GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
he6te*£oincl
DINSDAG 9 APRIL 1940
0E I.EWsrui? roiTRANl
TWEEDE BLAD - PAG. 7
HET ONTSLAG VAN DEN RECTOR VAN HET GYMNASIUM
AMBTENAREN-REGLEMENT VOOR DE POLITIE KON NOG NIET
WORDEN VASTGESTELD DE STEMMEN STAAKTEN RONDOM
EEN ONTOELAATBARE CIRCULAIRE VAN EEN SCHOOLHOOFD
DE BOUWPOLITIEK VAN ilET COLLEGE VAN B. EN W.
Hedenmiddag kwam de Raad der ge
meente Leiden in vergadering bijeen in
de aula van het Stedelijk Gymnasium on
der voorzitterschap van den burgemeester
mr, A. v. d. Sande Bakhuyzen.
Afwezig met kennisgeving de heer Lom-
bert.
Na afhandeling van de Ingekomen Stuk
ken, wordt de agenda aan de orde gesteld.
lo. Benoeming van een regent van het
Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder
huis.
Benoemd wordt de heer mr. S. Roze-
mond (12 stemmen waren uitgebracht op
jhr. C. C. Röell).
2o. Benoeming van een lid van de
Commissie van Schatting voor het Grond
bedrijf.
Benoemd wordt die heer B. Buurman.
3o. Voorstel tot het verlengen van de
aanstelling van mej. E. Raphaël, als tijdelijk
leerares in het Fransch aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes.
Goedgekeurd.
4o. Voorstel tot het verleenen van ont
slag aan mej. S. M. Grönloh en mej. M. S.
den Blaauwen, onderscheidenlijk als onder
wijzeres aan de opleidingsschool voor ULO
aan de Langebrug B. en de o.l. school aan
den Zuidsingel A.
Goedgekeurd.
HET HEENGAAN VAN DEN RECTOR
VAN HET GYMNASIUM.
5o. Praeadvies op het verzoek van dr.
D. E. Bosselaar, om ontslag als Rector van
het Gymnasium.
Wethouder T e p e (R.K.) Legt namens
B. en W. de volgende verklaring af:
De geruohten, die naar aanleiding van
het heengaan van Dr. Bosselaar als rector
van het Stedelijk Gymnasium onder de
burgerij en in de pers de ronde doen, ge
ven B. en W. aanleiding eenige opmerkin
gen te maken. Deze geruchten toch, waar
van de bronnen volkomen oncontroleer
baar zijn, en die naar ons uitdrukkelijk
is verklaard niet afkomstig zijn van de
betrokken partijen, zouden grqote schade
kunnen doen aan de reputatie van het
Gymnasium. Er wordt om het kort en
simpel te zeggen geïnsinueerd, dat het col
lege van Curatoren zich bevoegdheden
zou aanmatigen, die de zijne niet zijn en
dat het rector en leeraren maatregelen zou
willen opleggen, die door deze niet worden
gewenscht. Dit is zeer positief in strijd met
de feiten. Het staat vast, dat Curatoren
niets hebben gedaan in strijd me' de be
voegdheden, die wet en verordening hun
geven, doch integendeel de plichten, die
hun daarbij zijn opgelegd, getracht hebben
in vollen omvang na te komen. Hierbij is
wat een absoluut normaal verschijn
sel mag heetan verschil van inzicht ge
bleken tusschen Curatoren en rector en
leeraren. Dit verschil van inzicht leidde
tot misverstand omtrent bedoelingen en
een verschillende waardeering daarvan
deed een oonflict ontstaan zonder dat par
tijen of een der partijen zich bewust wa
ren of was, dat de andere zijde zich ge
griefd voelde. Bij een tijdig onderkennen
van dergelijke moeilijkheden kan in de
meeste gevallen het inroepen van bemid
deling genezing brengen, terwijl het op den
juisten tijd en op de juiste plaats uiten
van grieven verhelderend k m werken. De
rector heeft stellig verklaard, dat de mo
gelijkheid om door bemiddeling van het
Gemeentebestuur de standpunten tot elkaar
te brengen vóór zijn sollicitatie naar
Utrecht nog bestond, düooh dat hij aan een
dergelijk intermediair geen behoefte voel
de. Zoo de heer Bosselaar, hoewel erken
nende, dat Curatoren niets hebben gedaan
in strijd met bevoegdheden, die wet en
ordening hun geven, in zijn verhouding tot
Curatoren toch een reden heeft gezien om
heen te gaan, dan is dit een zuiver per
soonlijke waardeering van de feiten door
hem, die wij uiteraard voor jn rekening
moeten laten.
