Correspondentie
Toos v. d. Salm, Z'woude.
Zeker had ik al eer uitgekeken naar een
briefje van jou. Dat je het op de naai
school naar je zin hebt, verwondert me
niet en als het er is als bij zuster Dionysia,
dan is het er zeker gezellig. Die wanten
zullen de militairen zeker van pas gekomen
zijn. Nu wensch ik je in je latere leven
veel geluk en ik hoop vaker wat van jou
te hooren, ooik al ben je van de school en
in de huishouding werkzaam. Dag Toos!
Groet ook vader en moeder, broer en zus
van me! Voor u allen de hand!
Cor van Diest, Sas§enheim.
En 200 kom ik dan aan jouw brief. Een
brief van jou en Ans is steeds als een wel
kome gast in huis. Om je te toonen, hoe
ik jouw schrijven apprecieer, laat ik als
voorbeeld dit allerhartelijkst briefje vol
gen. Voor jou is een briefschrijven geen
moeilijkheid, zooals voor de velen, die ook,
zoo gauw uitgepraat zijn. En hoe gaat
het nu Cor? k hoop spoedig wat van je te
hooren. Dag Cor en Ans! Groet moeder van
me! Beterschap voor jou en veel goeds
voor U drietjes!
Anny van Zijp, Leiden, Ik
was zeer goed over jouw werk tevreden,
zoowel als over dit allergezelligste briefje!
Jij hebt er slag van, om brieven te schrij
ven, wat voor sommige kinderen een heel
karwei is. En nu hoop ik weer eens gauw
wat van je te hooren en zie je bij den
volgenden wijdstrijd weer, met een dik
pak van alle opgaven en van de vele
nummers, waaraan ook jij dan weer mee
doet. Dag Annie! Groet je ouders, broertjes
en zusjes! Dag!
Greetje Gilein, Leiden Ik
zal er om denken, Greetje. Dat was zeker
een vergissing, want in de lijst stond je
naam goed geschreven. Het briefje was
erg kort, maar je beloofde me voor den
volgenden wedstrijd een langen brief te
schrijven. Dat zal ik onthouden en zien of
je woord houdt. Dag Greetje! Veel groeten
ook aan Pa, Moe en Guus.
Willy Pley, Leiden. Zeker
vond ik de teekeningen mooi! Jullie heb
ben allemaal aanleg om te teekenen, vind
ik. Ja, Jacques herinner ik me heel goed.
Maak hem maar eens speiaal de groeten
van me! Jammer dat ik jou niet ken, an
ders zou ik eens om negen uur zien, of je
er ook was. Haarlem is mooi en Zandvoort
vlak bij. Nou maar, jij hebt een pracht-
vacantie gehad! Had moeder schik met het
mooie geborduurde kleedje? Ook een vraag
hé. Wie zou daar geen schik mee hebben.
En nu neem ik voor dezen keer van jou
afscheid en hoop gauw nog eens wat te
hooren. En nu de hand voor jou, voor
vader en moeder, broers en zus! Daag!
Met het oog op de beperkte ruimte,
breek ik hier de correspondentie af. Tot
den volgenden keer! Met .groet en hand!
Oom WIM
l) vraagt
1. Welke roofdieren zijn er in ons land?
Wat is het algemeen kenmerk?
2. Hoe groot is de snelheid van 't licht?
3. Ik las van sterren, die een afstand van
3 lichtjaren hebben? Wat beteekent dat?
4. De soldaten komen op appél? Wat
is dat?
5. Ik las het woord „burlesk". Wat be
teekent dit?
6. Noemt U eens een ander woord voor
„classificatie"?
Wij antwoorden
1. We hebben veel roofdieren. Hun al- f
gemeen kenmerkt is: lang Van lijf, kort
van pooten; nachtdieren; pelsdieren. Ik
denk aan de z.g. marterachtigen o.a. her
melijnen, dassen, wezels, bunzings en otters
Later vertel ik hierover iets meer.
2. 300.000 K.M, per sec.
3. Een lichtjaar is de tijd, die het licht
in één jaar doorloopt. Heeft een ster 5
lichtjaren, dan staat ze zoover van ons af,
dat het 5 jaar duurt, eer het licht van die
ster op onze aarde valt. M.a.w. eer we
zoo'n ster zien kunnen.
