3)e ReMóohz Qowïamt
Wie wordt Lady
Letchlord?
Een Duitsche vliegtugbasis te Stavanger uit de lucht gefotografeerd door Engelsche
verkenners. Bommenwerpers konden daarna, dank rij deze foto, met grooter
trefkans hun gevaarlijke lading afwerpen
De strijd in het hooge Noorden. Ergens aan de kust van
is een Duitsch troepentransportschip aangekomen en de soldaten ..VUw..
ontscheept, terwijl ook de omvangrijke bagage en verdere lading wirdt
gelost
Gereed voor een verkenningsvlucht. Een der groote Engelsche
vliegbooten wordt -op haar basis startklaar gemaakt voor een uit-
gestrekten tocht naar vijandelijk gebied
De gemeente St. Oedenrode heeft het kasteel
„Henkenshage" met de omgeving aangekocht
Na een luchtaanval op Oslo Een toestel, dat in brand geschoten werd, gaat op
het vliegveld der Noorsche hoofdstad in vlammen op. (Telegrafische foto)
De oudste inwoner van Woerden,
de heer J. Blok, vierde Dinsdag zijn
honderdsten verjaardag Het ontbrak
den krassen jubilaris niet aan belang
stelling en een militair muziekkorps
bracht hem een muzikale hu'de
•'ostduiven in dienst «an oen oor og >n
de lucht. Een Engelsch piloot laat een
der snelle .koeriers" uit de cockpit
van zijn machine los. om qewichtige
mededeelinqen naar het hoofdkwartier
over te brenncn
FEUILLETON
door
CHARLES GARVICE.
(Nadruk verboden).
5)
HOOFDSTUK IL
Een afgeluisterd gesprek.
May sprong op van haar stoel in den
salon en strekte haar armen boven haar
hoofd, met een uitroep, die het midden
hield tusschen een gekreun en een lachje
var vermaak.
„En breng jij nou zóó al je avonden
door?" riep ze. „Kind hoe houdt je het uit!
Ik heb een gevoel of ik langzaam gesmoord
wordt. Die heele toestand hier" ze
zwaaide haar taschje in het rond „gaat
je vreeselijk zwaar op je maag liggen op
den duur. Ik moet eens een beetje frissche
lucht happen 't is hier allemaal veel te
mooi en te duur. Waar is Pa*>a gebleven
brieven gaan schrijven?"
„Hij is naar het kleine spreekkamertje
gegaan." zei Carrie, een beetje verlegen
,,Ik denk dat hij dat hij graag een beetje
tvou rooken."
„Goddank! Er is ten minste iets van den
goeden ouden tijd over! Laten wij dan maar
aen beetje in den tuin gaan. Herinner je
je nog. hoe we van het tuintje by Bosch-
zicht genoten? 't Was maar een paar meter
groot, en er groeide niets in behalve de
schuttingen; maar we haden er toch schik
in
„Schik! Wacht jij maareens tot je de
terreinen hier gezien hebl Dan zul je je
niet meer kunnen begrijpei hoe je ooit een
voet op de druilerige kleinterfje hebt kun
nen zetten!" riep Carrie.
May ging naar het raar en schoof het
gordijn opzij.
„Maneschijn! Laten we gan, Carrie; la
ten we die twee gega'onnerden verschal
ken en het betooverde kasttl verlaten. Op
m'n woord, kind, ik heb zooi gevoel of het
ieder oogenblik in rook ka opgaan; 't is
zoo heerlijk onwerkelijk. Lop naar boven
en haal 'n stelletje sjaals —vlug! Ik snak
naar de buitenlucht!"
Lachend vloog Carrie dt breede trap
pen op en kwam even la terhijgend terug
met een paar bontmantels. Jen paar mi
nuten later stonden de tweeneisjes in het
park.
Gelukkig had de millionnir zich tevre
den gesteld met het omverhlen van het
oude huis en de boomen gespard. Een lan
ge beukenlaan strekte zich-^ór de meis
jes uit; op den achtergron teekenden
gioepjes dennen en linden :ch tegen de
heldere maanlucht af. Carrii leidde haar
zusje langs een van de breeo grintpaden
naar een stukje onvervalschtjoschterrein.
dat aan het keurige park me z'n fluwee-
len gazons grensde. May. slaale een zucht
van voldoening en verhaastte aar pas.
„Hè, dit is mooi!" zei ze. Er<wam meer
kleur op haar wöngen en haar Dgen straal
den van genot. „Is dit nogal uitgestrekt.
Carrie? Het park is erg mooi, eker, maar
dit stukje bosch! Toe, vertel rr gauw, dat
we er mijlen en mijlen van heben!"
„Er zijn mijlen en mijlen van- maar die
hooren bij „De Eikhof". Dit stukje van ons
loopt maar tot die afrastering daarginds."