Wij hebben de stellige overtuiging, dat
aan een vruohtbane samenwerking in het
belang van het Gymnasium tussöhen dit
College van Curatoren en een rector niets
in den weg staat
De heer Beekenkamp (A.-R.) meent,
dat er dan toch wel eenige grond ls voor
de circuleerende geruchten. Spr. is van
meening, dat dit misverstand niet had be
hoeven op te treden, wanneer het college
van B. en W. tijdig had ingegrepen. Men
had niet behoeven te wachten totdat die
interventie door een van de partijen was
ingeroepen. Men heeft stappen gedaan van
velerlei zyde om den heer Bosselaar op
zyn besluit te doen terugkomen. Deze stap
pen waren vergeefsch. Wij zien den rector
ongaarne heengaan, want het gymnasium
heeft veel aan den heer Bosselaar te danken
Het heeft spr. pijnlijk getroffen, dat in het
praeadvies van B. en W. met geen enkel
woord gewag gemaakt is van de groote
verdiensten van den scheidenden rector.
Men zal zeggen: het is geen gewoonte.
Maar in dit geval was er reden voor ge
weest,
Spr. gaat daarna nader in op het mis
verstand. De curatoren hebben gemeend
zich te moeten bemoeien met paedagogi-
sche kwesties; wat hun ongetwijfe.d is in
gegeven door hun liefde voor het gymna
sium. Men had over en weer elkanders op
vatting kunnen waardeeren.
De heer Groeneveld (S.D.A.P.) merkt
op, dat de wethouder zich bepaald heeft
tot vaagheden, maar geen feiten heeft ge
noemd. Zelfs de onderwijs-commissie weet
er niets van. Wanneer zoo'n belangrijke
onderwijs aangelegenheid aan de orde is,
dient de onderwijs-commissie beter te zijn
ingelicht. Dan kan de raad n zich ook een
beter oordeel over vormen. Wat is de aard
van het conflict?
De heer Riedel (V. Dem.) gelooft, dat
de moeilijkheid van oplossing van dit con
flict ligt in het karakter en de persoonlijk
heid van de erbij betrokken partijen. Spr.
zou gaarne ingelicht worden hoe in de
toekomst het gymnasium geleid zal wor
den met name wat betreft de verhouding
tusschen curatoren en docenten. Het cura
torium ontleent zyn bevoegdheden uit zeer
oude tradities en spr. vraagt zich af of dat
ook in de toekomst niet tot een conflict
moet leiden. Wat denken B. en W. daar
tegen te doen?
Wil de wethouder daarop niet eens nader
ingaan?
Wethouder T e p e (R.K.) onderschrijft
voor 99 de rede van den heer Beeken
kamp. Met één opmerking is hij het niet
eens. Waarom heeft de wethouder niet
tijdig ingerepen? Spr. heeft herhaaldelijk
met den rector gesproken. Hij was op Je
hoogte van de moeilijkheden, doch heeft
niet ingezien, dat deze tot dergeiyke conse
quenties zouden moeten leiden. De rector
heeft gesolliciteerd zonder spr. daarvan in
kennis te stellen.
Spr. was voimaakt bereid om bemidde
lend op te treden, en de rector was daar
van op de hoogte. Dat hij des niettemin
geen bemiddeling heeft gevraagd en elders
gesolliciteerd heeft, is een aanwijzing, dat
de rector Leiden wilde verlaten. Dit feil
hebben wij te aanvaarden. Dat er in het
praeadvies geen melding is gemaakt van
de verdiensten van den rector, ligt voor de
hand. Dat hoort in een praeadvies niet
thuis. Spr wil hier nog wel eens verklaren,
dat het gemeentebestuur het heengaan van
den rector zeer betreurt. Ook het cura
torium zou een aanblijven van den heer
Bosselaar op hoogen prijs hebben gesteld.
