STADS NIEUWS MAANDAG 6 MEI 1940 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 f Abonnenymtsprya: toot Lelden ii cent per week; 1 150 per kwartaal. Bij onxe agenten iO cent per week; ft.60 per kwartaal. Franco per poet 2.95 per kwartaal Geïllustreerd Zondagsblad 0.50 per kwartaaL Losse nummers 5 cent, met geïIL Zondagsblad 9 cent Advertentiën: 80 cent per regaL Ingezonden mededeel ingen dubbel tarief. Telefoontjes hoogstens 80 woorden, 60 cent per plaatsing, al léén Woensdag en Zaterdag. I HOE WORDT BET WEER 7 HELDER DROOG WEER. De BUI seint: Verwachting: Plaatselijk ochtendmist, helder tot half- bewolkt droog weer. Weinig verandering in temperatuur. Meest zwakke wind. De weerstoestand van hedenmorgen 7.20 uur: Den Helder: lichtbewolkt zwakke wind, 10 gr. C. Vlissingen: lichtbewolkt, zwakke N. wind, 11 gr. C. De Bilt: lichtbewolkt, windstil, 11 gr. C. Groningen: mist, zwakke N. wind. 8 gr. C. Maastricht: halfbewolkt, windstil, 10 gr. C. BUITENLANDSCH WEEKOVERZICHT. Het gebied van hoogen luchtdruk over Portugal verplaatste zich naar Frankrijk en reikt thans reeds over het Zuiden van ons land. De hooge luchtdruk over de Bal- tische Staten hield nog stand. Als gevolg van het feit, dat de lucht gisteravond in ons land opklaarde, kwam vannacht veel stra- lingsmist voor en werd de temperatuur in het Oosten van het land laag. Het vliegveld Twente meldde vanmorgen om 4 uur slechts een graad. In de Bilt bleef ook de temperatuur op den grond boven het vries punt. De depressie over Midden-Europa, Italië en den Balkan vult zich thans op, plaatselijk werden echter nog groote hoe veelheden neerslag waargenomen. Buda pest had 10, Sopron in Hongarije 24, "Kum- bor in Joego-Slavië 19 mm. Bij de Azoren ligt een vrij diepe depressie, het weer is er buiig, de temperatuur vrij laag. LUCHTTEMPERATUUR. 14.7 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.: Van- Maandagnamiddag 8.03 uur tot Dins dagmorgen 3.49 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Dinsdag 7 Mei v.m. 2.30 uur, n.m. 2.55 uur. Maan op 4.32 uur Dinsdagmorgen. Maan onder Dinsdagavond 7.35 uur. (Dinsdag nieuwe maan). WATERTEMPERATUUR. Poelmeer: 7 uur 15 gr. C., 12 uur 16 gr. C. EENSGEZIND EN VASTBESLOTEN. Nationale bijeenkomst van studenten. Vrijdagavond 10 Mei zal in de Kurhaus- zaal te Scheven ingen op initiatief van alle Nederlandsche studentenverenigingen een nationale bijeenkomst worden gehouden. De studenten hebben het initiatief hiertoe genomen om ook van hen, als belangrijke groep uit de Nederlandsche samenleving, een krachtige opwekking tot nationale eensgezindheid en vastberadenheid te doen uitgaan. Op dezen avond zal het woord gevoerd worden door: mr. J. Linthorst Homan over „Volk en vorstenhuis", prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lohman over „Neutraliteit van ons koninkrijk", dr. J. J. C. van Dyk over „De beteekenis van de Nederlandsche weermacht", mr. P. J. Oud over „Gesloten front", dr. H. B. Wiardi Beekman over „De taak der jongeren" en mr. T. J. Verschuur over „Offervaardigheid". Deze by eenkomst is voor een ieder toe gankelijk. Kamercentrale „Leiden" De beteekenis yan een Indische reis Zaterdagmiddag hield de R.K. Kamer centrale „Leiden" in de zaal „Concordia" te Gouda haar jaarvergadering. Op deze bijeenkomst waren ook tegen woordig de Tweede Kamer-leden pater mr. dr. L. J. C. Beaufort te Leiden, en de hee- ren Max van Poll te Den Haag, A. L. Loerakker te Haarlem en M. P. van der Weijden te Zevenhoven. Wegens verhindering van den voorzitter sprak de vice-voorzitter, de heer P. Heems kerk te Leiden, het begroetingswoord, waarin hy er op wees, dat de toestand in ons vaderland sinds de vorige bijeenkomst op 25 Nov. van het vorig jaar er niet op vooruitgegaan is. Ons land, zoo vervolgde spr., bleef geluk kig gespaard van de oorlogsramp. De inter nationale verhoudingen zijn van dien aard, dat sommige landen het slachtoffer