GEMEENTERAAD VAN LEIDEN he6te*£oincl DINSDAG 9 APRIL 1940 0E I.EWsrui? roiTRANl TWEEDE BLAD - PAG. 7 HET ONTSLAG VAN DEN RECTOR VAN HET GYMNASIUM AMBTENAREN-REGLEMENT VOOR DE POLITIE KON NOG NIET WORDEN VASTGESTELD DE STEMMEN STAAKTEN RONDOM EEN ONTOELAATBARE CIRCULAIRE VAN EEN SCHOOLHOOFD DE BOUWPOLITIEK VAN ilET COLLEGE VAN B. EN W. Hedenmiddag kwam de Raad der ge meente Leiden in vergadering bijeen in de aula van het Stedelijk Gymnasium on der voorzitterschap van den burgemeester mr, A. v. d. Sande Bakhuyzen. Afwezig met kennisgeving de heer Lom- bert. Na afhandeling van de Ingekomen Stuk ken, wordt de agenda aan de orde gesteld. lo. Benoeming van een regent van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder huis. Benoemd wordt de heer mr. S. Roze- mond (12 stemmen waren uitgebracht op jhr. C. C. Röell). 2o. Benoeming van een lid van de Commissie van Schatting voor het Grond bedrijf. Benoemd wordt die heer B. Buurman. 3o. Voorstel tot het verlengen van de aanstelling van mej. E. Raphaël, als tijdelijk leerares in het Fransch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Goedgekeurd. 4o. Voorstel tot het verleenen van ont slag aan mej. S. M. Grönloh en mej. M. S. den Blaauwen, onderscheidenlijk als onder wijzeres aan de opleidingsschool voor ULO aan de Langebrug B. en de o.l. school aan den Zuidsingel A. Goedgekeurd. HET HEENGAAN VAN DEN RECTOR VAN HET GYMNASIUM. 5o. Praeadvies op het verzoek van dr. D. E. Bosselaar, om ontslag als Rector van het Gymnasium. Wethouder T e p e (R.K.) Legt namens B. en W. de volgende verklaring af: De geruohten, die naar aanleiding van het heengaan van Dr. Bosselaar als rector van het Stedelijk Gymnasium onder de burgerij en in de pers de ronde doen, ge ven B. en W. aanleiding eenige opmerkin gen te maken. Deze geruchten toch, waar van de bronnen volkomen oncontroleer baar zijn, en die naar ons uitdrukkelijk is verklaard niet afkomstig zijn van de betrokken partijen, zouden grqote schade kunnen doen aan de reputatie van het Gymnasium. Er wordt om het kort en simpel te zeggen geïnsinueerd, dat het col lege van Curatoren zich bevoegdheden zou aanmatigen, die de zijne niet zijn en dat het rector en leeraren maatregelen zou willen opleggen, die door deze niet worden gewenscht. Dit is zeer positief in strijd met de feiten. Het staat vast, dat Curatoren niets hebben gedaan in strijd me' de be voegdheden, die wet en verordening hun geven, doch integendeel de plichten, die hun daarbij zijn opgelegd, getracht hebben in vollen omvang na te komen. Hierbij is wat een absoluut normaal verschijn sel mag heetan verschil van inzicht ge bleken tusschen Curatoren en rector en leeraren. Dit verschil van inzicht leidde tot misverstand omtrent bedoelingen en een verschillende waardeering daarvan deed een oonflict ontstaan zonder dat par tijen of een der partijen zich bewust wa ren of was, dat de andere zijde zich ge griefd voelde. Bij een tijdig onderkennen van dergelijke moeilijkheden kan in de meeste gevallen het inroepen van bemid deling genezing brengen, terwijl het op den juisten tijd en op de juiste plaats uiten van grieven verhelderend k m werken. De rector heeft stellig verklaard, dat de mo gelijkheid om door bemiddeling van het Gemeentebestuur de standpunten tot elkaar te brengen vóór zijn sollicitatie naar Utrecht nog bestond, düooh dat hij aan een dergelijk intermediair geen behoefte voel de. Zoo de heer Bosselaar, hoewel erken nende, dat Curatoren niets hebben gedaan in strijd met bevoegdheden, die wet en ordening hun geven, in zijn verhouding tot Curatoren toch een reden heeft gezien om heen te gaan, dan is dit een zuiver per soonlijke waardeering van de feiten door hem, die wij uiteraard voor jn rekening moeten laten. Wij hebben de stellige overtuiging, dat aan een vruohtbane samenwerking in het belang van het Gymnasium tussöhen dit College van Curatoren en een rector niets in den weg staat De heer Beekenkamp (A.