STADS
NIEUWS
MAANDAG 6 MEI 1940
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD - PAG. 2
f
Abonnenymtsprya: toot Lelden ii
cent per week; 1 150 per kwartaal.
Bij onxe agenten iO cent per week;
ft.60 per kwartaal. Franco per poet
2.95 per kwartaal Geïllustreerd
Zondagsblad 0.50 per kwartaaL
Losse nummers 5 cent, met geïIL
Zondagsblad 9 cent
Advertentiën: 80 cent per regaL
Ingezonden mededeel ingen dubbel
tarief. Telefoontjes hoogstens 80
woorden, 60 cent per plaatsing, al
léén Woensdag en Zaterdag.
I
HOE WORDT BET WEER 7
HELDER DROOG WEER.
De BUI seint:
Verwachting:
Plaatselijk ochtendmist, helder tot half-
bewolkt droog weer. Weinig verandering in
temperatuur. Meest zwakke wind.
De weerstoestand van hedenmorgen
7.20 uur:
Den Helder: lichtbewolkt zwakke wind,
10 gr. C.
Vlissingen: lichtbewolkt, zwakke N.
wind, 11 gr. C.
De Bilt: lichtbewolkt, windstil, 11 gr. C.
Groningen: mist, zwakke N. wind. 8 gr. C.
Maastricht: halfbewolkt, windstil, 10
gr. C.
BUITENLANDSCH WEEKOVERZICHT.
Het gebied van hoogen luchtdruk over
Portugal verplaatste zich naar Frankrijk
en reikt thans reeds over het Zuiden van
ons land. De hooge luchtdruk over de Bal-
tische Staten hield nog stand. Als gevolg
van het feit, dat de lucht gisteravond in ons
land opklaarde, kwam vannacht veel stra-
lingsmist voor en werd de temperatuur in
het Oosten van het land laag. Het vliegveld
Twente meldde vanmorgen om 4 uur
slechts een graad. In de Bilt bleef ook de
temperatuur op den grond boven het vries
punt. De depressie over Midden-Europa,
Italië en den Balkan vult zich thans op,
plaatselijk werden echter nog groote hoe
veelheden neerslag waargenomen. Buda
pest had 10, Sopron in Hongarije 24, "Kum-
bor in Joego-Slavië 19 mm. Bij de Azoren
ligt een vrij diepe depressie, het weer is er
buiig, de temperatuur vrij laag.
LUCHTTEMPERATUUR.
14.7 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.:
Van- Maandagnamiddag 8.03 uur tot Dins
dagmorgen 3.49 uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk aan Zee op Dinsdag 7 Mei
v.m. 2.30 uur, n.m. 2.55 uur.
Maan op 4.32 uur Dinsdagmorgen.
Maan onder Dinsdagavond 7.35 uur.
(Dinsdag nieuwe maan).
WATERTEMPERATUUR.
Poelmeer: 7 uur 15 gr. C., 12 uur 16 gr. C.
EENSGEZIND EN VASTBESLOTEN.
Nationale bijeenkomst van studenten.
Vrijdagavond 10 Mei zal in de Kurhaus-
zaal te Scheven ingen op initiatief van alle
Nederlandsche studentenverenigingen een
nationale bijeenkomst worden gehouden.
De studenten hebben het initiatief hiertoe
genomen om ook van hen, als belangrijke
groep uit de Nederlandsche samenleving,
een krachtige opwekking tot nationale
eensgezindheid en vastberadenheid te doen
uitgaan.
Op dezen avond zal het woord gevoerd
worden door: mr. J. Linthorst Homan over
„Volk en vorstenhuis", prof. jhr. mr. B. C.
de Savornin Lohman over „Neutraliteit
van ons koninkrijk", dr. J. J. C. van Dyk
over „De beteekenis van de Nederlandsche
weermacht", mr. P. J. Oud over „Gesloten
front", dr. H. B. Wiardi Beekman over „De
taak der jongeren" en mr. T. J. Verschuur
over „Offervaardigheid".