De president-curator zou, om den heer Bos.
selaar te behouden, bereid zijn geweest, om
zelf heen te gaan indien samenwerking on
mogelijk was gebleken.
De heer Groeneveld vraagt feiten. Wel
nu het is een feit, dat het curatorium niets
heeft gedaan wat in strijd was met hun be
voegdheid volgens de wet. Waarom ging de
heer Bosselaar dan heen? Dat kan alleen
de heer Bosselaar zelf zeggen. Spr. kan
wel als zyn meening uiten, dat het vooral
een botsing van karakters is geweest.
De heer Groeneveld (S.D.A.P.) is
nog niet veel wijzer geworden. Dat cura
toren niets hebben gedaan in strijd mei
hun bevoegdheid, is geen reden om heen
te gaan. Spr. zal er niet verder op ingaan,
want wü staan voor een voldongen feit.
Maar wij zijn er hiermede nog niet vanal,
De heer Riedel heeft daarop gewezen. Er
zal groote aandacht aan deze zaak moeten
worden gewijd.
De heer Ri e d e 1 (V. Dem.) blijft bij
zyn meening, dat de wethouder tijdig had
moeten ingrijpen. Spr. vestigt er de aan
dacht op, dat het curatorium bestaat uit
6 hoogleeraren, een samenstelling, welke
niet bevredigt. Hy dringt aan op san
stelling op zoo breed mogelijke basis.
Het gevraagde eervol ontslag wordt ver
leend.
(Het bovenstaande is reeds geplaatst In
een gedeelte onzer vorige oplage).
60. Voorstel om te verklaren, dat de op
richting en instandhouding van een boek-
-binderscursus, als onderdeel van den aan
de Ambachtsschool verbonden typografen-
cursus, noodig wordt geoordeeld.
Goedgekeurd.
7o. Voorstel tot het verhuren van het
gebouw, met meubilair, van de voormalige
H. B. S. voor jongens aan de Pieterskerk
gracht No. 13 en de custoswoning van het
oude Gymnasiumgebouw aan de Lokhorst-
straat No. 16 aan het Koninklijk Genoot
schap „Mathesis Scientiarum Genitrix".
Goedgekeurd.
80. Voorstel tot het aankoopen van een
strook grond nabij de Kanaalstraat, ten be
hoeve van de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit.
Goedgekeurd.
9o. Voorstel tot het beschikbaarstellen
van gelden ten behoeve van het leggen van
een gedeelte stamriool in de Burggraven-
laan en ten behoeve van den gedeeltelij
ken aanleg van dien weg en van met dien
aanleg verband houdende werken.
Goedgekeurd.
lOo. Praeadvies op het door J. J. de
Vlieg ingestelde beroep tegen het besluit
van Burgemeester en Wethouders van 15
Februari 1940, waarbij hem vergunning
is geweigerd tot het verbouwen van de
perceelen Lange Mare 29 en 29a.
Goedgekeurd.
REGLEMENT POLITIE.
llo. Voorstel tot het wijzigen en nader
vaststellen van de verordening van 9 Mei
1938, regelende de rangen, het aantal, de
samenstelling, de eischen van benoembaar
heid en de bezoldiging van de ambtenaren
van politie der gemeente Leiden.
De heer Eikerbout (A.-R.) breekt een
lans voor den inspecteur 2e klas, die waar
schijnlijk in langen tijd geen uitzicht heeft
op promotie.
De v 0 o r z. antwoordt, dat de heer Ei
kerbout onjuist is ingelicht. Er zyn meer
inspecteur 2e klas.en het is niet gewenscht,
allen tot inspecteur le klas te maken.
De heer E s k e n s (Gem. Bel.) maakt er
aanmerking op, dat het praeadvies vergelij
kingen maakt met de politie-salarissen el
ders. Dat is onjuist.
De heer Pi en a (S. D. A. P.) heeft een
voorstel ingediend om de wedde van een
agent 2e klasse in tijdelyken dienst op
proef voor gehuwden te handhaven op 27
en voor ongehuwden op 26 per week.
Hij licht dit voorstel nader toe.
De heer Elkèrbout (A.-R.) voelt
maar matig voor het voorstel-Piena. Het
onderscheid tusschen gehuwde en ongehuw
den acht hy onbevredigend. Liever wil hij
27.over de geheele linie handhaven.
