KERKNIEUWS RECHTZAKEN Schoonmaak LUCHTVAART WOENSDAG 27 MAART 1940 CE IF.insCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 Ter gedachtenis aan Pastoor Keulers O.C.D. Op Paaschzaterdag overleed in het Kar melietenklooster te Waspik de oud-pastoor van Groenendijk: pater J. M. Keulers, van de orde der ongeschoeide Karmelieten. Met zijn kloosternaam heette hij: pater Placi- dus van den H. Albertus. Wie dezen priester gekend hebben, zooals ik, al de jaren dat hij pastoor was in Groe nendijk, zullen hem nooit vergeten. Hy was kloosterling tot in de toppen van zijn vingers! Dat viel een ieder op, die zijn optreden naar buiten meemaakte. Wat een singulier man, dacht de man van de straat, die hem niet kende: een monnik uit de middeleeuwen Alsof het hem tot oneer strekte, dat hij zich uitgaf voor wat hij was en wilde zijn. Maar wat steeg deze priester in je achting als je hem leerde ken nen. Dan bleek het, hoe al de meeningen die hy verkondigde voor hem gerijpt wa ren in gebed en overweging, hoe hij zijn optreden naar buiten voorbereidde ge knield voor Gods aanschijn. Ja, als je hem goed leerde kennen voelde je, dat hij eigenlijk altijd geknield lag voor Gods Ma jesteit en dat maakte, dat je hem moest gaan hoogachten. Hij leefde geheel vol gens zijn roeping, als een man uit één stuk. En als iemand mocht meenen, dat dit heel gewoon is: leven naar je roeping, dan ben ik van gedachte, dat de perfectie hiervan heel buitengewoon is. Hij verkondigde meeningen, die boeren, burgers en buitenlui in rep en roer brach ten. Dan trok hij als een ridder een ijze ren harnas aan en met een zware speer in zijn hand trok hij los op de schenners in Gods Kerk! Natuurlijk koos mep party. Maar als de tegenstander soms later eens persoonlijk kennis maakte dan moest hij bekennen: maar is dat nu pastoor Keu lers? Dat is de meest charmante mensch, de goedheid en blijheid in persoon! Er was geen stad op de Balkan en geen weggetje in Zuid-Holland dat hij niet ken de. En hij heeft de gelegenheid gehad en gebruikt om zoowel het een als het an der te gaan zien. En als hij daarover des avonds» in den huiselijken kring, (hoe ge zellig kon dat zijn!) aan 't vertellen raakte, dan kon hij zyn vaste voornemen om al tijd om half negen thuis te zijn wel eens vergeten, zoodat zijn vertrek, ineens wel een vlucht geleek. Maar wij pret, als we hem zoover konden krijgen....! Hij kon zich geven geheel en totaal. En je moest wel van hem gaan houden. Zoo leeft hij voort in de harten van de Groe nendijkers, daar ben ik van overtuigd. Al leen vind ik het jammer, dat er zoo wei- n!g van te merken was bij zijn begrafenis. Daar zijn natuurlijk verontschuldigingen aan te voeren.Maar welke Groenendij ker zal daarmee willen aankomen....? Maar zoo'n verzuim kan- worden goedge maakt door H.H. Missen en gebed. En dat is plicht. Zeker voor degenen, die zoo heel veel aan hem hebben te danken. Hoezeer zijn oude parochie voor hem leefde en hoeveel dit 28 jaar voor hem be- teekende kon je gewaar worden, als je hem opzocht. Als hij wist, dat je zoudt ko men, dan stond hij al aan 't station je op te wachten. Als dan de trein kwam aanrij den, dan gingen zijn beide armen en zijn stok boven zijn hoofd. Teeken dat je gezien waart! Daarna was een zuidelijke begroe ting. Ik zal nooit vergeten, hoe ik de laat ste maal naast hem liep. voetje ,voor voetje, om in de maat te blyven van zijn moei zame sukkelgangetje. Ach, ach, wat was hij oud geworden! 