Deze by eenkomst is voor een ieder toe
gankelijk.
Kamercentrale „Leiden"
De beteekenis yan een
Indische reis
Zaterdagmiddag hield de R.K. Kamer
centrale „Leiden" in de zaal „Concordia" te
Gouda haar jaarvergadering.
Op deze bijeenkomst waren ook tegen
woordig de Tweede Kamer-leden pater mr.
dr. L. J. C. Beaufort te Leiden, en de hee-
ren Max van Poll te Den Haag, A. L.
Loerakker te Haarlem en M. P. van der
Weijden te Zevenhoven.
Wegens verhindering van den voorzitter
sprak de vice-voorzitter, de heer P. Heems
kerk te Leiden, het begroetingswoord,
waarin hy er op wees, dat de toestand in
ons vaderland sinds de vorige bijeenkomst
op 25 Nov. van het vorig jaar er niet op
vooruitgegaan is.
Ons land, zoo vervolgde spr., bleef geluk
kig gespaard van de oorlogsramp. De inter
nationale verhoudingen zijn van dien aard,
dat sommige landen het slachtoffer wer
den van de overschrijding van het recht
Tegenover het buitenland moeten wij dan
ook meer dan ooit onze onverzwakte een
heid toonen. Helaas valt er in ons land ver
deeldheid te constateeren, want niet allen
schijnen hun plicht te beseffen om een een
heidsfront tegenover het buitenland te vor
men. Laten wij, zoo besloot spr., krachtig
medewerken tot handhaving van onze na
tionale eenheid en tot bescherming van het
gezag in ons land. Hiertoe kunnen ook me
dewerken de afdeelingen der R.K. Staats
partij door haar vertrouwen te stellen in
de organen, welke met de leiding belast
zijn.
De beteekenis van een
Indische reis.
De heer Max van Poll kreeg hierna ge
legenheid tot het houden van zijn rede
over het onderwerp: „De staatkundig-eco
nomische beteekenis van myn Indische
reis".
Nog altijd, aldus spr., gaat de klacht door
Nederland van geringe belangstelling voor
Ntd.;Indië. Vooral tot voor korten tijd viel
ook in onzen eigen katholieken staatkun
digen kring gemis aan belangstelling te
constateeren. Er bestonden echter redenen
voor, die ons niet behoefden te doen scha
men. De geschiedenis van de vestiging van
het Nederlandsch gezag in Indië is buiten
de katholieken omgegaan., zoodat wij dus
de verantwoordelijkheid van dat minder
fraaie, dat by die vestiging gepaard ging,
van ons kunnen afwijzen. Er is echter sinds
dien veel veranderd. De Staat der Neder
landen heeft nu eenmaal zijn rechten en
ook zijn verplichtingen tegenover Indië. Er
bectaat dan voor ons katholieken alle reden
om onze vroegere verhouding tegenover de
overzeesche gebieden te herzien. Het is niet
zoo, dat wy alleen door missiewerk daar
nuttig kunnen zijn, want ook een zuiver
staatskundig en economische taak hebben
wij daar te vervullen. Wij kunnen dit bo
vendien beter doen dan de meeste anderen.
Wij hebben immers geen kapitaalbelangen
in Indië, want hoogstens 2 percent van het
Indisch kapitaal is in handei. van Katholie
ken. Anderen komen om iets te halen, ter
wijl de katholieken er verschijnen om iets
te brengen. Grooter vertrouwen bij de in-
heemschen geeft ons ook een voorsprong
op de anderen. Er zit in dat volk zooveel
schoons en nobels, dat een klankbord voor
het katholicisme kan zijn, want de Indiër
is een diep godsdienstig mensch en be
schouwt alles in het licht van zijn geloofs
overtuiging. Het volk beleeft nog de oude
gemeenschapsgedachte door onderling
dienstbetoon en hulp.
Het Indisch volk is doodarm. Het volks
vermogen van de Ned. bevolking wordt ge
schat op 19 milliard gulden, zoodat het be
drag per hoofd meer dan J 2000 bedraagt.
