Plaats een Telefoontje DINSDAG 9 APRIL 1940 P,F l.cinefi-1? railRANT TWEEDE BLAD - Pr-C 6 Duitschland. Deze «telling werd door de propaganda der Westelijke mogendheden, voorbereid en door steeds krachtiger wor dende druk op de neutralen gesteund. De concrete berichten over op handen zijnde landingspogingen der Westelijke mogend heden in Scandinavië hoopten zich den laatsten tijd steeds meer op. Zoo nog de geringste twijfel mocht be staan omtrent het definitieve besluit der Westelijke mogendheden in het Noorden te intervenieeren, dan is deze de laatste da gen wel definitief weggenomen. De Duit- sche regeering is in het bezit gekomen van onbetwistbare bewijzen, dat Engeland en Frankrijk voornemens waren, reeds binnen enkele dagen bij verrassing bepaalde gebie den der Noordsche staten te bezetten. De Noordsche staten hebben van hun kant zich niet alleen niet verzet tegen den over val van Engeland en Frankrijk, doch zelfs de ergste inbreuken op hun souvereine rechten zonder dienovereenkomstige tegen maatregelen geduld. De Duitsche regeering moet derhalve aannemen, dat de koninklijke Noorsche re geering eenzelfde houding aannemen zal ten aanzien van de acties van Engeland en Frankrijk, die thans in de bedoeling liggen en elk oogenblik ten uitvoer kunnen wor den gelegd. Doch, zelfs wanneer de koninklijke Noor sche regeering bereid zou zijn, tegenmaat regelen te nemen, dan is het de Duitsche regeering duidelijk, dat de Noorsche strijd krachten niet voldoende zouden zijn om aan de Britsch-Fransche acties met succes het hoofd te kunnen bieden. In deze beslissende phase van den strijd om het bestaan, die Engeland en Frank rijk Duitschland hebben opgedrongen, kan de Duitsche regeering echter onder geen voorwaarde dulden, dat Scandinavië door de Westelijke mogendheden tot gevechts terrein tegen Duitschland gemaakt en het Noorsche volk, zij het direct of indirect, voor den oorlog tegen Duitschland mis bruikt wordt. Duitschland is niet bereid, zulk een verwezenlijking der plannen van zyn_ tegenstanders werkeloos af te wach ten of te aanvaarden. De Duitsche regee ring heeft derhalve vandaag bepaalde mi litaire operaties ingeleid, die tot de bezet ting van strategische belangrijke punten op Noorsch staatsgebied zullen leiden. De Duitsche regeering neemt daarmede voor den duur van den oorlog de bescher ming van het koninkrijk Noorwegen op zich. Zy is vast besloten, van nu af aan met alle machtsmiddelen den vrede in het Noorden tegen iederen Brinsch—Franschen aanval te verdedigen en definitief te waar borgen. De Duitsche regeering heeft deze ontwik keling niet gewild. De verantwoordelijk heid daarvoor dragen alleen Engeland en Frankrijk. Beide staten verkondigen wel op huichelachtige wijze de bescherming der kleine landen. In waarheid echter over weldigen zij deze, in de hoop, daardoor hun tegen Duitschland gerichten, dagelijks openlijker verkondigden vernietigingswil te kunnen verwezenlijken. De Duitsche troepen" betreden den Noorschen bodem derhalve niet in vijandelijke gezindheid. Het Duitsche opperbevel is niet voornemens, de door de Duitsche troepen bezette punten als operatiebasis voor den strijd tegen Engeland te gebruiken, zoolang het niet door maatregelen van Engeland en Frankrijk hiertoe gedwongen wordt* De Duitsche militaire operaties hebben uitsluitend ten doel de beveiliging van het Noorden tegen het plan eener bezetting van Noorsche steunpunten door Britsch Fransche strijdkrachten. De Duitsche re geering is er van overtuigd, dat zij met deze actie tegelijkertijd ook de belangen van Noorwegen dient. Want deze beveiliging door de Duitche weermacht biedt den Scandinavischen volken den eenigen waar borg, dat hun landen niet tijdens dezen oorlog toch nog tot slagveld en tooneel van wellicht vreeselijke gevechtshandelingen worden. De Duitsche regeering verwacht der halve, dat de koninklijk Noorsche regee ring en» het Noorsche