Open brief van
Deensche zeelieden
ELLY
WOENSDAG 21 FEBRUARI 1940
CF icmscHF COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
AAN DE BRITSCHE EN DÜITSCHE
REGEERING.
Vertegenwoordigers der Deensche zeelie
denorganisaties, der vereeniging van Deen
sche stuurlieden, van de vereeniging van
Deensche stewards van de vereeniging van
machinisten, van de vereeniging van ra-
d:otelegrafisten, van den bond van stokers
en van den bond van zeelieden, hebben in
een open brief een verzoek gericht aan de
Engelsche en Duitsche regeering.
In den open brief aan de Engelsche re
geering wordt gezegd:
De neutrale zeelieden, wier werk het is
voor het Deensche volk vitale goederen te
transporteeren, protesteeren er tegen, dat
zij in hun wettig en vreedzaam bedrijf
door de Engelsche regeering in controle
havens en oorlogszones worden gedwon
gen, met het gevolg, dat schepen en vele
menschenlevens verloren gaan.
Daarom veroorloven wij ons aan de
hooggeëerde Engelsche regeering in over
weging te geven, dat zij in overeenstem
ming met haar herhaaldelijk gepubliceer
de proclamatie waarin wordt gezegd, dat
Engeland de neutrale scheepvaart niet naar
het leven wil staan, haar houding tegen
over de neutrale scheepvaart zoodanig wij
zigt, dat deze, wanneer zij slechts optreedt
in de vaart tusschen neutrale landen, niet
naar de gevaarlijke oorlogszone zal wor
den gedwongen.
Het is soms moeilijk, de schuld voor de
vele verliezen aan menschenlevens en
schepen te verdeelen, wanneer de onder
gang een direct gevolg er van is, dat een
schip in een zone wordt gedwongen, waar
omtrent te voren is medegedeeld, dat sche
pen er in den grond worden geschoten.
Wij moeten van meening zijn. dat er
niet voldoende oorzaken voor aanwezig
kunnen zijn, een schip in een in de gevaar
lijke zone gelegen controlehaven te bren
gen, daar de lading van een schip kan wor
den gecontroleerd onder een vorm, wel
ke veiliger - is voor menschenlevens en
schip, of wanneer het schip een lading ver
voert, welke uitsluitend bestemd is voor
de consumptie door het Deensche volk.
De open brief aan de Duitsche rege'é-
ring luidt als volgt:
De neutrale Deensche zeelieden zijn den
laatsten tijd het voorwerp geweest van
het zonder waarschuwing tot zinken bren
gen hunner schepen, met het gevolg, dat
vele zeelieden het leven hebben gelaten,
ofschoon deze schepen slechts met goede
ren in normale wettige vaart en zonder
convooi voeren.
Zij protesteeren tegen dezen vorm van
oorlogvoering.
Wij doen voorts een beroep op het soli
dariteitsgevoel, dat ten allen tijde onder
zeelieden te merken is geweest, ongeacht
de nationaliteit; een solidariteitsgevoel, dat
het te allen tijde voor zeelieden geldende
heilige gebod geschapen heeft, zonder te
letten op eigen gevaar en risico, een in
nood verkeerend schip te hulp te snellen.
Wij zijn het er over eens, dat de vaart
in de oorlogszones onder de tegenwoordi
ge omstandigheden met levensgevaar ver
bonden is.
De zeevaart is voor ons land en ons volk
noodzakelijk en wij nemen dit risico op
ons. Wij kunnen er ons echter niet bij neer
leggen, dat de strijdende partijen den oor
log voeren zonder rekening te houden met
dat, wat als ridderlijkheid en zeemanseer
wordt beschouwd, zonder er rekening
mede te houden, of het gaat om een vijan
delijk bewapend schip, of een neutraal on
bewapend schip, dat vernietigd wordt.
De Duitsche duikbootcommandanten heb
ben verscheidene malen bewezen, dat rid
derlijkheid en zeemanseer met hun plicht
jegens hun land vereenigbaar is en deze
ridderlijkheid is oorzaak .van de redding
van vele menschenlevens geweest.
Wij verzoeken derhalve de hooggeëerde
Duitsche regeering deze voorbeelden onder
In een ziekenhuis aan
het Finsche front.
DE TOL, DIE FINLAND MOET
BETALEN.
