DE RECHTSTOESTAND IN HET BEZET GEBIED WOENSDAG 12 JUNI 1940 31ste Jaargang No. 9665 Gcicbelic0oi4^a4it Bureaus Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11." WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN In de vandaag verschenen aflevering van de „Studiën" schrijft prof. mr. Regout S.J. een artikel onder bovenstaanden titel. Dit zeer bijzondere actueele onderwerp zal iedereen ook zeer bijzonder interes seeren. Gaarne willen wij dan ook enkele ge deelten aan het artikel ontleenen De kennis van den rechtstoestand in bezet gebied, lijkt ons van waarde „om" wij citeeren prof. Regout „een juiste en loyale houding te kunnen innemen zoo wel tegenover ons vaderland als tegen over de bezettings-autoriteiten." De schrijver wijst er eerst op, dat occu patie (bezetting) heel iets anders is dan annexatie: „Occupatie is geheel iets anders dan annexatie. Eupen en Malmédy, de ge bieden die voor 1919 bij Duitschland be hoorden, zijn eenige weken geleden ge annexeerd, ingelijfd bij het Duitsche Rijk; andere streken van België en Neder- landsch grondgebied zijn geoccupeerd, zijn bezet door de Duitsche weermacht. In een geannexeerd gebied zal de wetgeving van den annexeerenden staat worden toegepast; de burgers worden onderdanen van dien staat; de annexatie wil een blijvenden toestand scheppen. Het bezet gebied daarentegen blijft zichzelf over de geheele lijn; de bewoners behou den hun nationaliteit; de eigen wetgeving blijft van kracht op enkele beperkingen na; de bezetting is een tijdelijke toestand voor den duur van den oorlog. Zoo blijft dus voor ons Nederlanders de Nederlandsche wetgeving: het Neder- landsch burgerlijk recht, het strafrecht, administratief recht enz. onveranderd gel den, evengoed als de verordeningen van staat, provincie, gemeente enz. De uitzonderingsbepalingen, die in dit punt door de Duitsche bezettings-autori teiten zijn afgekondigd, beperken zioh iir overeenstemming met de volkenrechte lijke regeling tot zaken welke direct samenhangen met den oorlogstoestand, waarin wij verkeeren. Zoo zal het. Duitsche militaire strafrecht worden toegepast bij delicten, die voor krijgsraden worden be recht, n.l. „delicten, die indruischen tegen Duitsche militaire belangen of Duitsche militaire maatregelen" (beleediging van de Duitsche weermacht, samenscholing, op ruiing tot staking e.d.). Evengoed als de Nederlandsche wet geving in werking blijft, zal ook het dagelij ksch leven zijn normalen vorm moeten behouden of daar zoo spoedig mogelijk toe moeten terugkeeren. De ver schillende vormen van activiteit, de bezig heden van iederen dag, de gebruiken met een ons eigen, nationaal karakter, moeten voortgaan, zooals voor de bezetting ge bruikelijk was. Tot dit herstel van het normale leven is door de Duitsche autori teiten herhaaldelijk aangespoord; wij be- hooren aan deze aansporing gevolg te geven. Wij moeten niet verschrokken neer zitten, maar zoo spoedig mogelijk ons zelf worden Dit geldt voor' handel en verkeer, voor wetenschap en sport, het geldt voor sociale activiteit, voor jeugdbeweging, voor vei-kennerstochten, voor godsdienstige bij eenkomsten. Het'is duidelijk, dat alles wat den indruk kan wekken van demonstratie tegen den bezetter daarbij moet worden vermeden. De beperkingen die door de Duitsche autoriteiten in het bezette gebied aan de vrijheid van individuen en groepen zijn op gelegd (prijsregeling, beperking van meeningsuiting e.d.), staan weer in het teeken van den oorlogstoestand; zij dienen tot bescherming van Duitsche militaire be langen en tot verzekering van