wer den van de overschrijding van het recht Tegenover het buitenland moeten wij dan ook meer dan ooit onze onverzwakte een heid toonen. Helaas valt er in ons land ver deeldheid te constateeren, want niet allen schijnen hun plicht te beseffen om een een heidsfront tegenover het buitenland te vor men. Laten wij, zoo besloot spr., krachtig medewerken tot handhaving van onze na tionale eenheid en tot bescherming van het gezag in ons land. Hiertoe kunnen ook me dewerken de afdeelingen der R.K. Staats partij door haar vertrouwen te stellen in de organen, welke met de leiding belast zijn. De beteekenis van een Indische reis. De heer Max van Poll kreeg hierna ge legenheid tot het houden van zijn rede over het onderwerp: „De staatkundig-eco nomische beteekenis van myn Indische reis". Nog altijd, aldus spr., gaat de klacht door Nederland van geringe belangstelling voor Ntd.;Indië. Vooral tot voor korten tijd viel ook in onzen eigen katholieken staatkun digen kring gemis aan belangstelling te constateeren. Er bestonden echter redenen voor, die ons niet behoefden te doen scha men. De geschiedenis van de vestiging van het Nederlandsch gezag in Indië is buiten de katholieken omgegaan., zoodat wij dus de verantwoordelijkheid van dat minder fraaie, dat by die vestiging gepaard ging, van ons kunnen afwijzen. Er is echter sinds dien veel veranderd. De Staat der Neder landen heeft nu eenmaal zijn rechten en ook zijn verplichtingen tegenover Indië. Er bectaat dan voor ons katholieken alle reden om onze vroegere verhouding tegenover de overzeesche gebieden te herzien. Het is niet zoo, dat wy alleen door missiewerk daar nuttig kunnen zijn, want ook een zuiver staatskundig en economische taak hebben wij daar te vervullen. Wij kunnen dit bo vendien beter doen dan de meeste anderen. Wij hebben immers geen kapitaalbelangen in Indië, want hoogstens 2 percent van het Indisch kapitaal is in handei. van Katholie ken. Anderen komen om iets te halen, ter wijl de katholieken er verschijnen om iets te brengen. Grooter vertrouwen bij de in- heemschen geeft ons ook een voorsprong op de anderen. Er zit in dat volk zooveel schoons en nobels, dat een klankbord voor het katholicisme kan zijn, want de Indiër is een diep godsdienstig mensch en be schouwt alles in het licht van zijn geloofs overtuiging. Het volk beleeft nog de oude gemeenschapsgedachte door onderling dienstbetoon en hulp. Het Indisch volk is doodarm. Het volks vermogen van de Ned. bevolking wordt ge schat op 19 milliard gulden, zoodat het be drag per hoofd meer dan J 2000 bedraagt. Het geraamd volksvermogen in Indië is f 700 millioen gulden, zoodat dit op de 70 millioen inwoners neerkomt op 10 per hoofd. Natuurlijk kunnen deze cyfers niet zonder meer met elkaar vergeleken wor den, want ook de verschillende levenswij- zei moeten degelijk in acht genomen wor den. Aan die groote armoede is ons bewind niet heelemaal onschuldig. Op ons rust de geweldige taak voor de economische ver heffing van dat volk. Wij moeten den In diërs niet de onbeheerschte jacht naar geld en goed leeren. maar wij moeten hen over tuigen van de juiste plaats, welke het stre ven naar aardsche goederen in de rangorde der waarden inneemt, zcodat het ingescha keld wordt in een hooger doelstreven. Die economische verheffing kan ook die nen als basis van de godsdienstige en staatkundige verheffing der inheemschen. Door de afvaardiging in de dessa- en districtsvergaderingen is er ook een zekere volksinvloed, die echter volgens Wester- sche begrippen niet democratisch, maar meer aristocratisch getint is. Daar 92 per cent van de inheemschen analphabeet is, zou het misplaatst zyn ons tegenwoordig Westersch stelsel door. zoo zonder meer in te voeren. De intellectueelen en de half- intellectueelen zouden dan de macht in handen krijgen, terwyl vele communisten zich onder hen bevinden. De volksinvloed moet echter langs andere wegen versterkt