Wie niet weet, wat de oorlog zeg
gen wil, meet eens een ziekenhuis
bezoeken aan het Finsche front.
Wie de ellende hier aanschouwt,
weet waarom de Finnen zoo ver
woed vechten tegen een aanvaller,
die zooveel leed over Finland ge
bracht heeft.
Ergens in Finland heb ik een bezoek ge
bracht aan een hospitaal van het Roode
Kruis. Ik ging van zaal tot zaal; in lange
ryen staan de bedden langs de wanden.
L>e post wordt uitgedeeld, en dat is een
eogenblik van vreugde in de smartelijke
uren der vele gewonden.
Sommige mannen hebben veel koorts,
anderen ontwaken uit de verdoving, weer
anderen zijn bijna hersteld, en zitten te
praten en te rooken. Er liggen hier man
nen, die verlamd zijn, en die alleen hun
handen nog kunnen bewegen. Er ligt een
hulpeloos trekken over de vingers, die
boven de lakens uitsteken. Ik kom voorbij
een man, die twaalf kogels in zijn lichaam
had. Hij werd door de kogels van een mi
trailleur getroffen, hij is er echter nog
levend vanaf gekomen en zal wel herstel
len.
Er zijn andere gewonden, die slechts
'icht verwond waren, maar vele uren in
de sneeuw bleven liggen, voor zij door de
Hoode-Kruis-dienst werden gevonden. Ver
schillende onder hen hebben een zware
longontsteking opgeloopen, en zullen daar
misschien wel aan sterven. Ik zie een 36-
jarige arbeider uit Kemi, die aan het Shlla-
front gevochten heeft. Zijn linkerarm is
gewond door een dum-dum-kogel. Zelf
heeft hij de wonde opengesneden, om de
kogel te verwijderen.
Tragisch is het lot van den jongsten pa
tiënt van het hospitaal, die als vrijwilliger
den oorlog is ingetrokken om Finland te
redden. Hij is achttien jaar oud. Zijn beide
beenen zijn zwaar gewond door granaat
scherven. Hij toont ons de scherf, die in zijn
dijbeen stak. Zal de man nog ooit geheel
genezen? Of zal hij zich moeten voortbe
wegen op krukken, evenals de vele ge
wonden, die wij in de gangen van het
hospitaal hooren voortstrompelen. Het
gaat nog onwennig. Zy moeten het nog
leeren, om zich met deze kunstbeenen te
behelpen.
In de laatste zaal aangekomen, zegt de
geneesheer-directeur mij: „Dit hier is pri
ma materiaal, een flink volk, menschen
die nooit klagen."
De Finsche hospitalen v/orden in den
laatsten tijd onkenbaar gemaakt
De verschillende tenten van de gezond
heidsdienst zijn niet meer fel beschilderd
met een groot Rood Kruis; hun kleur is nu
wit als de sneeuw, en zal in het voorjaar
donker worden en zich aanpassen aan de
kleur der bosschen.
De gewonden zijn stil. Sommigen liggen
roerloos op hun bed met gesloten oogen.
Wanneer men in de hallen het geklik der
houten krukken niet zou hooren, en wan
neer de stilte soms niet verbroken zou
worden door een kreet van een gewonde,
die uit zijn verdoving na een operatie ont
waakt, dan zou men zich niet in een laza
ret wanen. Wie het soms rood gekleurde
verband niet wil zien, zou denken dat hij
zich in een rusthuis bevond.
Van tijd tot tijd leest een verpleger voor
uit een gedeelte van den Bijbel; ook de ge
wonden zijn zich bewust van de groote
taak» die Finland te vervullen heeft, en
de aandacht te brengen van alle comman
danten der Duitsche marine. Dit zal, afge
zien daarvan, dat het in overeenstemming
is met het volkenrecht, er toe leiden, dat
na den oorlog alle zeevarenden elkaar
weder met wederzijdsch respect en ver
trouwen kunnen ontmoeten.
die het zonder God niet vervullen kan.
Ik heb hier gesproken met gewonden,
die ouder waren dan veertig jaar en twin
tig jaar geleden hebben meegevochten in
den eersten oorlog tegen de bolsjewisten.
En ik heb gesproken met jonge menschen
onder de twintig jaar, wier leven misschien
voor altijd vergald zal worden door inva
liditeit, door blindheid, door geheugen
zwakteMaar van al die menschen heb
ik slechts een indruk gekreen, dat zij niet
tevreden waren met hun verblijf in het zie
kenhuis, ook al was het om daar te ster
ven.
