Plaats een
Telefoontje
DINSDAG 9 APRIL 1940
P,F l.cinefi-1? railRANT
TWEEDE BLAD - Pr-C 6
Duitschland. Deze «telling werd door de
propaganda der Westelijke mogendheden,
voorbereid en door steeds krachtiger wor
dende druk op de neutralen gesteund. De
concrete berichten over op handen zijnde
landingspogingen der Westelijke mogend
heden in Scandinavië hoopten zich den
laatsten tijd steeds meer op.
Zoo nog de geringste twijfel mocht be
staan omtrent het definitieve besluit der
Westelijke mogendheden in het Noorden te
intervenieeren, dan is deze de laatste da
gen wel definitief weggenomen. De Duit-
sche regeering is in het bezit gekomen van
onbetwistbare bewijzen, dat Engeland en
Frankrijk voornemens waren, reeds binnen
enkele dagen bij verrassing bepaalde gebie
den der Noordsche staten te bezetten. De
Noordsche staten hebben van hun kant
zich niet alleen niet verzet tegen den over
val van Engeland en Frankrijk, doch zelfs
de ergste inbreuken op hun souvereine
rechten zonder dienovereenkomstige tegen
maatregelen geduld.
De Duitsche regeering moet derhalve
aannemen, dat de koninklijke Noorsche re
geering eenzelfde houding aannemen zal
ten aanzien van de acties van Engeland en
Frankrijk, die thans in de bedoeling liggen
en elk oogenblik ten uitvoer kunnen wor
den gelegd.
Doch, zelfs wanneer de koninklijke Noor
sche regeering bereid zou zijn, tegenmaat
regelen te nemen, dan is het de Duitsche
regeering duidelijk, dat de Noorsche strijd
krachten niet voldoende zouden zijn om
aan de Britsch-Fransche acties met succes
het hoofd te kunnen bieden.
In deze beslissende phase van den strijd
om het bestaan, die Engeland en Frank
rijk Duitschland hebben opgedrongen, kan
de Duitsche regeering echter onder geen
voorwaarde dulden, dat Scandinavië door
de Westelijke mogendheden tot gevechts
terrein tegen Duitschland gemaakt en het
Noorsche volk, zij het direct of indirect,
voor den oorlog tegen Duitschland mis
bruikt wordt. Duitschland is niet bereid,
zulk een verwezenlijking der plannen van
zyn_ tegenstanders werkeloos af te wach
ten of te aanvaarden. De Duitsche regee
ring heeft derhalve vandaag bepaalde mi
litaire operaties ingeleid, die tot de bezet
ting van strategische belangrijke punten
op Noorsch staatsgebied zullen leiden.
De Duitsche regeering neemt daarmede
voor den duur van den oorlog de bescher
ming van het koninkrijk Noorwegen op
zich. Zy is vast besloten, van nu af aan
met alle machtsmiddelen den vrede in het
Noorden tegen iederen Brinsch—Franschen
aanval te verdedigen en definitief te waar
borgen.
De Duitsche regeering heeft deze ontwik
keling niet gewild. De verantwoordelijk
heid daarvoor dragen alleen Engeland en
Frankrijk. Beide staten verkondigen wel
op huichelachtige wijze de bescherming
der kleine landen. In waarheid echter over
weldigen zij deze, in de hoop, daardoor hun
tegen Duitschland gerichten, dagelijks
openlijker verkondigden vernietigingswil te
kunnen verwezenlijken.
De Duitsche troepen" betreden den
Noorschen bodem derhalve niet in
vijandelijke gezindheid. Het Duitsche
opperbevel is niet voornemens, de door
de Duitsche troepen bezette punten als
operatiebasis voor den strijd tegen
Engeland te gebruiken, zoolang het
niet door maatregelen van Engeland en
Frankrijk hiertoe gedwongen wordt*
De Duitsche militaire operaties hebben
uitsluitend ten doel de beveiliging van het
Noorden tegen het plan eener bezetting
van Noorsche steunpunten door Britsch
Fransche strijdkrachten. De Duitsche re
geering is er van overtuigd, dat zij met deze
actie tegelijkertijd ook de belangen van
Noorwegen dient. Want deze beveiliging
door de Duitche weermacht biedt den
Scandinavischen volken den eenigen waar
borg, dat hun landen niet tijdens dezen
oorlog toch nog tot slagveld en tooneel van
wellicht vreeselijke gevechtshandelingen
worden.
