Liet Engeland Finland in den steek? Qxaote vede aan Cfiamêetiain Ut det üacfetftuió, Duitschland intimideerde Scandinavië Cxpeditie-Cegvc mm 100.0CC man ötond aexeed Sumn&L WetteA o&diedt nawt CLnteüda Geen vredesplan door hem ontvangen WOENSDAG 20 MAART 1940 DE LFjOSCHE COURANT lWF.F''E RI.4H - PAC. n Engeland wilde geen hulp opdringen LEVENDIGE BELANGSTELLING IN LAGERHUIS. Chamberlain heeft gisteren zijn met spanning tegemoet geziene rede in het La gerhuis gehouden. In afwachting van de groote debatten over Buitenlandsche Zaken heerschte er in het Lagerhuis een sfeer van levendige be langstelling en zelfs van onge wonden hei d. Toen Chamberlain opstond om zijn ver klaring af te leggen, werd hij luide toege juicht. Ten aanzien van Finland verklaarde hij, dat niets geschied is waardoor wijziging zou worden gebracht in den eersten in druk, dat een groote tragedie geschied is. Bestudeering van de vredesvoorwaarden bevestigde slechts de opvatting, dat zij van zoodanigen aard waren, dat zij alleen on der ernstigen dwang konden worden aan vaard. „Het is nutteloos te beweren, dat zij niet op ernstige wijze de onafhankelijkheid en integriteit van dat land compromitteeren (toejuichingen). Het is inderdaad een bittere gedachte voor allen, die de vrijheid liefhebben, dat de langdurige en heldhaftige verdediging der Finnen tenslotte niet in staat is ge weest de overweldigende meerderheid in aantal en uitrusting van hun vijanden te weerstaan". Onder luide toejuichingen verklaarde Chamberlain: „De tegenstand der Finnen is echter niet vergeefsch geweest. Zij heb ben hun eer hoog gehouden en de hoog achting van de geheele wereld gewonnen. Hun leger is nog volkomen intact en de geest van het volk is ongebroken. Al is dit land niet in staat geweest Finland te vrij waren voor zijn lot, toch is onze kracht, om Finland te helpen nog niet aan een eind gekomen. Finlands heropstanding zal met de grootste sympathie worden tege moet gezien en als, zooals wel zeker schijnt, verdere hulp noodig is, dan zal dit land wel degelijk zijn deel op zich nemen. Iedere suggestie, dat de Geallieerden in hun hulp te kort zijn geschoten, wees Chamberlain van de hand. Welke hulp Engeland zond. Het reeds aan Finland gezonden mate riaal omvat 101 vliegtuigen, 114 kanonnen, 185.000 granaten, S00 machinegeweren, 400 mijnen, 50.000 handgranaten en 15.700 bommen. Het expeditieleger, bestemd voor Finland, was 100.000 man groot. Dit leger zou in Maart in Scandinavië kunnen aan komen en daar in zijn geheel aanwezig zyn voor eind April. Wat de zending van materiaal betreft herinnerde Chamberlain het Huis er aan, dat Groot-Brittannië zich in oorlog be vond. „Wij hebben iedere spier ingespan nen om onze verdedigings- en aanvals- krachten op te bouwen en aldus is noodza kelijkerwijze heel onze strategie gericht op ons voornaamste doel. Alle aanvragen om hulp van den kant van bevriende neutra len moeten derhalve worden afgewogen tegen onze eigen behoeften". Dit was even zeer van toepassing op Finland als op ieder ander neutraal bevriend land. Wat Enge land ook gaf, dat werd gegeven ten kcste van eigen kracht en met risico voor het eigen volk. Over de levering van manschappen verklaarde Chamberlain nog, dat half Februari Mannerheim den Engelschen vertegenwoordiger ervan in kennis stel de, dat hij geen manschappen noodig had, omdat zijn hulpbronnen voldoende wareu om den strijd voort te zetten tot de dooi zou invallen. Hij zeide, dat hij in Mei gaarne omstreeks 80.000 m~n zou krijgen, maar stipuleerde, dat dit ge oefende soldaten moesten z(jn. Tegelijkertijd werd ons te verstaan ge geven, dat Finland en Zweden nerveus wa ren over de reactie in Duitschland en bei den hoopten, dat, welke strijdkrachten ook gezonden werden, zij niet officieel zouden worden gezonden". VRIJWILLIGERS NIET VOLDOENDE. Het Britsche kabinet bestudeerde den toestand en kreeg de overtuiging, dat een doeltreffende troepenmacht tot hulp van Finland niet kon worden verkregen op de basis van vrijwillige dienstneming en dat de tegen Mei benoodigde troepen alleen be schikbaar zouden