de orde en de economische voorziening in moeilijke tijden. Onze eigen nationale en godsdien stige overtuigingen blijven ongerept; wij zijn Nederlanders op Nederlandsdhen grond." Ook wij hebben er reeds meer malen op gewezen, hoe de in ons land vertoevende Duitsche militairen, die zelf trotsch zijn op hun trouw aan het vader land, het weten te waardeeren, wanneer ook wij ons zelf zijn. De schrijver bespreekt verder: wie in bezet gebied de gezagsdragers zijn. Het antwoord is niet moeilijk, zegt hij- Volkenrechtelijk is de positie van de natio nale overheid en die van de bezettings autoriteiten duidelijk geregeld, en deze regeling is ook uit moreel oogpunt ver antwoord. De eerste woorden van art. 43 (Haagsche Verdrag) geven er de samenvatting van: „Daar het gezag van de wettige overheid in feite is overgegaan in handen van den bezetter, zal dezeM.a.w. rechtens, de jure, blijft het bezette gebied onder worpen aan den verdreven souverein: feitelijk, de facto, neemt de occupant (de bezetter), tijdens den duur van de be zetting, de plaats in van het wettig gezag, ter regeling van de zaken, die voor de militaire belangen van den bezetter, en voor orde en welzijn van het bezette ge bied, noodig zijn. De souvereiniteit over ons volk is dus volkenrechtelijk gebleven bij de Koningin met haar regeering. Daar de Koningin met de regeei'ing uit het be zette gebied van Nederland zijn heenge gaan evenals Koning Albert tijdens den Wereldoorlog zijn land verliet en de zetel van de regeering in Le Havre vestigde om niet in de macht der oprukkende Duitsche troepen te geraken en het con tact met de overzeesche gebieden van het Rijk niet te verliezen, nu kan zij haar ge zag over het bezette gebied feitelijk niet meer uitoefenen Het algemeen belang eischt echter, dat er ordening is. Deze kan in het be zette gebied slechts worden doorge voerd door hen, die feitelijk de macht in handen hebben, n.l. de Duitsche autoriteiten. Wij behooren dus onze plichten tegenover de bezettings-autori teiten strikt in acht te nemen, niet al leen om de practische noodzaak, -dat alle verzet nutteloos en schadelijk zou zijn, maar juist om wille van het alge meen welzijn van ons land, waar orde en veiligheid moet heerschen. „De voortzetting van het normale leven" aldus prof. Regout „wordt ten zeerste bevorderd door het feit, dat de uitoefening dér bèstuurfuncties in handen is gelaten der Nederlandsche functionarissen. In een der eerste bekendmakingen van den Duitschen bevelhebber is hierop gewezen: „De staats- en gemeentebesturen, politie en scholen zijn verplicht op normale wijze verder te werken. Hiermede wordt cte eigen bevolking gediend...De personen, aangesteld in openbaren dienst, zullen hunne wedde verder genieten. Ook de leden der rechterlijke macht blijven hun ambt uitoefenen." Nog enkele regelingen van practischen aard, die in het Landoorlogreglement om trent bezetting zijn vastgelegd, regelin gen, waarmede de genomen maatregelen van de Duitsche autoriteiten in het be zette gebied van Nederland in overeen stemming waren, laat de schrijver dan volgen. „Indien de bezetter de belastingen heft, ten bate van den Staat vastgesteld, zal dit zooveel mogelijk geschieden krachtens de geldende regels; een dergelijke heffing brengt voor hem de verplichting mee in de kosten van het bestuur van het bezette ge bied te voorzien (art, 48). Indien hij nog andere belastingen heft, dan mogen deze alleen dienen voor leger en administratie van het bezette gebied (art. 49). Requisities in natura of van diensten zullen enkel on der nader omschreven