'n Oudgediende met pensioen! Rustend pastoor. Emeritaat noemt men dat met een mooi woord. Dat beteekent: hij heeft het verdiend. Na 28 jaar pastoraat, op zijn leef tijd had hij het ook verdiend, zou men mee nen. Maar weet u hoe hij leefde? Zoodra hij in de kloostergemeenschap terugkwam kwam hij daar als onderdaan en schikte hij zich naar de kloosterregels en gebruiken. Hij was weer de ondergeschikte klooster ling, die zal vragen aan zijn overste, veel jonger in jaren dan hy zelf, en vroeger zijn kapelaan, of het goed is, dat hy even mee opliep, of hij een postzegel mag ge bruiken voor een briefkaart. Midden in den nacht je lekkere slaap te onderbreken, om een uur in 'n koude, kale bidruimte, in on gemakkelijke houding te gaan staan bidden, terwyl al zijn oud-parochianen liggen te slapen. Hij ontbrak nooit en wat mooier is, hij was het eerste present! Als men weet, hoeveel hij van zijn oude parochie hield en op welke bovennatuurlijke wijze, moest men dan in Groenendijk niet bedroefd zyn, nu men den zegen van zyn gebed moet missen op aarde? Maar toch ook misschien weer niet, want in den hemel zal hij voor ons blijven bidden.... Toen maakte de ziekte hem invalide en stelde hem geheel op non-actief. En wat er ger was, hij raakte geheel aangewezen op de hulp van anderen. Wat moet dit een lij den geweest zijn voor dezen man die zoo actief was van aard! Diep medelijden ver vult me als ik dit bedenk. Maar de voorzie nigheid zorgde voor hulp. Er was een Groe- nendyksche jongen in zijn omgeving, 'n jong broedertje, die hem de laatste maan den op voorbeeldige wyze heeft verzorgd en opgepast. En daar wilde hij graag door geholpen worden. Het einde kwam op Paaschzaterdag. Ik hoor nog in mijn ooren zyn intredepreek op dien eersten Paaschzondag. Uiterst zorg vuldig voorbereid en gememoriseerd, met onhandige gebaren door de ongewoonte: Groenendijk is verrezen voor de Karmelie- Aenorde. Op een Zaterdag stierf hy, de zoon vt Maria's orde. En op Paschen in den hemel! Zyn medebroeders hebben hem uitge- ?e'i. Placidus, frater noster, sacerdos! De kerk was vol op dezen werkdag. (Niet van Groenendijkers!) Bonken van wolken in de lucht. Maar de wind heeft al 't koesterende van de lente: In Paradisum deducant te Angeli. Wat hebben wij dit dikwijls met hem gezongen, als we langs de kerk naar het kerkhof trokken om 'n parochiaan te helpen begraven op zyn kerkhof, zijn trots, met dat mooie kapelletje. Nu is het zyn beurt. 'n Groote schaar priesters, zijn mede broeders, 'n massa volk. De uittocht van een herder! Wat is de liturgie van de Kerk toch schoon en troos tend! De intocht in den hemel is nog veel schooner! Wij zullen hem nooit vergeten. En Groenendijk zal voor hem bidden. Dat is dure plicht. J. N. V. Pr. DEKEN J. L. DANKELMAN t De hoogeerw. heer J. L. Dankelman, deken van Delft, is in den nacht van Maandag op Dinsdag op bijna 67-jarigen leeftijd m het Sint Hippolytusziekenhuis aldaar overleden. Katholiek Delft verliest in hem een priesterfiguur van uitzonderlijk formaat, die uitmuntte door velerlei gaven van hoofd en hart. De thans overledene werd geboren le Hoorn op 12 April 1873 en op 4 April 1897 tot priester gewijd. Na zijn priesterwijding was hij gedurende twee en een half jaar werkzaam als kapelaan te Alphen aan den Rijn, waarna hij 15 September 1899 als kapelaan overgeplaatst werd naar de St. Hippolytusparochie te Delft. Op 8 October 1909 volgde zijn be noeming tot rector van het Sint Hippolytus ziekenhuis te Delft en tegelijk tot directeur van de congregatie der eerwaarde zusters Augustinessen. Onder zijn leiding heeft de congregatie in geheel het land een groote uitbreiding mogen ondergaan. Tweeden Pinksterdag 1934 volgde zijn benoeming tot deken van Delft. In datzelfde jaar vierde hij zyn zilveren jubileum als directeur van de zuster congregatie, bij welke gelegenheid mgr. Aengenent hem benoemde tot eere-kanun- nik van het Haarlemsche kapittel. In 1937 werd zyn 40-jarig priesterfeest met grooten luister gevierd. H.M. de Koningin benomde hem tot rid der in de orde van Oranje Nassau. Sedert vele jaren vervulde de thans ont slapene ook de functie van bisschoppelijk inspecteur voor het onderwijs. „Maasbode" JUBILEUM OUD-REGENT WIJTENBURG Het 40-jarig priesterfeest van den hoog eerw. heer M. A. Wijtenburg, oud-regent van Hageveld en kanunnik van het kathe drale kapittel van Haarlem, die thans ver