zijn, wanneer zij op offi- cieele basis op de been gebracht werden als behoorlijk georganiseerde expeditie. De plannen werden besproken en goedge keurd 'in de bijeenkomst van den Opper sten Oorlogsraad op 5 Februari. De voorbereidingen voor de expeditie werden met alle snelheid ten uitvoer gelegd en in begin Maart stond een ex peditieleger van 100.000 man gereed om te vertrekken, twee maanden vóór Mannerheim om aankomst daarvan had gevraagd. Bij het ontwerpen van de expeditie deden zich twee voorname factoren voor: ten eerste, geen doel treffende expeditie in Finland kon aan komen, behalve langs den weg van een doortocht door Noorwegen en Zweden. Daarom was het noodzakelijk de toe stemming van die beide regeeringen te verkrijgen. Wat de houding van Berlijn in dit verband betreft, zeide de premier: „Wij weten thans, dat zoodra Duitsch land het gerucht hoorde over een door tocht van een dergelijke troepenmacht door beide landen, het Noorwegen en Zweden bedreigde met zijn interventie, wanneer zij hun toestemming gaven. Wij waren van gevoelen, dat wij gereed moesten zijn ook een troepenmacht te verschaffen, die Zweden zou moeten bijstaan om zichzelf te verdedigen, wanneer het door Duitschland mocht worden aangevallen". Wanneer Noorwegen en Zweden hun toe stemming gaven, zouden de transportfacili teiten een limiet, met zich mede brengen voor den omvang der troepenmacht. Onder deze omstandigheden besloten wij de grootste troepenmacht op de been te bren gen, die mogelijk zou zijn in verband met de physieke omstandigheden, die wij zou den ontmoeten. Een deel van die troepen zou noodig zijn voor den bijstand van Zweden, een deel zou expeditieleger zijn voor hulp aan Fin land. Bovendien zouden zekere troepen noodig zijn om de lange verbindingslijn te handhaven. De omvang van die troepen macht. berekend op de genoemde basis, was ongeveer 100.000 man, volledig bewa pend en uitgerust. Plannen werden ont worpen, volgens welke de troepen in Maart zouden beginnen in Scandinavië te arrivee- ren; het geheel zou vóór eind April zijn aangekomen. Dat was nie noodzakelijker wijze de laatste troepenmacht. De kwesties der versterkingen zouden afhangen van de ontwikkelingen in den strijd". „Wij stelden de Finnen in kennis van deze plannen in de tweede helft van Fe bruari en wij stelden hun voor, dat zij een openlijk beroep zouden doen op bijstand, niet later dan 5 Maart. Na ontvangst hiervan stelden wij ons vcor een formeel beroep te doen op de re- geeriygen van Noorwegen en Zweden be treffende toestemming tot doortocht van het expeditieleger. (Toejuichingen). Wij hoopten, dat het resultaat van het beroep van Finland zou zijn, dat de twee betrok ken regeeringen geen hinderpaal zouden opwerpen. Niet-formeel richtten de Fin nen zich tot de Zweedsche regeering. Deze echter kon niet toestemmen in de passage van geregelde gewapende troepen". Dc vrede van Moskou. Intusschen vroegen de Finsche gezanten in Parijs en Londen, of Groot Brittannië niet 50.000 man binnen een maand kon zenden. „Wij antwoordden, dat reeds voor stellen waren gedaan voor het transportee ren van de grootste troepenmacht, die phy- siek mogelijk was. met een maximaal ge bruik van de beschikbare havens en spoorwegen. Wij voegden hieraan toe, dat wij bereid waren, de oorspronkelijke troepenmacht tot iederen omvang uit te breiden en zoo snel als mogelijk was in het licht van de ervaring en de militaire ontwikkeling. Ten slotte ging de datum, die door de Fin nen voor hun beslissing gesteld was. voor bij zonder dat er een beslissing genomen werd. Den volgenden dag hoorden wij, dat vredesvoorwarrden waren aanvaard. Het was niet aan ons, kritiek uit te oefenen (toejuichingen). Een volk, dat zoo'n strijd had geleverd als de Fin nen moet immuun zyn voor iedere kri tiek (toejuichingen). Ik wil het vol strekt duidelijk maken, dat wij voort durend hun recht hebben erkend, een eigen beslissing te nemen in het licht van de hun bekende feiten, die ons wel licht niet bekend waren". Vervolgens de houding van Berlijn in deze kwestie besprekende verklaarde de Britsche premier: „De verantwoordelijkheid voor den Fin- schen oorlog ligt geheel en uitsluitend op de schouders van Duitschland. In dit verband stelde Chamberlain de vraag: „Is de veiligheid van Noorwegen en Zweden behouden? Integendeel, het ge vaar is dichter bij deze landen gebracht dan ooit. Thans staat het op hun drempel. Wij zijn verplicht eenige sympathie te ge voelen met de positie van die beide landen. Zij dachten, dat zij ver genoeg buiten het centrum der verstoring lagen om niet het lot van Tsjecho-Slowakije en Polen te on dergaan. Ik ben verplicht er op te wijzen dat deze neutraliteitsfeer, die de actie van Noorwegen en Zweden verlamde, geba seerd was op de veronderstelling, dat voor een klein land alles beter was dan verwik keld te geraken in een oorlog tusschen Duitschland en de geallieerden. Dit was op zijn beurt gebaseerd op de tweede veron derstelling, dat het deze beide kleine neu trale staten onverschillig kan laten of de oorlog eindigde met een overwinning voor Duitschland of voor de geallieerden. Niets zal of kan hen redden dan de vastberaden heid om zich zelf te verdedigen en zich aan te sluit££ bij anderen, die bereid zijn hen te helpen bij hun verdediging". Sumner Welles' bezoek. Vervolgens overgaande tot het bezoek van Sumner Welles, zeide Chamberlain, dat de regeering zich er over verheugd had, Welles in Londen te kunnen verwelkomen (toejuichingen) en hem volledig en open hartig van haar opvattingen in kennis te stellen. „Ik vertrouw, dat hy in staat is geweest, de feitelijke inzichten en gevoelens van alle deelen der gemeenschap te leeren ken nen en met eigen oogen de eenheid van doelstelling te zien, die ons allen bezielt" (toejuichingen). Sprekende over Italië zeide Chamberlain, dat, toen Sumner Welles in Italië terug kwam, hij stond tegenover een nieuwe ge beurtenis de ontmoeting tusschen de twee dictatoren op den Brennerpas. Het consult op den Brenner. De ontmoeting heeft natuurlijk aanlei ding gegeven tot vele speculaties over de bedoeling er van. Sommigen dachten, dat de bedoeling was om nieuwe vredesvoor stellen uit te werken.' Ik weet niet of dit waar is of niet. Ik weet er niet meer van dan dat deze beide heeren hun tijd wel licht hebben doorgebracht met te spreken over de omstandigheden, waaronder een Italiaansch schip gisteren door een Duit- sche mijn is vernield. Wat ook het resultaat moge zijn, wij zijn gereed er het hoofd aan te bieden. Het is niet waarschijnlijk, dat wij wor den afgeleid van de doelstelling, waar voor wij dezen oorlog zijn Ingetrok ken." Over den aanval op Scapa Flow zeide de premier, dat hij verbaasd was over het be lang, dat klaarblijkelijk gehecht werd aan een onbelangrijke zaak. Wanneer het een aanval was op de vloot in Scapa Flow, dan moet hij worden gerangschikt onder de mislukkingen. Niet meer dan twintig bom men werden in de Flow geworpen. Eén oorlogsschip werd beschadigd en die schade was van ondergeschikten aard. Het was geen slagschip en er is in Scapa Flow geen slagschip beschadigd. Krachtiger politiek. Zyn rede beëindigende zeide Chamber lain: „Sommigen zouden willen aandrin gen op een krachtiger politiek. Met de ver antwoordelijkheid, die rust op de schou ders der regeering, kunnen wij niet in avonturen worden gedreven, die ons voor komen weinig kans te bieden op succes, ter wijl zij kansen op gevaar en wellicht op een rampspoed inhouden. De tijd en de plaats, waarop wij moeten toeslaan, moet worden beslist mot het meest deskundige advies, dat wij kunnen krijgen. Intusschen is de beste manier, waarop wij onze over winning kunen verzekeren, net ongeschok te handhaven van on7e vastberadenheid en onze eenheid (toejuichingen). In die taak hebben wij geduchte bond- genooten, onze verwanten in het Britsche rijx, onze loyale en vertrouwde vrienden aan de overzijde van het Kanaal met hun schitterend leger en hun onbeperkte va derlandsliefde (toejuichingen). En wat het beste van alles is, wij heb ben het bewustzijn, dat wij strijden voor hetgeen iedere rechtgeaarde burger ter we reld wenscht, het herstel van een duurza- men, een moreelen vrede, zooals