Koers Rijkscredietkasbiljetten.
Verrichtingen ten behoeve van de
Duitsche weermacht
Distributiekaarten en bonnen voor
Duitsche weermacht
DONDERDAG 18 JULI 1940
31ste Jaargang No. 9696
S)e Ceid^cHeSoti/fca/nt
Bureaus Papengndit 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 1L.
Bij verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Ne-
derlandsche gebied is met ingang van heden de koers voor het om
rekenen van rijkscredietkasbiljetten tot guldens als volgt vastgesteld:
1 gulden 133 Reichspfennige.
Tot dusver was de omrekeningskoers 1.is 150 Reichspfennige
De nieuwe koersverhouding stemt volkomen overeen met den of-
ficieelen clearingskoers en met de marknoteering, zooals die sedert
de devaluatie van den gulden gold.
Dit nummer bestaal uit
twee bladen.
De economie
„Voorbij is de tijd, waarin de economie
zóó strikt werd hooggehouden, dat het
sociale vraagstuk er geheel door werd
overschaduwd'aldus mr. J. Linthorst
Homan in zijn brochure „Aanpakken."
't Is ook onze hartgrondige wensch, dat
ibedoelde tijd voorbij is, voorbij b 1 ij f t;
dat bedoelde toestand radicaal wordt
uitgesneden uit ons bedrijfs- en zaken
leven.
De katholieke beginselen en op
vattingen hebben steeds veroordeeld,
dat het sociale vraagstuk geheel onderge
schikt werd gemaakt aan het economische
vraagstuk.
De pauselijke encyclieken hebben her
haaldelijk in het klaarste licht gesteld,
dat rechtvaardigheid en liefde m.a.w.:
het sociale vraagstuk maatstaf moet zijn
óók voor het economisch handelen; dat ook
de economie moet staan onder de wetten
der moraliteit.
Tegenover de liberale leer en practijk
van de overheersehing der economische
wetten, die men niet zou mogen en kunnen
binden door andere normen, door zede
lijke normen, heeft zich steeds scherp en
strak gesteld de katholieke maatschappij
leer, de katholieke economie-leer.
Zoo was en is de katholieke leer en
in vele gevallen lang niet. altijd 1.- der
katholieken practijk.
V Geruststellend
Zooals bekend, hebben enkele onverant
woordelijke elementen in eenige plaatsen
des lands pogingen in het werk gesteld, om
onrust te zaaien. Zij hebben zich daarbij
niet ontzien, schade toe te brengen aan
goederen of door middel van wapenvertoon
angst en schrik te verwekken.
Van Duitsche zijde wordt er met nadruk
op gewezen, dat het verbod van het dragen
van wapenen nog steeds geldt en dat dien
tengevolge streng tegen overtreders van
dit verbod zal. worden opgetreden, tenein
de het wekken van een terreur-stemming te
voorkomen.
Het uitoefenen van gewelddaden, door
wie ook ondernomen, zal met kracht wor
den tegengegaan.
Deze mededeeling was eigenlijk overbo
dig. Maar toch is ze door alle orde-lieven-
de burgers met erkentelijkheid ontvangen;
heeft zij een gevoel van rust, zelfs hier en
daar wellicht een gevoel van opluchting ge
schonken.
Hoewel niet kon worden verondersteld,
daar door de autoriteiten zekere daden van
terreur en het dragen en gebruiken van
wapenen door absoluut onbevoegden zou
worden toegestaan, hoewel dit niet kon
worden verondersteld, omdat wij leven in
een geordenden Staat toch sloop hier en
daar, zij 't dan ongemotiveerd, de vrees bin
nen, dat bevoegde instanties zich tegen een
dergelijk optreden niet a 11 ij d even krach
tig zouden verzetten.
Aan bedoelde vrees is door het bericht
van gisteren teneenenmale zelfs alle schijn
van grond ontnomen!
Wat geruststellend en verheugend is.
DE VERBLIJFPLAATS DER
„BOUVIGNE"-MEISJES BEKEND.
Nadat gisteren weer een kleine groep
Nederlanders per autobus te Breda was
teruggekeerd, is thans ook bericht ontvan
gen omtrent de verblijfplaats van de K. J.
V.-meisjes van het huis „Bouvigne".
Zooals bekend béstond het vérmoeden,
dat deze meisjes, tachtig in getal, te Bar
celona zouden zijn aangekomen. Een tele
gram, dat via Zuid-Slavië werd verzonden,
bericht nu, dat zij zich allen bevinden te
Trésan-Hérault een klein plaatsje bij Mont-
pellier.