De Duitsche regeering verwacht der
halve, dat de koninklijk Noorsche regee
ring en» het Noorsche volk begrip zullen
toonen voor het Duitsche optreden en zich
er niet tegen zullen verzetten Alle tegen
stand moet en zou door de Duitsche strijd
krachten met alle middelen gebroken wor
den en daarom slechts tot een volkomen
nutteloos bloedvergieten leiden. De ko
ninklijk Noorsche regeering wordt derhal
ve verzocht, met den grootsten spoed maat
regelen te nemen om te waarborgen, dat
het optreden der Duitsche troepen zonder
wrijving en moeilijkheden kan geschieden.
In den geest van de van oudsher be
staande goede Duitsch-Noorsche betrek
kingen verklaart de Duitsche regee
ring aan de koninklijk Noorsche regee
ring, dat Duitschland niet voornemens
is, door zijn maatregelen de territoriale
onschendbaarheid en politieke onafhan
kelijkheid van het koninkrijk Noor
wegen thans of in de tokomst aan te
tasten.
Hetzelfde memorandum heeft de ko
ninklijk Deensche regeering ontvangen.
NOORSCHE VUURTORENS GEDOOFD.
De Noorsche admiraliteit deelde gisteren
mede, dat tot nader order alle vuurtorens
tusschen de Zweedsche grens en Marstei-
nen by Bergen gedoofd worden.
Ook de zes radiobakens te Lista, Feistei-
nen, Fjoloy, Tevdt, Slotteroy en Marstei-
nen werden buiten dienst gesteld.
DUITSCHE VLOOT "5TOOMDE NAAR
HET NOORDEN.
4 Berichten uit Os"? deelden gisteren reeds
tnede, dat vele Duitsche oorlogsschepen
BINNENLAND
Sociale verzekering voor
kleine zelfstandigen
Staatscommissie ingesteld
Bü Koninklijk Besluit van 1 April 1840
is ingesteld een commissie met de opdracht
advies uit te spreken omtrent:
1. De wenschelijkheid om ten behoeve
van de kleine zelfstandigen waaronder
zijn te verstaan degenen, die voor eigen re
kening en risico een tak van bedryf of een
vak uitoefenen, en daaruit geldelijke in
komsten hebben, welke een zeker bedrag
per jaar niet te boven plegen te gaan
voorzieningen te treffen, welke een soort
gelijk doel beoogen als de voor de loonar
beiders bij de ongevallenwet, de ziektewet,
de invaliditeitswet en de kinderbijslagwet
getroffen voorzieningen.
2. De overwegingen van principieelen
aard, welke zich met betrekking tot de toe
passing van den verzekeringsplioht voor de
kleine zelfstandigen voordoen en de conse
quenties. welke daaruit voortvloeien ten
aanzien van de verplichte verzekering voor
deze bevolkingsgroep.
3. De regeling en de financiering van
zoodanige uitbreidlhg der verplichte verze
kering, mede bezien van uit het gezichts
punt van de geldelijke lasten, welke bij een
verzekering, die in het algemeen self-sup
porting moet zijn, aan de betrokken perso
nen zullen moeten worden opgelegd.
4. De uitvoerbaarheid van de opneming
van de kleine zelfstandigen in de verplich
te verzekering in technisch-administratief
opzicht.
Voor zoover de commissie mocht komen
tot positieve voorstellen, deze nader te leg
gen in een ontwerp van wet of in ontwer
pen van wet.