worden, zoodat hij die stuwkracht krijgt, welke hij noodig heeft. Dit terrein moet met voorzichtigheid en met groote kennis van zaken betreden worden. De katholie ken, zoo besloot spr., hebben hier een ge wichtige taak, waarbij zy groote activiteit kunnen ontplooien om den volksinvloed te versterken in die vormen, zooals die spe ciaal voor Indië geëischt worden. De voorzitter dankte den heer Max van Poll voor zijn uitvoerige uiteenzetting van de toestanden in Indië. Het jaarverslag. Aan het uitgebrachte jaarverslag van den secretaris, den heer A. C. van Berkel, ontleen en wij het volgende: Er zijn 2 ledenvergaderingen en 6 be stuursvergaderingen gehouden. De heeren S. Neefjes, Noordwijk en H J. van Mil, Zoeterwoude, werden tot plaatsvervangen de afgevaardigden naar den Partijraad ge kozen. Twee commissies werden samenge steld voor behandeling van kwesties voor Beneden en Boven den Rijn. Waren er in de vorige periode bij de gemeenteraads verkiezingen 18 klachten, thans was er slechts één, welke schriftelijk" behandeld kon worden. Éij de verkiezing van de Pro vinciale Staten was het onrustig in den Statenkring „Gouda". Vier klachten wer den ingediend. Van een der daarbij door ons bestauur gedane uitspraken ging men in hooger beroep. Het resultaat was, dat de gedane uitspraak gehandhaafd bleef. In diverse aangelegenheden gaf ons bestuur verschillende richtlijnen. Zooals gewoon lijk daalde het aantal leden na de verkie zingen. Vier afdeelingen zitten nog steeds zonder goedgekeurd reglement. Bij de en quête inzake het in acht nemen van de leeftijdsgrens bij de candidaatstelling voor Provinciale Staten- en Gemeenteraadsver kiezingen bleven niet minder dan 17 afdee lingen het antwoord schuldig. Ook de op gaven van het ledenaantal kwamen niet altijd tijdig van de afdeelingen binnen. Met de opwekking om medewerking en medeleven met de Kamer-Centrale besloot de secretaris z^jn verslag. Het jaarverslag van den penningmeester, den heer G. A. M. Weck, vermeldde op een totaal aan ontvangsten van f 4595.87 een bezit van f 1458.15. De verificatiecom missie deelde mede, dat de boeken en be scheiden in orde waren bevonden. In de nieuwe verificatiecommissie werden be noemd de afdeelingen: Alphen a. d. Rijn, Bergenschenhoek en Berkel en Rodenrijs. De voorzitter bracht vervolgens dank aan den afgetreden penningmeester, den heer Houdijk te Boskoop, die gedurende vele-jaren op accurate en prettige wijze de financiën beheerd heeft. Voorts deelde spr. mede, dat er op de volgende vergade ring bestuursvoorstellen te wachten zijn tot krachtiger toepassing van de regle mentsbepalingen om paal en perk te stel len tegen het verzuim van contributie afdracht door verschillende afdeelingen en tegen het niet-beantwoorden van vragen lijsten. Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming verleende de vergadering haar goedkeuring aan de volgende reglements wijziging. Het eerste lid van artikel 14, dat luidt: „De afdracht der afdeelingen aan de kas der Centrale bedraagt 15 ct. per lid en per jaar" werd veranderd in „De af dracht der afdeelingen aan de kas der Centrale bedraagt 20 ct. per lid en per jaar". De afdeeling Roelofarendsveen, die voorstelde om het bedrag van de afdracht niet in het -reglement te vermelden, trok haar voorstel op formeele gronden in, na dat medegedeeld was, dat het Partijbe stuur de vermelding van het bepaalde be drag van de afdracht in het reglement eischt. De heer H. J. van de Poll, te Bodegraven las vervolgens het verslag voor van den heer H. C. A. M. Schölvinck, burgemeester van Nootdorp, die deze vergadering niet kon bijwonen, betreffende bijeenkomst van den Partijraad. De heer G. A. M. Weck haalde voorts eenige fragmenten uit het orgaan van den Katholiken Bond „Voor het Gezin" aan, waarin de voorzitter van die bond, de heer J. W. F. van Meegeren, een ongunstig oor deel uitspreekt over de leiding van die