Twee leden van de Nederlandsche missie
naar Frankrijk zijn te Breda aangekomen.
Zij zullen Vrijdag ophieuw naar Frankrijk
vertrekken.
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
ONRUST, DE GROOTSTE RAMP.
In Ons Geestelijk Leven, uit
gave van de missionarissen van het Heilig
Hart. plaatste Th. van den Berg M.S.C.
een interessante, met vele citaten gestaaf
de, beschouwing over den heiligen Fran-
ciscus van Sales als leidsman voor ontmoe
digde zielen. „Velen, die vol goeden moed
en bezieling de zee hebben gekozen, zijn
in de groote vaart naar God gestrand op
de verradelijke klip der moedeloosheid en
zijn van toen af zonder voortgang geble
ven" aldus de schrijver. Hij haalt een
merkwaardige uitspraak aan van Sint Jan
van het Kruis: „Het is niet Gods wil, dat
de ziel zich over iets in dit leven zou ont
stellen of pijnigen." Ook Sint Ignatius
dringt er op aan, dat de vrome ziel niet
treurig te moede zal zijn. Bijzonder aan
dacht wijdde Sin., Franciscus van Sales
aan de gevaren der neerslachtigheid. Her
haaldelijk vestigde hij hier nadruk op en
hij wijdde er een apart tractaatje aan:
„Avis sur la tristesse et l'inquiétude inté-
rieure." Men onderscheide tusschen moe
deloosheid en droefheid; er bestaat een hei
lige droefheid, echter geen heilige moede
loosheid, „Moedeloosheid komt nimmer van
God, wordt nooit door Hem gewild, omdat
het een ongezonde zielstoestand is." „De
onrust, die de moeder is van de verkeerde
droefheid, is de grootste ramp, die de ziel
buitèn de zonde kan overkomen." Twee
dingen moet de ziel vermijden: Ze mag
niet apathisch of onverschillig zijn tegen
over haar vervolmaking, maar ze moet
zich ook wachten voor elk benepen klein
zielig egoïsme, dat als eenig doel de zèlf-
vervolmaking kent, want ons leven moet
theooentrisch uitgroeien. Wij zijn immers
tot Gods eer geschapen. Uiterste kieschheid
van geweten is op haar plaats, maar geen
angstige bezorgdheid, geen gewetenskwel
ling. God zegt: „Mijne gedachten zijn niet
uwe gedachten" en aldus pater v. d.
Berg „God is origineel. Hij valt in geen
herhaling, ook als hij zielen omhoog voert
tot rijker leven. Persoonlijke heiligheid
zal dan ook altijd individueel verschillend
wezen en geen slaafs copiëeren volstaat.
Op voorwaarde dat we God beminnen, zul
len al onze bijzondere levensomstandighe
den dienstbaar zijn aan onzen opgang naar
God. Wij menscben willen echter zoo vaak
zelf Voorzienigheid gaan spelen ir ons le
ven, en leven te weinig in bewuste afhan
kelijkheid van God. Is het daaraan niet te
wijten, dat we zoo gauw uit het veld ge
slagen zijn en onze diepe innige vrede zoo
kortstondig is?" Als onmisbare voorwaar
de voor den geest-'ijken groei stelt Sint
Franciscus van Salss de rustige kalmte
en vredige lijdzaamheid. Hiervan is de
neerslachtigheid een gevaarlijke vijandin.
Moedeloosheid wijst er altijd op, dat het
Godsvertrouwen in een ziel nog onvol
doende sterk is."
EEN HERINNERING AAN HET
VERLÉDEN.
Uit een artikel "in de T ij d:
„Wat wij allen echter in dezen tijd noo-
dig hebben is gelijkmoedigheid en wijs
kracht; meer dan aan ideeën en intellect
hebben wij behoefte aan moed, aan dien
moed, die niet bestaat in vlagen en bevlie
gingen, maar die de werkelijkheid onder
de oogen ziet en den strijd met de groot
ste moeilijkheden niet uit den weg gaat,
omdat zij moeten overwonnen worden.
Dat geldt vooral voor hen, die in dezen
zwaren tijd bereid zijn de leiding van ons
volk te nemen, niet uit eerzucht en min
der nog als benutters van een conjunctuur,
maar geroepen door het vertrouwen van
het volk en gestuwd door den plicht om
het in dit moeilijk tijdsgewricht te dienen.