In deze commissie zijn benoemd:
Tot lid en voorzitter mr. dr. J. van Brug
gen, lid van de verzekeringskamer;
tot lid:
L. Attema, te Utrecht, mr. P. J. H. Bachg,
directeur van het bureau van den Neder-
landschen Roomsch-Katholieken Midden
standsbond te 's-Gravenhage, dr. L. J. C.
Beaufort, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, te Leiden, ir. J. H. H. Be-
melmans, secretaris van den Limburgschen
Land- en Tuinbouwbond, te Roermond, F.
E. H. Ebels, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, te Nieuw Beerta, mr. H.
W. Groeneveld, chef van de afdeeling ar-
beidsverzekering van het departement van
Sociale Zaken, te 's-Gravenhage, jhr. mr. P.
A. van Holthe tot Echten, lid van de di
rectie van de coöperatieve vereeniging
„Centraal Beheer", te Amsterdam, dr. G.
W. M. Huysmans, directeur der coöperatie
ve centrale boerenleenbank te Eindhoven,
P J. Kolijn, te Gouda, Tj. Krol,, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, te
Haren (Gr.), C. J. Kuiper, lid van het be
stuur van het Roomsch-Katholiek Werklie
denverbond in Nederland, te Utrecht, E.
Kupers, voorzitter van het Nederlandsch
Verbond van Vakvereenigingen, te Amster
dam, en als diens plaatsvervanger F. S.
Noordhoff, bestuurder van genoemd ver
bond, te Amsterdam, B. J. de Leeuw, the
saurier-generaal bij het departement van
Financiën, te 's-Gravenhage, prof. mr. A.
N Molenaar, te Wassenaar, N. Neuteboom,
te 's-Gravenhage, J. Noordenbos, te
Bolsward, H. J. Peletler, vice-voorzitter van
den Koninklijken Nederlandschen Midden -
standsraad, te Leeuwarden, en als diens
plaatsvervanger J. C. Blanker te 's-Gra
venhage, M. A. Reinalda, lid van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, te Haarlem,
mr. dr. A. A. van Rhyn, secretaris-gene
raal van het departement van Economische
Zaken en als diens plaatsvervanger dr. W.
L Groeneveld Meyer, chef van de afdeeling
middenstand bij genoemd departement, T.
Slavenburg te Rotterdam, C. Smeenk, lid
van de de Tweede Kamer der Staten-Gene
raal, te Arnhem, mr. G. Snoeck Henke-
mans, voorzitter1 van den Raad van Arbeid,
te Amsterdam, A. Stapelkamp, voorzitter
van het Christelijk Nationaal Vakverbond
in Nederland, te Utrecht, I. H. Vos, lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te
Amsterdam, dr. E. B. F. F. baron Wittert
van Hoogland, voorzitter van de vereeni
ging van Raden van Arbeid, te 's-Gravenha
ge, H. Zoutendijk, voorzitter van den Ne
derlandschen Bond van Marktkoopieleden,
te 's-Gravenhage, tot lid en secretaris mr.
S. Mok, voorzitter van den Raad van Ar
beid, te Leiden.
Deze oommissie zal Woensdag 17 April
in het departement van Sociale Zaken wor
den geïnstalleerd.
door de Groote Belt en door de Sont naar
het Noorden tTokken. In totaal werden tus
schen de 90 en 100 Duitsche oorlogssche
pen gezien, varende in Noordelijke richting.
De schepen waren hoofdzakelijk kleine
hulpvaartuigen en gewapende treilers,
maar er waren ook eenige groote oorlogs
schepen onder gezien.
ROOSEVELT IJLINGS NAAR
WASHINGTON.
President Roosevelt werd kort voor vier
uur gewekt, waarna hy terstond in kennis
werd gesteld van de jongste gebeurtenissen
in Europa. Speciale maatregelen werden
getroffen om den president in een extra-
trein snel naar Washington te brengen.