De heer Es kens (Gem. Bel.) vindt dit
salaris voor een jongeman, die het vak nog
moet leeren, rijkelijk hoog.
De v o o r z. vestigt er de aandacht op,
dat het departement van binnenl. zaken te
kennen heeft gegeven, een salaris van 27
niet te willen aanvaarden. Het college acht
eveneens het door B. en W. gestelde salaris
van 26.— voor deze beginnelingen ruim
schoots voldoende, ook al zijn ze getrouwd.
Na eenige informatie van verschillende
raadsleden, wat er gebeurt, als men het
amendement-Piena aanvaardt of verwerpt
daarna het al of niet geamendeerde
voorstel van B. en W. wordt verworpen,
deelt de heer Piena mede, dat hij zijn amen
dement intrekt.
Bij de nu volgende stemming over het
voorstel van B. en W. blijkt, dat de stem
men gestaakt hebben. (1717).
Tegen stemden: de S. D. A. P. (behalve
wethouder Verwey) en de heeren v. Oyen,
Bergers, Wilmer, v. Dijk, v. Weizen en Ei
kerbout.
De heer Eikerbout (A.-R.) trekt vervol
gens zyn reeds tijdens de begrooting Inge
diende voorstel terug.
De heer Eskens (Gem. Bel.) maakt
voorts enkele opmerkingen over het klee-
dinggeld en geeft in overweging om ook
aan de inspecteurs der recherche een toe
lage te geven voor de z.g. oncontroleerbare
overuren.
De voorz, verzet zich tegen dit laat
ste. Dat gebeurt vrijwel nergens en heeft
ongewenschte consequenties voor andere
ambtenaren.
De stemming over het geheele voorstel
van B. en W. wordt aangehouden in ver
band met het staken der stemmen over de
hoogte van het salaris der beginnelingen.
EEN ONTOELAATBARE CIRCULAIRE.
12o. Interpellatie van den heer Veenen-
daal met betrekking tpt een door het hoofd
van de Maresingelschool verzonden circu
laire.
De heer Veenendaal (A.-R.) stelt B.
en W. de volgende vragen:
1. Is het college bekend met de circu
laire, door het hoofd van de school Mare-
singel aan de ouders gezonden?
2. Zijn B. en W. niet van meening, dat
vorm en inhoud van dit geschrift de per
ken van geoorloofde propaganda voor de
openbare school te buiten gaat?
3. Indien dit geschrift niet de goedkeu
ring van B. en W. wegdraagt, is het colle
ge dan bereid te bevorderen, dat voortaan
het personeel der gemeentescholen slechts
gebruikt maakt van door het college vooraf
goedgekeurde propagandamiddelen?
4. Indien de circulaire met medeweten
van den wethouder van onderwijs mocht
zijn verzonden, waarom is daartegen geen
bezwaar gemaakt?
Wethouder Tepe (R.-K.) antwoordt be
vestigend op de eerste en op de tweede
vraag. Wat de derde vraag betreft, meenen
B en W. dat het niet noodig is algemeene
maatregelen te treffen, daar het overige
personeel van de gemeentescholen zich nim
mer aan een dergelijk feit heeft schuldig
gemaakt. Het desbetreffende hoofd der
school is gewezen op zijn afkeurenswaar
dige daad en hij heeft beloofd zich voortaan
van een dergelijke propaganda te onthou
den.
De wethouder droeg geen kennis van de
verzending der circulaires, anders had hij
deze zeker verhinderd.
De heer Veenendaal (A.-R.) maakt
vervolgens nog vrij uitvoerige opmerkin
gen naar aanleiding van de bewoordingen
der geïncrimineerde circulaire. Wat zal de
mondelinge propaganda zijn, als men dit
alles op schrift durft stellen?
Spr. bevreemdt het, dat een dergelijke
circulaire verzonden kon worden zonder
dat de afdeeling onderwijs daarvan iets af
weet. Welke sanctie-maatregelen zijn er
bij eventueele herhaling?
Spr. kondigt een motie aan, waarin de
Raad als zyn meening uitspreekt, dat de
propaganda voor het openbaar onderwijs
zich niet rechtstreeks tegen het bijzonder
onderwijs mag richten en dat bedoelde cir
culaire ontoelaatbaar moet worden geacht.