dien, waarover president Roosevelt, het herstel heeft gesproken in de woorden, waarop ik een toespeling heb gemaakt", (luide toe juichingen). De geheele rede van Chamberlain duur de 56 minuten. DE DEBATTEN. Nadat Chamberlain gesproken had, nam de leider der labour-oppositie, Attlee, het woord. Attlee nam er nota van, dat de geallieer den bereid waren om troepen te zenden en aangeboden hadden op te treden tegen alle bedreigingen van Duitschland. Ik denk, dat het zeer belangrijk is, dat dit is verklaard, omdat Finland niet het eerste land is, dat het onderspit heeft ge dolven tegenover de agressie, en ik wensch dat andere landen, die bedreigd kunnen worden, inzien, dat wij in staat zijn en be reid om doeltreffende hulp te geven, wan neer ons daarom wordt gevraagd." Hij hoopte, dat Erigelamd gereed was om weerstand te bieden aan iederen aanval en drong er op aan, dat het initiatief niet aan Hitier zou worden gelaten. Na Attlee nam Sinclair, de leider der li berale oppositie, het woord. Sinclair betreurde de vertraging in de levering van materiaal aan Finland. Het was een ongelukkige omstandigheid, dat Daladier's mededeeling omtrent het uit zenden van een expeditieleger eerst afge komen is op den dag, dat het zeker was, dat dit korps niet kon worden verzonden. Deze omstandigheden hebben nadeel toe gebracht aan het prestige der geallieer den in het buitenland. Men had den in druk, dat de geallieerden goed waren, maar zwak, aarzelend, langzaam en ondoeltref fend, maar dat de Duitschers, zij het slecht, krachtig waren, verschrikkelijk en doelma tig." Hore Belisha vroeg, als volgende spre ker, of alles gedaan werd om de doelstel lingen te bereiken in de diplomatiek, de strategie en in de algeheele inspanning. Kan geen tegenactie ingezet worden te gen de snel toenemende neiging derneu tralen om een schikking te treffen met Duitschland? De arbeidersafgevaardigde Dalton zeide, dat Duitschland alles, wat het noodig heeft, ontvangt uit de aangrenzende neutrale lan den en dat de blokkade lekt als een zeef. Den Duce niet meer gesproken INSCHEPING TE GENUA. Sumner Welles heeft geen onderhoud meer gehad met Mussolini. Hij heeft giste ren het noenmaal gebruikt met Ciano in de golfclub te Rome. Welles en Ciano bleven een paar uur na de lunch in gesprek. De Amerikaansche ambassadeur, Phillips, was bij het noenmaal aanwezig. Gisteravond 22 uur vertrok Welles naar Genua, waar hij vanmorgen vroeg is aan gekomen om zich met zijn vrouw aan boord te begeven van de „Conté di Savoja" en naar de Vereenigde Staten terug te keeren. Verder is door Sumnei Welles een ver klaring uitgegeven, waarin hij zegt, dat hij geen vredesplan of -voorstel heeft ontvan gen van een oorlogvoerende, welken ook, noch van eenige andere regeering. Evenmin heeft hij een of ander voorstel van dien aard aan een of andere regeering overgebracht. GEEN VREDESPLAN. Tegenspraak uit Berlijn en Rome. Het Duitsche Nieuwsbureau publiceert een bericht, waarin naar aanleiding van de berichten over een Duitsch vredesaanbod onder meer gezegd wordt, dat na de af wijzing van het vredesaanbod, op 6 Octo ber 1939 voor éénmaal door den Führer gedaan, Duitschland ten aanzien van den vrede niets meer te zeggen heeft. De op lossing van het vraagstuk luidt: „Strijd tot de overwinning". In gezaghebbende Italiaansche kringen noemt men het bericht, als zou bij het on derhoud tusschen Hitler en Mussolini een vredesplan in 11 punten zijn opgesteld, fan tasie. De „Lavoro Fascista" schrijft, dat de berichten in de buitenlandsche bladen over de bespreking op den Brenner op rekening van een ,,sensatiejournalistiek van Ame- rikaansch type" moeten worden geschreven Vanochtend vroeg heeft de officieele spreker van Radio-Rome verklaard, dat „de Duce niet een voorstander is van vrede tot eiken prijs". Hij voegde hieraan toe: „Tot het uitbre ken van den oorlog was de Duce de laatste Europeesche staatsman, die het zoeken naar een oplossing en het bezweren van het oor- In zijn antwoord zeide Chamberlain o.a.: „Dalton is niet bekend met de schaal, waarop wij werken, en met het geringe be lang