DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN WELKE BONS? MAANDAG 8 JULI 1940 31ste Jaargang No. 9687 Bureaus Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Giro 103003. Postbns 11. V Volksvertegenwoordiging „Indien 't gemeen u roept, besongt het als uw eigen". Deze woorden van Vondel (in dezen tijd schijnt gelukkig sterker geworden de strooming, om de sublieme schoonheid yan den grootsten vaderlandschen dichter bree der en dieper te doen leven onder ons Ne- derlandsche volk) zouden elke zaal, waar in een volksvertegenwoordiging zetelt en beraadslaagt en besluit, waardig kunnen sieren. Maar: hoe staat 't met onze volksverte genwoordiging? Is deze ook in dezen tijd in de gelegenheid, om het belang der ge meenschap te verzorgen? In „De Gemeenteraad" beantwoordt de redacteur, dr. v. Haren, deze vraag voor- zoover ze betreft de gemeenteraden: Öok onder de nieuwe verhoudingen behouden de Gemeenteraden als colle ges, welke het volk in al zijn geledingen vertegenwoordigen, hun taak. Het be grip volksvertegenwoordiging, de idéé, dat het volk op eenigerlei wijze in de bestuurszaken zal worden gekend, is zoo oud als de geschiedenis van elk land en elk volk. Wat hier gezegd wordt geldt ook voor Prov. Staten en geldt inzoover ook voor de Tweede Kamer (de Eerste Kamer moge wat ons betreft in ruste blijven), dat in de naas te toekomst, hoe deze ook zij, een volks vertegenwoordiging als de Tweede Kamer niet zal kunnen worden gemist. Het ontbreken van een w e z e n 1 ij k e, actieve volksvertegenwoordiging zou in- druischen tegen den algemeenen wensch en tegen den aard van ons volk. Het gaat er nu maar om, hoe die volks vertegenwoordiging moet werken. Wij la ten de redacteur van „De Gemeenteraad" weer aan het woord: Het gaat er nu maar om, op welke wijze en in welken omvang die ver tegenwoordiging zich uitstrekt. Vrij algemeen is het gevoelen, dat in het verleden de vertegenwoordiging te veel heeft willen regeeren. Ook werd te veel in bijzonderheden afge daald. Ons dunkt, dat de taak der volksvertegenwoordiging in de onder scheidene colleges onder de gewijzigde omstandigheden in wezen gelijk kan blijven. De Gemeenteraad moet het vertrou wen genieten van de gemeente. Hij moet medezeggenschap hebben in de groote lijn, welke het bestuur der Ge meente bepaalt. Wij zijn het er volkomen mee eens, dat in het verleden de volksvertegenwoor diging te veel heeft willen regeeren of, anders gezegd, te veel haar rechten zelf heeft willen uitoefenen, te weinig haar rechten heeft weten te delegeeren aan enkele personen, wier ervaring, deskundig heid en integriteit borg stonden voor een goede, of om het zoo 'ns te zeggen: voor een „volksche" uitvoering van de regeerings- faak; die een waarlijk krachtig gezag tot-ef fectieve uitdrukking konden brengen. Wij willen onze volksvertegenwoordiging niet missen, maar wij willen haar zien meer als adviseerende en controleerende instantie, dan als uiteraard: log! wetgevend lichaam. De gemeenteraad moet „medezeggen schap hebben in de groote lijn, welke het béstuur der gemeente bepaalt". Verder ligt zijn belangrijke taak in openbare ad viezen en niet minder in openbare- con trole. Zoo zien wij de taak van de geheele volksvertegenwoordiging. Het gezag moet sterker worden, de volks invloed gezonder. De opmerkingen, uit hetzelfde artikel in „De Gemeenteraad", welke hier volgen, zijn ons als uit het hart gegrepen! Neen, wij mogen het verleden niet verloochenen. En ons goede vaderland niet. Toch zouden wij dit doen, indien wij den regeeringsvorm, waaronder wij tot het uitbreken van den oorlog leef den, voorstelden als verrot en corrupt en ons schoone, welvarende lands als ziek. Dat echter veel zal worden vernieuwd en zal moéten worden vernieuwd, staat als een paal boven water. Ons ergeren degenen, die het verleden voorstellen als ware daarin niets goeds,' nóg meer, dan de gelukkig: zeer weini ge conservatieve geesten, die van het Verleden alles willen behouden. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN WAAR GAAN WE ZOO DOENDE HEEN? Deze vraag stelt zich de Volkskrant naar aanleiding van het feit, dat Nationaal Front een garde gaat oprichten: „De N.S.B. heeft haar weer-afdeelingen opnieuw ten leven gewekt: passend requi- siet bij parades, ongetwijfeld, maar ook ge- schik om straten schoon te vegen en mede bedoeld om op niet stevig in hun schoenen staande autoriteiten een zachte drang uit te oefenen. Nationaal Front gaat zich ook zulk een korps aanschaffen, garde gedoopt en ondet de leiding gesteld van een kapitein-vlieger buiten dienst van het Koninklijk Neder- landsch-Indische leger. De commandant der garde verklaart, dat ze niet bedoelt de vorming van knokploe gen voor „relletjes", geen soldaatje-spelerij. Negatief weten we het dus, maar in het positieve is de kapitein minder helder. Wij vernemen, dat de taak van Nationaal Front, dat zich niet tegenover de Neder- landsche samenleving plaatst, maar „haar tot zichzelf wel samenbundelen", verwar rend ingewikkeld is, want in ons volk „leeft nog steeds de geest der vijftig partijen" (een gewezen kapitein-vlieger van het In dische leger mag deze voorstelling wel over nemen), hoe terneergeslagen de partijgan gers op het oogenblik ook mogen zijn. De garde-commandant acht het „daarom" noodzakelijk, dat in deze geheele beweging van één-wording uit de chaos een heldere lijn zichtbaar blijft: daarvoor in de eerste plaats dient de garde van Nationaal Front". Wie hieruit de bedoeling en het doel der .garde plaatselijk worden tienmanschap pen gevormd, te vereenigen tot vendelen en afdeelingen duidelijk wordt, moge zich opgeven. Nu N.S.B. is voorgegaan en Nationaal Front volgt, zullen, uit concurrentie-oog- punt, ook majoor Kruyt en ridder Van Rap- pard soortgelijke instituten in het leven die nen te roepen. Maar waar gaan we zoodoende heen? Indien onze politie niet voldoende en be trouwbaar is, dan moet men ze aanvullen en hervormen; doch de overheid kan niet berusten in particuliere korpsen onder welke naam ook die zich in ieder geval geroepen, kunnen achten politiedienst te doen. Men kan aan goede en zelfs nobele be doelingen alle recht laten wedervaren, in een geordend land kunnen particulieren er geen vrijkorpsen op na gaan houden zonder de hoogheid van staat en over heid afbreuk te doen". WEDERZIJDSCH BEGRIP. DeNieuweDag pleit voor een in de zen tijd zoo hoogst noodig: wederzijdsch begrip. Wij ontleenen aan bedoeld artikel de vol gende passage: „Zoo begrijpen Wij b.v. heel goed, dat de actie van de Duitsche weermacht, welke eindigde' met de bezetting van ons land, volgens Duitsch strategisch inzicht een wel onmisbare, maar toch betrekkelijk kleine schakel is geweest in de groote en zware keten van het geheel der Europeesche krijgsverrichtingen, een detail uit het groo te project, dat ontworpen en uitgevoerd werd om Duitschland de plaats op het Euro peesche continent te verzekeren, die het be geerde en die men het stelselmatig heeft trachten te onthouden. Maar van den an deren kant moeten de Duitschers ook in zien, dat wat voor hen slechts een min of meer bijkomstig onderdeel van .een groot geheel was, voor ons een even