voorwaarden plaats hebben (art. 52). Slechts bepaalde eigen dommen van den vijandelijken Staat kun nen in beslag worden genomen (art. 53). Ten opzichte van de onroerende goederen van den Staat zal de occupant zich be schouwen als beheerder en vruchtge bruiker (art. 55). Eigendommen van ge meenten, van instellingen van godsdiensti- gen aard, van liefdadigheid, onderwijs, enz. worden behandeld als privaat eigendom en komen niet in aanmerking voor beslag neming (art. 56)." En prof. Regout besluit zijn zeer wetens waardige beschouwing aldus: De beproeving van den oorlog is ook over ons volk gekomen. Zij kan moede loosheid meebrengen en innerlijke verzwakking en overprikkeldheid na te groote spanning; hun voornaamste symptoom is: het zoeken naar schul digen buiten zich zelf; kritiek op ge voerd beleid, negatief en zonder vol doende kennis van zaken. Daarvoor dienen wij ons te hoeden. En bedenken wij: „Voor hen, die Hem liefhebben, leidt God alles ten goede." Moge de be proeving ons zuiveren en stalen; schudden wij alle kleinheid van twis ten en zelfzucht van ons af als een versleten en besmeurd kleed, en „trekken wij aan de wapenrusting Gods.... het schild des Geloofs steeds voor ons uit!" 1) 1) VgL S. Paulus' brief aan de Romeinen 8, 28, en die aan de Ephesiërs 6, 13 en 16. WERKGEVERS EN ARBEIDERS Mr. dr. Kortenhorst schrijft in de K a- tholieke Werkgever onder meer het volgende: „Toen in het najaar 1939 de oolog uit brak, heeft niemand zich eenige illusie ge maakt omtrent de economische gevolgen daarvan voor ons land. Nu wijzelf in den oorlog betrokken zijn geworden, is een aantal vraagstukken vanzelf op de meest drastische wijze opgelost; maar daartegen over zijn er nieuwe ontstaan, die een niet minder ernstig karakter dragen. Geleide lijk aan zal dat wel blijken. Er zal zuinig omgesprongen moeten worden met de nog aanwezige voorraden, de distributie van grond- en hulpstoffen zal oordeelkundig moeten geschieden, alle hulpbronnen zul len moeten worden geopend, veel begrip van elkanders moeilijkheden, veel particu lier initiatief, veel hulp, voorlichting en leiding door de Overheid, veel onderling overleg zijn meer dan ooit noodzakelijk. Gelukkig bestaan in ons land de organen, zoowel by de Overheid als bij de burgerij, die dit groote werk van herstel en weder opbouw ter hand kunnen nemen. Met name is in den laatsten tijd de verstandhouding tusschen de werkgevers en de arbeiders verblijdend goed te noemen. Het zal een eeretaak voor ons volk moe ten zijn thans te toonen, dat wij de helden van het slagveld willen eeren, door moedig en energiek ons door tien berg van moei lijkheden een weg te banen naar een betere toekomst. Wij zijn ervan overtuigd, dat de onder nemers van Nederland hierbij voor zullen willen gaan." ONTKERSTENING IN ENGELAND Over „Ontkerstening in Engeland" schrijft W. Peters, S.J. een artikel in de Studiën, dat hij aldus besluit: „De ontkerstening in Engeland is verge vorderd. De stemmen die in Engeland op gaan om her-kerstening zijn verblijdend. Maar met een bang hart vragen wij ons: Waar zal de eerste stoot tot deze herker stening vandaan komen? De katholieken zijn numeriek te zwak. Zij beschikken niet over een pers die het volk beinvloedt en hun stem wordt nauwelijks gehoord. De officieele Church of England heeft haar in vloed op de massa verloren. De verregaan de toegevendheid op het gebied van echt scheiding en neo-malthusianisme heeft haar zedelijke invloed sterk doen dalen. En wat de leer betreft, heerscht er, we mogen wel zeggen, een chaos. Dit blijkt toch wel