Tevens worden daarin B. en W. uitgenoo-
digd om tegen herhaling maatregelen te
treffen.
De heer v. Bemmelen (Lib.) meent,
dat de heer Veenendaal het beter had kun
nen laten by het antwoord van den wet
houder. Voor een motie is z.i. totaal geen
aanleiding, vooral niet wanneer daaraan de
uitspraak wordt vastgekoppjeld, dat de bij
zondere school alle mogelijke propaganda
mag maken. Men moet niet altijd blijven
hakken op het openbaar onderwijs.
De heer Koole (S. D. A. P.) zegt, dat
de S. D. A. P. steeds een loyale houding
heeft aangenomen ten opzichte van de on-
derwijs-paclficatle.
Spr. keurt de ciroulaire niet goed, maar
het is zijn overtuiging, dat de atelleT de
zer ciroulaire niet bedoeld heeft het bij
zonder onderwijs aan te vallen of iemand
te krenken. Het gaat dan ook niet aan, om
hem te grieven met kwalificaties als:
„minderwaardig" e.d. De propaganda van
de openbare onderwijzers kan niet in de
schaduw staan van de propaganda van het
bijzonder onderwijs.
De heer Wilmer (R.K.) wil aanne
men, dat de schrijver van de circulaire het
niet zóó kwaad heeft bedoeld. Maar het
gaat te ver, het zóó voor te stellen, alsof
de harde wöorden tegen die oiculaire ge
sproken gelijk te stellen zijn met „hakken
op de openbare school." Er is hier geen
enkel woord gezegd ten nadeele van het
openbaar onderwijs. Men moet de rollen
niet omk-eeren. De bewoordingen
ernstig geprotesteerd moet worden; de In
houd is hoogst afkeurenswaardig, zooals
spr. nader aantoont,
Spr. waardeert het feit, dat het ooilege
van B. en W. in z'n geheel deze circulaire
afkeurt. Alleen spijt het hem, dat geen
motieven genoemd zijn. Ongetwijfeld
keuren B. en W. allereerst de circulaire
daarom af, omdat lasterlijke fantasie in
plaats van werkelijkheid gesteld is als ba
sis voor een betoog; maar óók, naar spr.
hoopt, omdat de circulaire zich richt tegen
de technische onderwijs politiek van de ge
meente. wat voor een gemeente-ambtenaar
ontoelaatbaar is, als hij als zoodanig op
treedt.
De heer Idenburg (C.H.) is erover
verwonderd, dat een dergelijk diebat zich
ontwikkelt over een zaak, waarover men
het allemaal eens is. In de motie van don
heer Veenendaal staat niets, dat niet aan
vaard kan worden door de voorstanders
vain het openbaaT onderwijs. Er wordt
slechts in gezegd, dat de propaganda voor
dat onderwijs moet blyven binnen redelijke
grenzen, terwijl het bovendien van belang
is, dat herhaling van een dergelijke circu
laire wordt voorkomen.
Wethouder Tepe (R.K.) had verwacht,
dat de geheele Raad te kennen zou hebben
gegeven, dat de betrokken circulaire ab
soluut niet door de beugel kan. Die afkeu
ring is echter van sommige zijde slechts
zwakjes geweest. Voor sancties is volgens
spr. echter geen reden. Een herhaling
vreest spr. niet en voor algemeene maat
regelen is geen aanleiding. Het vertrouwen
dat spr. irn de schoolhoofden stelt is z.i. een
grooter waarborg tegen herhaling diao de
aanvaarding van een motie.
voorzitter vraagt zich af, of
er eenig nut te verwachten is van een mo-
Laat men genoegen nemen met de
duidelijk gubLeken algemeene opvatting
van den raad.
De heer Veenendaal (A.R.) meent,
dat de bewoordingen van de motie zooda
nig zijn, dat de raad goed zou doen, zich
daarover eens uit te spreken. Het gaat niet
om hakken op de openbare school; juist in
belang van het openbaar onderwijs
moeten dergelijke uitingen worden ge
weerd. Spr. is bereid zym motie niet in te
dienen, indien de wethouder toezegt, al
le circulaires, die uitgaan van de openbare
scholen, te zullen controleeren.