volk begrip zullen toonen voor het Duitsche optreden en zich er niet tegen zullen verzetten Alle tegen stand moet en zou door de Duitsche strijd krachten met alle middelen gebroken wor den en daarom slechts tot een volkomen nutteloos bloedvergieten leiden. De ko ninklijk Noorsche regeering wordt derhal ve verzocht, met den grootsten spoed maat regelen te nemen om te waarborgen, dat het optreden der Duitsche troepen zonder wrijving en moeilijkheden kan geschieden. In den geest van de van oudsher be staande goede Duitsch-Noorsche betrek kingen verklaart de Duitsche regee ring aan de koninklijk Noorsche regee ring, dat Duitschland niet voornemens is, door zijn maatregelen de territoriale onschendbaarheid en politieke onafhan kelijkheid van het koninkrijk Noor wegen thans of in de tokomst aan te tasten. Hetzelfde memorandum heeft de ko ninklijk Deensche regeering ontvangen. NOORSCHE VUURTORENS GEDOOFD. De Noorsche admiraliteit deelde gisteren mede, dat tot nader order alle vuurtorens tusschen de Zweedsche grens en Marstei- nen by Bergen gedoofd worden. Ook de zes radiobakens te Lista, Feistei- nen, Fjoloy, Tevdt, Slotteroy en Marstei- nen werden buiten dienst gesteld. DUITSCHE VLOOT "5TOOMDE NAAR HET NOORDEN. 4 Berichten uit Os"? deelden gisteren reeds tnede, dat vele Duitsche oorlogsschepen BINNENLAND Sociale verzekering voor kleine zelfstandigen Staatscommissie ingesteld Bü Koninklijk Besluit van 1 April 1840 is ingesteld een commissie met de opdracht advies uit te spreken omtrent: 1. De wenschelijkheid om ten behoeve van de kleine zelfstandigen waaronder zijn te verstaan degenen, die voor eigen re kening en risico een tak van bedryf of een vak uitoefenen, en daaruit geldelijke in komsten hebben, welke een zeker bedrag per jaar niet te boven plegen te gaan voorzieningen te treffen, welke een soort gelijk doel beoogen als de voor de loonar beiders bij de ongevallenwet, de ziektewet, de invaliditeitswet en de kinderbijslagwet getroffen voorzieningen. 2. De overwegingen van principieelen aard, welke zich met betrekking tot de toe passing van den verzekeringsplioht voor de kleine zelfstandigen voordoen en de conse quenties. welke daaruit voortvloeien ten aanzien van de verplichte verzekering voor deze bevolkingsgroep. 3. De regeling en de financiering van zoodanige uitbreidlhg der verplichte verze kering, mede bezien van uit het gezichts punt van de geldelijke lasten, welke bij een verzekering, die in het algemeen self-sup porting moet zijn, aan de betrokken perso nen zullen moeten worden opgelegd. 4. De uitvoerbaarheid van de opneming van de kleine zelfstandigen in de verplich te verzekering in technisch-administratief opzicht. Voor zoover de commissie mocht komen tot positieve voorstellen, deze nader te leg gen in een ontwerp van wet of in ontwer pen van wet. In deze commissie zijn benoemd: Tot lid en voorzitter mr. dr. J. van Brug gen, lid van de verzekeringskamer; tot lid: L. Attema, te Utrecht, mr. P. J. H. Bachg, directeur van het bureau van den Neder- landschen Roomsch-Katholieken Midden standsbond te 's-Gravenhage, dr. L. J. C. Beaufort, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Leiden, ir. J. H. H. Be- melmans, secretaris van den Limburgschen Land- en Tuinbouwbond, te Roermond, F. E. H. Ebels, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Nieuw Beerta, mr. H. W. Groeneveld, chef van de afdeeling ar- beidsverzekering van het departement van Sociale Zaken, te 's-Gravenhage, jhr. mr. P. A. van Holthe tot Echten, lid van de di rectie van de coöperatieve vereeniging „Centraal Beheer", te Amsterdam, dr. G. W. M. Huysmans, directeur der coöperatie ve centrale boerenleenbank te Eindhoven, P J. Kolijn, te Gouda, Tj. Krol,, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Haren (Gr.), C. J. Kuiper, lid van het be stuur van het Roomsch-Katholiek Werklie denverbond in Nederland, te Utrecht, E. Kupers, voorzitter