weer bedroevend duidelijk uit het nu juist ac tueele geval van den proost van Canter bury. die Sovjet-Communisme verdedigt als de zuiverste vorm van hedendaagsch Christendom. Inderdaad, de perspectieven zijn somber, want een natie, die gods dienstloos en amoraal is, is, zooals Father Woodlock zegt, moeilijker te bekeeren dan een stam wilden. Zooals bij alles, kan ook hier de redding slechts van Boven komen". UITSTERVINGSPROCES In de Maasbode zet mr. H. P. Mar- chant aan de hand van de statistische cij fers uiteen: „lo. dat de schoolbevolking van de open bare lagere school is gedaald beneden één derde; 2o. dat het katholieken zijn en de recht zinnige protestanten, die de totale school bevolking op peil houden; 3o. dat de totale schoolbevolking niet meer toeneemt; 4o. dat alleen de katholieken ons volk voor het uitstervingsproces behoeden. De conclusie, uit deze feiten te trekken, formuleert de oud-minister aldus: Eiken keer, dat men met een zekeren trots wijst op de dichte bevolking van Ne derland, op het feit, dat de Nederlanders de verantwoordelijkheid aandurven voor hun voortbestaan, bedenke men, dat de kracht van elk volk in de toekomst wordt bepaald door het jonge leven. De christe lijke plicht valt samen met den nationalen. De katholieken hebben hierbij te over wegen, dat de cijfers van de jeugd alleen nog reden geven tot voldoening in verge lijking met die van „andersdenkenden". De stijging van het aantal leerlingen hun ner lagere school neemt af: in 1937 was die nog 2.5 pet., in 1938 1.1 pet., in 1939 1.03 pet. Ook dit is neergang, zij het in langza mer tempo. Het kwaad is hetzelfde. Op de protestantsch-confessioneele school was men het einde dichter genaderd, doch men ging de laatste drie jaren omhoog; de stij ging was in 1937 0.2 pet., in 1938 0.3 pet. en in 1939 0.4 pet. Als wy in deze donkere dagen zitten te peinzen over de toekomst van ons volk, van ons Nederlandsch geslacht, laten wij dan niet wenschen, dat het jonge leven straks zal wegkwijnen van de katholieke school; gelijk het gedurende een reeks van jaren wegkwijnt van de openbare; zelf moord opent voor geen volk een betere toekomst". V Niet redetwisten De Haagsche briefschrijver A'an de „Tijd" besluit gisteravond zijn brief aldus: „Noch Hitier, noch zijn Rijkscommis saris voor de Nederlanden heeft het voornemen tot uitdrukking gebracht de staatsrechtelijke structuur van ons land blijvend te veranderen. Integen deel, volgens dr. Rabl denkt de Rijks commissaris er niet aan „op eenigerlei Avijze inbreuk te maken op de hier praevaleerende anders geaarde rechts staatsopvattingen, op de, in den rui men zin van het woord, liberale staats rechtsideeën, die in Nederland over- heerschen." De bezettende Mogendheid mengt zich niet in den strijd der meeningen omtrent den voor Nederland meest passenden staatsvorm. Wanneer ingrij pende veranderingen na den oorlog ge- wenscht zijn, dienen die in volle vrij heid door ons eigen A-olk tot stand ge bracht te worden. Maar daarover thans, nu ons volk onder tragische omstandig heden geroepen is tot zwaren construc tieven arbeid, te redetwisten, lijkt mij Avaardeloos. Ons land heeft dringend behoefte aan andere dingen." Dit zijn zeer juiste opmerkingen. In dezen tijd van bezinning komen in het verleden gemaakte fouten en bedreven tekortkomingen klaarder vóór ons te staan dan ooit. Maar in dezen tijd kunnen bij sommige naturen ook andere factoren de mee- ningsvorming beinvloeden, dan die van een nuchtere, vruchtdragende bezinning. En óók daarom is het vandaag niet de tijd, om te redetwisten