vergadering. Verschillende afgevaardigden naar die bijeenkomst hebben geantwoord, dat over de leiding natuurlijk verschil van opvat ting mogelijk is, maar dat de verschillende voorstellen toch op serieuse wijze behan deld zijn. Bij de rondvraag verzocht de heer Rooy- mans, Waddinxveen, om vragenlijsten ook aan de voorzitters der afdeelingen te stu ren. Aan dit verzoek zal voldaan worden. De heer Bakker, Roelofarendsveen, vroeg, of de kinderbijslagwet reeds op 1 Mei in werking was getreden. Geantwoord werd, dat enkel administratieve maatrege len genomen zyn voor de goede function- neering van de uitvoerende organen van deze belangrijke sociale wet. Op de vraag van den heer Schrama, Lisse, betreffende de venstrekking van na tuurboter aan militairen werd geantwoord, dat een scherp en diepgaand onderzoek in gesteld is naar de mogelijkheid en houd baarheid van de verschaffing van natuur boter aan militairen. Hierna sloot de heer P. Heemskerk de bijeenkomst. DE GEKRUISTE ARMEN VAN MUSSERT. Regeering vindt op het oogenblik geen aanleiding tot het nemen van bijzondere maatregelen. In het befaamde vraaggesprek tusschen een Amerikaansche journaliste en ir. Mus- sert had deze gelyk bekend op de vraag, of de Nederlandsche nationaal-so- cialisten ingeval van een buitenlandschen inval al of niet voor hun Koningin zouden vechten, doen weten, dat zij in dat geval absoluut niets zouden doen, alleen de ar men over de borst kruisen. Naar aanleiding van dit antwoord had het Tweede Kamerlid Van der Goes van Naters aan den voorzitter van den Raad van Ministers de vraag gesteld, of over weging van een en ander de regeering tot de conclusie heeft geleid, dat door dit ant woord, waarby de m militairen dienst zynde leden van de nationaal-socialistische beweging niet werden uitgesloten, en waar van de geïnterviewde wist, dat het in het buitenland zou worden verspreid, de neu traliteit van den staat in gevaar wordt ge bracht, en dat voorts gezien het in deze beweging gehuldigde leidersbeginsel hierin moet worden gezien een opruiing tot dienstweigering en desertie. Hierop antwoordt thans minister De Geer, dat de conclusies, in deze vraag ge trokken, niet geheel in overeenstemming zijn met de beteekenis, door den geïnter viewde zelf aan zijn woorden gegeven. In een telegram aan zijn partijgenooten in In dië, gedateerd 1 Mei j.l., heeft ir. Mussert doen kennen, dat de „gekruiste armen" slaan op het feit, dat de officieren uit het leger gegooid zyn en dus niet kunnen strij den. De censuur heeft „gegooid" veranderd in „gezet" en verder verschillende passages, o.a. over „Britsch-joodsche propaganda" ge schrapt. Maar zoowel in het aangeboden als in het doorgezonden telegram staan deze woorden; „soldaten in het leger doen natuurlijk hun plicht, dit valt buiten iedere bespreking, is geen vraagstuk voor be hoorlijke menschen". Met de laatstgeciteerde woorden is het interview allermins gerechtvaardigd. Een goed vaderlander, zal, zelfs indien hij on billijk gehandeld meent te zijn, in de ure des gevaars niet zijn armen kruisen, maar desnoods in de nederigste functie zijn plicht doen. Tot het nemen van bijzondere maatrege len tegen ir. Mussert geeft echter het in terview, zooals het nader werd toegelicht, de regeering op dit oogenblik geen aanlei ding. Uit de N. S. B. getreden. Naar wy vernemen, heeft de heer J. Vroegindewey te Eindhoven zijn lidmaat schap van de N. S. B. opgezegd en in ver band daarmede zijn ontslag ingediend als lid der Prov. Staten van Noord-Brabant. De heer Vroegindewey heeft sinds 17 No vember 1930 zitting gehad in die Staten. „Msb." HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER WETENSCHAPPEN. De Hollandsche Maatschappij der Weten schappen heeft Zaterdagmiddag een alige- meene vergadering gehouden in haar ge bouw aan het Spaarne te Haarlem, welke werd bijgewoond door den beschermheer der maatschappij, Z. K. H. Prins Bernhard. In zijn