Hun taak zal zwaar en weinig dankbaar
zijn. Goedkoope successen zijn er niet te
behalen, harde feiten zullen aanvaard en
zware offers gevraagd moeten worden.
Voor hen, die in dezen tijd de leiding ne
men, geldt weer eenigszins het uit onover-
zettelijk plichtsbesef ontsprongen woord,
dat den stichter onzer onafhankelijkheid
wordt toegeschreven: „Point n'est besoin
d' espérer pour entreprencjre ni de réussir
pour persévérer: Men behoeft geen hoop
te hebben om te beginnen, noch succes te
behalen om te volharden".
Deze woorden herinneren ons echter ook
aan een verleden, dat zeker niet minder
zwaar was dan het heden en waaruit een
glansrijk tijdperk voortgekomen is".
DE RANTSOENEERING VAN BOTER
EN VET
RAUW VET EN RAUWE REUZEL
VALLEN NIET ONDER DE
DISTRIBUTIE.
Van de zijde van het centraal distributie
kantoor bevestigt men ons, dat rauw vet en
rauwe reuzel niet onder de distributierege
ling vallen. De artikelen zijn geheel vrij.
Volgens het vleeschbesluit behoorende bij
de Warenwet, worden rauw vet en rauwe
reuzel gerekend tot de categorie „vleesch".
Over deze kwestie was oorspronkelijk
geen definitieve uitspraak te krijgen. Ken
nelijk hadden de Nederlandsche autoriteiten
daar een goede bedoeling mee. Thans is er
geen bezwaar, alle huismoeders zullen deze
mededeeling met groote vreugde begroeten,
want zij beteekent, dat de boter die ons toe
gemeten wordt; niet voor het vleesph naar
de keuken behoeft.
In verband met bovenstaande mededee
ling, dat rauw vet, afgesneden van het ge
slachte dier, niet onder de distributie valt,
vernemen wij nog,- dat -men daaruit niet
mag afleiden, dat elke klant van een sla
ger zooveel van dit vet kan krijgen, als hij
wenscht. Een koe heeft in een bepaalde
verhouding vleesch èr£ vet, eh slechts een
kleine hoeveelheid rauw vet kan de slager
nu eenmaal aan iedereen verkoopen. Hier
mede zal het publiek rekening hebben te
houden.
BEPERKING VAN HET AANTAL ZELF-
KARNENDE VEEHOUDERS EN
MELKSLIJTERS
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het departement van Land
bouw en Visscherij, maakt in verband
met de aankondiging, dat het aantal
zelfkarners sterk beperkt zal worden
en dat aan degenen, die niet in het bezit
zijn van een karnvergunning, het berei
den van boter niet is toegestaan, bekend,
dat zij, die genoodzaakt zijn de op hun
bedrijf ontvangen melk tot boter te
verwerken en hun melk niet aan een
fabriek kunnen leveren, in het alge
meen voor een karnvergunning in aan
merking zullen kómen.
Indien vóór 18 Juli a.s. geen aan
vraagformulier voor een karnvergun
ning is ontvangen, dienen belangheb
benden dit formulier zoo spoedig moge
lijk bij de afdeeling Zuivelcontrole der
Nederlandsche Zuivelcentrale in hun
provincie aan te vragen.
Deze bedrijven kunnen, in afwach
ting van de door de Nederlandsche Zui
velcentrale hieromtrent te nemen beslis
sing, met de bereiding van boter voor-
loopig doorgaan.
De bedrijven, die wel in staat zijn hun
melk aan een fabriek te leveren, ko
men niet voor een karnvergunning in
aanmerking en dienen dus terstond de
daarvoor vereischte maatregelen te tref
fen.
Onder fabriek wordt in dit verband
verstaan ieder bedrijf, dat voor fabriek
matige verwerping van melk is inge
richt.
DE HOUTPOSITIE VAN ONS LAND
Gewacht wordt op een betalingsregeling
met de exporteerende landen
In de aandeelhoudersvergadering van de
N.V. Houthandel voorheen William Pont te
Zaandam kwam de houtpositie van ons
land ter sprake. Meegedeeld werd, dat mag
worden verwacht dat de partijtjes, die nog
in Zweden van de aankoopen van verleden
jaar opgeslagen liggen, binnenkort per
kustvaarder naar Nederland zullen worden
gebracht. Deze hoeveelheid is echter nietig
klein in vergelijking met de behoefte aan
hout, die hier te lande bestaat. Voor nor
male aankoop' is het wachten momenteel op
een betalingsregeling met de exporteerende
landen. Deze kwestie beheerscht de invoer-
handel van hout. Zelfs de vervoerkwestie
is in vergelijking hiermee yan onderge
schikt belang.