over systemen, over al dan niet gewenschte veranderingen in het maatschappelijk bestel. Hieruit mag men zeker niet constatee- ren, dat wij nu maar blijvend alles precies zoo zouden willen laten, zooals het ge weest is. Daarover praten wij en dat i^gehee) in den geest van de verklaringen, door de Duitsche bezettingsautoriteiten gegeven later. En dan dit zij alreeds verklaard moet daarbij meer worden gezocht naar wat vereenigt dan naar wat verdeelt, dan zulks in het verleden vaak is geschied. De Rijkscommissaris in Middelburg en Zeeland EERSTE INSPECTIEREIS VAN DEN RIJKSCOMMISSARIS. De rijkscommissaris is gisteren zijn eerste inspectie- en studiereis begonnen met een bezoek aan een onzer steden, die het zwaarst getroffen is. Middelburg. Prachtige gebouwen zijn daar getrpffien door het oorlogsgeweld, het stadhuis en de abdij zijn uitgebrand, gedeeltelijk ver woest, maar ze zyn niet onherstelbaar ver nield, de gevels staan er nog, althans de belangrijkste gedeelten, de structuur is be houden. In de zaal van het Middelburgsoh museum Avaren tal van autoriteiten aanwezig. Met den rijkscommissaris waren meegekomen de commissaris-generaal voor bijzondere gevallen dr. Schmidt, de gezant Bene, de ipersreferent van den rijkscommissaris, de heer Hushahn, dr. Kalf, voorzitter van de •rijkscommissie voor monumentenzorg, mr. dr. Frederiks, waarnemend hoofd van het departement van ibinnenlantisohe zaken. Aan de grens der provincie Zeeland had de commissaris der koningin jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford zich bij het gezel schap gevoegd. In Middelburg was de bur gemeester, mr. dr. J. van Walre de Bordes, de gastheer. De burgemeester sprak een welkomst woord. Hij zeide de loyale medewerking toe van de Midtielburgsche bevolking om Middelburg Aveer op te bouwen en sprak de hoop uit, dat Middelburg weer spoedig de stad niocht Avorden, clde uitblonk door haar sohoone gebouwen, en dat Zeeland spoedig geheel hersteld moge zyn. Daarna gaf de rijksarchivaris een his torische inleiding over het ontstaan van de •monumentale gebouwen in de stad. De vele jaartallen beAvezen hoe oud de geschiede nis dezer sohoone stad is. De rijkscommissaris nam daarna het woord. REDE VAN RIJKSCOMMISSARIS RIJKSMINISTER SEYSS-INQUART. De rijkscommissaris voor de bezette Ne derlandsche gebieden, rijksminister Seyss- Inquart, begon zijn rede met te danken voor de vriendelijke woorden van welkom en voor de uiteenzetting van den rijks archivaris, mr. A. Meerkamp van Emden. Vervolgens zeide spreker: „Wanneer ik op mijn eerste inspectiereis naar Zeeland en Middelburg ben gekomen, dan is dit om te toonen, dat ik, overeen komstig den opdracht, welke ik van den Fuehrer van het Groot-Ouitsche rijk heb ontvangen, op de eerste plaats mijn aan dacht en mijn zorg wil geven aan die ge bieden, welke schade hebben geleden door de verwan-in gen van den oorlog. In het 'bijzonder is dit het geval met Middelburg, aangezien |hier een aantal historische gebouwen staan. Wij kunnen ons uw gevoelens indenken, waarmede gij thans door de puinhoopen van uw stad gaat. Het was alleen de harde ijzeren nood zaak Avelke ons dwong van Middelburg het tooneel van den strijd te maken, niet te gen de Nederlanders, doch legen de Fran- schen. Middelburg is een stad van histori sche gebouwen en wij zullen ernaar stre ven alles te herstellen, wat slechts eeniger- mate kan worden hersteld. Historische ge bouwen zijn dc getuigen van de wil van een volk zijn gedachten vorm te geven. Middelburg treden wij met bijzondere hoogachting tegemoet, omdat zijn bouw