belangrijke en allesoverheerschende nationale levens kwestie was als het groote en volledige probleem, dat de Duitschers thans voor zichzelf trachten op te lossen, voor Duitsch land is. - Wij begrijpen evenzeer, dat ons land en zijn belang voor de Geallieerden óók maar een bijkomstigheid was, welke zij dienst baar trachtten te maken aan hun groote te gen Duitschland gerichte doelstellingen. Hoe bijkomstig, hebben zij wel heel duide lijk bewezen door de minimaliteit van de offers, welke zij bereid bleken daarvoor te brengen. Wij zijn niet blind voor de be scheidenheid van de bijrol, die wij tegen onzen zin en opzet gedwongen werden in het groote krijgsspel der Europeesche mo gendheden te spelen, maar wij meenen niet onbescheiden te zijn, wanneer wij met de hand op het hart verklaren, dat wij die noodgedwongen aanvaarde bijrol met eere moedig hebben vervuld en dientengevolge aanspraak mogen maken op respect. Dat respect is ons ook in verschillende rede voeringen van de Duitsche bezettingsautori teiten bij herhaling en nadrukkelijk be toond. In de dagen van strijd, die achter ons liggen, hebben duizenden onzer solda ten met hun bloed en de burgers met hun offervaardigheid een onwraakbaar getuige nis afgelegd van den wil van geheel ons volk om zich in vrijheid en zelfstandigheid als een zich van haar Europeesche en na tionale verantwoordelijkheden bewuste ge meenschap te handhaven. Die wil is onge broken en biedt waarborgen voor de toe komst". IN DEN OORLOG GESNEU VELDE EN GEWONDE MI- LITAIREN. Het pensioen voor de nabestaanden van de in den oorlog gesneuvelde en gewonde militairen is zeer laag. De Maasbode bepleit met warmte een wel zeer dringend vereischte verhooging van deze pensioenen. Het blad beëindigt zijn pleidooi aldus: „Wat is dus de oplossing? De kostwin nersvergoeding, door de verleening waarvan het rijk de zorg van den kostwinner voor het gezin overnam, moet blijven voortbe staan voor de gezinnen van gesneuvelden en van verminkten, voorzoover deze daar aan behoefte hebben. Naast het pensioen moeten de achter geblevenen de kostwin nersvergoeding ontvangen. Hoe dit in de practijk moet worden, kun nen wij terzijde laten. Of deze kostwinners vergoeding in het pensioen wordt opgeno men dan wel daarnaast wordt doorbetaald, moet door overwegingen van doelmatig heid worden bepaald. Evenzeer zou in het laatste geval moeten worden bezien, of het bestaande bedrag van de kostwinnersver goeding moet worden gehandhaafd, dan wel of dit voor allen gelijk gemaakt moet wor den. Deze practische vragen op te lossen is niet het eerste doel onzer beschouwingen. Dit doel is te bepleiten, dat in elk geval het gezin van den gesneuvelden of ver minkten militair een bedrag ontvangt, dat een menschwaardig bestaan waarborgt. Wie de bedragen vergelijkt, welke nu voor pensioenen zouden worden uitbetaald met die, welke voor kostwinnersvergoeding werden gegeven, weet, dat de laatste in den regel veel hooger zijn en dat het rijk daar mede implicite te kennen heeft gegeven, dat het pensioen geen behoorlijk bestaan mogelijk maakt. Deze dure plicht tegenover de gesneuvel den zouden wij onder alle omstandigheden moeten vervullen. Wij kunnen de offers daarvoor als volk des te gemakkelijker dra gen, nu het aantal der gevallenen en ver minkten gelukkig naar verhouding gering is gebleven. Wij wachten op de daad, waarmede deze schuld zal worden ingelost". DE VERDUISTERING 1 DE NIEUWE VOORSCHRIFTEN Met de nieuwe, thans meer gedetailleer de voorschriften van den rijkscommissaris met betrekking tot de verduistering is met ingang van gisteren