blijf houdt in het Sint Jozefgesticht op den Dennenheuvel te Bloemendaal, zal gevierd worden op 31 Maart a.s. De plechtige H. Mis zal te tien uur worden opgedragen, terwijl van drie uur tot half vijf een receptie zal worden gehouden. EEUWFEEST CONGREGATIE VAN DE BROEDERS VAN ST. LOUIS Mgr. P. Hopmans celebreert pontificale H. Mis Op den zonnigen morgen van den derden Paaschdag is Oudenbosch in feeststemming. De straat tusschen de twee befaamde koepels van de hoofd kerk, de basiliek van St. Agatha en Barbara, en van de kapel van St. Louis, is vol vlaggengewapper en drukte. Heden viert de Congregatie van de Broeders van den heiligen Aloysius, die in Nederland verscheidene huizen en scholen heeft, welker verdiensten voor het katholieke onderwijs groot zijn en waar zoo menig bekend Neder lander in zijn jonge jaren zijn op leiding genoot, het honderdjarig be- staansfeest. Reeds vroeg bevonden zich vele ge- noodigden op de rijk versierde binnen plaats, welke in het Zuiden wordt afge sloten door den hoogen barokken gevel van de kapel. De kapel was uitwendig smaakvol versierd en ook het inwendige was één kleur van vaandels en bloemen en over de barokken krullen en kapiteelen viel de Paaschzon. Zy was geheel gevuld met genoodigden, toen om 9 uur een stoet van priesters Z.H. Exc. Mgr. P. Hopmans, bisschop van Breda, afhaalde aan de poort van de kapel onder het zingen van het „Ecce Sacerdos Magnus" van Jos. Vranken, uitgevoerd door het gemengd koor van St. Louis. Van de talrijke aanwezigen noemen wij: den vicaris-generaal van het bisdom Breda, mgr. J. M. van Oers; mgr. J. M. v. d. Tuyn, deken van 's-Gravenhage; mgr. J. Th. Lagerweij, pastoor van de Posthoorn- parochie te Amsterdam; pater A. Kersten, provinciaal van de Witte Paters te Boxtel; den zeereerw. pater M. Mol C.ss.R., provin ciaal der Paters Redemptoristen; deken van Mierlo uit Roosendaal; rector W. Nolet, bisschoppelijk inspecteur van het lager onderwijs te Rotterdam; prof. dr. ir. J. A. Mekel, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft; prof. dr. J. I. M. Schmutzer te Utrecht; prof. dr. Alph. Mulders, hoogleeraar aan de R.K. Univer siteit te Nijmegen; mr. J. H. H. Stieger, lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland; ir. H. J. van Swaay, voorzitter van den Electriciteitsraad; pater dr. G. Gorris S.J.; pater Hyacinth Hermans O.P.; de inspec teurs van het onderwijs Verbeeten en dr. De 91-jarige oud zouaal de Boer was de oudste aanwezige oud leerling bij de viering van het eeuwfe°ft van het instituut St Louis te Oudenbosch Jos. Gielen; burgemeester P. J. A. Hoeks en de wethouders van Oudenbosch; den Deigischen consul W. Tiebackx; den opper wachtmeester J. de Thije, brigade commandant der Kon. marachaussee; den 91-jarigen oud-zouaaf, den heer De Boer uit de hoofdstad; pastoor v. Leeuwen, uit Hillegom; het hoofd van de Con gregatie van den H. Aloysius, vader Tarci- sius; algemeen overste br. Franciscus; den vicaris en de eerw. broeders Wulfram, Robertus en Majella; leden van den raad; de oversten van Oudenbosch, Rotterdam, Amsterdam, Lisse, Laren en Alkmaar, en een vertegenwoordiging van den Rotter- damschen Lloyd. Bij de pontificale H. Mis fungeerden als troondiakens pastoor Jos. Dirks en rector Mol; als presbyter-assistens de zeereerw. heer M. de Bruyckcre, rector van St. Louis; als subdiaken en diaken de zeer eerw. heeren P. de Grauw en H. Roks, ter wijl de lagere functies werden waarge nomen door fraters van de Paters der H. Familie. Het eigen der H. Mis werd gezongen door de Schola Cantorum der paters van de H. Familie, terwijl het gemengde koor van St. Louis de Missa Papae Marcelli van Palestrina zong. Na de H. Mis werd het „Haec Dies" van Palestrina uitgevoerd door het koor van St. Louis. Des middags had een zeer drukke recep tie plaats. Hooge onderscheidingen voor Vader Tarcisius. Op de receptie welke gehouden werd in de groote auia, waren zeer vele