4. By de militairen betèekent dit het af
lezen der namen, om te zien of iedereen
present is. Bij de rechterlijke macht be
teekent op appél gaan, in hooger beroep
gaan; een ander rechtscollege zoeken.
5. Dit is: laag, komiek, ongerijmd, be
lachelijk.
6. Rangschikking.
Wie zijn jarig?
Van 29 Juni tot en met 5 Juli.
Ap 29 Juni:
Herman Niekerk, Rijndijk A 120, H'woude.
Emiel van Tuyn, N. Rijn 59.
Op 30 Juni:
Jan v. Ulden, Nieuwe Rijn 106.
Jacques Omtzigt, Wasstraat 21.
Marie Creyghton, Hooigracht 46.
Stientje v. d. Berg, Nassaustraat 10.
Rietje van Schie, Zijlsingel D 17.
Op 1 Juli:
Gerard van Benten, Dorpss1;-. D 50 Z'woude
Joke Bonnet, Jan v. Houtkade 7a
Tmy Menken, Gem. weg 11 H'woude.
Dinie Feitsma, Hanzestraat 32.
Mien de Bruyn, Broekw. 184, L'dam.
Tini v. d. Geer, Lammeschansweg 74.
Jan v. Buël, Hugo de Vriesstr. 1.
Piet Bakker Levendaal 151.
Op 2 Juli:
Hans Rippe, Breestraat 106.
Herman van Stein, le Poellaan 60. Lisse.
Jan Rijsbergen, Pasteurstraat 28a.
Maria Eist, Lindelaan 5 Sassenheim.
Tonny van Heugtèn, Lorentskade 22.
Op 3 Juli:
Ko v. d. Meer, Noordeinde B 342,
Ursula v. d. Voort, Duinzichtstr. 44 O'geest.
Anny v. d. Hulst, H. Morschw. 152.
Johanna Eldenhorst, Dorpsstr. D 50 te
Zoeterwoude.
Jootje Uljé, Oud-Ade.
Wim Colijn, Hoogmade B 310.
Jo en Henk Lubbe, Wijtenb. weg 20 te
Oegstgeesi
Truus Straathof D 33 Z, Rijpwetering.
Op 4 Juli:
Dora van Slingerland, Trompstr. 11.
Willy 'v. d. Ploeg, Julianapl. 11, N.'hout.
Litta Goddijn, Haarl.str. 105a.
Jan v. d. Ploeg, Rynegommestr., Hooge
Rijndijk, Zoeterwoude.
Simon van Dijk, St. Jorisst. 10.
Alie Berenfinger, Langestraat 10.
Truusje Vink, Wald. Pyrmantstraat 33,
Rietje van Vliet, Gharbonl. 33 Sassenheim.
Op 5 Juli:
Gerard v. d. Top, Heerensingel 2a,
Riet Eist, Lindel. 3, Sassenheim.
Hubert Rijsbergen, Kraaierstraat 5.
Annie van Es, Clarasteeg 20 a.
Annie de Jong, Kerkp. D 5, Reeuwijk.
Freek Herreur, Willemsstraat 32,
Theo Vlootman, Lindestraat 4.
Piet v. d. Drift, Schenkelw. C 76a, Z'woude
Hennie Rozen, Hoofdstr. 267, Alphen.
Cootje Voordouw, H. Rijndijk F 117 Zoe
terwoude.
Aad Berg, Dorpsstr. 65, Z'woude.
Willy de Boer, Lindestraat 40.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaafdag. Zoo ook wie
bij het verlaten der school van de lijst
wenscht afgevoerd te worden of die ver
andert van woonplaats, straat, of huisnum
mer en ook wie in de lijst een fout ontdekt.
Oom Wim.
OPLOSSINGEN
De oplossingen der raadsels van verleden
week waren:
Peer radijs appel kers pruim.
Elf twee zes acht tien drie.
Mijn oogen.
CISCA HOMAN
Wees gehoorzaam
door Oom Wim,
Gehoorzaamheid past aan de jeugd,
Dat wel eens wordt vergeten.
En toch is dit een groote deugd,
Dit dient ge wel tte weten.
De kleine Jezus leerde het,
Zooals men U vertelde
Uit Josephs tijd in Nazareth;
Maria ons vermeldde:
„Dat Jezus steeds gehoorzajamde
Aan Vader, Moeder beide
En luisterde vol diep ontzag
En wel ten allen tijde."
