De Stichting der Leidsche Hoogeschool herdacht DONDERDAG 27 JUNI 1940 31ste Jaargang No. 9678 Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus U. Plechtige bijeenkomst bij het 73ste lustrum Een waarde voor héél ons volk In het „Katholiek Schoolblad" geeft de B. een beschouwing over „Volkswaarden", met name over den godsdienstzin van den Nederlandschen soldaat. En hij schrijft daarbij o.m.: „Wij eischen voor de school niet meer op dan haar toekomt, maar we mogen toch wel een deel van de resultaten der godsdienstige opvoeding op het actief der bijzondere school plaatsen". Inderdaad, dat mag! En wij vinden hier een aanleiding, om er op te wijzen, hoe groot, hoe eminent groot goed voor ons is de in ons land verworven en bestaande onderwijsvrijheid niet al leen een theoretische maar een practische, een feitelijke vrijheid. Daardoor kunnen katholieke ouders hun kinderen een katholieke opvoeding doen ge ven ook in de school. Neen, de school is niet alleen een plaats voor onderwijs, voor het bij-brengen, het in-duwen van wat kennis. De school is ook een plaats van opvoe ding, van vorming vorming van den geest, het karakter. De B. schrijft in hetzelfde artikel: „Onze taak blijft scherper dan ooit aangewezen: versterking van het gods dienstig bewustzijn onzer jeugd. Wij weten niets van de toekomst. We er varen slechts, dat het heden anders is dan het verledèn en wij kunnèn ver onderstellen (maar dan ook niet meer dan „veronderstellen", Red. L. Crt.), dat de naaste toekomst zal gelijken op het heden. Hoe sterker het godsdien stig bewustzijn is, des te gemakkelij ker zullen wij de toekomst ingaan. De offers, die van ons gevraagd zijn en worden, zullen allicht geringer zijn dan het offer van bloed en leven, dat onze soldaten gegeven hebben. Het godsdien stig onderwijs en het godsdienstonder wijs blijven daarom grootste zorgen eischen. Het komt minder aan op het aankweeken van een of andere overi gens waardevolle devotie dan op het bijbrengen van een sterke godsdiens- stige overtuiging, van een sterk besef dus van onze leer, onze zedenwet eh de beteekenis van de genademiddelen der Kerk. Zoo handelend, richten wij ons niet alleen op het belang van onze leerlin gen, maar werken wij mede aan de vor ming van een waarde, waarvan ons ge- heele volk profiteeren zal". Ons vrij onderwijs zooals het feitelijk is uitgegroeid (het had ook anders kun nen zijn!) is een groot nationaal cultuur goed. Een nationaal cultuur goed, waarvan de waarde voor ons zóó groot is, dat wij mogen en dat wij moeten bidden, in een geest van offervaardigheid, dat het ons ook in de toekomst volledig behouden bljjve. Dankbaarheid stenj t blij. Dat ons stemme tot blijheid het besef van de waarde van het bijzonder, het echt, het waar godsdien- tig onderwijs. Mislukte Engelsehe landingspoging AAN DE FRANSCHE KANAALKUST Volgens een Reuterbericht zouden Dins dag „geallieerde zee- en landstrijdkrachten in samenwerking met de luchtmacht in het vijandelijke kustgebied troepen ontscheept hebben, waarbij de Duitschers verliezen le den". Volgens het bericht waren nuttige inlichtingen verkregen. Deze slotzin van het Londensche bericht, zoo verklaart men te bevoegder plaatse te Berlijn, is reeds voldoende om te bewijzen, dat deze manoeuvre, die zoo grootscheeps zou zijn geweest, blijkbaar een beschamend gering resultaat heeft opgeleverd. In werke lijkheid, zoo wordt hier verder verklaard, hebben alleen eenige Britsche booten op twee plaatsen aan de Fransche Kanaalkust op de kleinst mogelijke schaal landingspo gingen ondernomen, die volkomen verijdeld werden. De Duitsche verliezen bedragen twee gewonden. De volkomen onbeteeke- nende en ondeugdelijke Britsche manoeu vres zijn, naar van Duitsche zijde vastge steld wordt, niet anders dan verlate pogin gen, de hulp aan Frankrijk te demonstree- ren, welke in beslissende uren nagelaten is. De uitdrukking „geallieerde strijdkrach ten" in het Londensche bericht kenmerkt alleen reeds de belachelijkheid van de onderneming. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN HAD NEDERLAND EEN AF SPRAAK MET FRANKRIJK? Wij ontleenen aan een driestar in de Volkskrant: Heeft er tusschen ons land en Frankrijk een afspraak bestaan, dat wij laatstge noemd land met ons leger in zijn oorlog tegen Duitschland zouden te hulp komen? Wie deze vraag leest zal ten hoogste ver baasd opkijken. Toch schrijft de Deutsche Zeitung in den Niederlanden-in haar num mer van gisteren, dat Frankrijk behalve op de troepen uit zijn koloniaal gebied op de hulp kon rekenen van een groot aantal bondgenooten. En dan letterlijk: „Met Engeland, België en Nederland bestonden afspraken, die nog millioenen soldaten tot den strijd tegen Duitschland aan Frankrijks zijde verplicht ten". Nederland en België derhalve Frankrijks bondgenooten Krachtens een afspraak Is dan alles leugen en bedrog geweest, wat onze regeering aan volksvertegenwoor diging en volk heeft gezegd? De verklaring, dat Nederland naar beide zijden neutraal was en dit zou blijven, mis leidend? Men herinnert zich hoe koningin Wilhel- mina en koning Leopold aan de oorlogvoe renden hun goede diensten hebben aange boden ten einde tot een eervolle vrede te geraken. En nu zouden deze vorsten, die als onzjj- digen dit aanbod konden doen, te gelijker tijd een afspraak met een der oorlogvoe renden hebben gemaakt om met en naast hem de tegenpartij aan te vallen. Men kan alles denkbaar en mogelijk ach ten, alleen dit niet. Voorstellen kan men zich, dat Duitsch land een inval van de geallieerden via Bel gië en Nederland duchtte de uitkomst heeft bewezen hoé slecht voorbereid de ge allieerden daartoe zouden zijn geweest! en ten einde hen vóór te zijn zelf ons land en België binnenviel. Maar met deze voorstelling is men nog mijlen ver verwijderd van hetgeen het Duitsche blad ons land en België toedicht: een afspraak met Frankrijk om Duitschland aan te vallen. Het zou in het kader van Nederlands houding naar buiten een daad van felonie zijn geweest: een daad van woord- en trouwbreuk. Wie met zulk een beschuldiging komt moet daarvoor de bewijzen hebben en die overleggen. Bommen op Haarlem. A. N. P. meldt uit Haarlem: Hedennacht is ook Haarlem het slacht offer geworden van de niets ontziende aan vallen der Engelschen op de burgerlijke bevolking in Nederland. Tegen half drie vielen kort na elkaar drie bommen op een blek woonhuizen en de trambaan langs de Leidsche vaart. Verscheidene huizen wer den min of meer zwaar beschadigd. De ver raderlijke bommen verrasten de menschen in hun slaap. Verschillende dooden zijn te betreuren. Ook een politie-agent, die zijn ronde deed, werd op straat door een bom scherf getroffen en gedood. De zware ontploffingen, die in grooten omtrek gehoord werden, brachten groote ontsteltenis teweeg Vele menschen bega ven zich zonder te denken aan het groote gevaar, dat zij liepen, op straat om aan hun verontwaardiging over den laaghartigen aansJag lucht te geven. Spoedig werd lucht alarm gegeven. De menschen moesten toen de straat verlaten en dekking zoeken in hun huizen. Een enkele had de onvoorzich tigheid licht te ontsteken bij een openstaan de deur. Nog altijd schijnt men er niet van doordrongen te zijn, dat het bij luchtaan vallen plicht is volledig de verduistering te ha ïdhaven, want de Engelschen zenden hun vliegtuigen achter elkaar en elke licht schijn kan voor den volgenden bommen werper