-R.) meent, dat er dan toch wel eenige grond ls voor de circuleerende geruchten. Spr. is van meening, dat dit misverstand niet had be hoeven op te treden, wanneer het college van B. en W. tijdig had ingegrepen. Men had niet behoeven te wachten totdat die interventie door een van de partijen was ingeroepen. Men heeft stappen gedaan van velerlei zyde om den heer Bosselaar op zyn besluit te doen terugkomen. Deze stap pen waren vergeefsch. Wij zien den rector ongaarne heengaan, want het gymnasium heeft veel aan den heer Bosselaar te danken Het heeft spr. pijnlijk getroffen, dat in het praeadvies van B. en W. met geen enkel woord gewag gemaakt is van de groote verdiensten van den scheidenden rector. Men zal zeggen: het is geen gewoonte. Maar in dit geval was er reden voor ge weest, Spr. gaat daarna nader in op het mis verstand. De curatoren hebben gemeend zich te moeten bemoeien met paedagogi- sche kwesties; wat hun ongetwijfe.d is in gegeven door hun liefde voor het gymna sium. Men had over en weer elkanders op vatting kunnen waardeeren. De heer Groeneveld (S.D.A.P.) merkt op, dat de wethouder zich bepaald heeft tot vaagheden, maar geen feiten heeft ge noemd. Zelfs de onderwijs-commissie weet er niets van. Wanneer zoo'n belangrijke onderwijs aangelegenheid aan de orde is, dient de onderwijs-commissie beter te zijn ingelicht. Dan kan de raad n zich ook een beter oordeel over vormen. Wat is de aard van het conflict? De heer Riedel (V. Dem.) gelooft, dat de moeilijkheid van oplossing van dit con flict ligt in het karakter en de persoonlijk heid van de erbij betrokken partijen. Spr. zou gaarne ingelicht worden hoe in de toekomst het gymnasium geleid zal wor den met name wat betreft de verhouding tusschen curatoren en docenten. Het cura torium ontleent zyn bevoegdheden uit zeer oude tradities en spr. vraagt zich af of dat ook in de toekomst niet tot een conflict moet leiden. Wat denken B. en W. daar tegen te doen? Wil de wethouder daarop niet eens nader ingaan? Wethouder T e p e (R.K.) onderschrijft voor 99 de rede van den heer Beeken kamp. Met één opmerking is hij het niet eens. Waarom heeft de wethouder niet tijdig ingerepen? Spr. heeft herhaaldelijk met den rector gesproken. Hij was op Je hoogte van de moeilijkheden, doch heeft niet ingezien, dat deze tot dergeiyke conse quenties zouden moeten leiden. De rector heeft gesolliciteerd zonder spr. daarvan in kennis te stellen. Spr. was voimaakt bereid om bemidde lend op te treden, en de rector was daar van op de hoogte. Dat hij des niettemin geen bemiddeling heeft gevraagd en elders gesolliciteerd heeft, is een aanwijzing, dat de rector Leiden wilde verlaten. Dit feil hebben wij te aanvaarden. Dat er in het praeadvies geen melding is gemaakt van de verdiensten van den rector, ligt voor de hand. Dat hoort in een praeadvies niet thuis. Spr wil hier nog wel eens verklaren, dat het gemeentebestuur het heengaan van den rector zeer betreurt. Ook het cura torium zou een aanblijven van den heer Bosselaar op hoogen prijs hebben gesteld. De president-curator zou, om den heer Bos. selaar te behouden, bereid zijn geweest, om zelf heen te gaan indien samenwerking on mogelijk