Een Fin treurt niet om eigen leed. Hij
wordt gefolterd door het leed, dat de bols
jewisten aan anderen aandoen, aan on
schuldige burgers, aan vrouwen en kinde
ren. Bij het afscheid zeide ik tot den ge
neesheer-directeur van het hospitaal:
Groot is de tol, die Finland voor zijn
/rijheid moet betalen".
En hij gaf mij dit antwoord:
Ik hoop, dat God die tol zal aanvaar
den."
Onderwijs-vrijheid in
Duitschland
OFFICIEEL RAPPORT VAN HET
BISSCHOPPELIJK ORDINARIAAT
VAN MÜNSTER.
Het „Kirchliche Amtsblatt für die
Diözese Münster" (kerkelijk
Ambtsblad van het Diocees Mün
ster) heeft een gedetailleerd rap
port gepubliceerd over de afschaf
fing der wettelijk erkende Belijde-
nisscholen en de Oprichting van
Gemeenschapsscholen in het Prui
sische gedeelte van het bisdom
Münstei xn 1939.
De oprichting van Openbare Belijdenis-
scholen (d.w z. Bijzondere Scholen) werd
in Pruissen bij de schoolwet van 28 Juli
1906 goedgekeurd. In het Pruisische ge
deelte van het bisdom Münster bestonden
tot nu toe bijna uitsluitend openbare ge
scheiden katholieke en protestante Belij-
denisscholen.
Tegen het einde van het jaar 1938 en in
de eerste weken van 1939 werd in alle ge
meenten van het Regeeringsdistrict Mün
ster, waar naast de katholieke volksscho
len ook protestante volksscholen beston
den, door de burgemeesters bijna gelijklui
dende proclamaties uitgevaardigd betref
fende de opheffing der bestaande confes-
sioneele scholen en de oprichting van de
zoogenaamde gemeenschapsscholen.
Hiertegen hebben de katholieke inwo
ners der betrokken gemeenten in grooten
getale geprotesteerd. Verder werd op Zon
dag 26 Februari 1939, bij een stemming in
alle katholieke kerken van het bisdom
vastgesteld, dat in totaal 813.471 volwassen
katholieken van het bisdom Münster, ge
middeld 98.70 procent der volwassen kerk
bezoekers, hun goedkeuring hechtten aan
de eisch: „Wij verlangen de katholieke
Belijdenisschool, waarin de geheele op
bouw van de school: onderwijzers, lesroos
ter en schoolboeken in alle vakken door
den christelijken geest wordt beheerscht".
Dit resultaat werd medegedeeld aan den
Führer en Rijkskanselier, aan den Rijks
stadhouder en Minister-President in Prui
sen, generaal veldmaarschalk Goering, aan
den Rijksminister voor Wetenschap, Op
voeding en Onderwijs en aan andere be
voegde autoriteiten.
Nog voordat een beslissing op de inge
brachte protesten was gegeven, werd op
1 April 1939 de opheffing van alle be
staande confessioneele scholen en de op
richting van gemeenschapsscholen doorge
voerd.
De bisschop van Münster, mgr. Graaf
von Galen, heeft persoonlijk geprotesteerd
bij de desbetreffende autoriteiten, onder
verwijzing naar de vaststaande rechtsposi
tie. Daar de autoriteiten niet binnen den
aangevraagden tijd aan den bisschop had
den geantwoord, wendde Graaf von Galen
zich herhaalde malen tot den regeerings-
president in Münster. Na verloop van
meerdere weken, zonder dat antwoord was
ontvangen, richtte de bisschop zich op 18
Augustus 1939 tot den Rijksminister voor
Wetenschap, Opvoeding en Onderwijs en
hij wees er op, dat hy „recht had op ant
woord binnen een bepaalden tijd". Dit ver
zoek aan den Rijksminister werd op 30
October 1939 herhaald.
Op 19 December 1939 ontving de bis
schop een mededeeling van den Regee-
rings-president in Münster, waarin werd
medegedeeld, dat zijn protest tegen de in
voering van de gemeenschapsscholen door
den Minister van Onderwijs was afgewe
zen.