VERORDENING REGELING DER
VERGOEDING.
In het Woensdag verschenen Verordenin
genblad is opgenomen een verordening van
den rijkscommissaris voor het bezette Ne
derlandsche gebied betreffende de vergoe
ding voor verrichtingen ten behoeve van
de Duitsche weermacht in Nederland.
Hierin wordt o.m. het volgende bepaald:
Hetgeen op vordering van en rechtstreeks
voor de Duitsche weermacht in Nederland
door natuurlijke personen of rechtsperso
nen, welke niet tot de Duitsche weermacht
behooren, of door gemeenten is verricht,
in deze verordening aangeduid als regel
matige verrichtingen (afgekort R-verrich-
tingen) ten behoeve van de weermacht,
wordt betaald met een daartoe strookende
vergoeding. Tot de R-verrichtingen behoort
ook het leveren van goederen, daarente
gen niet het ten gebruike geven van stuk
ken grond of gebouwen.
Tot de R-verrichtingen behooren niet:
1) De leveringen en verrichtingen door
de Nederlandsche regeeringsorganen en
-bureau's.
2) Het verschaffen van kwartier (hier
voor wordt de vergoeding afzonderlijk ge
regeld).
3) Hetgeen verricht wordt door roerende
en onroerende goederen, die onder het be
grip „oorlogsbuit" vallen.
4) Leveringen of verrichtingen ten be
hoeve van organen van het Duitsche rijk,
die niet tot de Duitsche weermacht behoo
ren (hiervoor wordt de vergoeding afzon
derlijk geregeld).
5) De schade, die door de oorlogsvoering
of door de bezetting veroorzaakt is (hier-
ovor wordt de vergoeding afzonderlijk ge
regeld).
Hij, die een verzoek om toekenning van
een vergoeding voor R-verrichtingen wil
indienen, moet de gegrondheid van zijn
verzoek om vergoeding en de hoegrootheid
van zijn eisch bewijzen. Dit kan geschieden
door middel van:
1) Het vertoon van de verklaring van
hetgeen verricht is of door het ontvangst
bewijs, dat door de Duitsche weermacht
afgegeven is.
2) Afgifte van een verklaring, onder op
gave van getuigen of van ander bewijsma
teriaal.
Het verzoek om vergoeding moet bij
de Nederlandsche gemeente, binnen
welker gebied degene, die recht op
vergoeding heeft, zijn woonplaats heeft,
of, wanneer de gemeente zelf iets ver
richt heeft, door deze bij den commis
saris, genoemd in art. 143 der Grond
wet, ingediend worden.
Ten aanzien van alle R-verrichtingen, die
tot en met 30 Juni 1940 geschied zyn,
moet het verzoek om vergoeding in den
tijd van 1 Juli tot en met 31 Augustus 1940
ingediend worden. Op later ingediende
verzoeken wordt geen acht geslagen.
Ten aanzien van R-verrichtingen, die na
30 Juni 1940 geschieden, moet het verzoek
om vergoeding ingediend worden uiterlijk
op den -5den van de maand, die volgt op
de maand, waarin de verrichting geschied
de. Op verzoeken, welke niet binnen dezen
termijn ingediend zijn, wordt geen acht
geslagen.
De gemeenten zijn verplicht om de inge
diende verzoeken op hun gegrondheid en
billijkheid, wanneer zij het noodig achten
met de Nederlandsche instanties, welke
belast zijn met het onderzoek der prijzen,
te onderzoeken.
De gemeenten moeten verzoeken om
vergoeding terzake R-verrichtingen, die
neit geloofwaardig of niet genoegzaam be
wezen zijn, afwijzen. Van deze afwijzing
kan de verzoeker binnen 14 dagen, nadat
hem de afwijzing bekend is gemaakt,
schriftelijk in beroep komen bij den com
missaris, genoemd in art. 143 der Grond
wet.
De commissaris geeft de uiteindelijke
beslissing. Voorzoover de commissie han
delt ten aanzien van verzoeken om vergoe
ding van gemeenten, kan van zijn beslis
sing niet in beroep gekomen worden.
