Nederlandsche spreekwoor den 1ste blad sten hortus, die in 1594 werd gesticht, en den beroemden en baanbrekenden kruid kundige Clusius tot vader had. In keurige kleine bedjes, door klinkersteen en omlijst, staan hier honderden planten bijeen in on geveer dezelfde groepeering en variëteiten, als drie eeuwen geleden. Er zijn zeer vreemde en buitennissige planten bij, b.v. de aardappel, die door Clusius Papas Ame- ricanorum werd genoemd. In een zijner ge schriften merkt Clusius die een echte aardappel-missionaris was en veel voor de populariseering ervan deed op, dat deze vruchten rauw minder geschikt zijn om gegeten te worden, dan gekookt of ge bakken. Het aardige is, dat men er na veel puzze len in slaagde, de oude benamingen, zoo wel de Latijnsche als de Hollandsche, met de huidige nomenclatuur tot overeenstem ming te brengen. Op de etiketten vindt men alle vier de namen vermeld. Een houten poortje, waarop de jaartallen van Clusius botanischen arbeid te Leiden, en een prieeltje, bevolkt met spinnen en andere kriebeligheden, zijn getrouwe co- pieën van de versieringen, die in den eer sten hortus waren aangebracht Dat ook de voorzaten van deze spinnen daartoe be hoorden, is niet onwaarschijnlijk. De rust in den tuin (aan de Noordzijde beschut door den schilderachtigen gevel van het vroegere Rectoren-huis) wordt door geen stadsrumoer verstoord. Duizenden bijen, die er liever dood bij neervallen, dan den arbeid in dienst van het vader land te staken, zoemen door de lucht, be vracht met honing en stuifmeel. Onder een afdakje staan hun van riet gevlochten kor ven. Het is er een geweldig gedrang om binnen te komen en de winter-voorraad af te leveren. „GODT VOEDT ALLE CREATUREN" is in den rand van het afdak uitgesneden. De bijen laten zich door deze schoone spreuk echter niet tot luiheid overhalen. Zij drijven hun ijver zelfs tot het uiterste en velen sterven er van uitputting. Met hun lijken ligt rond de korven de grond be zaaid. Zij vielen in den dienst van het ge- meenebest der bijen; zij zyn gestorven voor hun vaderland. VENATOR VAGANS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1