Zoo gaf de kleine Jezus U
Een voorbeeld ook ter leering.
Gehoorzaam zijn is plicht, geen straf,
Zeg ik, ter overweging.
Gehoorzaam ook je ouders steeds
En doe, wat zij bevelen
Dan zul je met je broer of zus
Noch met wie ook ooit krakeelen.
CVoor de kleinen)
Ons poesje en zus
door Tante Marie.
Wy kregen laatst van buurman
Een leuke, kleine poes.
Zij was nog heel, heel kleintjes
En zusje zei: „een snoes".
Dat poesje vond 't fijntjes
En was zoo thuis, naar 't scheen.
Zij scheen het goed te vinden
Met zusje zoo alleen.
De muisjes liet zé loopen
En ving er nog geen een.
„Dat zal toch eens verand'ren",
Zei zusje, zoo meteen.
Nu speelt zij met 't muisje,
Als zusje met haar pop,
In plaats van 't lekker boutje
Te eten smaak'lyk op.
Maar straks is poesje grooter,
En vangt de muizen weg.
In plaats van zacht te spinnen.
Bij 't vuur, naast zusje, zeg!
Dan gaat zij daag'lyks jagen
Op muizen, klein en groot.
In plaats met zus te spelen
In huis of by de sloot.
Dan doet zij, wat zij doen moet,
Zooals natuur haar leert,
En blijft geen enkel muisje
Gelukkig ongedeerd.
NIEUWE RAADSELS
Ingestuurd door Grada Visser.
A. Verborgen wereldsteden.
1. Ik viel telkens om en kon tenslotte
niet meer om en om.
2. Ik zag aan die spar ijskegels zitten.
3. De hond had het vleesch verslonden
voordat ik er erg in had.
4. Ik vroeg: „Ober, lijn 9, waar kan ik
die nemen.
5. Hij kreeg op z'n kop en, ha, genoeg,
riep hy.
b. Zoek een goed antwoord:
6. In welke zakken kan met niets dragen?
7. Welk land staat niet op de kaart?
8. Welke meester staat niet voor de klas?
9. Op welk ijs kan met niet schaatsen?
c. Zoek namen van Hollandsche steden:
10. „Die struik is verdord recht goed",
zei vader.
11. De kapitein greep het roer, „mond
houden", zei hij tot den matroos.
12. Die staaf is krom en niet meer recht
te buigen.
d. Wat is dat?
13. Wat is lichter dan een veer en kan
je toch niet ophouden?
'14. Waarom zijn de veeren van een haan
zoo glad?
15. Wat heeft een oog en kan niet zien?-
16. Wat zet een jongen het liefst in een
taart?
17. Holderdebolder loopt over de zolder
met een mond vol menschenvleesch.
18. Hoeveel sinaasoppelen gaan er in een
kist?
19. Wat valt er door de ruit zonder ze te
breken?
20. Wie laat zich verbranden om geheim
te bewaren?
De oplossingen niet opsturen. Deze
geeft de volgende week Grada zelf.
Oom Wim»,
DE REBA
Een Oostersch Sprookje
door
OOM WIM
ID. (Slot)
Na eenige oogenblikken, die uren leken,
barstte de sultan in woede uit: „Wat be
teekent dit alles? Wie durfde zijn heer en
meester zóó te beleedigen? Mannen grijpt
hem en werpt hem in de gevangenis, op
dat hij tyd.vinde te oordeelen over het on
recht mij aangedaan!"
„Hier met hem!" riep hij buiten zich
zelf van woede. Breng eerst „Mustapha"
onze groote musicus Mustapha, dat hij
spele, dan kan die ellendeling hooren, wat
een groot man voor zyn vorst ten gehoore
kan brengen.
En Mustapha kwam! Sidderend en be
vend stond Ali-ben-Assan op eenigen af
stand toe te zien, niet begrijpend wat met
zijn reba gebeurd was. Nu zou hij dan zien
en hooren, wat een kunstenaar, als Musta
pha vermocht.
„Mustapha" de groote, de gevierde, de
meest geliefde van alle musici aan het
hof, treedt met een sierlijke beweging naar
voren, grijpt met een bevalligen zwier het
bewuste snaarinstiment, zijn reba, zet zich
in de houding bewust van zijn kennis en
kunde, en terwijl ieders blik strak op
hem gericht is, speelt hij, maar...., in
plaats vanvolle, harmonieuse accoorden
aan zijn reba te ontlokken en alle hove
lingen in verrukking te brengen, worden
het krasse, krijschende onwelluidende
toonen, des te afschuwelijker naarmate hy
verder speelt.