een einde gekomen aan den overgangstoestand, die ten aanzien van de verduistering van rijwiellampen bestond. Tot dusver werd nog genoegen genomen met een verduistering door middel van blauw glas en waar men over een daarvan voorziene lantaarn niet de beschikking had werd het door de vingers gezien als men in het geheel geen lantaarn bezigde en dus zonder licht reed. Dit zal voortaan niet meer toegestaan zijn. Een gedetailleerde voorschrift omtrent de wijze waarop fiets lantaarns moeten verduisterd worden vindt men in den tekst van de verordening. In een Zaterdag op de persconferentie gegeven toelichting werd er de aandacht op geves tigd, dat het gewenscht is, de horizontale opening (spleet) tot de kleinste in de ver ordening genoemde afmeting te beperken, dus haar op 3 cm. breedte en 1 cm. hoogte te nemen, daar men bij het groote aantal fietsers, dat zich in Nederland op straat pleegt te bevinden, anders nog een te ster ke uitstraling van licht zou kunnen krijgen. •Aangeraden wordt, geen andere verduis teringsmiddelen voor fietslantaarns te bezi gen dan die, welke vanwege den officiee- len luchtbeschermingsdienst uitdrukkelijk zijn goedgekeurd. Zonder twijfel zal men hiervoor de medewerking van den tus- schenhandel, van rijwielhandelaars en re parateurs kunnen verkrijgen. Op de richtige naleving van de verduiste ringsvoorschriften zal met gestrengheid worden gelet. Men mag verwachten, dat het publiek zich zal beijveren, deze voorschrif ten zoo nauwgezet mogelijk na te komen, ten einde moeilijkheden te vermijden. HET LUISTEREN NAAR RADIO UITZENDINGEN DE NIEUWE VOORSCHRIFTEN Uit de Zaterdag verschenen nieuwe ver ordening van den rijkscommissaris ter be scherming van de Nederlandsche bevolking tegen onjuiste berichten blijkt, dat de be palingen ten aanzien van het luisteren naar buitenlandsche uitzendingen verscherpt zijn. Tot dusver was het nog geoorloofd b.v. naar een van de Engelsche zenders te luisteren, mits men dit alleen deed en van het gehoorde geen mededeeling aan anderen deed. Thans is het onvoorwaardelijk ver boden naar deze en dergelijke uitzendingen te luisteren. Naar men uit den tekst der verordening kan zien, staat op overtreding van dit verbod zeer zware straf, alsmede verbeurdverklaring van de toestellen, waarmede de overtreding is gepleégd. Geloof en bijgeloof in dezen tijd De nieuwe jaargang van Het Schild Het Schild is met de maand Juli weer een nieuw jaar begonnen. Deze nieuwe jaargang begint onder moeilijke omstan digheden, doch de hoofdredactie ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet. De hoofdredacteur prof. J. P. Verhaar, schrijft o.a: „Door rampen, die ons hebben getrof fen, is bij velen het geloofsleven verdiept, bij velen ook hersteld, en door velen an deren vurig begeerd. Praktisch hebben wij ervaren, hoe velen tot God zijn terugge keerd, hoe velen Christus weer in hun le ven 'hebben ingeschakeld als onmisbare levensnorm of dit wenschen te doen. Een rijk deugdenleven is opengebloeid: vooral de naastenliefde is in deze dagen tot een daadwerkelijk beleven uitgegroeid. We zijn dichter bij elkander gekomen en hebben elkaar beter leerei. waardeeren. Daardoor is de klemtoon meer gevallen op hetgeen ons vereenigt, dan op hetgeen ons scheidt. Een dergelijke mentaliteit is vruchtbaar voor ons aller geestelijk leven en brengt, bij voortduring, rijke vruchten voort. Mocht dit zóó blijven!" Naast een verdieping van het geloofs- ven is echter ook een verlevendiging van het bijgeloof te constateeren en daarvan getuigt een artikel van de hand van prof. dr. N. Greitemann