belang stellenden aanwezig. Het allereerst werd het woord gevoerd dor Z.H. Exc. Mgr. P. Hopmans, daarna werd gesproken namens de oud-leerlingen door pater Hyacinth Hermans O.P., waarna pastoor Dirks uit Oudenbosch sprak namens de parochianen. Door den hoofdinspecteur van het onder wijs, den heer Verbeeten, werd medege deeld, dat het H.M. de Koningin behaagd had vader Tarcisius te benoemen tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Door den heer Th. Tiebakcx, consul van België, werd mededeeling gedaan, dat het Z.M. Koning Leopold III had behaagd, vader Tarcisius te benoemen tot officier in de Kroonorde van België. Nadat nog meerdere andere sprekers het woord hadden gevoerd, heeft Vader Tar cisius een dankwoord gesproken. „Maasbode" HAAGSCHE RECHTBANK De pensiongast, die voor zich .zelf begon. Bij een pensionhoudster* te Wasse naar was zekere S., afkomstig uit Leiden, ir pesion gekomen. Alles ging naar wensch en de zaak floreerde prachtig vol gens den pensiongast, zooals hij aan zijn hospita mededeelde. Het eene praatje volg- Jf op het andere en uit die gesprekken bleek, dat de pensionhoudster er wel iets voor gevoelde haar pension over te doen mits zij er een goeden kooper voor zou kunnen vinden. Haar pensiongast presen teerde zich als kooper en de onderhande lingen begonnen. Na vele gesprekken kwam men overeen, dat de pensiongast het pension voort zou zetten onder zijn naam. Tevens zou hij den geheelen inboe del overnemen voor een bedrag van 165. Maar aangezien S. niet over voldoende contanten beschikte kwam men overeen, dat hij het bedrag in termijnen zou beta len. Na enkele maleh een termijn betaald te hebben bleef de rest van het geld plot seling weg. De gewezen pensionhoudster schreef eens over de kwestie, maar kreeg geen antwoord. Daarom toog zy persoon lijk naar haar gewezen commensaal om over het uitblijven van het geld te spre ken. Haar wachtte bij aankomst een min der aangename verrassing, want wat zy gedacht had te zullen vinden, haar gewe zen pension, vond zy niet, evenmin als haar ex-kostganger er den door hem over genomen inboedel. Alles was spoorloos verdwenen, want S. had, na twee termij nen betaald te hebben, alles verkocht en het geld voor zich zelf gehouden. De Officier eischte tegen den oneerlijken kostganger-pension-houder een gevange nisstraf van twee maanden, waarna de uitspraak bepaald werd op over 14 dagen. geeft menige huisvrouw en meisje ruwe en roode werkhanden. Deze worden weder om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol 1448 Haagsche Politierechter Het hondje. Parmantig liep de meneer met het hondje te stappen, vergenoegd aan zijn pijpje smakkend en mogelijk denkend. „Hoe genoeglijk glijden de dagen, enz." Het hondje was een doodgewoon hondje van een niet thuis te brengen ras, zooals tr honderden rondloopen al of niet voor zien van een hondenpenning. Het beest was echter de lieveling van zijn echtgenoote en het was een eer, dat hij het béést „uit mocht laten" of mis schien moest uitlaten. Nu is het met hondjes zoo: door het vele thuiszitten willen zij ook wel eens iets anders, bijv. met een kudde soortge- nooten op avontuur uitgaan of zoo iets. En roen dit hondje dan ook eenige soortge- nooten zag, gaf het een plotselingen ruk aan het riempje, dat uit meneers handen glipte, en het hondje nam „het rit" aan, hei riempje achter zich aan sleepend. Uit was het met de zoete rust van meneer. Hij riep, hij floot, hij smeekte en hij schold, rnaar het hondje kwam niet. Nu had de meneer naar huis kunnen gaan en zeggen tegen vrouwlief „hij is weg", maar daar mede zou hij er niet geweest zijn, want vrouwlief had dat toch niet aanvaard en cr zou narigheid ontstaan zijn. Er bleef dus maar een ding te doen en wel het hondje alsnog weer te pakken krijgen, dus toog meneer achter de kudde honden aan. In den beginne ging het goed en kon hy de horde in de gaten houden, maar toen de beesten een beetje