van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, te Amster dam, en als diens plaatsvervanger F. S. Noordhoff, bestuurder van genoemd ver bond, te Amsterdam, B. J. de Leeuw, the saurier-generaal bij het departement van Financiën, te 's-Gravenhage, prof. mr. A. N Molenaar, te Wassenaar, N. Neuteboom, te 's-Gravenhage, J. Noordenbos, te Bolsward, H. J. Peletler, vice-voorzitter van den Koninklijken Nederlandschen Midden - standsraad, te Leeuwarden, en als diens plaatsvervanger J. C. Blanker te 's-Gra venhage, M. A. Reinalda, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te Haarlem, mr. dr. A. A. van Rhyn, secretaris-gene raal van het departement van Economische Zaken en als diens plaatsvervanger dr. W. L Groeneveld Meyer, chef van de afdeeling middenstand bij genoemd departement, T. Slavenburg te Rotterdam, C. Smeenk, lid van de de Tweede Kamer der Staten-Gene raal, te Arnhem, mr. G. Snoeck Henke- mans, voorzitter1 van den Raad van Arbeid, te Amsterdam, A. Stapelkamp, voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland, te Utrecht, I. H. Vos, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Amsterdam, dr. E. B. F. F. baron Wittert van Hoogland, voorzitter van de vereeni ging van Raden van Arbeid, te 's-Gravenha ge, H. Zoutendijk, voorzitter van den Ne derlandschen Bond van Marktkoopieleden, te 's-Gravenhage, tot lid en secretaris mr. S. Mok, voorzitter van den Raad van Ar beid, te Leiden. Deze oommissie zal Woensdag 17 April in het departement van Sociale Zaken wor den geïnstalleerd. door de Groote Belt en door de Sont naar het Noorden tTokken. In totaal werden tus schen de 90 en 100 Duitsche oorlogssche pen gezien, varende in Noordelijke richting. De schepen waren hoofdzakelijk kleine hulpvaartuigen en gewapende treilers, maar er waren ook eenige groote oorlogs schepen onder gezien. ROOSEVELT IJLINGS NAAR WASHINGTON. President Roosevelt werd kort voor vier uur gewekt, waarna hy terstond in kennis werd gesteld van de jongste gebeurtenissen in Europa. Speciale maatregelen werden getroffen om den president in een extra- trein snel naar Washington te brengen. Gedeeltelijke stopzetting periodieke verloven Het algemeen hoofdkwartier deelt mede: Gedurende de eerstvolgende dagen zul len geen nieuwe periodieke verloven wor den verleend aan sommige troepen, opge steld in de kust- en grensgebieden. (Bij informatie verneemt het A.N.P., dat onder het begrip „periodieke verloven" niet worden gerekend weermachts-indus- trieverloven, bijzondere verloven en za- kenverloven). Radio-belasting Het reeds aangekondigde ontwerp inzake eer. radiobelasting is thans ingediend. De grondslagen van de voorgestelde rege ling zijn deze: 1. Aan den Nederlandschen luisteraar wordt de wettelijke verplichting opgelegl van een jaarlijksche bijdrage tot instand houding en verderen uitbouw van den Ne derlandschen radio-omroep. Van deze ver plichting kan de luisteraar zich kwijten: a. door betaling van een bedrag, het welk de minister zou wenschen te stel len op 5.aan de A.V.R.O., K.R.*}., N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede aan den V.P.R.O.; b. door betaling van een eenigszins hooger bedrag, b.v. van 6.in geval een luisteraar niet aan een der genoem de organisaties wenscht bij te dragen. Terzake van de genoemde bedragen wijst de minister er nog ten overvloede op, dat tot verhooging daarvan alleen zou mogen worden overgegaan, indien de geldelijke omstandigheden, waarin het Nederlandsche omroepstelsel zou gaan verkeeren, zich in die mate zouden wijzigen, dat daarin een noodzaak tot verhooging zoude zijn gelegen. De genoemde by dragen worden vastge steld door den minister van Binnenlandsche Zaken. Echter in de wet zal zooals het ontwerp nu luidt worden vastgelegd, dat de hoogte der bijdragen 10 niet zal mogen overschrijden. Bij een verhooging kan hy dus niet boven dit bedrag gaan. Aan ieder der omroepvereenigingen