Gedeeltelijke
stopzetting periodieke
verloven
Het algemeen hoofdkwartier deelt mede:
Gedurende de eerstvolgende dagen zul
len geen nieuwe periodieke verloven wor
den verleend aan sommige troepen, opge
steld in de kust- en grensgebieden.
(Bij informatie verneemt het A.N.P., dat
onder het begrip „periodieke verloven"
niet worden gerekend weermachts-indus-
trieverloven, bijzondere verloven en za-
kenverloven).
Radio-belasting
Het reeds aangekondigde ontwerp inzake
eer. radiobelasting is thans ingediend.
De grondslagen van de voorgestelde rege
ling zijn deze:
1. Aan den Nederlandschen luisteraar
wordt de wettelijke verplichting opgelegl
van een jaarlijksche bijdrage tot instand
houding en verderen uitbouw van den Ne
derlandschen radio-omroep. Van deze ver
plichting kan de luisteraar zich kwijten:
a. door betaling van een bedrag, het
welk de minister zou wenschen te stel
len op 5.aan de A.V.R.O., K.R.*}.,
N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede aan den
V.P.R.O.;
b. door betaling van een eenigszins
hooger bedrag, b.v. van 6.in geval
een luisteraar niet aan een der genoem
de organisaties wenscht bij te dragen.
Terzake van de genoemde bedragen wijst
de minister er nog ten overvloede op, dat
tot verhooging daarvan alleen zou mogen
worden overgegaan, indien de geldelijke
omstandigheden, waarin het Nederlandsche
omroepstelsel zou gaan verkeeren, zich in
die mate zouden wijzigen, dat daarin een
noodzaak tot verhooging zoude zijn gelegen.
De genoemde by dragen worden vastge
steld door den minister van Binnenlandsche
Zaken. Echter in de wet zal zooals het
ontwerp nu luidt worden vastgelegd, dat
de hoogte der bijdragen 10 niet zal mogen
overschrijden. Bij een verhooging kan hy
dus niet boven dit bedrag gaan.
Aan ieder der omroepvereenigingen wordt
gewaarborgd het totaalbedrag, dat zij over
1938 aan vrijwillige bijdragen heeft ontvan
gen, terwijl de A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V.
en V.A.R.A. krijgen hetgeen zij thans als
uitkeering krachtens het Radio Reglement
ontvangen,
De omroepvereenigingen moeten gelde
lijk in staat gesteld worden aldus de
Minister van Binnenlandsche Zaken de
nieuwe taken, welke haar in de toekomst
wachten (de programmaverzorging der we
relduitzendingen, der uitzendingen naar de
overzeesche gebiedsdeelen en te zijner tijd
der televisie-uitzendingen te vervullen, als
mede de nog steeds stijgende kosten van
de thans reeds door haar verzorgde uitzen
dingen te bestrijden.
De voorstellen van de studiecommissie
zyn aan den Radioraad voorgelegd. De
meerderheid kan zich er mede vereenigen,
doch een minderheid van vier leden heeft
de volgende bezwaren ontwikkeld.
1. De financiering van den wereldomroep
is niet de taak van den luisteraar, maar van
den Staat;.
2. Televisie en andere nieuwe omroep
taken, verkeeren nog in zoodanig beginsta
dium van voorbereiding, dat het niet juist
is daarmede thans by het vaststellen der
bydrage rekening te houden;
3. Het is onjuist te werk te gaan op een
wyze, waarin drang van de overheid zou
kunnen worden gezien tot aansluiting bij
een der bestaande vereenigingen.
Minister Van Boeyen heeft echter in deze
bezwaren geen aanleiding kunnen vinden
zijn voorstellen te wijzigen, daar hij meent
dat deze bezwaren hun oorsprong vinden in
een minder juiste opvatting van de functie
der omroepvereenigingen.
PRINSES JULIANA.
H. K. H. Prinses Juliana heeft heden de
gewone wekelijksche vergadering van het
dagelijksch bestuur van het nationaal
fonds voor bijzondere nooden bijgewoond.