De heer Wilmer (R.K.) acht indie
ning van een motie niet noodig. Maar, als
heer Veenendaal den raad toch een
dergelijke motie wil laten aanvaarden,
zal hy goed doen de bewoordingen van
zulk een motie dein raadsleden van te
voren toe te zenden. Spr. heeft bezwaar
tegen de redactie van de motie, zooals door
den heer Veenendaal voorgelegd. Met den
laats ten wensch van den heer Veenendaal
gaat hij volkomen accoord.
De heer Koole (SJD.A.P.) meent, dat
er geen aanleiding bestaat voor een motie.
Wethouder Tepe (R.K.) doet de door
den heer Veenendaal gevraagde toezeg
ging. Waarna de interpellatie gesloten
wordt.
IS ER IN LEIDEN WONINGNOOD?
Door den heer J. H. S c h 1 1 e r (S.D.
A.P.) is tot den raad het verzoek gericht
B. en W. de volgende vragen te mogen
stellen:
Hebben B. en W. reeds een beslis
sing genomen over de voorstellen, welke
door mij bij de behandeling der Begrooting
1939 en 1940 zijn ingediend, betreffende
den bouw van arbeiderswoningen mede ter
vervanging van krotwoningen, welke voor.
atellen in handen zijn gesteld van B. en W,
voor prae-advies?
2e. Zijn B. en W. gelet op de resultaten
van de telling van leegstaande woningen,
vervat in het rapport d.d, 10 Janupari 1940,
van oordeel dat ten spoedigste moet wor
den overgegaan tot den bouw van een aan
tal arbeiderswoniingein?
3e. Indien de vragen 1 en 2 door B. en
W. in bevestigende zin beantwoord wor
den, willen zy den Raad dan mededeelen,
welke maatregelen zij reeds getroffen heb
ben of zullen treffen;
hoeveel woningen naar de meeting van
het College gebouwd moeten worden en
van welk type deze woningen zullen zijn?
4e. Indien de vragen 1 en 2 door Bur
gemeester en Wethouders in ontkennende
zin beantwoord worden, wiillen zij den
Raad dan mededeelen, wanneer prae-advies
door het College zal worden uitgebracht?
Wethouder Wilbrink (C.H.) ant
woordt, dat uit den raad bekend Ls, dat
door de gemeente bij het Rijk goedkeuring
is gevraagd voor den bouw van 200 arbei
ders woningen door woningbouwvereeni-
gingen te bouwen op de terreinen benoor
den de Mare Singel bij de Mam bestraat.
Definitieve voorschotten zijn reeds bij
het Rijk aangevraagd voor 180 woningen,
Spr. geeft verschillende gegevens omtrent
deze woningen. Voor den bouw van 250
Woningwet-woningen Ls eveneens finan
cieel® steun van het Rijk gevraagd. Bo
vendien zullen er 'n 60-tal woningen ter
vervanging van krotten worden gebouwd.
Deze voorstellen zullen binnenkort in den
raad worden gebraoht, terwijl eveneens
praeadvies op de voorstellen-Sohiiller zal
worden uitgebracht zoodra dat mogelyk is.
De heer Schüller (S.D.A.P.) maakt
enkele opmerkingen over de woning reser
ve. De vroeger uitgebrachte rapporten
daaromtrent zijn alle onjuist en onbe
trouwbaar gebleken. Ook het uittreksel
van het laatste rapport van de telling vain
leegstaande woningen klopt nnet. Het uit
treksel, dat den raadsleden is toegezonden,
is niet in overeenstemming met het offici-
eele rapport.
Wat de woningreserve betreft, maakt
Leiden een slecht figuur, vergeleken met
andere steden. Het gaat hier allemaal zoo
dilettantisch. Reeds in het begin van 1939
is het college geadviseerd om te beginnen
met de bouw van 245 woningen. Het college
besloot over te gaan tot den bouw van
175 woningen, maar nog altijd heeft de
nemen. Verleden Jaar heeft de raad be
sloten tot saneering van een bepaald
stadsgedeelte»- Nu, een jaar later, is nog
geen uitvoering gegeven aan dit raadsbe
sluit. Het is de schuld van het college, dat
door de herziening van het uitbreidings
plan nog niet tot den bouw van de ge
noemde 200 woningen kan worden over
gegaan. Alles traineert by het college. De
krotopruiming wordt ook niet goed aan
gepakt. Alleen in de omgeving van de
Looierstraat heeft spreker 300 krotten
geteld en nog wil men beweren, dat
er nauwelijks 300 krotten in de heele
stad te vinden zyn. Voor krotopruiming
heeft men plannen tot den bouw van
eenige woningen, maar weer van een type,
dat volstrekt niet deugt. Toen de bouw
kosten nog goedkoop waren heeft het col
lege niets gedaan voor de bouw van arbei
derswoningen en thans traineert men nog.