over „Modern bijgeloof en de groote pyraanide van Gizeh." Die groote pyramide heeft de menschheid steeds gefascineerd en haar kolossale af metingen hebben menigeen bewondering afgedwongen. Sommigen hebben die be wondering zoover gedreven, dat zij aan het rekenen zijn geslagen en als resultaat van hun berekeningen allerlei voorspellingen hebben gedaan. Prof. Greitemann schrijft er o.a. het vol gende van: „Als uitgangspunt wordt n.l. de pyra mide van Cheops genomen, waarvan aan de hand van een willekeurig vastge stelde lengtemaat de grootte en de vorm van het grondvlak worden bepaald en waaruit men dan weer van alles berekenen kan, o.a. de lengte van de drie astronomi sche jaren, den gemiddelden afstand van de aarde tot de zon, de lengte van de aard as, de samenstelling van het planetenstel sel, het soortelijk gewicht van de zon en de aarde, de preciese afmetingen van de aar de, enz. enz. Ook heeft men langs denzelf- den gecompliceerden en willekeuriger, weg aangetoond, dat de .groote pyramide niet door Oheops gebouwd is, maar dat zij lang vóór de Egyptische beschaving tot stand zou zijn gekomen, o.a. onder onmid dellijke medewerking van God. En het ge volg hiervan is, dat deze pyramide in het systeem van haar constructie niet alleen allerlei gegevens bevat omtrent de kennis van de aarde, de planeten en het astrono misch wereldgeheel, maar ook omtrent Gods openbaring, welke laatste gegevens dan parallel zouden loopen met den Bijbel. De mededeelingen van den Bijbel, o.a. over de geschiedenis van het Joodsche volk, wor den derhalve door deze pyramide beves tigd; en zelfs gaat de pyramide boven het Oude Testament uit, omdat zij tevens ge gevens bevat over de latere geschiedenis, b.v. den juisten datum van Christus' ge boorte, kruisiging en verrijzenis, over het begin en einde van den laatsten grooten wereldoorlog, de voorbereiding van het huidige conflict, waarvan echter gezegd wordt, dat het niet tot een algemeenen oorlog zal uitgroeien, zoolang het Suezka- naal niet wordt bedreigd en er geen inval in Palestina wordt gedaan." Een dergelijke rekenarij is een aardig tijdverdrijf doch men moet er geen waar de aan hechten." De hoofdfout van de re kenaars is, aldus gaat prof. Greitemann voort dat zij een eenheidsmaat, de z.g. pyramideduim, hebben uitgevonden, die aan de Egyptenaren geheel en al on bekend was. Zoo werden er dan over het grondvlak der pyramide berekeningen ge maakt in duizenden en duizenden duimen, waarvan dan weer zooveel moet worden afgetrokken, terwijl het vaststaat dat het grondvlak volgens oud-egyptische maat 400 el vierkant was. Men kan wel zeggen, dat die nieuwe berekeningen, ondanks het hypothetische karakter van de eenheids- maat, toch wel waarde blijken te hebben, omdat die berekeningen somtijds zoo won derlijk op elkaar kloppen, maar dan ver-, geet men, dat eenieder, op grorid van een willekeurig maar daarna consequent door gevoerd systeem van berekening, somtijds tot wonderlijke resultaten kan komen. Het feit dat dergelijke berekeningen elkaar somtijds bevestigen, bewijst niet dat het uitgangspunt (i.e. de pyramide duim) juist is, maar dat het werd toege past op "een harmonisch opgebouwd en naar onderlinge verhoudingen berekend geheel. Bovendien kunnen de gegeven be rekeningen, die tot in de finesses afdalen, niet juist zijn, omdat zij uitgaan van de veronderstelling dat deze pyramide is ge- BROOD. Bóns 51 tot en met 60 (Lroodbonboekje) Geldig tot en met 14 Juli (eventueel tot en met 18 Juli) recht gevende op totaal 2000 gram brood. THEE OF KOFFIE. Bon 85 (algemeen distributieboekje) Geldig