LOONSVERHOOGING.
In Nederland kregen sedert Augustus 1939
ongeveer 400.000 personen opslag.
Volgens gegevens, verzameld door het
Centraal Bureau voor de Statistiek zyn er
thans in Nederland ongeveer 400.000 per
sonen in het vrije bedrijf, die na Augustus
1939 een loonsverhooging of loonbijslag
hebben ontvangen. Telt men de arbeiders
bij de werkverruimingen en de gesteunden
mee, die zooals bekend, ook een bijslag
hebben ontvangen, dan stijgt het totaalcij
fer tot 600.000.
Deze groep personen staat op het totale
aantal beroepsbeoefenaren in Nederland in
een verhouding van 1 8. De algemeene in
druk is, dat de loonstijging gemiddeld niet
belangrijk grooter is dan 5 pet.
Van de groepen arbeiders, die loonsver-
hooging kregen, noemen we: 40.000 arbei
ders uit het bouwbedrijf, 30.000 uit de mijn
industrie, 56.000 uit de metaalindustrie,
55.000 uit de textielindustrie. 16.000 uit de
sigarenfabrieken, 59.00C uit land- en tuin
bouw, 9000 uit de zeevaart, 9000 uit di
havenbedrijven.
ARCHITECT STAAL
OVERLEDEN
Aan de gevolgen van een maag
operatie is in de ziekenverpleging te
Amsterdam op 61-jarigen leeftijd over
leden de bekende architect, J. F. Staal,
schepper o.a. van de nieuwe beurs aan
den Coolsingel te Rotterdam, welk
bouwwerk thans zyn voltooiing nadert.
J. F. Staal is in 1879 te Amsterdam ge
boren als zoon van den in die dagen in
Amsterdam bekenden aannemer en bouw
ondernemer Staal. Hij bezocht de H.B.S. en
bekwaamde zich practisch als architect
door als leerling bij andere architecten te
gaan werken. Hij had het geluk, tijdens
den bouw van de nieuwe beurs te Am
sterdam onder leiding van den grooten
bouwmeester zelf te mogen medewerken,
en toen hij later begon met zelfstandig
werk toonde dit zoowel naar geest als
vormgeving nog duidelijk den invloed van
dr. H. P. Berlage. In diens geest, maar toch
reeds met een geheel eigen stijl, bouwde
hij verschillende villa's, doch later ont
wikkelde hy zich steeds weer in de richting
der modernste bouwers wier styl hij niet
navolgde, doch bij wier geest hij zich telkens
aanpaste om in dien nieuwen geest met
geheel eigen scheppingen voor den dag
te komen.
In 1925 ontwierp hij het Nederlandsch
paviljoen op de tentoonstelling te Parijs
en de bouwing van de Jan Evertsenstraat
te Amsterdam West, in 1927 een veiling
gebouw en een kerk te Aalsmeer. In 1930
ontwierp hy samen met ir. G. J. Lang-
hout het nieuwe gebouw van het dagblad
de „Telegraaf", waarvan vooral de gevel
het werk van Staal was. In 1931 bouwde
hij aan het Daniel Willinkplein te Am
sterdam den z.g. „Wolkenkrabber" en het
aansluitende woningcomplex. Verscheidene
andere huizen in Amsterdam Zuid werden
door hem gebouwd, evenals in 1937 het
nieuwe gebouw van de „Joodsche Invalide"
aan het Weesperplein te Amsterdam ter
wijl hy reeds vele jaren eerder het ont
werp voltooide van de nieuwe Koopmans
beurs te Rotterdam, welker inwijding in
de komende maanden hij helaas niet mag
beleven.
Een der groote ontwerpen van Staal, die
niet tot uitvoering mochten komen, was
o.a. een project voor de Schouwburg up
het Museumplein, en hetzelfde gold voor
het ontwerp, dat hij samen met zijn zoon
Arthur Staal maakte ter gelegenheid van
de Amsterdamsche stadhuis prijsvraag.
