IRRIGATIEWERK OP SOEMBA.
WIc wordt Lady
Letchford?
3)e£eictoclie(2ou/fco/»tt
De Duitsche troepen in Noorwegen. Officieren van het bezettingsleger in
gesprek met leden van het Noorsche Roode Kruis
De irrigatiewerken Mangili op het eiland Soemba zijn met een gedeelte van
het door Nederland geschonken 25 millioen Welvaartfonds tot stand gekomen
en officieel geopend. De groote stuw
Nieuwe aanvoer voor de Duitsche Prof. mr. P. A. J. Losecaat Vermeer is
troepen in Noorwegen. De lading van benoemd tot raadsheer in den Hoogen
een transportschip wordt in een der Raad der Nederlanden
Noorsche havens gelost
.Hoogstaande" belangstelling voor da bezoekers van den
Amsterdamschen Dierentuin. De giraf neemt een kijkje
buiten zijri terrein
Ruim 500 één-jarige edelkarpers zijn Vrijdag in het Vondelpark
te A'dam uitgezet door de Hengelsportvereeniging «Amsterdam
Aan H. K H. Prinses Juliana werd Vrijdag tijdens de wekelijksche vergadering
van het hoofdbestuur van het Roode Kruis te den Haag het eerste exemplaar
van .Het boek van de Prinses voor het Roode Kruis" aangeboden. De Prinses
verlaat het gebouw, het boek in haar hand
FEUILLETON
door
CHARLES GAR VICE.
(Nadruik verboden).
19)
In hun schrik en verdriet hadden de twee
meisjes Sir Heron vergeten; en ze hadden
te gespannen in het water gestaard om op
te merken hoe zijn gezicht plotseling bloed
rood en daarna doodelijk bleek geworden
was. Een seconde staarde hy strak voor
zich uit; voor de eerste maal in zijn leven
wist hij, wat verterende jaloezie was. Toen
sprak hij en zijn stem klonk zoo hard en
strak, dat May een schok kreeg.
„Waar is het gevallen?" vroeg hy.
„D a a r", wees May.
„U hecht er veel waarde aan?"
„Ja o ja!" zei ze levendig. „Er zit een
portret in van Ze brak af. Waarom zou
ze dien trotschen, hooghartigen aristocraat
vertellen van haar ongelukkigen broer,
wiens naam ze niet eens meer mocht noe
men? „Ja", zei ze rustiger, „ik hecht er veel
v/aarde aan." En plotseling moest ze het
hoofd afwenden.
„In 's hemelsnaam, huilt u niet!" zei hij
heftig, den boom opnemend en het vletje
naar den kant sturend. >HAlle portretten en
medaillons ter wereld zijn dat niet waard!"
Hij had den oever bereikt en sprong aan
waL Langzaam volgden May en Carrie. Hij
kon May's hand in de zijna voelen trillen.
„Goeden middag, Sir Heron", zei ze, „en
dank u nog wel
„Stil!" zei hy, haar in de rede vallend.
„Wacht daar nog heel even ga een
oogenblikje op dien steen zitten." In het
vletje springend, worstelde hij stroomop
waarts. Met vlugge stooten voer hij terug
naar de bewuste plek hij kende ze aan
een boom op den anderen oever. Hij liet
zijn anker vallen, stapte op de bank van
het bootje en zonder eenig vertoon dook hij
zoo strak en vlot als een ijsvogel in het
koud-blauwe water.
„May May! Oh! Hy zal verdrinken! Ik
weet het zeker. O, wat moeten we begin
nen?" gilde Carrie. Maar May stond als
versteend, doodsbleek en sprakeloos, haar
oogen star gevestigd op het kille staal
blauwe water, dat zich boven de lange
selanke gestalte gesloten had.
Een minuut het had een eeuw kunnen
zyn ging voorbij; toen dook er iets glads
en donkers op naast de boot en een witte
hand klemde zich om den rand. Even later
stond Sir Heron in de boot en wierp hun
over zijn schouder een korten, geruststel
lenden blik toe; hij greep den boom, terwijl
het water hem aan alle kanten uit de klee-
ren droop en spatte. Met een geknars liep
de vlet vast in het grint van den oever en
en stond voor hen met het medaillon op
zyn vlakke, uitgestoken hand. Bleek en be
vend nam May het van hem aan; haar
oogen verlieten geen seconde dat trotsche
gezicht, dat nu hard en strak stond, bijna
verwrongen.
„Hoe hoe kan ik u danken?" stamelde
zy ten laatste.
„Dat is niet noodig", zei hy. „Ik ben blij,
dat ik het voor u gevonden heb. Goeden
middag." May kleurde en de tranen spron
gen haar in de oogen.
„Wilt u wilt u me geen hand geven?"
vroeg ze, hem schuchter de hare toeste
kend. Hij keerde zich om, nam haar hand
en keek haar vol in het gezicht, met een
blik, die heel haar verder leven in haar
herinnering bleef gegrift. Toen streek hij
Carrie over de wang, met een gebaar zoo
vriendelijk als van een vrouw, en sprong in
zyn bootje.