van de lekken. Ten slotte zeide Chamberlain, dat men gerust kan zijn, daar de Britsche regee ring geen vredesvoorwaarden zou aanvaar den, welke niet in overeenstemming wa ren met die idealen, waarvoor het land den oorlog is ingegaan. (Applaus). „Nu ik den strijd ben ingegaan, zal ik even vastberaden en even volhardend zijn het doel te bereiken, dat wij ons voor oogen houden, als ik geweest ben om den vrede te bewaren aleer wij den oorlog be gonnen". (Applaus). DE INDRUK WAS GOED. De parlementaire correspondent van Reuter schrijft: Gedurende vele weken is de gedachte van een of andere reconstructie van het kabinet met Paschen besproken. De voprnaamste redenen, die door de voorspellers naar voren werden gebracht, waren: 1. Het kabinet is te groot. 2. De bezetting mioet grondig bezien worden. 3. Er is een algemeen gebrek aan ener gie in de oorlogspolitiek van de regee ring. De groote rede van den eersten minister in het Lagerhuis werd dan ook met bijzon dere belangstelling verwacht, aangezien daarbij waarschijnlijk zou blijken hoe het Lagerhuis tegenover de regeering stond en tegenover de leiding van den oorlog. Wel ke wijzigingen de premier vóór Paschen ook moge overwegen en welingelichte kringen blyven een dergelijk voornemen tegenspreken zij zullen niet het recht- streeksche gevolg zijn van de debatten van heden. De eerste indruk, die men krijgt van de ontvangst van Chamberlain's rede is, dat het Lagerhuis van gevoelen is, dat hij ten aanzien van Finland zijn beleid goed verdedigd heeft en dat, wanneer er verdere besprekingen over de oorlogscapaciteit van de regeering moeten komen, zij moeten wachten op een volgende geheime zitting. Een der voornaamste kenmerken der commen taren is de algemeene hoogachting voor Finland en het begrip voor de moeilijk heden der Noordelijke landen. logsgevaar opgaf, doch het is niet waar schijnlijk, dat hij een hersenschim zal na jagen". GAYDA OVER DE ONMOETING OP DEN BRENNER, In de „Giornale d'Italia" bespreekt Gay- da de in de Fransche en Britsche pers ver schenen geruchten over een z.g. nieuw vre desoffensief van Mussolini en Hitier. Het is meer dan dwaas, schrijft hij, dat de democratiën aan den Duce een taak blij ven toebedeelen van bemiddelaar tot op lossing van het conflict. De Duce heeft tus schen eind Augustus en begin September 1939 gedaan wat mogelijk was. Thans is een deel van Europa in oorlog. Elk land wa pent zich. Ook Italië voltooit zijn bewape ning om zijn onafhankelijkheid te bescher men en de verdediging van zijn belangen te verzekeren. Die belangen komen tot uit drukking in de openstaande vraagstuk ken, welke op tafel zullen moeten worden gebracht, wil men werkelijk een vrede krij gen gebaseerd op rechtvaardigheid. Er kan dus geen sprake van zijn, dat de Duce de Europeesche hoofdsteden zou bezoeken in dienst van een vrede, waarom geen enkele regeering nog vraagt. De vijandige reac tie evenwel van de politieke kringen en de pers der democratische oorlogvoerende landen tegen het veronderstelde vredes offensief, dat willekeurig wordt toegeschre ven aan de ontmoeting op den Brenner, be vestigt opnieuw den oorlogsgeest der groo te democratieën. De solidariteit tusschen Rome en Berlijn, welke op den Brenner een nieuwe wijding heeft gekregen, streeft eënerzijds naar den opbouw van een Euro pa, gegrondvest op de rechten en bestaans middelen der volkeren, en anderzijds naar de bescherming der Italiaansche en Duit sche belangen in dat nieuwe Europa. Die belangen moeten beschouwd worden in het kader van de Italiaansch-Duitsche al liantie. Dat is het essentieele doel van de ontmoeting op den Brenner. EEN AMERIKAANSCHE TEGENSPRAAK. President Roosevelt heeft te kennen ge geven, dat hij er niet aan dacht een nieu wen ambassadeur naar Berlijn te zenden, zooals door de „Baltimore Sun" was be weerd. Overigens heeft hij met groote stelligheid alle in de Amerikaansche pers versche nen berichten tegengesproken, waarin mel ding werd gemaakt van beweerde resulta ten bij het oncerhoud tusschen Hitier en Mussolini.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 6