openingsrede heette de voorzit ter, mr. dr. A. baron Roell den prins har telijk welkom. Vervolgens herdacht de voorzitter de overleden directeuren der maatschappij, dir. C. J. K. van Aalst, mr. L. M. de Jong Schouwenburg, G. van Mesdag, mr. J. A. van So nebeek en J. Dolleman, alsmede de leden, dr. ir. H. Wortman, dr. H. Brug- PERMANENTE KUNSTTENTOON STELLINGSZAAL GEOPEND Ten huize van mej. Giselle Kuster De uit Limburg afkomstige kunstenares, mej. Giselle Kuster, sedert eenigen tijd hier ter stede woonachtig, heeft het on danks de tijdsomstandigheden aangedurfd te haren huize, Breestraat 123a, een per manente tentoonstellingszaal in te richten. Daar behoort ongetwijfeld in dezen tijd moed toe, maar het bewijst tevens welk een vitaliteit er uit gaat van deze vrouw, die nog jong is en misschien juist daarom het leven aandurft. In het huis, waar zij thans met haar ouders woont, heeft zij eenige kamers als knusse tentoonstellingsruimte ingericht, een ruimte waar door het hoog tegenover liggende nieuwe stadhuis een zeer goede lichtverdeeling en belichting binnenvalt en die als tentoonstellingsruimte dus wel zeer goed zal voldoen. De thans geëxposeerde werken doen, tenminste uitstekend en we zouden niet weten waarom dit niet altijd het geval zou zijn. De officieele opening dezer tentoonstel lingszaal en de te gelegenheid daarvan tevens georganiseerde tentoonstelling van schilderijen van Otto van Rees geschiedde door den heer N. J. Swierstra, een op kunstgebied bekende persoonlijkheid in de Sleutelstad. De heer Swierstra greep deze hem ge boden gelegenheid in de eerste plaats aan, om een woord van hulde te spreken aan het adres van deze jonge, energieke vrouw, mej. Giselle Kuster, die in dezen ook en vooral voor kunstenaars zoo moeilijken tyd den moed toonde te bezitten een permanente tentoonstellingsgelegenheid te openen. Zelf kunstenaar zijnde, eert het haar, dat zij haar kunstbroeders en kunst zusters in de gelegenheid wil stellen hun werk te exposeeren. Er is soms, aldus zeide de heer Swierstra, onder kunstenaars zooveel afgunst, zooveel afkeuren van elkanders prestaties, in den dwazen waan, dat eigen werk aan ver dienste zou winnen, wanneer men de ver meende tekortkomingen van een ander aan het licht brengt. De kunstenaars danken het aan de Lim- burgsche gemoedelijkheid en hartelijkheid, dat mej. Kuster een dergelijke mentaliteit niet kent. Spr. wenschte haar toe, niet alleen, dat haar pogen moge slagen, doch ook, dat de sfeer van de oude Sleutelstad, die zoo ge heel anders is dan die van het Limburg- sche land, haar nieuwe inspiratie tot haar kunst moge geven. Het schilderkunstig verleden der oude Sleutelstad is waarborg, dat dit zeker niet onmogelijk is. Hierna leidde spr. den exposant, den mans en dr. A. J. Wensindk, die dioor dien dood aan die maatschap ij waren ontvallen. Ten slotte gewaagde mr. dr. Roell van de vele kostbare herinnerineen, die bij hem waren opgekomen, nu hy terug mocht zien op zijn 25-jarig voorzitterschap. De ondervoorzitter der maatschappij, mr. S. H. Veniinig Meinesz, richtte zich ver volgens tot mr. dr. Roell ter gelegenheid: van diens zilveren jubileum als .voorzitter. Spr. bood baron Roell als bLijlk van groo te erkentelijkheid die gouden legpenning der maatschappij aan. Mr. Vening Meinesz zeide, dat die be schermheer en vrijwel alle leden en direc teuren er prijs op hebben gesteld, dien voorzitter een blijk hunner sympathie en vriendschap te schenken door hem het door Jan Sluyter geschilderd portret aan te bieden, ter plaatsing in het gebouw. Op uitnoodiging van den ondervoorzitter ont hulde Z. K. H. prins Bernhard vervolgens het schilderij. Nadat hem nog een oorkonde, waarop de namen der schenkers waren gecalligra- feerd, was overhandigd, dankte de voor zitter voor de hem gebrachte hulde. Hierna bracht de secretaris der maat schappij, dr. J. A. Bierens de Haan, het jaarverslag over 1939 uit. Hij