Het geraamd volksvermogen in Indië is
f 700 millioen gulden, zoodat dit op de 70
millioen inwoners neerkomt op 10 per
hoofd. Natuurlijk kunnen deze cyfers niet
zonder meer met elkaar vergeleken wor
den, want ook de verschillende levenswij-
zei moeten degelijk in acht genomen wor
den.
Aan die groote armoede is ons bewind
niet heelemaal onschuldig. Op ons rust de
geweldige taak voor de economische ver
heffing van dat volk. Wij moeten den In
diërs niet de onbeheerschte jacht naar geld
en goed leeren. maar wij moeten hen over
tuigen van de juiste plaats, welke het stre
ven naar aardsche goederen in de rangorde
der waarden inneemt, zcodat het ingescha
keld wordt in een hooger doelstreven.
Die economische verheffing kan ook die
nen als basis van de godsdienstige en
staatkundige verheffing der inheemschen.
Door de afvaardiging in de dessa- en
districtsvergaderingen is er ook een zekere
volksinvloed, die echter volgens Wester-
sche begrippen niet democratisch, maar
meer aristocratisch getint is. Daar 92 per
cent van de inheemschen analphabeet is,
zou het misplaatst zyn ons tegenwoordig
Westersch stelsel door. zoo zonder meer in
te voeren. De intellectueelen en de half-
intellectueelen zouden dan de macht in
handen krijgen, terwyl vele communisten
zich onder hen bevinden. De volksinvloed
moet echter langs andere wegen versterkt
worden, zoodat hij die stuwkracht krijgt,
welke hij noodig heeft. Dit terrein moet
met voorzichtigheid en met groote kennis
van zaken betreden worden. De katholie
ken, zoo besloot spr., hebben hier een ge
wichtige taak, waarbij zy groote activiteit
kunnen ontplooien om den volksinvloed te
versterken in die vormen, zooals die spe
ciaal voor Indië geëischt worden.
De voorzitter dankte den heer Max van
Poll voor zijn uitvoerige uiteenzetting van
de toestanden in Indië.
Het jaarverslag.
Aan het uitgebrachte jaarverslag van
den secretaris, den heer A. C. van Berkel,
ontleen en wij het volgende:
Er zijn 2 ledenvergaderingen en 6 be
stuursvergaderingen gehouden. De heeren
S. Neefjes, Noordwijk en H J. van Mil,
Zoeterwoude, werden tot plaatsvervangen
de afgevaardigden naar den Partijraad ge
kozen. Twee commissies werden samenge
steld voor behandeling van kwesties voor
Beneden en Boven den Rijn. Waren er in
de vorige periode bij de gemeenteraads
verkiezingen 18 klachten, thans was er
slechts één, welke schriftelijk" behandeld
kon worden. Éij de verkiezing van de Pro
vinciale Staten was het onrustig in den
Statenkring „Gouda". Vier klachten wer
den ingediend. Van een der daarbij door
ons bestauur gedane uitspraken ging men
in hooger beroep. Het resultaat was, dat de
gedane uitspraak gehandhaafd bleef. In
diverse aangelegenheden gaf ons bestuur
verschillende richtlijnen. Zooals gewoon
lijk daalde het aantal leden na de verkie
zingen. Vier afdeelingen zitten nog steeds
zonder goedgekeurd reglement. Bij de en
quête inzake het in acht nemen van de
leeftijdsgrens bij de candidaatstelling voor
Provinciale Staten- en Gemeenteraadsver
kiezingen bleven niet minder dan 17 afdee
lingen het antwoord schuldig. Ook de op
gaven van het ledenaantal kwamen niet
altijd tijdig van de afdeelingen binnen.
Met de opwekking om medewerking en
medeleven met de Kamer-Centrale besloot
de secretaris z^jn verslag.