was gebleken. De heer Groeneveld vraagt feiten. Wel nu het is een feit, dat het curatorium niets heeft gedaan wat in strijd was met hun be voegdheid volgens de wet. Waarom ging de heer Bosselaar dan heen? Dat kan alleen de heer Bosselaar zelf zeggen. Spr. kan wel als zyn meening uiten, dat het vooral een botsing van karakters is geweest. De heer Groeneveld (S.D.A.P.) is nog niet veel wijzer geworden. Dat cura toren niets hebben gedaan in strijd mei hun bevoegdheid, is geen reden om heen te gaan. Spr. zal er niet verder op ingaan, want wü staan voor een voldongen feit. Maar wij zijn er hiermede nog niet vanal, De heer Riedel heeft daarop gewezen. Er zal groote aandacht aan deze zaak moeten worden gewijd. De heer Ri e d e 1 (V. Dem.) blijft bij zyn meening, dat de wethouder tijdig had moeten ingrijpen. Spr. vestigt er de aan dacht op, dat het curatorium bestaat uit 6 hoogleeraren, een samenstelling, welke niet bevredigt. Hy dringt aan op san stelling op zoo breed mogelijke basis. Het gevraagde eervol ontslag wordt ver leend. (Het bovenstaande is reeds geplaatst In een gedeelte onzer vorige oplage). 60. Voorstel om te verklaren, dat de op richting en instandhouding van een boek- -binderscursus, als onderdeel van den aan de Ambachtsschool verbonden typografen- cursus, noodig wordt geoordeeld. Goedgekeurd. 7o. Voorstel tot het verhuren van het gebouw, met meubilair, van de voormalige H. B. S. voor jongens aan de Pieterskerk gracht No. 13 en de custoswoning van het oude Gymnasiumgebouw aan de Lokhorst- straat No. 16 aan het Koninklijk Genoot schap „Mathesis Scientiarum Genitrix". Goedgekeurd. 80. Voorstel tot het aankoopen van een strook grond nabij de Kanaalstraat, ten be hoeve van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Goedgekeurd. 9o. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van het leggen van een gedeelte stamriool in de Burggraven- laan en ten behoeve van den gedeeltelij ken aanleg van dien weg en van met dien aanleg verband houdende werken. Goedgekeurd. lOo. Praeadvies op het door J. J. de Vlieg ingestelde beroep tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 15 Februari 1940, waarbij hem vergunning is geweigerd tot het verbouwen van de perceelen Lange Mare 29 en 29a. Goedgekeurd. REGLEMENT POLITIE. llo. Voorstel tot het wijzigen en nader vaststellen van de verordening van 9 Mei 1938, regelende de rangen, het aantal, de samenstelling, de eischen van benoembaar heid en de bezoldiging van de ambtenaren van politie der gemeente Leiden. De heer Eikerbout (A.-R.) breekt een lans voor den inspecteur 2e klas, die waar schijnlijk in langen tijd geen uitzicht heeft op promotie. De v 0 o r z. antwoordt, dat de heer Ei kerbout onjuist is ingelicht. Er zyn meer inspecteur 2e klas.en het is niet gewenscht, allen tot inspecteur le klas te maken. De heer E s k e n s (Gem. Bel.) maakt er aanmerking op, dat het praeadvies vergelij kingen maakt met de politie-salarissen el ders. Dat is onjuist. De heer Pi en a (S. D. A. P.) heeft een voorstel ingediend om de wedde van een agent 2e klasse in tijdelyken dienst op proef voor gehuwden te handhaven op 27 en voor ongehuwden op 26 per week. Hij licht dit voorstel nader toe. De heer Elkèrbout (A.-R.) voelt maar matig voor het voorstel-Piena. Het onderscheid tusschen gehuwde en ongehuw den acht hy onbevredigend. Liever wil hij 27.over de geheele linie handhaven. De heer Es kens (Gem. Bel.) vindt dit salaris voor een jongeman, die het vak nog moet leeren, rijkelijk hoog. De v o o r z. vestigt er de aandacht op, dat het departement van binnenl. zaken te kennen heeft gegeven, een salaris van 27 niet te willen aanvaarden. Het college acht eveneens het door B. en W. gestelde salaris van 26.