In aansluiting op deze feiten merkt het
Bisschoppelijk Ordinariaat van Münster
op: „Vermoedelijk zullen alle protesten te
gen de oprichting van de gemeenschaps
school op dezelfde wijze worden afgewe
zen. De katholieken van het bisdom Mün
ster zullen zich voorloopig moeten verzoe
nen met het feit, dat nadat in Olden
burg reeds in 1938 de gemeenschapsschool
is ingevoerd in de meeste gemeenten
de katholieke volksschool is afgeschaft en
in de plaats daarvan de gemeenschaps
school is ingevoerd".
Tot besluit wijst het Ordinariaat erop:
„De Duitsche Katholieken verlangen al
leen, wat hun wettelijk toekomt, wanneer
zij telkens weer vragen om katholieke
scholen voor dc katholieke jeugd; in arti
kel 23 van het Rijksconcordaat van 20 Juli
1933 is bij verdrag vastgelegd:
„Het behcud en de oprichting van ka
tholieke belijdenisscholen blijft gewaar
borgd. In alle gemeenten, waarin de
ouders of voogden het verzoeken, zullen
katholieke volksscholen worden opge
richt, wanneer het aantal leerlingen met
het oog op de plaatselijke schoolorgani
satorische verhoudingen daarvoor vol
doende is volgens de maatstaven der
staatsvoorschriften".
Zou het blijvend obnereikbaar blijven,
dat de staat in de door hem ingerichte en
onderhouden scholen geen rekening zou
houden met de natuurlijke en wettige aan
spraken van de Duitsche katholieken op
katholieke Belijdenisscholen, dan zou er
met alle geoorloofde middelen naar ge
streefd moeten worden, dat wij de vrijheid
weer herkrijgen voor het oprichten en on
derhouden van particuliere volksscholen
en hoogere scholen, waarin volgens de
woorden van Paus Pius XI de geheele
opbouw van de school: onderwijzers, les
rooster en schoolboeken in alle vakken
door den christelijken geest worden be
heerscht, zoodat de godsdienst in waar
heid de basis en de bekroning is van het
geheele opvoedingswerk".
De lezer behoeft wel geen aanvulling van
den titel.... het gezegde is al even oud als
de tijd onzer profeten, doch het is wel
eens goed, een oude spreuk op te halen,
omdat zij ons soms kan herinneren aan
dingen, die voor alle tijden gelden en dat
is dan ook van toepassing op de weinige
aandacht, wy zouden willen zeggen, de
weinige fantasie, die wij hebben wanneer
het er op aankomt producten, welke bin
nen onze grenzen in voldoende hoeveel
heid beschikbaar zijn, te verwerken tot
vele dingen, die onze tong kunnen stree-
len.
Weinig Nederlandsche huisvrouwen we
ten b.v. met onze aardappels de vele lek
kernijen te bereiden, die onze buren rond
om iets heel gewoons vinden: we denken
aan de „pommes frites" onzer Zuiderbu-
rn.... aan de „Reibkuchen van over den
Rijn" om maar twee dingen te nemen. Het
zelfde kan gezegd worden van onze kaas.
Een gereede aanleiding voor dit onder
werp is het overzicht, dat onlangs in het
door treinreizigers veel gelezen Maandblad
der N.S. werd opgenomen en moest dienen
om weer te geven, hoeveel succulente „spe-
cialité's" de stationsrestaurants er op na
houden. Hetzelfde kan gezegd worden van
de uitgebreide dagkaarten van onze ver
maarde oude restaurants in Amsterdam en
elders, waarvan het geen zeldzaamheid is,
dat de kellners er hun 60-jarig jubileum
vieren.
En toch.
Neen lezers, we kunnen ons niet meten
met de Franschen, waarvan we, zelfs in be
scheiden uitgaven, steeds de vermaarde
streekschotels om voorrang zien prijzen..
niet bjj de Zwitsers, die de kans hebben ge
zien onlangs een wedstrijd van koks te or-
ganiseeren, waarop.schrik niet van het
aantal!honder drie en tachtig kaasge
rechten werden bekroond, welke allen een
gewestelijk cachet hadden. Wordt het dan
niet tijd, dat onze restauraties en andere
gelegenheden wat moeite doen om de
dorstigen te laven en de hongerlgen te
verkwikken met het vele dat Neêrlands
bodem biedt. Wij denken aan de „Milksha
kes", die overal elders met graagte worden
gedronken.... behalve in het land met de
internationale vermaardheid voor zijn kos
telijke, vetrijke melkwy denken aan
de pittige en voedzame met kaas bereide
gerechten, die wel in de huishoudingen de
belangstelling hebben, doch waarvoor nog
zoo weinig belangstelling in de bedrijfs-
keuken bestaat.