Vele publicaties op het gebied van
architectuur en stadsontwikkeling zijn van
Staals hand verschenen. In hem verliest
de Nederlandsche Bouwkunst een harer
meest prominente figuren.
GEMOBILISEERDE ZELFSTANDIGE
VRIJGEZELLEN.
Toekenning van vergoeding.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid
Van Sleen, betreffende het toekennen van
vergoeding aan zelfstandige gemobiliseer
de vrijgezellen heeft de minister van De
fensie als volgt geantwoord:
Van het feit, dat verscheidene zelfstan
dige vrijgezellen door het verblijf in wer-
kelyken dienst geldelijke moeilijkheden on
dervinden, is de minister niet onkundig
gebleven. Integendeel heeft dit feit hem
juist aanleiding gegeven een regeling tot
stand te brengen, welke beoogt deze moei
lijkheden tot op zekere hoogte op te heffen.
Deze regeling, welke den naam draagt van
„Regeling vergoeding ongehuwden", is
vastgesteld onder dagteekening van 1
April 1940. Een afdruk is o. a. aan ieder
der leden van de Staten-Generaal toege
zonden.
In afwachting van de totstandkoming van
Jeze regeling heeft menig belanghebbende
reeds eenige hulp ontvangen van de Ko
ninklijke Nationale vereeniging tot steun
jan miliciens.
Bij het samenstellen van een ontwerp
Voor bedoelde regeling kwamen zooveel
vraagpunten aan de orde, dat het noodig
bleek, over strekking en inhoud verschei
dene instanties te raadplegen. Tenslotte
moest overleg worden gepleegd met den
Minister van Financiën, waaromtrent de
minister op 8 Maart j.l. in de vergadering
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
een mededeeling heeft gedaan. Zoodra dit
overleg was afgeloopen, is tot vaststelling
overgegaan.
Voorzoover krachtens de mobilisatiever-
goedingsbeschikking vergoeding wordt toe
gekend om hieruit de aan vervanging van
den dienstplichtige verbonden kosten te
bestrijden, geschiedt dit niet in het per
soonlijk belang van den dienstplichtige,
maar ten behoeve van het onderhoud van
zijn verwanten. Hierbij heeft men te doen
met een recht, dat voortspruit uit art. 36
der Dienstplichtwet, welk artikel niet han
delt over de persoonlijke belangen van
dienstplichtigen.
Dit verklaart, dat de ongehuwden, die
kostwinner voor anderen zijn en ongehuw
den, die alleen voor zichzelf hebben te
vorgen, niet op één lijn kunnen worden ge
steld, wat het recht op vergoeding betreft.
In hoever aan laatstbedoelde ongehuwden
een geldelijke tegemoetkoming wordt ver-
sirekt, staat geheel los van het uit art. 36
der Dienstplichtwet voortvloeiende recht.
BURGEMEESTERS.
Benoemd is tot burgemeester der ge
meente Goes mr. W C. ten Kate, met toe
kenning van gelijktijdig eervol ontslag
als burgemeester der gemeenten Ambt Vol-
lenhove en Stad Vollenhove.
Benoemd Is tot burgemeester der ge
meente Beerta: C. P. van Essen.
dot is w&J? uooi eejj
B£HAN6Êfó
De nieuwe burgemeester van Beerta, de
heer C. P. van Essen, is 38 jaar. Hij is
thans directeur van de gemeentelijke ar
beidsbeurs te Veendam.
DE ARBEID IN BROODBAKKtuiJiN.
Rust op „algemeen erkende Christelijke
feestdagen".
Wijziging van de Arbeidswet voorgesteld.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
ontwerp van wet tot wijziging van de be
palingen der Arbeidswet 1919 betreffende
den arbeid in broodbakkerijen.