Het jaarverslag van den penningmeester,
den heer G. A. M. Weck, vermeldde op
een totaal aan ontvangsten van f 4595.87
een bezit van f 1458.15. De verificatiecom
missie deelde mede, dat de boeken en be
scheiden in orde waren bevonden. In de
nieuwe verificatiecommissie werden be
noemd de afdeelingen: Alphen a. d. Rijn,
Bergenschenhoek en Berkel en Rodenrijs.
De voorzitter bracht vervolgens dank
aan den afgetreden penningmeester, den
heer Houdijk te Boskoop, die gedurende
vele-jaren op accurate en prettige wijze de
financiën beheerd heeft. Voorts deelde
spr. mede, dat er op de volgende vergade
ring bestuursvoorstellen te wachten zijn
tot krachtiger toepassing van de regle
mentsbepalingen om paal en perk te stel
len tegen het verzuim van contributie
afdracht door verschillende afdeelingen en
tegen het niet-beantwoorden van vragen
lijsten.
Zonder discussie en zonder hoofdelijke
stemming verleende de vergadering haar
goedkeuring aan de volgende reglements
wijziging. Het eerste lid van artikel 14,
dat luidt: „De afdracht der afdeelingen aan
de kas der Centrale bedraagt 15 ct. per lid
en per jaar" werd veranderd in „De af
dracht der afdeelingen aan de kas der
Centrale bedraagt 20 ct. per lid en per
jaar". De afdeeling Roelofarendsveen, die
voorstelde om het bedrag van de afdracht
niet in het -reglement te vermelden, trok
haar voorstel op formeele gronden in, na
dat medegedeeld was, dat het Partijbe
stuur de vermelding van het bepaalde be
drag van de afdracht in het reglement
eischt.
De heer H. J. van de Poll, te Bodegraven
las vervolgens het verslag voor van den
heer H. C. A. M. Schölvinck, burgemeester
van Nootdorp, die deze vergadering niet
kon bijwonen, betreffende bijeenkomst van
den Partijraad.
De heer G. A. M. Weck haalde voorts
eenige fragmenten uit het orgaan van den
Katholiken Bond „Voor het Gezin" aan,
waarin de voorzitter van die bond, de heer
J. W. F. van Meegeren, een ongunstig oor
deel uitspreekt over de leiding van die
vergadering.
Verschillende afgevaardigden naar die
bijeenkomst hebben geantwoord, dat over
de leiding natuurlijk verschil van opvat
ting mogelijk is, maar dat de verschillende
voorstellen toch op serieuse wijze behan
deld zijn.
Bij de rondvraag verzocht de heer Rooy-
mans, Waddinxveen, om vragenlijsten ook
aan de voorzitters der afdeelingen te stu
ren. Aan dit verzoek zal voldaan worden.
De heer Bakker, Roelofarendsveen,
vroeg, of de kinderbijslagwet reeds op 1
Mei in werking was getreden. Geantwoord
werd, dat enkel administratieve maatrege
len genomen zyn voor de goede function-
neering van de uitvoerende organen van
deze belangrijke sociale wet.
Op de vraag van den heer Schrama,
Lisse, betreffende de venstrekking van na
tuurboter aan militairen werd geantwoord,
dat een scherp en diepgaand onderzoek in
gesteld is naar de mogelijkheid en houd
baarheid van de verschaffing van natuur
boter aan militairen. Hierna sloot de heer
P. Heemskerk de bijeenkomst.
DE GEKRUISTE ARMEN VAN MUSSERT.
Regeering vindt op het oogenblik geen
aanleiding tot het nemen van bijzondere
maatregelen.
In het befaamde vraaggesprek tusschen
een Amerikaansche journaliste en ir. Mus-
sert had deze gelyk bekend op de
vraag, of de Nederlandsche nationaal-so-
cialisten ingeval van een buitenlandschen
inval al of niet voor hun Koningin zouden
vechten, doen weten, dat zij in dat geval
absoluut niets zouden doen, alleen de ar
men over de borst kruisen.