harder gingen loo- pen moest meneer het in arren moede ook op een drafje zetten; heigeen remmend op zijn stemming van „hoe genoeglijk glij den de dagen, enz." werkte Hoe harder Je honden-horde liep, hoe harder meneer liep. Na een langen tijd, en na vele straten doorkruist te hebben, gelukte het hem eindelijk vrouwliefs lieveling weer te pakken te krijgen en als uitlaat voor zijn gemoedsstemming gaf hij het beest „van dik hout zaagt men planken". Heel gevoeglijk had de geschiedenis hier mede uit kunnen zijn, maar hier ging het scherm pas op voor het tweede bedrijf, 3angezien er een andere meneer voorbij Kwam, die, de aanleiding der kastijding niet wetend, meneer nummer één uit maakte voor dierenbeul, er aan toevoegend, dat hy maar eens moest probeeren hem zoo te slaan. Nu kunnen wij gevoeglijk aannemen, dat meneer nummer één een kalm mensch was in het dagelijks leven, cie niet van onevenwichtigheden hield, maar na een half uur achter een hondje aandraven was alle zachtheid uit hem verdwenen en accepteerde hij de uitnoodi- ging door den uitdager zulk een mep te geven, dat deze t'iöe'ijk da~M niet rn*""- tot deze aarde te behooren. Maar met het uitdeelen van dezen klap had hij al zijn Kruit verschoten en was plotseling weer het doodgewone dagelijksche mannetje, dat geen kip of vlieg kwaad zou doen. Spijt had hij van het geval en vechten wilde hij niet, dus retireerde hij, daartoe nog een beetje aangespoord door het zien van die akelige bloeddruppels uit den neus van dien anderen meneer, die die renbeul gezegd had. „Tippelde" dus eerst het hondje, thans „tippelde" het hondje en zijn baas, achter volgd door den boozen vijand, die over moord-, doodslag en aanverwante artike len schreeuwde. Dank zy de tevoren op gedane ervaring en training bleef meneer voor, totdat het hondje plotseling iets doen moest, waarvoor het ruim een half uur geleden al aan het riempje gebonden was, hetgeen remmend werkte op meneers snelheid. En toen deed hy iets, door angst en wanhoop gedwongen, hij liet het hondje het hondje en liep als een haas alleen naar huis, nog steeds achtervolgd door den boo zen vijand. Hij won den wedloop en wist het veege lijf in veilige haven te loodsen. Vat vrouwlief gezegd zal hebben toen hij zonder hondje thuis kwam, weten wij niet, evenmin of het hondje nog is wederge keerd van de dwalingen zijns weegs. Vast staat evenwel, dat hij terecht moest staan wegens mishandeling en dat hij in ne verdachtenbank een „kleinen" indruk maakte en met angst rondtuurde naar al het vreemde en reeds visioenen zag van open gaande gevangenisdeuren. Kleintjes vertelde hij van zyn groote spijt oVer het gebeurde en beloofde nooit weer zoo iets te doen. Hij had aller sym pathie in tegenstelling met zijn aanklager, die zoo den indruk wekte, dat hij het al leen maar „aangegeven" had, omdat hij het manneke niet had kunnen achterha len. De gevangenisdeuren gingen voor hem niet open, maar zijn portemonnaie moet het wel, want hy zal tien gulden moeten betalen. brandstichter gaat drie jaar achter slot Dinsdagmiddag wees de Utrechtsche rechtbank vonnis tegen den 52-jarigen meubelfabrikant A. F., die zijn woning te Baarn opzettelijk in brand had gestoken, tot verkrijging van de assurantie-pennin gen. De rechtbank achtte de ten laste ge legde brandstichting bewezen en veroor deelde F. conform den eisch tot een ge vangenisstraf van drie jaar, met bevel tot onmiddellijke gevangenneming. RESERVE-MAJOOR VOOR HET HOOG MILITAIR GERECHTSHOF Hij volgde bevel van schildwacht niet op ZWARE STRAF GEëlSCHT Op 22 November van het vorige jaar reed een reserve-majoor te paard over het Noordzeestrand en stuitte daarbij op een zeker moment op een schildwacht, die hem staande hield en het wachtwoord vroeg. De majoor, die tot een ander regiment be hoorde, kon dit niet geven, waarop de schildwacht zeide: „Dan mag u niet door rijden". De majoor die zijn rit wenschte voort te zetten, maakte