een aanwijzing zijn waar hij nieu we slachtoffers kan maken. Er kan in dit verband niet sterk genoeg op worden aan gedrongen, dat men zich strikt aan de re gels houdt, welke gelden bü luchtbombar dementen. Vooral late men zich door de Engelsehe luchtaanvallen niet van streek brengen. Het is waar, dat zij zelden militaire objec ten ten doel hebben. Ook in Haarlem waren volstrekt geen militaire objecten in de buurt van de getroffen woningen aanwezig, aldus het A. N. P. In de historische Pieterskerk is gister middag op plechtige wijze het 73ste lustrum der Leidsche Hoogeschool her dacht. Ofschoon de bijeenkomst een besloten karakter droeg was het kerkgebouw geheel gevuld met .belangstellenden, o.w. wij op merkten de heeren mr. Snouck Hurgronje, als vertegenwoordiger van het Departe ment van Algemeene Zaken, prof. dr. G. A. van Poelje, directeitr-generaal van het onderwijs, vergezeld van mr. H. J. Reinink, administrateur en chef van de afd. hooger onderwijs van het Departement van O., K. en W., het college van curatoren der Uni versiteit, het bestuur, benevens een groot aantal leden van den Academischen Se naat, vele lectoren, privaat-docenten en studenten, het gemeentebestuur van Lei den, leden van den kerkeraad, de garni zoenscommandant, de res. luienant-kolonel mr. F. J. J. Trapman, de dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Rijnland, mr. P. H. Pijnacker Hordijk en vele anderen. Nadat de organist, de heer Leo Mens, de Toccata in A van Sweelinck ten gehoore had gebracht, sprak de praeses-collegii van het L.S.C., de heer C. P. C. Fabius, een welkomstrede uit: REDE VAN DEN PRAESES-COLLEGII. Na allen te hebben begroet, zeide de heer Fabius, dat bij alle Leidsche studenten de behoefte bestaat om enkele momenten bij één te komen en op plechtige wijze het 7ste Lustrum van de Leidsche Hoogeschool te herdenken. Opdat wij, Leidsche studen ten, rondom onze 365-jarige Alma Mater even te zamen stilstaan in deze voor on zen geest zoo onstuimige tijden. Opdat wij haar dhnk brengen voor alles wat zij, hetzij direct of indirect, aan ieder van ons reeds heeft geschonken, tot onze geestelijke vorming. Maar ook wij zijn hier bijeen om bij ons zelf op dezen dag na te gaan of wij wer kelijk ten volle profiteeren van de on schatbare waarde, die de Leidsche Hooge school en het geheele leven rondom haar ons bieden. Of wij werkelijk trachten om van ons zelve krachtige jonge menschen te maken, die straks in het volle leven kun nen en durven te staan. Of wij dus onder de vleugels van onze Alma Mater, ieder, naar onzen eigen aard en aanleg, een stevig fundament bezig zijn te bouwen, waarop wij straks alleen verder voort moeten gaan. En laten wij dan straks allen uitvaren, onzen koers bepalend op veilige bakens die onze voorouders hebben uitgezet en waar bij dan tot kompas ons diene diezelfde geest, die sinds 365 jaren van de Leidsche Hoogeschool is uitgegaan en dewelke se dertdien zijn onvergankelijkheid reeds heeft bewezen. Vervolgens bracht het Leidsch Studen ten Zangkoor, begeleid door het Collegium Musicum ten gehoore „Ach bleib bei uns" van J. M. Bach, waarna de Rector-Magni- ficus, prof. dr. Fred. Muller de lustrumrede uitsprak. LUSTRUMREDE VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS. Prof. Muller schonk allereerst uitvoerig aandacht aan de plaats, welke het heden inneemt tusschen het verleden en de toe komst. Deze kerk en deze kansel waren immers de eerste plek van samenkomst der civitas Leidensis, der burgerij van Leiden, toen in 1574 de beklemmende band van het beleg verbroken was. Nu heeft zich sindsdien „een groot jaar" aangesloten, dat zijn jaren als dagen telt en de ouderdom der Leidsche universiteit