wordt gewaarborgd het totaalbedrag, dat zij over 1938 aan vrijwillige bijdragen heeft ontvan gen, terwijl de A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A. krijgen hetgeen zij thans als uitkeering krachtens het Radio Reglement ontvangen, De omroepvereenigingen moeten gelde lijk in staat gesteld worden aldus de Minister van Binnenlandsche Zaken de nieuwe taken, welke haar in de toekomst wachten (de programmaverzorging der we relduitzendingen, der uitzendingen naar de overzeesche gebiedsdeelen en te zijner tijd der televisie-uitzendingen te vervullen, als mede de nog steeds stijgende kosten van de thans reeds door haar verzorgde uitzen dingen te bestrijden. De voorstellen van de studiecommissie zyn aan den Radioraad voorgelegd. De meerderheid kan zich er mede vereenigen, doch een minderheid van vier leden heeft de volgende bezwaren ontwikkeld. 1. De financiering van den wereldomroep is niet de taak van den luisteraar, maar van den Staat;. 2. Televisie en andere nieuwe omroep taken, verkeeren nog in zoodanig beginsta dium van voorbereiding, dat het niet juist is daarmede thans by het vaststellen der bydrage rekening te houden; 3. Het is onjuist te werk te gaan op een wyze, waarin drang van de overheid zou kunnen worden gezien tot aansluiting bij een der bestaande vereenigingen. Minister Van Boeyen heeft echter in deze bezwaren geen aanleiding kunnen vinden zijn voorstellen te wijzigen, daar hij meent dat deze bezwaren hun oorsprong vinden in een minder juiste opvatting van de functie der omroepvereenigingen. PRINSES JULIANA. H. K. H. Prinses Juliana heeft heden de gewone wekelijksche vergadering van het dagelijksch bestuur van het nationaal fonds voor bijzondere nooden bijgewoond. LOONSVERHOOGING. In Nederland kregen sedert Augustus 1939 ongeveer 400.000 personen opslag. Volgens gegevens, verzameld door het Centraal Bureau voor de Statistiek zyn er thans in Nederland ongeveer 400.000 per sonen in het vrije bedrijf, die na Augustus 1939 een loonsverhooging of loonbijslag hebben ontvangen. Telt men de arbeiders bij de werkverruimingen en de gesteunden mee, die zooals bekend, ook een bijslag hebben ontvangen, dan stijgt het totaalcij fer tot 600.000. Deze groep personen staat op het totale aantal beroepsbeoefenaren in Nederland in een verhouding van 1 8. De algemeene in druk is, dat de loonstijging gemiddeld niet belangrijk grooter is dan 5 pet. Van de groepen arbeiders, die loonsver- hooging kregen, noemen we: 40.000 arbei ders uit het bouwbedrijf, 30.000 uit de mijn industrie, 56.000 uit de metaalindustrie, 55.000 uit de textielindustrie. 16.000 uit de sigarenfabrieken, 59.00C uit land- en tuin bouw, 9000 uit de zeevaart, 9000 uit di havenbedrijven. ARCHITECT STAAL OVERLEDEN Aan de gevolgen van een maag operatie is in de ziekenverpleging te Amsterdam op 61-jarigen leeftijd over leden de bekende architect, J. F. Staal, schepper o.a. van de nieuwe beurs aan den Coolsingel te Rotterdam, welk bouwwerk thans zyn voltooiing nadert. J. F. Staal is in 1879 te Amsterdam ge boren als zoon van den in die dagen in Amsterdam bekenden aannemer en bouw ondernemer Staal. Hij bezocht de H.B.S. en bekwaamde zich practisch als architect door als leerling bij andere architecten te gaan werken. Hij had het geluk, tijdens den bouw van de nieuwe beurs te Am sterdam onder leiding van den grooten bouwmeester zelf te mogen medewerken, en toen hij later begon met zelfstandig werk toonde dit zoowel naar geest als vormgeving nog duidelijk den invloed van dr. H. P. Berlage. In diens geest, maar toch reeds met een geheel eigen stijl, bouwde hij verschillende villa's, doch later ont wikkelde hy zich steeds weer in de richting der modernste bouwers wier styl hij niet navolgde, doch bij wier geest hij zich telkens aanpaste om in dien nieuwen geest met geheel eigen scheppingen voor den dag te komen. In 1925 ontwierp hij het Nederlandsch