— voor deze beginnelingen ruim schoots voldoende, ook al zijn ze getrouwd. Na eenige informatie van verschillende raadsleden, wat er gebeurt, als men het amendement-Piena aanvaardt of verwerpt daarna het al of niet geamendeerde voorstel van B. en W. wordt verworpen, deelt de heer Piena mede, dat hij zijn amen dement intrekt. Bij de nu volgende stemming over het voorstel van B. en W. blijkt, dat de stem men gestaakt hebben. (1717). Tegen stemden: de S. D. A. P. (behalve wethouder Verwey) en de heeren v. Oyen, Bergers, Wilmer, v. Dijk, v. Weizen en Ei kerbout. De heer Eikerbout (A.-R.) trekt vervol gens zyn reeds tijdens de begrooting Inge diende voorstel terug. De heer Eskens (Gem. Bel.) maakt voorts enkele opmerkingen over het klee- dinggeld en geeft in overweging om ook aan de inspecteurs der recherche een toe lage te geven voor de z.g. oncontroleerbare overuren. De voorz, verzet zich tegen dit laat ste. Dat gebeurt vrijwel nergens en heeft ongewenschte consequenties voor andere ambtenaren. De stemming over het geheele voorstel van B. en W. wordt aangehouden in ver band met het staken der stemmen over de hoogte van het salaris der beginnelingen. EEN ONTOELAATBARE CIRCULAIRE. 12o. Interpellatie van den heer Veenen- daal met betrekking tpt een door het hoofd van de Maresingelschool verzonden circu laire. De heer Veenendaal (A.-R.) stelt B. en W. de volgende vragen: 1. Is het college bekend met de circu laire, door het hoofd van de school Mare- singel aan de ouders gezonden? 2. Zijn B. en W. niet van meening, dat vorm en inhoud van dit geschrift de per ken van geoorloofde propaganda voor de openbare school te buiten gaat? 3. Indien dit geschrift niet de goedkeu ring van B. en W. wegdraagt, is het colle ge dan bereid te bevorderen, dat voortaan het personeel der gemeentescholen slechts gebruikt maakt van door het college vooraf goedgekeurde propagandamiddelen? 4. Indien de circulaire met medeweten van den wethouder van onderwijs mocht zijn verzonden, waarom is daartegen geen bezwaar gemaakt? Wethouder Tepe (R.-K.) antwoordt be vestigend op de eerste en op de tweede vraag. Wat de derde vraag betreft, meenen B en W. dat het niet noodig is algemeene maatregelen te treffen, daar het overige personeel van de gemeentescholen zich nim mer aan een dergelijk feit heeft schuldig gemaakt. Het desbetreffende hoofd der school is gewezen op zijn afkeurenswaar dige daad en hij heeft beloofd zich voortaan van een dergelijke propaganda te onthou den. De wethouder droeg geen kennis van de verzending der circulaires, anders had hij deze zeker verhinderd. De heer Veenendaal (A.-R.) maakt vervolgens nog vrij uitvoerige opmerkin gen naar aanleiding van de bewoordingen der geïncrimineerde circulaire. Wat zal de mondelinge propaganda zijn, als men dit alles op schrift durft stellen? Spr. bevreemdt het, dat een dergelijke circulaire verzonden kon worden zonder dat de afdeeling onderwijs daarvan iets af weet. Welke sanctie-maatregelen zijn er bij eventueele herhaling? Spr. kondigt een motie aan, waarin de Raad als zyn meening uitspreekt, dat de propaganda voor het openbaar onderwijs zich niet rechtstreeks tegen het bijzonder onderwijs mag richten en dat bedoelde cir culaire ontoelaatbaar moet worden geacht. Tevens worden daarin B. en W. uitgenoo- digd om tegen herhaling maatregelen te treffen. De heer v. Bemmelen (Lib.) meent, dat de heer