Naar aanleiding van dit antwoord had
het Tweede Kamerlid Van der Goes van
Naters aan den voorzitter van den Raad
van Ministers de vraag gesteld, of over
weging van een en ander de regeering tot
de conclusie heeft geleid, dat door dit ant
woord, waarby de m militairen dienst
zynde leden van de nationaal-socialistische
beweging niet werden uitgesloten, en waar
van de geïnterviewde wist, dat het in het
buitenland zou worden verspreid, de neu
traliteit van den staat in gevaar wordt ge
bracht, en dat voorts gezien het in deze
beweging gehuldigde leidersbeginsel
hierin moet worden gezien een opruiing
tot dienstweigering en desertie.
Hierop antwoordt thans minister De
Geer, dat de conclusies, in deze vraag ge
trokken, niet geheel in overeenstemming
zijn met de beteekenis, door den geïnter
viewde zelf aan zijn woorden gegeven. In
een telegram aan zijn partijgenooten in In
dië, gedateerd 1 Mei j.l., heeft ir. Mussert
doen kennen, dat de „gekruiste armen"
slaan op het feit, dat de officieren uit het
leger gegooid zyn en dus niet kunnen strij
den. De censuur heeft „gegooid" veranderd
in „gezet" en verder verschillende passages,
o.a. over „Britsch-joodsche propaganda" ge
schrapt. Maar zoowel in het aangeboden
als in het doorgezonden telegram staan
deze woorden; „soldaten in het leger doen
natuurlijk hun plicht, dit valt buiten iedere
bespreking, is geen vraagstuk voor be
hoorlijke menschen".
Met de laatstgeciteerde woorden is het
interview allermins gerechtvaardigd. Een
goed vaderlander, zal, zelfs indien hij on
billijk gehandeld meent te zijn, in de ure
des gevaars niet zijn armen kruisen, maar
desnoods in de nederigste functie zijn plicht
doen.
Tot het nemen van bijzondere maatrege
len tegen ir. Mussert geeft echter het in
terview, zooals het nader werd toegelicht,
de regeering op dit oogenblik geen aanlei
ding.
Uit de N. S. B. getreden.
Naar wy vernemen, heeft de heer J.
Vroegindewey te Eindhoven zijn lidmaat
schap van de N. S. B. opgezegd en in ver
band daarmede zijn ontslag ingediend als
lid der Prov. Staten van Noord-Brabant.
De heer Vroegindewey heeft sinds 17 No
vember 1930 zitting gehad in die Staten.
„Msb."
HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER
WETENSCHAPPEN.
De Hollandsche Maatschappij der Weten
schappen heeft Zaterdagmiddag een alige-
meene vergadering gehouden in haar ge
bouw aan het Spaarne te Haarlem, welke
werd bijgewoond door den beschermheer
der maatschappij, Z. K. H. Prins Bernhard.
In zijn openingsrede heette de voorzit
ter, mr. dr. A. baron Roell den prins har
telijk welkom.
Vervolgens herdacht de voorzitter de
overleden directeuren der maatschappij,
dir. C. J. K. van Aalst, mr. L. M. de Jong
Schouwenburg, G. van Mesdag, mr. J. A.
van So nebeek en J. Dolleman, alsmede de
leden, dr. ir. H. Wortman, dr. H. Brug-
PERMANENTE KUNSTTENTOON
STELLINGSZAAL GEOPEND
Ten huize van mej. Giselle Kuster
De uit Limburg afkomstige kunstenares,
mej. Giselle Kuster, sedert eenigen tijd
hier ter stede woonachtig, heeft het on
danks de tijdsomstandigheden aangedurfd
te haren huize, Breestraat 123a, een per
manente tentoonstellingszaal in te richten.
Daar behoort ongetwijfeld in dezen tijd
moed toe, maar het bewijst tevens welk
een vitaliteit er uit gaat van deze vrouw,
die nog jong is en misschien juist daarom
het leven aandurft.
In het huis, waar zij thans met haar
ouders woont, heeft zij eenige kamers als
knusse tentoonstellingsruimte ingericht,
een ruimte waar door het hoog tegenover
liggende nieuwe stadhuis een zeer goede
lichtverdeeling en belichting binnenvalt
en die als tentoonstellingsruimte dus wel
zeer goed zal voldoen.