Erkent de gemeente de R-verrichting als
geloofwaardig bewezen, dan stelt zij een
passende vergoeding vast, voorzoover deze
ingevolge de ten tijde der verrichting gel
dende voorschriften betreffende het Verbod
van prijsverhooging geoorloofd is.
Wanneer de gemeente de R-verrichting
als geloofwaardig bewezen erkent, maar
toch de met de verrichting strookende ver
goeding niet kan vaststellen, in het bijzon
der Wegens het ontbreken van grondslagen
om prijzen te berekenen of wegens het bij
zonder karakter van het verrichte, dan
moet zij een voorstel doen ter vaststelling
van zulk een vergoeding.
Wanneer de door de gemeente er
kende en vastgestelde vergoeding voor
de afzonderlijke verrichting
1) minder bedraagt dan 200 gulden,
moet de gemeente de vergoeding ter
stond aan den gerechtigde tegen qui-
tantie betalen;
2) van 200 tot en met 700 gulden be
draagt, moet de gemeente de vaststel
ling der vergoeding laten onderzoeken
en bekrachtigen door den commissa
ris, genoemd in art. 143 van de Grond
wet, die de erkenning of de vaststel
ling veranderen of het verzoek om
vergoeding geheel afwijzen kan. De
commissaris moet de gemeente voor
schrijven, het verzoek om vergoeding
af te wijzen, of de vastgestelde of de
veranderde vergoeding tegen quitantie
aan den gerechtigde te betalen.
AANNEMING VERPLICHT
In het Verordeningenblad is opgenomen
een verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied be
treffende het invoeren van distributie
kaarten en distributiebonnen voor de
Duitsche weermacht voor den aanlcoop
van levens- en voedermiddelen die onder
distributie vallen of waarvan het verbruik
in het algemeen verboden is.
Hierin wordt het volgende bepaald:
In Nederland worden distributiekaarten
(blauw) en distributiebonnen voor de
weermacht voor den aankoop van leveiis-
en voedermiddelen die onder distributie
vallen of waarvan het verbruik in het al
gemeen verboden is, door leden der Duit
sche weermacht ingevoerd
De militaire distributiekaarten worden
gebruikt bij aankoop van levens- of voe
dermiddelen ten behoeve van geheele
eenheden. Zij moeten de aan te koopen
goederen, soort en hoeveelheid, alsmede de
handteekening van den troepencomman
dant (bataljonscommandant of comman
dant van een zelfstandig onderdeel), onder
vermelding van rang, en dienstzegel of
dienststempel van het onderdeel inhouden.
De militaire distributiebomen worden
gebruikt bij aankoop van levensmiddelen
door afzonderlijke leden der Duit
sche weermacht. Zij worden aan deze
leden uitgereikt door hun legeronderdeel
naar den maatstaf van de geldende mili
taire voorschriften.
Onderstaande militaire distributiebonnen
worden ingevoerd:
blauwe militaire distributiebonnen
voor 50 gr. brood,
bruine militaire distributiebonnen
voor 100 gr koffie of 20 gr. thee.
groene militaire distributiebonnen
voor 200 gr. suiker,
violette militaire distributiebonnen
voor 100 gr. meel,
lichtblauwe militaire distributie
bonnen voor 100 gr. vet,
grijze militaire distributiebonnen voor
100 gr. levensmiddelen van elke soort.
Militaire distributiekaarten en militaire
distributiebonnen mogen alieen afgegeven
worden door:
1) in uniform gekleede leden der Duit
sche weermacht, politie of SS, van den
versterkten grenswachtdienst, van de
Duitsche rijkspost of van de Duitsche
rijksspoorwegen.
2) niet in uniform gekleede leden van
de onder 1 genoemde eenheden, voorzoo
ver zij voorzien zijn van een bewijs, dat
zij tot een dezer organisaties behooren.
3) personen, die door een instantie van
de onder 1 genoemde organisaties schrifte
lijk gemachtigd zijn om militaire distri
butiekaarten of militaire distributiebonnen
af te geven.
Het aannemen van regelmatig uitgereik
te en afgegeven militaire distributiekaar
ten of militaire distributiebonnen mag
zonder dringende reden niet geweigerd
worden.
Vergrijpen tegen deze verordeningen
zijn vergrijpen tegen de bepalingen van de
distributiewet 1939.