„O, May", fluisterde Carrie, „heb je óóit
zooiets meegemaakt? Wat moedig wat
edel van hem! Denk toch eens, hoe vreese-
lijk koud dat water geweest moet zijn! O,
ik ril als ik er aan denk. Ik zal nooit ver
geten hoe hy daar naar beneden dook en
hoe het water zich boven hem sloot en
voortstroomde, net of hij dood op den bo
dem lag."
„Stil stil!" zei May bevend. „Ja",
er klonk iets als triomf in haar stem
„het was edel en moedig wat hij deed."
„En en jij hebt zoo'n hekel aan hem",
kreunde Carrie. „Je maakte aldoor ru-
zei met hem zoolang we in de boot wa
ren, en hij is zoo goed en en vriende
lijk. O, May, ik vind het werkelijk gemeen
van je!"
May, die een paar uur geleden dadelijk
een verontwaardigd antwoord klaar gehad
zou hebben, boog het hoofd zonder iets te
zeggen en zij gingen zwijgend naar huis.
Juist toen ze in de hall kwamen, ging de
deur van den salon open en de heer Dal
ton kwam te voorschijn. Zijn handen sta
ken diep in zijn zakken en hij straalde van
triomf.
„Waar hebben jullie gezeten? ik wilde
dat jullie niet. altijd „uitgingen zonder
ahem! even te komen zeggen waar jullie
heengaan. Ik heb visite gehad eh
voorname visite, die hier nog 'n heele poos
op jullie heeft zitten wachten."
„Visite, Papa?" riep Carrie.
„Ahem! Ja Lady Letchford en juf
frouw Vavasour", zei hij, terwyl zijn oogjes
letterlijk twinkelden van voldoenin. „En
haar ladyschap was zoo vriendelijk, ons te
dmeeren te vragen op den Eikhaf."
„Dineeren op den Eikhof!" echode
May, zich voor 't eerst in het gesprek men
gend. „En en hebt u 't aangenomen,
Papa?"
„Heb ik 't aangenomen!" herhaalde
hij, in verontwaardigde verbazing. „Denk
je nu heusch dat ik eh zoo gek zou
zijn om wat anders te doen! Aangenomen!"
HOOFDSTUK IX.
Het diner.
De heer Dalton beende op en neer door
de hal, worstelend met een paar witte gla-
cé's. De rijke eigenaar van huize Gresham
was als regel gezegend met een frischrood
gezicht; maar vanavond was het zoo pur
per als de roode zijden zakdoek, die diep
in zijn broekzak verstopt zat, en waaraan
hij steeds de voorkeur gaf boven den wit
linnen, zoo vaak hij dat ongemerkt doen
kon. Die kleur was hem nu eenmaal ver
trouwd sedert zijn jonge jaren en hij kon
dat kleine zwak maar niet overwinnen.
„Wat ziet Papa er vergenoegd uit", fluis
terde Carrie, over de trapleuning neerkij
kend op de gedrongen gedaante beneden.
„Ja", zei May. „Een, twee, drie zes
diamanten, en allemaal zoo groot als erw
ten. Lady Letchford zal denken, dat we
eigenaars zijn van een diamantmijn. En
niemand geen heer althans draagt te
genwoordig diamanten. Doet er niet toe.
Vooruit maar; ik voel me van minuut tot
minuut strijdlustiger worden!"
„Strijdlustiger? Ik begrijp je niet", zei
Carrie; maar May lachte alleen maar, en
ging haar voor naar het rijtuig.
„Al vyf minuten over tijd", zei mijnheer
Dalton, zijn geweldig repeteerhorloge raad
plegend, dat hij aan een gouden ketting
droeg, zwaar genoeg om er een olifant mee
vast te leggen.
„We zullen vroeg genoeg zijn voor Lady
Letchford", zei May, ernstig en veelbetee-
kenend.
Zoo scheen dit inderdaad, want genoem
de dame, die op dat oogenblik hoog-opge-
richt in haar grooten leunstoel zat, dicht
bij den haard in den salon, keek allesbe
halve verrukt in het vooruitzicht van het
diner met haar buren.
„Ik hoop ik hoop werkelijk, dat we
geen vergissing begaan hebben, Rose", zei
ze, ietwat zenuwachtig opziend naar het
mooie rijzige meisje, dat een van haar klei
ne voeten bij het houtvuur stond te war
men.
„Een vergissing?"
„Ja, ik ben nog maar niet overtuigd, dat
we zóó het verstandigst doen. Ik wilde
eigenlijk, dat we Heron van te voren ver
teld hadden, dat we er een visite zouden
gaan maken we hadden dan eens kun
nen zien, hoe hij dat opnam. Toen ik hem
zei, dat we er geweest waren, leek hij ver
bazend onverschillig. Het scheen heusch, of
't nauwelyks tot hem doordrong; en
sindsdien is hij in het afschuwelijkst
„Humeur", vulde Rose Vavasour met
een glimlach aan. „Ja, ik weet het; maar
niettegenstaande dat alles geloof ik toch
nog steeds, dat we er goed aan doen. Waar
is hy op 't oogenblik?"
(Wordt vervolgd).