zich bekend, doch de schildwacht bleef weigeren hem door te laten. „Het verbod geldt voor iedereen", zeide hij. Na eenig gepraat evenwel had hy den schildwacht overreed hem toch door te laten, waarop de schildwacht het geval direct aan zijn wachtcommandant rappor teerde. Dit had tot gevolg, dat deze zaak voor 't Hoog Militair Gerechtshof gebracht werd, voor welk college de majoor thans in eerste en eenige instantie moest tereent staan wegens opzettelijke ongehoorzaam heid aan de bevelen van den schildwacht. Inmiddels is de reserve-majoor eervol uit den dienst ontslagen. Luitenant-generaal P. J. van Mun- nekrede zeide tot beklaagde „U wist toch, dat u een schildwacht moet gehoorzamen. Dat staat in art. 128 van het wetboek van Militair Strafrecht. Als u had willen door rijden, had u naar den wachtcommandant moeten vragen". Beklaagde: „Ik kende de situatie daar niet zoo goed". Generaal van Munnekrede: „Dan had u dat den schildwacht moeten vragen". Beklaagde gaf toé verkeerd gehandeld te hebben, doch hij ontkende zich aan een strafbaar feit te hebben schuldig gemaakt. Hierop werd de sohildwacht als getuige gehoord. Ook tegen hem is een strafver volging ingesteld, doch deze zaak is nog niet behandeld. De schildwacht verklaarde, dat hij den majoor wel vertrouwde, toen deze zich bekend had gemaakt, daaróm had hij hem ten slotte doorgelaten. Hij kende den majoor niet. President, mr. J. E. van der Meulen: „Wat had u gedaan als u het niet ver trouwde? 'Als u b.v. gedacht had, dat het een spion was geweest?" Getuige: „Dan had ik op hem geschoten" De advocaat-fiscaal mr. A. Brants zeide in zijn requisitoir, dat de feiten in deze zaak zeer eenvoudig zijn. Beklaagde heeft den schildwacht een eenvoudig man, ge ïmponeerd door zijn uniform en door het aplomb, waarmee hij sprak. Als de schild wacht zijn plicht had gedaan, zou beklaag- Je thans niet hier staan, want dan had nij een kogel tusschen zijn ribben gekregen. Op dit feit staat maximaal 4 jaar gevange nisstraf en beklaagde probeert het feit nu wel te verkleinen, maar spr. vond het een zeer bedenkelijk verschijnsel, dat een hoofdofficier de bevelen van een schild wacht heeft genegeerd. Hij heeft ergerlijk misbruik gemaakt van zijn moreel over wicht en de grondslagen van de militaire tucht met voeten getreden. Gehoorzaam heid aan een gegeven bevel is een van de pijlers, waarop ons leger moet steunen. Daarom had mr. Brants er geen ge noegen mee genomen, dat deze zaak krijgstuchtelijk zou worden afgedaan, doch beklaagde gedagvaard voor dit Hof. Er zijn alle termen aanwezig om hier een vrijheidsstraf te eischen, ware het niet, dat beklaagdes carrière daar mee in een slag vernietigd zou zyn. Dat is de eenige reden, waarom spr. een geldboete wilde eischen, doch een zeer hooge, opdat daarin de ernst van het feit tot uitdrukking zou komen. Spr. eischte een geldboete van 1000 subs, een maand hechtenis. I Beklaagde verdedigde zich zelf. Hij voer de allereerst aan, dat hij niet strafbaar is. Immers de schildwacht wordt vervolgd, omdat hij iemand heeft doorgelaten, dien hy had moeten tegenhouden. Hoe kan hy, beklaagde, nu vervolgd worden, omdat hy tegen het bevel van den schildwacht heeft gehandeld. Er was volgens beklaagde geen sprake van een bével. Doch, afgescheiden hiervan, was beklaagde het niet met den advocaat fiscaal eens, dat dit geval zoo ernstig is. Zijn regimentscommandant had de zaak krijgstuchtelijk willen afdoen. De uitspraak van het Hof volgt later. DE POSTVLUCHTEN OP NED.-INDIë. De positie van de K. L. M.-postvliegtuigen op de Indiëlijn was gisteravond als volgt: Op de uitreis is de „Buizerd" (v. Veé- nendaal) te Alexandrië aangekomen. De .Reiger" (v. Weyrother) is te Singapore geland. Op de thuisreis bereikte de „Pelikaan" (Tepas) Rangoon, en de „Torenvalk" (Scholte) Napels. Katholieken, Uw eigen Dagblad is DE LEIDSCHE COURANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10