paviljoen op de tentoonstelling te Parijs en de bouwing van de Jan Evertsenstraat te Amsterdam West, in 1927 een veiling gebouw en een kerk te Aalsmeer. In 1930 ontwierp hy samen met ir. G. J. Lang- hout het nieuwe gebouw van het dagblad de „Telegraaf", waarvan vooral de gevel het werk van Staal was. In 1931 bouwde hij aan het Daniel Willinkplein te Am sterdam den z.g. „Wolkenkrabber" en het aansluitende woningcomplex. Verscheidene andere huizen in Amsterdam Zuid werden door hem gebouwd, evenals in 1937 het nieuwe gebouw van de „Joodsche Invalide" aan het Weesperplein te Amsterdam ter wijl hy reeds vele jaren eerder het ont werp voltooide van de nieuwe Koopmans beurs te Rotterdam, welker inwijding in de komende maanden hij helaas niet mag beleven. Een der groote ontwerpen van Staal, die niet tot uitvoering mochten komen, was o.a. een project voor de Schouwburg up het Museumplein, en hetzelfde gold voor het ontwerp, dat hij samen met zijn zoon Arthur Staal maakte ter gelegenheid van de Amsterdamsche stadhuis prijsvraag. Vele publicaties op het gebied van architectuur en stadsontwikkeling zijn van Staals hand verschenen. In hem verliest de Nederlandsche Bouwkunst een harer meest prominente figuren. GEMOBILISEERDE ZELFSTANDIGE VRIJGEZELLEN. Toekenning van vergoeding. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Van Sleen, betreffende het toekennen van vergoeding aan zelfstandige gemobiliseer de vrijgezellen heeft de minister van De fensie als volgt geantwoord: Van het feit, dat verscheidene zelfstan dige vrijgezellen door het verblijf in wer- kelyken dienst geldelijke moeilijkheden on dervinden, is de minister niet onkundig gebleven. Integendeel heeft dit feit hem juist aanleiding gegeven een regeling tot stand te brengen, welke beoogt deze moei lijkheden tot op zekere hoogte op te heffen. Deze regeling, welke den naam draagt van „Regeling vergoeding ongehuwden", is vastgesteld onder dagteekening van 1 April 1940. Een afdruk is o. a. aan ieder der leden van de Staten-Generaal toege zonden. In afwachting van de totstandkoming van Jeze regeling heeft menig belanghebbende reeds eenige hulp ontvangen van de Ko ninklijke Nationale vereeniging tot steun jan miliciens. Bij het samenstellen van een ontwerp Voor bedoelde regeling kwamen zooveel vraagpunten aan de orde, dat het noodig bleek, over strekking en inhoud verschei dene instanties te raadplegen. Tenslotte moest overleg worden gepleegd met den Minister van Financiën, waaromtrent de minister op 8 Maart j.l. in de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal een mededeeling heeft gedaan. Zoodra dit overleg was afgeloopen, is tot vaststelling overgegaan. Voorzoover krachtens de mobilisatiever- goedingsbeschikking vergoeding wordt toe gekend om hieruit de aan vervanging van den dienstplichtige verbonden kosten te bestrijden, geschiedt dit niet in het per soonlijk belang van den dienstplichtige, maar ten behoeve van het onderhoud van zijn verwanten. Hierbij heeft men te doen met een recht, dat voortspruit uit art. 36 der Dienstplichtwet, welk artikel niet han delt over de persoonlijke belangen van dienstplichtigen. Dit verklaart, dat de ongehuwden, die kostwinner voor anderen zijn en ongehuw den, die alleen voor zichzelf hebben te vorgen, niet op één lijn kunnen worden ge steld, wat het recht op vergoeding betreft. In hoever aan laatstbedoelde ongehuwden een geldelijke tegemoetkoming wordt ver- sirekt, staat geheel los van het uit art. 36 der Dienstplichtwet voortvloeiende recht. BURGEMEESTERS. Benoemd is tot burgemeester der ge meente Goes mr. W C. ten Kate, met toe kenning van gelijktijdig eervol ontslag als burgemeester der gemeenten Ambt Vol- lenhove en Stad Vollenhove. Benoemd Is tot burgemeester der ge meente Beerta: C. P. van Essen. dot is w&J? uooi eejj B£HAN6Êfó De nieuwe burgemeester van Beerta, de heer C. P. van Essen, is 38 jaar. Hij is thans