De thans geëxposeerde werken doen,
tenminste uitstekend en we zouden niet
weten waarom dit niet altijd het geval zou
zijn.
De officieele opening dezer tentoonstel
lingszaal en de te gelegenheid daarvan
tevens georganiseerde tentoonstelling van
schilderijen van Otto van Rees geschiedde
door den heer N. J. Swierstra, een op
kunstgebied bekende persoonlijkheid in de
Sleutelstad.
De heer Swierstra greep deze hem ge
boden gelegenheid in de eerste plaats aan,
om een woord van hulde te spreken aan
het adres van deze jonge, energieke vrouw,
mej. Giselle Kuster, die in dezen ook en
vooral voor kunstenaars zoo moeilijken
tyd den moed toonde te bezitten een
permanente tentoonstellingsgelegenheid te
openen. Zelf kunstenaar zijnde, eert het
haar, dat zij haar kunstbroeders en kunst
zusters in de gelegenheid wil stellen hun
werk te exposeeren.
Er is soms, aldus zeide de heer Swierstra,
onder kunstenaars zooveel afgunst, zooveel
afkeuren van elkanders prestaties, in den
dwazen waan, dat eigen werk aan ver
dienste zou winnen, wanneer men de ver
meende tekortkomingen van een ander
aan het licht brengt.
De kunstenaars danken het aan de Lim-
burgsche gemoedelijkheid en hartelijkheid,
dat mej. Kuster een dergelijke mentaliteit
niet kent.
Spr. wenschte haar toe, niet alleen, dat
haar pogen moge slagen, doch ook, dat de
sfeer van de oude Sleutelstad, die zoo ge
heel anders is dan die van het Limburg-
sche land, haar nieuwe inspiratie tot haar
kunst moge geven. Het schilderkunstig
verleden der oude Sleutelstad is waarborg,
dat dit zeker niet onmogelijk is.
Hierna leidde spr. den exposant, den
mans en dr. A. J. Wensindk, die dioor dien
dood aan die maatschap ij waren ontvallen.
Ten slotte gewaagde mr. dr. Roell van
de vele kostbare herinnerineen, die bij hem
waren opgekomen, nu hy terug mocht zien
op zijn 25-jarig voorzitterschap.
De ondervoorzitter der maatschappij,
mr. S. H. Veniinig Meinesz, richtte zich ver
volgens tot mr. dr. Roell ter gelegenheid:
van diens zilveren jubileum als .voorzitter.
Spr. bood baron Roell als bLijlk van groo
te erkentelijkheid die gouden legpenning
der maatschappij aan.
Mr. Vening Meinesz zeide, dat die be
schermheer en vrijwel alle leden en direc
teuren er prijs op hebben gesteld, dien
voorzitter een blijk hunner sympathie en
vriendschap te schenken door hem het
door Jan Sluyter geschilderd portret aan
te bieden, ter plaatsing in het gebouw. Op
uitnoodiging van den ondervoorzitter ont
hulde Z. K. H. prins Bernhard vervolgens
het schilderij.
Nadat hem nog een oorkonde, waarop de
namen der schenkers waren gecalligra-
feerd, was overhandigd, dankte de voor
zitter voor de hem gebrachte hulde.
Hierna bracht de secretaris der maat
schappij, dr. J. A. Bierens de Haan, het
jaarverslag over 1939 uit. Hij deelde o.a.
mede. dat het twintigste deel van de be
langrijkste uitgave der maatschappij, de
werken van Christiaan Huygens, de vol
tooiing nadert en, behoudens onvoorziene
omstandigheden, dezen zomer het licht zal
zien. Het deel bevat studies op het gebied
der musicologie en der mathcmaticva. Ook
de andere door de maatschappij uitgegeven
of door haar ondersteunde publicaties vou-
den geregeld voortgang.
Aan de Eclipscommissie van de Kon. Ned.