Veenendaal het beter had kun nen laten by het antwoord van den wet houder. Voor een motie is z.i. totaal geen aanleiding, vooral niet wanneer daaraan de uitspraak wordt vastgekoppjeld, dat de bij zondere school alle mogelijke propaganda mag maken. Men moet niet altijd blijven hakken op het openbaar onderwijs. De heer Koole (S. D. A. P.) zegt, dat de S. D. A. P. steeds een loyale houding heeft aangenomen ten opzichte van de on- derwijs-paclficatle. Spr. keurt de ciroulaire niet goed, maar het is zijn overtuiging, dat de atelleT de zer ciroulaire niet bedoeld heeft het bij zonder onderwijs aan te vallen of iemand te krenken. Het gaat dan ook niet aan, om hem te grieven met kwalificaties als: „minderwaardig" e.d. De propaganda van de openbare onderwijzers kan niet in de schaduw staan van de propaganda van het bijzonder onderwijs. De heer Wilmer (R.K.) wil aanne men, dat de schrijver van de circulaire het niet zóó kwaad heeft bedoeld. Maar het gaat te ver, het zóó voor te stellen, alsof de harde wöorden tegen die oiculaire ge sproken gelijk te stellen zijn met „hakken op de openbare school." Er is hier geen enkel woord gezegd ten nadeele van het openbaar onderwijs. Men moet de rollen niet omk-eeren. De bewoordingen ernstig geprotesteerd moet worden; de In houd is hoogst afkeurenswaardig, zooals spr. nader aantoont, Spr. waardeert het feit, dat het ooilege van B. en W. in z'n geheel deze circulaire afkeurt. Alleen spijt het hem, dat geen motieven genoemd zijn. Ongetwijfeld keuren B. en W. allereerst de circulaire daarom af, omdat lasterlijke fantasie in plaats van werkelijkheid gesteld is als ba sis voor een betoog; maar óók, naar spr. hoopt, omdat de circulaire zich richt tegen de technische onderwijs politiek van de ge meente. wat voor een gemeente-ambtenaar ontoelaatbaar is, als hij als zoodanig op treedt. De heer Idenburg (C.H.) is erover verwonderd, dat een dergelijk diebat zich ontwikkelt over een zaak, waarover men het allemaal eens is. In de motie van don heer Veenendaal staat niets, dat niet aan vaard kan worden door de voorstanders vain het openbaaT onderwijs. Er wordt slechts in gezegd, dat de propaganda voor dat onderwijs moet blyven binnen redelijke grenzen, terwijl het bovendien van belang is, dat herhaling van een dergelijke circu laire wordt voorkomen. Wethouder Tepe (R.K.) had verwacht, dat de geheele Raad te kennen zou hebben gegeven, dat de betrokken circulaire ab soluut niet door de beugel kan. Die afkeu ring is echter van sommige zijde slechts zwakjes geweest. Voor sancties is volgens spr. echter geen reden. Een herhaling vreest spr. niet en voor algemeene maat regelen is geen aanleiding. Het vertrouwen dat spr. irn de schoolhoofden stelt is z.i. een grooter waarborg tegen herhaling diao de aanvaarding van een motie. voorzitter vraagt zich af, of er eenig nut te verwachten is van een mo- Laat men genoegen nemen met de duidelijk gubLeken algemeene opvatting van den raad. De heer Veenendaal (A.R.) meent, dat de bewoordingen van de motie zooda nig zijn, dat de raad goed zou doen, zich daarover eens uit te spreken. Het gaat niet om hakken op de openbare school; juist in belang van het openbaar onderwijs moeten dergelijke uitingen worden ge weerd. Spr. is bereid zym motie niet in te dienen, indien de wethouder toezegt, al le circulaires, die uitgaan van de openbare scholen, te zullen controleeren. De heer Wilmer (R.K.) acht indie ning van een motie niet noodig. Maar, als heer Veenendaal den raad toch een dergelijke motie wil laten aanvaarden, zal hy goed doen de