deelde o.a. mede. dat het twintigste deel van de be langrijkste uitgave der maatschappij, de werken van Christiaan Huygens, de vol tooiing nadert en, behoudens onvoorziene omstandigheden, dezen zomer het licht zal zien. Het deel bevat studies op het gebied der musicologie en der mathcmaticva. Ook de andere door de maatschappij uitgegeven of door haar ondersteunde publicaties vou- den geregeld voortgang. Aan de Eclipscommissie van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen werd een subsidie verkend van 250 en aan de stich ting „De Cruquiuis" een van 300 voor haar museum in het oude stoomgemaal van dien naaim. Na de voorlezing van dit verslag hield jhr. mr. W. J. M. van Eysinga een rede over het onderwerp „eenige beschouwingen over het internationaal statuut van den Noord Nederlandsch en Staat sedert zdjm ontstaan". De bate van bet Pieter Langerhiuizen Lambertuszoonfonds werd toegekend aan prof. dr. W. M. Doctors van Leeuwen te Leersum voor een reis naar Nederlandsch Oost Indië ter bestudeering van de biolo gie der mierenplanten en de biologie der loranthaceae. Tot nieuwe leden werden ten slotte be noemd dir. C. A. Crommelin te Leidien, prof. dr. F. Muller jzn. te Leiden, prof dr. A. A. van Sohedven te Bentveld en mr. dr. ir. W. A. J. M. van Waterschoot van der gracht te Bergen (N.-H.). heer Otto van Rees, in, wiens in hooge mate sympathiek werk de wanden sierde. Spr. wilde geen poging wagen hem te scharen onder een of ander -isme, of hem netjes in te deelen bij een of andere rich ting, hem te plaatsen in een hokje, waar hij gevaar zou loopen, dat het publiek, dat er dan „alles" van wist, hem rustig zou laten mummificeeren. Hij staat, aldus spr., den Hemel zij dank, nog voor ons midden in het leven en midden in de kunst. Hoogstens wilde spr. zeggen, dat deze kunst modern is. Doch het woord modern omvat een complex van gevoelens, stre vingen, gedachten, uitingen, die zich niet in een formule laten omschrijven, een com plex, dat door den een trouwens geheel anders wordt aangevoeld en geuit dan door den ander. Het moderne van v. Rees treft door een voud, onze compliceerdheid van voorstel ling, het onmiddellijke. Het is het in hooge mate sympathieke van deze kunst, dat zij niet streeft naar bui tenissigheden en geen raadsels opgeeft, maar zich opent als een bloem in Gods heerlijke schepping, die haar eigen vorm, haar eigen kleur, haar eigen geur, haar eigen aard heeft. Doorgaans is de com positie eenvoudig, gesloten en vloeiend van lijn. Haar kleurenschaal beweegt zich niet in het hevige, het forsche. Van Rees zoekt niet de schitterende effecten, niet het gloeiende coloriet, neen, hij is in zijn kleur- geving meestal getemperd, gematigd en streeft voor alles naar een fijne harmonie, waarin grijs of blauw of bruin over- heerscht. Hij schildert portret, compositie, stil leven, landschap, steeds in denzelfden be haaglijken toonaard, met aandacht en lief de. Dit werk is eerlijk oprecht, zonder pose, het is vroom. Hierna verklaarde spr. de tentoonstelling geopend en gaf hij het woord aan den heer Cretier, die een korte voordracht hield over „de Verhouding tusschen kunstenaar en publiek". Spr. gaf een kort historisch overzicht van de kunstgeschiedenis om te verklaren hoe het moderne publiek dikwijls zoo heel eigenaardig staat tegenover de moderne kunst. Zoo is het immer geweest want reeds in het oude Rome waren de levende kunstenaars bij het publiek niet in tel en greep men naar hetgeen het oude Grieken land aan kunst en kunstenaar had voort gebracht. Vervolgens gaf spr. een nadere verkla ring van het kunstwerk, dat geboren wordt uit het onbewuste zieleleven van den kun stenaar om tenslotte nader te bezien het vraagstuk of de kunstenaar, levend bij inspiratie, toch in opdracht een kunstwerk kan scheppen. Hierna werd de tentoonstelling door de aanwezigen bezichtigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 2