werken herinneren aan een tijdperk in de geschiedenis, Avaarin wij allen bewogen. Averden door dezelfde geestelijke krachten. Zy zijn getuigen \ran gemeenschappelijke geschiedkundige gebeurtenissen. De Avederopbouw van Nederland is een zaak, welke voor alles de uwe is. Wij ma tigen ons niet aan, u hierbij bevelen te willen geven. Wij willen u hierbij helpen en raadgeven. Ik zou nu voor willen stellen, dat een centrale in het leven wordt geroepen voor den Avederopbouw, welke in het bijzonder wordt 'belast met de verzorging van de mo numenten der bouwkunst. De taak van deze centrale zou dan moeten zijn de ge leden schade zoo snel mogelijk vast te stel len en goede plannen le ontwerpen, op dat 'behouden 'blijft, wat de moeite waard is om behouden te worden. Ik wil een ver bindingsman aanstellen, die ervoor zal zorgen, dat alles wordt gedaan, Avat gij noo dig acht, in samenwerking met alle 'burge- lijke en militaire autoriteiten van Duitsch land. Wanneer u uit onze houding wilt. opmaken, dat wij u een genoegen wil len doen, dan is dit in zooAferre juist, dat wij u welwillendheid' willen toonen, -niet in den zin van een beschermheer schap, dooli in den zin van een bereid staan tot samenwerking. De voornaam ste reden is ^venwel de eerbied, welke wij hebben A-oor wat In het volk leeft en de achting, welke wij koesteren Voor de werkelijke uitdrukking van zijn innerlijke kracht. Door dezen geest bezield, staan wij tegenover het Ne derlandsche volk Weest overtuigd, dat alles zal ge schieden, wat door ons kan worden 'gedaan." Rondrit. 's Middags maakte het gezelschap een rondrit over het eiland Walcheren en be zocht Veere. Wanneer men door dit heer lijke land rijdt trekt langzaam de indruk der verwoesting weg en men ziet dan hoe ontzaggelijk veel gelukkig behouden bleef. De heele reis door Westelijk Brabant en Zeeland ■versterkt dezen Indruk. Slechts hier en daar heeft het oorlogsgeAveld spo ren achtergelaten. Rustige, ongeschonden dorpen staan tusschen de weelderige vel den. Hier en daar is een stuk onvrucht baar geworden door de inundeering met zout Avater, daar zijn de boomen verdord1 en is het land grijs. Maar onafzienbaar zijn de groene velden met den rijpenden oogst. Overal leeft een vreedzame (bevolking, aan wie de oorlog voorbijgegaan schijnt zonder sporen achter te laten. Hier bouwt men rustig verder. En daar, waar de 'bommen en granaten hun grijze en zwarte sporen hébben achter gelaten is een nijvere 'bevolking onder ac tieve leiders reeds hard1 aan 'het werk om op te ruimen en te bouwen aan den nieu wen tijd. Draadverkeer vrijwel geheel hersteld NOG SLECHTS ENKELE KLEINE NETTEN ZIJN UITGESLOTEN Het gehcelc land op een platte lands» et je na is thans weder telefo nisch bereikbaar. Het automatisch districtsverkeer en ook. circa 75 pro cent der automatische intcrdistricts- ver bindingen, zooals deze vóór den oorlog bestonden, is thans weder her steld. Aan de verbetering van het lange- afstands-verkeer wordt hard gewerkt. Hoewel op enkele lijnen reeds een aan zienlijke verbetering tot stand is gebracht, moet, vooral wat de verbindingen met Zeeuwsoh-Vlaanderen en enkele grens gebieden betreft, nog met groote vertra ging gerekend worden. Ook het telegraaf- verkeer beweegt zich wederom in meer normale banen. Het wordt thans weder geheel langs den draad (telegrafisch, resp. telefonisch) afgewikkeld. De tele- grammmen voor Zeeuwsch-Vlaanderen en andere grensgebieden ondervinden nog steeds vertraging, welke zich echter tot enkele uren beperkt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1