directeur van de gemeentelijke ar beidsbeurs te Veendam. DE ARBEID IN BROODBAKKtuiJiN. Rust op „algemeen erkende Christelijke feestdagen". Wijziging van de Arbeidswet voorgesteld. Bij de Tweede Kamer is ingediend een ontwerp van wet tot wijziging van de be palingen der Arbeidswet 1919 betreffende den arbeid in broodbakkerijen. Reeds geruimen tijd is het, zoo schrijft de Minister van Sociale Zaken ter toelich ting, een alleszins begrijpelijke wensch van de werkgevers- en werknemersorgani saties in het broodbakkersbedrijf, dat de bakkersarbeid op de algemeen erkende Christelijke feestdagen verboden zal wor den, opdat ook de bakkers en hun gezellen op die dagen vrij van werk zijn. In de door die organisaties gesloten collectieve ar beidsovereenkomsten werd dan ook een dergelijk verbod reeds opgenomen, doch in de practijk bleken verschillende bakkers zich daaraan ter wille van de winstmoge lijkheid niet te storen. Het gevolg hieiv^n is, dat ook de bakkers, die wèl de bepalin gen van de collectieve contracten in dit opzicht zouden willen naleven, gedwongen worden, eveneens op genoemde feestdagen te doen werken. Ten einde dit in de toe komst te voorkomen, dringt men aan op een wettelijk verbod. De Minister meent, dat aan het verlan gen van de werkgevers en werknemers in het bakkersbedrijf in deze moet worden voldaan. Daarom wordt voorgesteld, het eerste lid van artikel 35 der Arbeidswet 1919 in dién zin te wijzigen, dat de bakkersarbeid op de in dat artikel genoemde feestdagen wordt verboden. Alleen wanneer de Tweede Kerstdag op Dinsdag of op Zaterdag valt, zal het verbod van arbeid op den Tweeden Kerstdag niet te handhaven zyn en zal dus een uitzondering gemaakt moeten worden. De meerderheid in het georganiseerde bedrijf acht het voorts gewenscht, bet aanvangsuur op Zaterdag en op de daar mede overeenkomende dagen op 3 uur des voormiddags vast te stellen. Wèl werd deze meening niet door allen gedeeld, doch van overwegend bezwaar ten deze was in elk geval geen sprake. Alge meen begreep men, dat vooral op het plat teland, waar de distributie over groote af standen moet plaats vinden, het eerst om 4 uur des voormiddags aanvangen met den bakkersarbeid groote moeilijkheden ople vert voor een tijdige bezorging. Doch ook in de steden worden in dit opzicht bezwa ren ondervonden, omdat voor den Zondag niet alleen een dubbele hoeveelheid, maar ook een grootere verscheidenheid van brood gebakken moet worden en dus aan merkelijk meer arbeid verricht moet wor den. De Minister meent, dat inwilliging van dezen wensch geboden wordt door het be drijfsbelang en dat niet-inwilliging daar van schade beteekent zoowel voor de be trokken groepen van producenten als voor den verbruiker. In het wetsontwerp wordt daarom wijziging van de desbetreffende bepalingen der Arbeidswet voorgesteld. DE STAAT EN HET LANDGOED „SORGHVLIET" TE 's-GRAVENnAGE. Op den Staat rustte .gelijk men weet, de verplichting, op het geschonken landgoed „Sorghvliet" een representatief gebouw te zetten, met welks bouw vóór 5 Juni 1940 begonnen moest worden, daar anders het geschonkene aan de erfgenamen zou terug vallen. Allerlei omstandigheden hebben de uitvoering van de plannen vertraagd en thans is het allerminst een geschikt tijdstip om den bouw te ondernemen. De regeering was reeds met de erfgenamen over uitstel in onderhandeling getreden, en thans kan zy de Tweede Kamer melden, dat men overeenstemming heeft bereikt op de vol gende basis: De Staat betaalt den erfgenamen 345.000 en is dan voorgoed ontheven van de verplichting tot nakoming van de be treffende voorwaarden en derhalve onbe perkt eigenaar van het landgoed. Het behoeft we! nauwelijks gezegd te worden, aldus minister De Geer in zijn toe lichting. dat dit bedrag ver ligt beneden de waarde van het landgoed. Er is hier dan ook niet srrake van een koopsom van het goed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 6