bewoordingen van zulk een motie dein raadsleden van te voren toe te zenden. Spr. heeft bezwaar tegen de redactie van de motie, zooals door den heer Veenendaal voorgelegd. Met den laats ten wensch van den heer Veenendaal gaat hij volkomen accoord. De heer Koole (SJD.A.P.) meent, dat er geen aanleiding bestaat voor een motie. Wethouder Tepe (R.K.) doet de door den heer Veenendaal gevraagde toezeg ging. Waarna de interpellatie gesloten wordt. IS ER IN LEIDEN WONINGNOOD? Door den heer J. H. S c h 1 1 e r (S.D. A.P.) is tot den raad het verzoek gericht B. en W. de volgende vragen te mogen stellen: Hebben B. en W. reeds een beslis sing genomen over de voorstellen, welke door mij bij de behandeling der Begrooting 1939 en 1940 zijn ingediend, betreffende den bouw van arbeiderswoningen mede ter vervanging van krotwoningen, welke voor. atellen in handen zijn gesteld van B. en W, voor prae-advies? 2e. Zijn B. en W. gelet op de resultaten van de telling van leegstaande woningen, vervat in het rapport d.d, 10 Janupari 1940, van oordeel dat ten spoedigste moet wor den overgegaan tot den bouw van een aan tal arbeiderswoniingein? 3e. Indien de vragen 1 en 2 door B. en W. in bevestigende zin beantwoord wor den, willen zy den Raad dan mededeelen, welke maatregelen zij reeds getroffen heb ben of zullen treffen; hoeveel woningen naar de meeting van het College gebouwd moeten worden en van welk type deze woningen zullen zijn? 4e. Indien de vragen 1 en 2 door Bur gemeester en Wethouders in ontkennende zin beantwoord worden, wiillen zij den Raad dan mededeelen, wanneer prae-advies door het College zal worden uitgebracht? Wethouder Wilbrink (C.H.) ant woordt, dat uit den raad bekend Ls, dat door de gemeente bij het Rijk goedkeuring is gevraagd voor den bouw van 200 arbei ders woningen door woningbouwvereeni- gingen te bouwen op de terreinen benoor den de Mare Singel bij de Mam bestraat. Definitieve voorschotten zijn reeds bij het Rijk aangevraagd voor 180 woningen, Spr. geeft verschillende gegevens omtrent deze woningen. Voor den bouw van 250 Woningwet-woningen Ls eveneens finan cieel® steun van het Rijk gevraagd. Bo vendien zullen er 'n 60-tal woningen ter vervanging van krotten worden gebouwd. Deze voorstellen zullen binnenkort in den raad worden gebraoht, terwijl eveneens praeadvies op de voorstellen-Sohiiller zal worden uitgebracht zoodra dat mogelyk is. De heer Schüller (S.D.A.P.) maakt enkele opmerkingen over de woning reser ve. De vroeger uitgebrachte rapporten daaromtrent zijn alle onjuist en onbe trouwbaar gebleken. Ook het uittreksel van het laatste rapport van de telling vain leegstaande woningen klopt nnet. Het uit treksel, dat den raadsleden is toegezonden, is niet in overeenstemming met het offici- eele rapport. Wat de woningreserve betreft, maakt Leiden een slecht figuur, vergeleken met andere steden. Het gaat hier allemaal zoo dilettantisch. Reeds in het begin van 1939 is het college geadviseerd om te beginnen met de bouw van 245 woningen. Het college besloot over te gaan tot den bouw van 175 woningen, maar nog altijd heeft de nemen. Verleden Jaar heeft de raad be sloten tot saneering van een bepaald stadsgedeelte»- Nu, een jaar later, is nog geen uitvoering gegeven aan dit raadsbe sluit. Het is de schuld van het college, dat door de herziening van het uitbreidings plan nog niet tot den bouw van de ge noemde 200 woningen kan worden over gegaan. Alles traineert by het college. De krotopruiming wordt ook niet goed aan gepakt. Alleen in de omgeving van de Looierstraat heeft spreker 300 