Tót de Sultan van woede opsprong en
had hij zijn waardigheid niet uit het oog
verloren, dan ware hij vast op den armen
Mustapha toegesprongen en hem de reba
uit de hand gerukt en vertrapt voor zijn
voeten nu schreeuwde hij slechts den
musicus met donderende stem in de ooren:
„ellendeling, die je bent. Ook jij bent een
bedrieger en mijn gunst niet waardig; gij
beiden verdienden niets anders dan dat ik
je het hoofd voor de voeten laat leggen en
afkappen laat de nietwaardige hand, die
de reba zonder de kennis durft te be
spelen."
Maar wacht.ik zal jullie nog één
kans geven; verwisselt van reba en
speelt; speelt om je leven, als dat leven
je lief is.
En dan worden de reba's verwisseld. Op
een wenk van den dienaar des Sultans,
moet Ali-ben-Assar weer naar voren tre
den en toonen wat hij kan.
Het vaste hand grijpt hij nu zyn reba.
Het is, alsof hij plotseling een waardigheid
is over hem gekomen, die hem met vreug
de zijn reba doet trillen in zijn van aan
doening bevende handen. Het is, alsof een
geheime kracht hem drijft en aanzet en
aanvuurt en hem bézielt met een durf en
een kracht, die wonderen wrocht.
Nu beeft hij niet meer! Met opgerichten
hoofde, met vaste hand en met een oog,
waaruit vuur straalt, ziet hij rondom zich
henen en hij begint.... en de toonen
klateren als watervallen, die bruischend
neerstorten uit de hoogte; het is een lied,
gezongen uit trillende kelen van koren van
nachtegalen; het is.als een betoove-
rend loflied, dat bruischend aanzwelt en
zacht vervloeit in teere klanken, 't Is
Ali-ben-Assar niet meer; het is de water
drager niet meer; het is een kunstenaar,
wiens ziel wordt uitgestort in het lied, dat
alles aangrijpt en allen stom van ver
bazend henenvoert, op de golven dier god
delijke muziek naar verre verten, waarin
allen het geestesoog blikken kan.
En als hij uitgespeeld is, en zyn reba
met zachte hand is neergelegd op de met
kussen belegde bank, waarop hy nu zit
ten ging, dan barst het applaus los, en
wordt Ali geroemd als de groote kunste
naar, die bij de gratie van den grooten
Geest zijn kunst te gebruiken wist.
En toen? Nauwelijks is het rumoer ver
stomd en heeft de sultan eer gebracht aan
den Waterdrager-Kunstenaar, of daar
werpt zich Mustapha voor de voeten van
ALLERLEI
Geestig
De onderwyzer heeft de tegenstellingen
van woorden en uitdrukkingen behandeld
en vraagt aan 't eind der les gekscherend:
..Wie van jullie weet nu het tegenover
gestelde op te geven van: „Mijn oom
vestigt zich in den Helder!"
De klas denkt. Eindelijk gaat een vinger
de lucht in.
„Nou Jan! Wat is het dan?"
Jan: „Dat is nog al gemakkelijk, Myn
heer!" Ik zou zeggen: „Mijn tante vertrekt
uit Goor"!
Mynheer is voldaan en zegt „Slimmerik!"
zijn vorst en smeekt om genadé en be
schuldigt zioh voor zijn Heer en Meester
en voor allen, die rondom den Sultan ge
schaard staan, terwijl hij zegt:
„Vergeef me Heer, vergeef me! Ik heb
tegen U en tegen Ali-ben Assar zwaar mis
dreven. Ik hoorde van zijn kunst en van
de wonderen van 't vreemde instrument,
door zijn handen 'bespeeld, en terwijl ik dit
hoorde bracht de duivel van afgunst mij
in verzoeking om zijn reba te ruilen met
het mijne en zoo gebeurde het. Terwyl hy
sliep, nam ik het zijne weg en lei het myne
in de plaats. Zoo zou ik in uw gunst blij
ven en had dezen kunstenaar niet te vree
zen. De gevolgen van deze sleohte daiad'
zijn u bekend.