wel zeer duide lijk doet beseffen -Wij voelen ons als be waarders van die schat van herinneringen en tradities. Spr. stond vervolgens stil bij een der moedigsten en rijksten uit het overrijke verleden van Hellas, bij Socrates. Zijn stem past volmaakt in de overdenking van de zen namiddag. Met open oogen, doch zien de blind, staan wij thans voor de toekomst. Wie zou het durven laken, indien zeer ve len zich angstig vragen, waar het einde van den duisteren weg zal liggen? De wetenschap, aldus vervolgde spreker, staat waarlijk niet buiten de gemeenschap, zij zal wat in de laatste voorvalt, zeker en onafwijsbaar weerspiegelen. Zij ook, zij kan haar dienaren den weg wijzen tot het moedig experiment, doch ook tot de trou we overlevering van geslacht tot geslacht, van datgene, wat als de schat der eeuwen haar is toevertrouwd en wat steeds op nieuw tot leven opstaat en daarvoor onzen ganschen persoon gebiedend opeischt. Zij zal dit beide te beter doen, naarmate zij met die gemeenschap inniger verbonden is, en van de geestelijke deze als de be langrijkste het eerst en stoffelijke be langen of nooden dezer gemeenschap zich dieper doordrongen toont. Zij kan en mo ge, op deze voor haar ten deele nieuwe weg voortgaande, ook aan en door de Leid sche universiteit zich van de grenzen van haar opdracht nog duidelijker bewust wor den dan haar tot nog toe mogelijk bleek. Zich tot de jongeren richtend zeide spre ker, dat zij met zelfvertrouwen zullen moe ten staan tegenover zichzelf. Meer dan ooit zal dit zelf vertrouwen, doch dan zijn hoo gere en hoogste vorm, onmisbaar voor u zijn. Die hoogere sociale vorm zal het dan eerst aannemen, wanneer dit zelfvertrou wen in een moeizaam verworven en moe dig verdedigd vertrouwen in uw mede- mensch zijn schijnbare ontkenning en zijn blijkbare bevestiging zal verkregen hebben. Want eerst de niet vergeefsche om weg langs onze medemenschen brengt ons, tenslotte-en duurzaam, tot ons zelf terug. Ook de wetenschap kan ons daarbij den weg wijzen: zij vindt haar eerstgeboorte recht hierin, dat zij internationaal is, meer dan de practijk van politiek en economie heeft zij of behoort zij te hebben de drang naar de eenheid, naar het eenvoudige. Wetenschap. Oud en eeuwig jong, in staat zich aan te passen juist omdat zij m haar kern onaantastbaar is, moge zij en zal zij, ook aan de Leidsche universiteit, voor u en door u bewijzen, dat zij ver- eenigt en hereenigt. Na zang met begeleiding van „O Neder- lant, Jet op u saeck" uit „Valerius' Gedenk- clanck", was het laatste woord aan den president-curator, mr. A. van de Sande Bakhuyzen. REDE VAN DEN PRESIDENT-CURATOR. Spr. wees erop hoe ook de curatoren zich gevoelen als een der schragen waarop het gebouw rust. ook zij zijn naijverig op haar glorie en haar gezonde ontwikkeling en groei, en niet minder dan professoren en studenten zijn zij doordrongen van de noodzakelijkheid van het eendrachtig wer ken van deze drie groepen om de Leidsche Universiteit die plaats in het leven van ons volk te blijven verzekeren, die de al- wijze Stichter, Vader Willem, haar toe dacht. Van stonde af aan heeft de Hooge school die plaats gevonden en met bewon- SUIKERDISTRIBUTIE. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van land bouw en visscherij, maakt bekend, dat gedurende het tijdvak van Vrijdag 28 Juni a.s. tot en met Donderdag 25 Juli a.s. de met ,,80" genummerde bon van het algemeen distributiebonboekje recht geeft op het koopen van één ki logram suiker. derenswaardige veerkracht heeft zij zich nog in het laatste kwart van de zestiende eeuw opgewerkt tot een licht verspreiden de en vernuft aantrekkende citadel in die decaden van woeling cn storm. Wat hééft dat eerbiedwaardige en sobere gebouw op het Rapenburg, nu nog onze zoete trots, in méér dan drie en een halve eeuw aan gebeurtenissen over zich heen zien gaan. Niet die geschiedenis vormt den inhoud van wat ik u zeggen wil, maar wel de daaruit te putten verzekerdheid, dat de Leidsche Universiteit, die door al die bran ding heen de kracht vond om te groeien en te gedijen, te worden en te zijn, met Gods hulpe, ook voor het heden en de toekomst zichzelve zal blijven en trouw aan haar tradities de wetenschap in oprechtheid en onafhankelijkheid dienen. Becritiseerd, bedreigd, omstreden, een enkel maal, naar het scheen, een speelbal van krachten buiten haar bereik gelegen, maar altijd geëerbiedigd door de gansche wereld, gedragen door den volkswil en ten allen tijde vertroeteld door haar leiders en voedsterlingen, heeft Prins Willem's stich ting het hoofd hcog kunnen houden en staat zij ook heden saevis tranquilla in undis, en wat de hoofdzaak is ver vult zij getrouwelijk de haar opgelegde taak naar beste vermogen voor het heil van het gansche vaderland en zijn overzee- sche gewesten. Zoolang een volk in deze wereld cn ze ker niet minder in de wereld van morgen zyn plaats waardig wil blijven, zoolang zal het ook op dit gebied de in zich sluime rende krachten moeten mobiliseeren en samenbrengen gelijk de beken de rivier voeden. Het Nederlandsche volk heeft van oudsher dezen plicht geveeld en is deze nagekomen. Wie, die van dezen tijd is, wie, die de krachtsontplooiing en inspanning van ons volk in de laatste decennia zich zag ontwikkelen, wie durft de gedachte in zich dulden, dat wij nu zouden versagen? Neen. in dezen kring allerminst willen wij het hoofd laten hangen of sombere ge dachten invloed op onzen geestkracht gun nen. Geleid door de lessen der geschiede nis van onze Universiteit, steunend op ons bewustzijn van haar innerlijke kracht, wil len wij volharden en straks in September een nieuw lustrum ingaan met vertrouwen en hoop. Maar er is nog iets noodig om aan die van buiten komende aandrift, die behoef te, die de maatschappij aan ons werken en streven heeft, te voldoem Daarop zij nu nog het oog gevestigd en dat is misschien het meest waardevolle van ons samenzijn hier. Ik doel thans op den geest van saam- hoorigheid van allen, die de academisch© gemeenschap vormen, waardoor alleen zij haar kracht tot volle ontplooiing brengen ken. Die universitas dijt zich uit in de diepte door den band met het verleden, dat zich ook voor het heden van een Univer siteit als een levende werkelijkheid aan dient als voorbeeld en als richtlijn. Spr. besloot zijn rede met het afleggen van de navolgende belijdenis: Wij gelooven in het verleden en heden en de toekomst van deze Universiteit. Wij zullen naar onze krachten met Gods hulp en naar Zijnen wil aan haar grootheid en voortbestaan blijven wer ken. Wij zullen dit doen ter nagedachtenis aan haren stichter en diens doorluchtig nageslacht, dat onze Universiteit bleef steunen en beschermen! Zingen wij dan ter bevestiging naar oude gewoonte het eerste en zesde couplet van ons aloud Wilhelmus. Nadat hieraan was voldaan was deze treffende plechtigheid ten einde. BAAMBRUGGE BRACHT 931.25 OP VOOR DE SLACHTOFFERS VAN DE GETROFFEN GEBIEDEN De geest van groote offervaardigheid, die er op het oogenblik onder alle lagen van de Nederlandsche bevolking leeft, komt den laatsten tijd sterk naar voren. In een dorpje als Baambrugge, een gemeente van 900 zielen, waar dezer dagen een collecte werd gehouden voor de getroffen gebieden tijdens de oorlogsdagen, werd het mooie bedrag van 931.25 bijeen gebracht. Een voorbeeld, waar men zich aan kan spiegelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1