Academie van Wetenschappen werd een
subsidie verkend van 250 en aan de stich
ting „De Cruquiuis" een van 300 voor
haar museum in het oude stoomgemaal van
dien naaim.
Na de voorlezing van dit verslag hield
jhr. mr. W. J. M. van Eysinga een rede
over het onderwerp „eenige beschouwingen
over het internationaal statuut van den
Noord Nederlandsch en Staat sedert zdjm
ontstaan".
De bate van bet Pieter Langerhiuizen
Lambertuszoonfonds werd toegekend aan
prof. dr. W. M. Doctors van Leeuwen te
Leersum voor een reis naar Nederlandsch
Oost Indië ter bestudeering van de biolo
gie der mierenplanten en de biologie der
loranthaceae.
Tot nieuwe leden werden ten slotte be
noemd dir. C. A. Crommelin te Leidien,
prof. dr. F. Muller jzn. te Leiden, prof dr.
A. A. van Sohedven te Bentveld en mr. dr.
ir. W. A. J. M. van Waterschoot van der
gracht te Bergen (N.-H.).
heer Otto van Rees, in, wiens in hooge
mate sympathiek werk de wanden sierde.
Spr. wilde geen poging wagen hem te
scharen onder een of ander -isme, of hem
netjes in te deelen bij een of andere rich
ting, hem te plaatsen in een hokje, waar
hij gevaar zou loopen, dat het publiek,
dat er dan „alles" van wist, hem rustig
zou laten mummificeeren. Hij staat, aldus
spr., den Hemel zij dank, nog voor ons
midden in het leven en midden in de
kunst.
Hoogstens wilde spr. zeggen, dat deze
kunst modern is. Doch het woord modern
omvat een complex van gevoelens, stre
vingen, gedachten, uitingen, die zich niet
in een formule laten omschrijven, een com
plex, dat door den een trouwens geheel
anders wordt aangevoeld en geuit dan
door den ander.
Het moderne van v. Rees treft door een
voud, onze compliceerdheid van voorstel
ling, het onmiddellijke.
Het is het in hooge mate sympathieke
van deze kunst, dat zij niet streeft naar bui
tenissigheden en geen raadsels opgeeft,
maar zich opent als een bloem in Gods
heerlijke schepping, die haar eigen vorm,
haar eigen kleur, haar eigen geur, haar
eigen aard heeft. Doorgaans is de com
positie eenvoudig, gesloten en vloeiend van
lijn. Haar kleurenschaal beweegt zich niet
in het hevige, het forsche. Van Rees zoekt
niet de schitterende effecten, niet het
gloeiende coloriet, neen, hij is in zijn kleur-
geving meestal getemperd, gematigd en
streeft voor alles naar een fijne harmonie,
waarin grijs of blauw of bruin over-
heerscht.
Hij schildert portret, compositie, stil
leven, landschap, steeds in denzelfden be
haaglijken toonaard, met aandacht en lief
de. Dit werk is eerlijk oprecht, zonder
pose, het is vroom.
Hierna verklaarde spr. de tentoonstelling
geopend en gaf hij het woord aan den heer
Cretier, die een korte voordracht hield
over „de Verhouding tusschen kunstenaar
en publiek".
Spr. gaf een kort historisch overzicht
van de kunstgeschiedenis om te verklaren
hoe het moderne publiek dikwijls zoo heel
eigenaardig staat tegenover de moderne
kunst. Zoo is het immer geweest want
reeds in het oude Rome waren de levende
kunstenaars bij het publiek niet in tel en
greep men naar hetgeen het oude Grieken
land aan kunst en kunstenaar had voort
gebracht.
Vervolgens gaf spr. een nadere verkla
ring van het kunstwerk, dat geboren wordt
uit het onbewuste zieleleven van den kun
stenaar om tenslotte nader te bezien het
vraagstuk of de kunstenaar, levend bij
inspiratie, toch in opdracht een kunstwerk
kan scheppen.
Hierna werd de tentoonstelling door de
aanwezigen bezichtigd.