tot en met 2 Aug. rechtge- vende op half pond koffie of half ons thee. BLOEM OF BAKMEEL. Bon 75 (algemeen distributieboekje) Geldig tot en met 12 Juli, recht- gevende op 2 lA ons tarwebloem of 2 Vi ons zelfrijzend oakmeel. SUIKER. Bon 80 (algemeen distributieboekje) Geldig tot en met 25 Juli, rechtge- vende op één k.g. suiker. PETROLEUM. Petroleumzegel „Periode II". voor hen, die over geen andere kookgelegenheid beschikken dan petroleum. Geldig tot en met 14 Juli, rechtgevende op 2 liter. construeerd 'volgens een van tevoren nauw keurig uitgewerkte en vastomsch réiven •berekening, terwijl feitelijk vaststaat, dat Cheops tot tweemaal toe het plan der py ramide lieit veranderen, ook al kent men de reden niet, waarom hij het deed. Een zelfde vrijheid van handelen en uitvoeren treft men ook elders op het gebied der Egyptische architectuur aan, n.l. naast won derlijk nauwkeurig werk, toch een zekere mate van vrijheid. Ook houden bovenbe doelde constructies geen rekening met de feitelijk-aanwezige rekenmethoden der Egyptenaren en hun feitelijke opvattingen omtrent het astronomische wereldbeeld, de kalender-samenstelling, enz. Wanneer men de ontwerpers der groote pyramide in staat acht tot de meest ingewikkelde 'berekeningen, dan dient men deze „resul taten" slechts te toetsen aan de werkelijke kennis der Egyptenaren op dit gebied, zoo als dat uit verschillende documenten blijkt, b.v. uit het papyrus Rhind. Een dergelijk vergelijkend onderzoek laat dan zien, dat de Egyptenaren op dit gebied' zeker niet zulke genieën zijn geweest, zooals men zich dat gaarne voorstelt. En al staat het vast, dat zij op dit terrein tot bewonderenswaar dige resultaten zijn gekomen, zooals de on derzoekingen o.a. van Neugebauer hebben aangetoond, dan behoeft imen hun talenten toch niet noodeloos te vergrooten op grond van allerlei methoden en berekeningen, die hun volkomen onbekend waren." Tot zoover prof Greitemann. In dezelfde aflevering treffen wij voorts een artikel aan van prof. dr. L. Bender O.P. over de moeilijke 'kunst van goed ver staan, een interessant artikel van prof. dr. K. Steur over het moderne Soefisme, en een beschouwing van dr. J. Sassen O.P. over „Geloofsgraagte." Tenslotte de bekende rubrieken „Op den Uitkijk", Vragehbus, Boekbespreking en Co rrespondc n tie. REGISTRATIE VAN MOTORRIJTUIGEN. De houders zijn verplicht onmiddellijk aangifte te doen. Het Zaterdag uitgegeven verordeningen blad no. 9 bevat de volgende verordening van den secretaris-generaal van het depar tement van waterstaat, betreffende de re gistratie van vrachtauto's, tractoren en landbouwtractoren Artikel 1. Als vervoermiddelen, waarop deze ver ordening betrekking heeft, worden aange- 1. Motorrijtuigen, opleggers en aanhang wagens geheel of gedeeltelijk ingericht tot vracht- of veevervoer; 2. Motorrijtuigen, uitsluitend bestemd tot het voortbewegen van opleggers, aanhang wagens of andere voertuigen (tractoren); 3. Landbouwtractoren. Artikel 2. Houders van in artikel 1 genoemae ver voermiddelen zijn verplicht van dat hou derschap binnen drie dagen na het in wer king treden van deze beschikking aangifte te doen, ongeacht of de vervoermiddelen al dan niet voor onmiddellijk gebruik ge reed zijn. Artikel 3. Het doen inschrijven geschiedt door in vulling en onderteekening van een in schrijvingsformulier (dat kosteloos ver krijgbaar is bij de distributiediensten) en door opzending van dat formuler aan het centraal bureau voor de statistiek, bureel verkeer, Oostduinlaan 2, te 's-Gravenhage.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1