Reeds geruimen tijd is het, zoo schrijft
de Minister van Sociale Zaken ter toelich
ting, een alleszins begrijpelijke wensch
van de werkgevers- en werknemersorgani
saties in het broodbakkersbedrijf, dat de
bakkersarbeid op de algemeen erkende
Christelijke feestdagen verboden zal wor
den, opdat ook de bakkers en hun gezellen
op die dagen vrij van werk zijn. In de door
die organisaties gesloten collectieve ar
beidsovereenkomsten werd dan ook een
dergelijk verbod reeds opgenomen, doch in
de practijk bleken verschillende bakkers
zich daaraan ter wille van de winstmoge
lijkheid niet te storen. Het gevolg hieiv^n
is, dat ook de bakkers, die wèl de bepalin
gen van de collectieve contracten in dit
opzicht zouden willen naleven, gedwongen
worden, eveneens op genoemde feestdagen
te doen werken. Ten einde dit in de toe
komst te voorkomen, dringt men aan op
een wettelijk verbod.
De Minister meent, dat aan het verlan
gen van de werkgevers en werknemers in
het bakkersbedrijf in deze moet worden
voldaan.
Daarom wordt voorgesteld, het eerste lid
van artikel 35 der Arbeidswet 1919 in dién
zin te wijzigen, dat de bakkersarbeid op de
in dat artikel genoemde feestdagen wordt
verboden. Alleen wanneer de Tweede
Kerstdag op Dinsdag of op Zaterdag valt,
zal het verbod van arbeid op den Tweeden
Kerstdag niet te handhaven zyn en zal dus
een uitzondering gemaakt moeten worden.
De meerderheid in het georganiseerde
bedrijf acht het voorts gewenscht, bet
aanvangsuur op Zaterdag en op de daar
mede overeenkomende dagen op 3 uur des
voormiddags vast te stellen.
Wèl werd deze meening niet door allen
gedeeld, doch van overwegend bezwaar ten
deze was in elk geval geen sprake. Alge
meen begreep men, dat vooral op het plat
teland, waar de distributie over groote af
standen moet plaats vinden, het eerst om
4 uur des voormiddags aanvangen met den
bakkersarbeid groote moeilijkheden ople
vert voor een tijdige bezorging. Doch ook
in de steden worden in dit opzicht bezwa
ren ondervonden, omdat voor den Zondag
niet alleen een dubbele hoeveelheid, maar
ook een grootere verscheidenheid van
brood gebakken moet worden en dus aan
merkelijk meer arbeid verricht moet wor
den.
De Minister meent, dat inwilliging van
dezen wensch geboden wordt door het be
drijfsbelang en dat niet-inwilliging daar
van schade beteekent zoowel voor de be
trokken groepen van producenten als voor
den verbruiker. In het wetsontwerp wordt
daarom wijziging van de desbetreffende
bepalingen der Arbeidswet voorgesteld.
DE STAAT EN HET LANDGOED
„SORGHVLIET" TE 's-GRAVENnAGE.
Op den Staat rustte .gelijk men weet, de
verplichting, op het geschonken landgoed
„Sorghvliet" een representatief gebouw te
zetten, met welks bouw vóór 5 Juni 1940
begonnen moest worden, daar anders het
geschonkene aan de erfgenamen zou terug
vallen. Allerlei omstandigheden hebben de
uitvoering van de plannen vertraagd en
thans is het allerminst een geschikt tijdstip
om den bouw te ondernemen. De regeering
was reeds met de erfgenamen over uitstel
in onderhandeling getreden, en thans kan
zy de Tweede Kamer melden, dat men
overeenstemming heeft bereikt op de vol
gende basis:
De Staat betaalt den erfgenamen
345.000 en is dan voorgoed ontheven van
de verplichting tot nakoming van de be
treffende voorwaarden en derhalve onbe
perkt eigenaar van het landgoed.
Het behoeft we! nauwelijks gezegd te
worden, aldus minister De Geer in zijn toe
lichting. dat dit bedrag ver ligt beneden
de waarde van het landgoed. Er is hier dan
ook niet srrake van een koopsom van het
goed.