„Allah is groot!" Hij sohenke my ver
giffenis, zooals ik dit vraag van U, oh
machtige en wijze en goede Sultan, wiens
leven ik leg in Uwe handen."
Zonder in het minst notitie te nemen van
het verzoek op genade, beval de Sultan,
dat het instrument van den „Waterdrager"
te mogen' zien. Hij bekeek het met de
grootste aandacht; hij streelde liefkoozend
over de snaren, alsof hij zoo het middel
zocht om achter het geheim te komen, dier
betooverende klanken.
Het was zeker voor den eersten keer,
dat de reba zoo nauwkeurig bekeken werd.
Tot plots de Sultan een wenk gaf aan een
der hovelingen, den oudsten van zyn ge
volg, die al wat landen gezien had en vele
talen verstond en dien reikte hij het kost
baar instrument over.
„Zie en lees die teekens!" Dan zal het
geheim ontsluierd woeden." En de oude ho
veling .zag en las en hoe verder hij zag en
las, hoe meer hy glimlachend het hoofd
schudde, tot hij ten slotte zei: „Zou hét
Uwe Majesteit mij toestaan luid-op de op
lossing van het raadsel te mogen geven?"
De Sultan knikte toestemmend en te
midden van een doodsche stilte begon de
gelerde en las:
Vrede zij U allen! Dat is de stem van
Salman, die spreekt. Ik ben, die ik ben.
De Waterdrager Salman van Shiraz. Weet
dan, gy die mij hoort, dat ik eenmaal
speelde op de reba bij de fontein en toen
steeg uit de fonkelende, klare waterdrup
pelen op de geest die de muziek toovert
uit de reba en hij sprak: Uw reba, o Sal
man zal voortaan muziek doen hooren,
schooner dan het lied der nachtegalen;
schooner dan de koren van knapen en
meisjes in de maand van Mei en de stem
van den begeleider zal vol zijn en lieflijk
als een bloem in volle pracht, maar.
alleen een waterdrager zal die gave be
zitten, als hy de 'bezitter wordt van Uw
instrument. Zoo zeg ik voor alle tijden,,
die ben de geest van deze fontein."
De geleerde hield op. Het geheim was
ontsluierd. Het raadsel opgelost.
Iedereen wachtte nu op 'het woord: van
den Sultan.
Wij hebben het gehoord en verstaan!.
Ali-ben Assan zal mijn eerste musicus zyn,
hier aan mijn hof en er zal niemand zyn,
die zijn kunst zal evenaren daar buiten.
Toch niet, Uwe Majesteit, zei de ge
leerde. Als ik het zeggen mag, dan zou de
man ophouden waterdrager te zijn en zou
de kracht verlamd liggen in het instru
ment.
Nu, zei de Sultan, dat Ali spreke! Bij
den baard van den profeet, zijn wensch
zal voor mij een gebod zijn."
Daar trad Ali-ben-Assar een stap nader,
terwyl 'hij liefkozend zijn reba aan zijn
hart drukte en sprak:
„Dat het Uwe Majesteit behage, dat ik
mijn ambt mag blijven vervullen, maar in
het ongestoorde bezit moge blijven van de
wonderlijke reba en als mijn Heer en
Weldoener mij nog een verzoek wil toe
staan, dan vraag ik; „genade voor Miusta-
pha" en de plaats voor hem weer van
eerste musicus aan Uw hof."
„Dat zij zoo! Maar toch benoem ik U als
eerste Waterdrager van het land en ieder
mijner onderdanen zal u behandelen als
een man van aanzien en van eer en groot
heid van hart."
Zoo zeg ik, de machtige Sultan en Heer
van deze landen!"
En zoo is de gescheidenis van „De Reba',5
die ik naverteld heb uit een boek, 100 jaar
geleden uitgegeven.
Dubbelzinnig
Onderwijzer (die een zieken leerling op
zoekt) .Zoo vriendje, ik kwam eens naar
je kijken; eigenlijk dacht ik, dat je school-
ziek was, maar nu zie ik toch tot mijn
groote vreugde, dat je werkelijk ziek bent.
De beste plaats
Jantje: „Pa, nu zit ik op de beste plaats
in de klas!"
Pa: „Dat doet me plezier! Hoe zoo dan?"
Jantje: „Wel, ik zit naast buurmans Piet.
Die zegt me alles voor!"