krotten geteld en nog wil men beweren, dat er nauwelijks 300 krotten in de heele stad te vinden zyn. Voor krotopruiming heeft men plannen tot den bouw van eenige woningen, maar weer van een type, dat volstrekt niet deugt. Toen de bouw kosten nog goedkoop waren heeft het col lege niets gedaan voor de bouw van arbei derswoningen en thans traineert men nog. Straks komen wy heele in de put. Spr. stelt den Raad voor: het volgende te besluiten. De Raad van oordeel, dat alvorens het Rijk medewerking zal worden ver zocht om tot den bouw van een aantal arbeiderswoningen te geraken, de Raad in principe over aantal en het te bouwen tijpe een beslissing wenscht te nemen; noodigt Burgemeester en Wethouders uit. een voorstel by den Raad in te dienen betreffende aantal en het type van het le bouwen woningen en na het desbetreffen de Raadsbesluit de noodige medewerking aan het Rijk te vragen. Wethouder Wilbrink (C.H.) zegt, dat het betoog van den heer Schüller hierop neerkomt, dat hij allerlei voor spellingen heeft gedaan, welke allemaal zyn uitgekomen, en dat de gemeente ambtenaren onbetrouwbare rapporten in dienen. Spr. deelt die opvatting allerminst. Die rapporten zijn objectief. Momenteel is er een kleine reserve, daarover bestaat er geen verschil van Inzicht. Het gaat er slechts om, hoeveel woningwetwoningen er moeten worden aangevraagd. Het college meent dat 250 voldoende is. Men moet er ook rekening mede houden, dat er de laatste jaren jaarlijks een huur- verlies van ongeveer 120.000 door de ge meente is geleden. Met dat verlies voor oogen kon men maar niet voortgaan met het bouwen van woningen. Toen uit de rapporten van 1938 bleek, dat de woning- ruimte ging verminderen, werd het tijd te gaan denken over woningbouw. De heer Schüller wil een reserve van 2 Over het algemeen is dat wenschelijk, maar speciaal voor arbeiderswoningen is dat niet noodzakelijk; een reserve van 1 is voldoende. Op de cijfers van 1939 is wat de vestiging betreft geen pijl te trek- ken; 1939 is een heel bijzonder jaar ge weest. Het moet gewaardeerd worden, dat het college in dezen tijd met voorzichtig heid te werk gaat. Op het oogenblik is er nog geen sprake van een tekort aan bouw materiaal, zoodat men daaraan geen argu ment kan ontleenen om maar raak le bouwen. Wat het uitbreidingsplan betreft, is het college niet te laat maar Integendeel een half jaar te vroeg geweest. Wat het woningtype betreft, noemt spr. de opmerkingen van den heer Schüller „kinderpraat". Dat is geen reëele critiek meer, dat is critiek zoeken. Spr. geeft toe, dat als wij den oorlog hadden kunnen voor zien, wij ons hadden gedekt. In alle bgleid zijn tekortkomingen te constaleeren, maar voor critiek als van den heer Schüller is z.i. geen enkele reden. De interpellatie wordt vervolgens aan gehouden tot de volgende vergadering. De interpellatie-v. W e 1 z e n, over het niet verleenen van duurte-toeslag aan sommige tewerkgestelden bU de werkver schaffingsobjecten, wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. Voorstel tot het wyzigen van de ge- meentebegrooting, dienst 1039, ln ver band met de kosten van steun en werkver schaffing aan werkloozen. Goedgekeurd. Rondvraag De heer Eskena (R.K.) vraagt in ver band met het gebeurde te Haarlem meer toezicht op de volkslogementen. De voorz. zegt toe, zijn aapdacht er aan te wijden. Daarna sluiting. circulaire zyn zoodanig, dat daartegen raad geen beslissing daaromtrent kunnen Steunt Luchtverdedlgingsfondil Postgiro Den Heeg 320000 len neme ven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 7