Straks komen wy heele in de put.
Spr. stelt den Raad voor: het volgende
te besluiten.
De Raad van oordeel, dat alvorens
het Rijk medewerking zal worden ver
zocht om tot den bouw van een aantal
arbeiderswoningen te geraken, de Raad in
principe over aantal en het te bouwen
tijpe een beslissing wenscht te nemen;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit.
een voorstel by den Raad in te dienen
betreffende aantal en het type van het le
bouwen woningen en na het desbetreffen
de Raadsbesluit de noodige medewerking
aan het Rijk te vragen.
Wethouder Wilbrink (C.H.) zegt,
dat het betoog van den heer Schüller
hierop neerkomt, dat hij allerlei voor
spellingen heeft gedaan, welke allemaal
zyn uitgekomen, en dat de gemeente
ambtenaren onbetrouwbare rapporten in
dienen. Spr. deelt die opvatting allerminst.
Die rapporten zijn objectief. Momenteel is
er een kleine reserve, daarover bestaat er
geen verschil van Inzicht. Het gaat er
slechts om, hoeveel woningwetwoningen er
moeten worden aangevraagd.
Het college meent dat 250 voldoende is.
Men moet er ook rekening mede houden,
dat er de laatste jaren jaarlijks een huur-
verlies van ongeveer 120.000 door de ge
meente is geleden. Met dat verlies voor
oogen kon men maar niet voortgaan met
het bouwen van woningen. Toen uit de
rapporten van 1938 bleek, dat de woning-
ruimte ging verminderen, werd het tijd te
gaan denken over woningbouw.
De heer Schüller wil een reserve van
2 Over het algemeen is dat wenschelijk,
maar speciaal voor arbeiderswoningen is
dat niet noodzakelijk; een reserve van
1 is voldoende. Op de cijfers van 1939 is
wat de vestiging betreft geen pijl te trek-
ken; 1939 is een heel bijzonder jaar ge
weest. Het moet gewaardeerd worden, dat
het college in dezen tijd met voorzichtig
heid te werk gaat. Op het oogenblik is er
nog geen sprake van een tekort aan bouw
materiaal, zoodat men daaraan geen argu
ment kan ontleenen om maar raak le
bouwen.
Wat het uitbreidingsplan betreft, is het
college niet te laat maar Integendeel een
half jaar te vroeg geweest.
Wat het woningtype betreft, noemt spr.
de opmerkingen van den heer Schüller
„kinderpraat". Dat is geen reëele critiek
meer, dat is critiek zoeken. Spr. geeft toe,
dat als wij den oorlog hadden kunnen voor
zien, wij ons hadden gedekt. In alle bgleid
zijn tekortkomingen te constaleeren, maar
voor critiek als van den heer Schüller is
z.i. geen enkele reden.
De interpellatie wordt vervolgens aan
gehouden tot de volgende vergadering.
De interpellatie-v. W e 1 z e n, over het
niet verleenen van duurte-toeslag aan
sommige tewerkgestelden bU de werkver
schaffingsobjecten, wordt uitgesteld tot de
volgende vergadering.
Voorstel tot het wyzigen van de ge-
meentebegrooting, dienst 1039, ln ver
band met de kosten van steun en werkver
schaffing aan werkloozen.
Goedgekeurd.
Rondvraag
De heer Eskena (R.K.) vraagt in ver
band met het gebeurde te Haarlem meer
toezicht op de volkslogementen.
De voorz. zegt toe, zijn aapdacht er
aan te wijden.
Daarna sluiting.
circulaire zyn zoodanig, dat daartegen raad geen beslissing daaromtrent kunnen
Steunt Luchtverdedlgingsfondil
Postgiro Den Heeg
320000
len neme ven