„Zoo. Nou, we moeten tevreden zijn mei
wat we hebben. Maar wat is 't hier prach
tig! Kijk eens naar dat maanlicht op die
sparren! O Carrie, als ik dit maar dadelijk
gezien had zoodra ik aankwam, dan zou ik
al de rest, al het goud en zilver en zelfs
die twee cipiers op den koop toe genomen
hebben, zonder een spier te vertrekken! Dit
is 't zilveren omhulsel van de bittere pil'
En is er niet meer van dan dit?" Ze zucht
te
„Sst!" kwam Carrie, met een plotse'inge
beweging. „Wat was dat? Hoorde je dat
May? Er is iemand in het bosch! Laten we
gauw weggaan!"
Maar May liet zich niet zoo spoedig
schrik aanjagen.
„Wat ben je toch bangelijk, jij! 't Zijn
natuurlijk maar een paar stroopers, Carrie,
en dat vind ik juist leuk; ik heb nog nooit
een strooper gezien, en je leest er altijd
zooveel over! En Haar stem verstierf
plotseling, want met een snel rukje, te on
verwacht dan dat ze er weerstand aan had
kunnen bieden, trok Carrie haar achter een
dikken boom. Zonder een woord te zeggen
wees ze haar op een drietal gestalten die
aan den anderen kant van de afrastering
uit het donker te voorschijn waren geko
men en nu in een heldere plek maanlich'
stonden.
Er waren twee heeren bij, de een hee'
lang en slank, een bijzonder gedistingeer
de verschijning; de ander minder rijzig
maar veel knapper van gezicht en figuur
Beiden droegen avondcostuum. half verbor
gen onder lichte overpassen en rookten si
garetten, niettegenstaande zij een dame by
zich hadden.
Zij liepen langzaam naar de afrastering
en stonden zwijgend uit te zien over het
boschterreinje der Daltons en de door de
maan beschenen parkgazons, die op den
achtergrond zichtbaar werden. Toen zei de
knapste van de beide mapnen met verveel
de stem:
„Aardig partijtje wel, hè Rose?"
„Werkelijk charmant. Hoort 't nog bij De
Eikhof?" vroeg de blonde schoonheid, haar
zorgvuldig-bijgeleekende wenkbrauwen op
trekkend.
De man naast haar, die bijna wrevelig
naar het mooie stukje terrein had staan
staren, keek aandachtig neer op zijn siga
ret, tikte er langzaam en met zorg de asch
al en zei kort en krachtig: ..Neen!"
„Ah ja, ik zie het al: afgerasterd", mom
pelde de andere man. „Had ik eerst niet
op gelet. Dan is dit dus zeker dat stukje,
dat de oude heer indertijd verpatst heeft,
niet, Heron?"
„Precies", antwoordde de diepe stem.
„Zonde en jammer, dat de wet 't een
mensch niet moge'ijk maakt, de onhebbe
lijkheden van z'n grootvader ongedaan te
maken", merkte de ander op. „Ik herinner
't me nu, 't werd verkocht aan een we
duwe. hè? Nogal 'n geschikte buurvrouw.
Heron?"
„Aangezien ik me nog niet in 't hierna
maals bevind, kan ik daar moeilijk over
oordeelen. Ze is dood".
„Ah!" zei de ander nonchalant. „Ik her
inner me het huis nog wel. dat ze er neer
liet zetten, 'n Aardig, schilderachtig ding.
niet? De menschen maakten je moeder al
door razend door haar te vragen, of 't haar
tuinmanswoning was."
„Mijn moeder heeft 't mijn grootvader
nooit kunnen vergeven, dat hy dat stuk
grond heeft weggedaan", zei Sir Heron rus
tig. „Ze zullen haar in de toekomst echter
niet meer met die vraag kunnen ergeren.
Het perceel is in andere handen overge
gaan, 't schilderachtige huisje is afgebro
ken en er staat nu een splinternieuw bouw
sel, dat 't midden houdt tusschen het Kris
tallen paleis en een of ander hoofdpostkan
toor. Dat heb ik me tenminste laten ver
tellen; ik heb 't zelf niet gezien", voegde
hy er by, volstrekt niet minachtend of ge
melijk, maar met een rustige onverschil-
heid, die 't meisje achter den dikken stam
deed ineenkrimpen.
„Ah juist! ik begrijp het al", knik
te de gast. „Nieuwe rijken zeker?"
„Splinternieuw, geloof ik", was het ant
woord.
„Wat ellendig! Ik kan me voorstellen, hoe
pijnlijk het voor jullie moet zijn. Het ge
wone soort zeker? Eijn rijkgeworden sui
kerbakker of zeezieder, met de gebruike
lijke ordinaire familie, die altijd om jouw
terreinen zwerft en zich tracht op te drin
gen."
„Dat kan ik niet zeggen. Tot nog toe zijn
er nog maar twee verschenen, de vader en
een klein meisje, en ze doen ons niet den
minsten overlast aan. Er is nog een andere
dochter, als ik me niet vergis, maar die
heeft zich nog niet vertoond. Ik vind. dat
we 't er nogal mee getroffen hebben, 't Had
erger kunnen zijn, dunkt me."
„Ja, natuurlijk", gaf *zyn vriend toe.
„Dus die snuiter heeft ten minste den goe
den smaak, zich afzijdig te houden. Wat is
't voor iets?"
(Wordt vervolgd).