Waarom mist men in de lange ry van
specialités onze onovertroffen Hollandsche
Laas? De ironie van het lot wil, dat een der
eerste, zoo niet de allereerste eetgelegen
heid waar kaaspannekoeken geserveerd
werden, een stationsrestauratie was. Op
dezen weg voortgaande, zou men tevens
een begin hebben gemaakt met de com
binatie streek-gerecht. De dorpen aan den
Ouden Rijn kennen het recept van een ver
maard jagersontbijt; als in het najaar de
eerste kille herfstnevels door de polders
waren en de personen van St. Hubertus,
gejaagder nog dan hun doelwit, zich ter
nauwernood tijd gunnen tot het gebruik
van eenig voedsel, dan vormen tarwebrood
en gebakken kaas een schielijk maar dege
lijk maal. Volumineuzer een complete
maaltyd in klein bestek is de Leidsche
jachtschotel. Als derde in dit Zuid-Hol-
landsche verbond: de aardappelschotel met
kaasdoop, volgens oud en voortreffelijk
boerenrecept. Voor wie het moderne zoekt:
de Alkmaarsche kaassaus in combinatie
met, ja met wat niet? Tomaten zoowel als
gekookte visch; voedzaam hapje bij een
koffietafel en plat du jour. Kaascroquetten
die zich voor bewaring in een vuurtrom-
mel leenen evengoed als andere.
Zoo zouden wij kunnen doorgaan. Waar
om niet? Omdat de daad nu is aan de man
nen van het vak, die wel wéten maar niet
zoo gemakkelijk doèn. Moge dan deze aan
sporing hen in beweging brengen om in de
stations- en andere menu's reeds de dyna
miek tot uiting te doen komen, welke zoo
eigen is aan het spoorwegbedrijf. Dit z(j
daartoe het teeken om zich in beweging te
zetten, op het teeken van de bekende
schijf, die in de vakterminologie het spie
gelei heet. En als laatste wensch voor het
stationsrestaurant: serveer zoo'n ei met
geraspte kaas....!
AL u toch iets moet ver,liezen
En u hebt 't voor 't kiezen
Offert liever dan een. uur
Dan uw verd'ren levensduur'
Februari 1939. Elly gaat naar de winter
sport. Ik hoorde het door de telefoon van
naar moeder, die er niet mee ingenomen
scheen, ,,'t Is binnenkort groot Vasten",
zei ze, en dit moest toch eigenlijk niet.
Maar de meisjes tegenwoordig.enfin".
En met iets van „er-is-toch-niets-aan-te-
dnen" in haar stem ging ze op een ander
chapitre over.
't Lag me op de lippen om te zeggen, dat
ze zich toch niet daarover verwonderen
moest. Ze had er zich altijd op beroemd
„niet zoo fijn" te zijn. Ze kon dan ook re
delijkerwijs niet klagen, dat haar dochter
nog een beetje minder „fijn" was. Maar ik
slikte het vlug in, want door de telefoon
moet je geen dingen zeggen, die minder
aangenaam kunnen klinken en bovendien
ik ben van denzelfden leeftijd als Elly, dus
aan gaat het heelemaal niet.
Elly is naar de wintersport gegaan en
heeft er onstuimig genoten.
Ontstuimig want in de suizelende
vaart langs de sneeuwhellingen of in de
lythmische deinig op de spiegelgladde ijs
baan je eigen gezondheid en levenskracht
te voelen, dat geeft een jong en tintelend
geluk.
Maar ook intens en diep heeft Elly ge-
roten, zoo dicht bij de natuur in haar on
gereptheid en grootschheid. Ze werden er
stil van, luidruchtig groepje jonge men
schen, als de dalende zon het sneeuwland
schap in goudgloed zette en de bergtoppen
speelsch kleurde in tintelend rood.
Dan viel een menschel ij ke stem in de
stilte als brekend glas, dan ketste het
cchot van een mijlenverre jager tienmaal
versterkt tegen de bergen en het gerom
mel van den trein over den hardbevroren
dalgrond was als een korte dreigende don
der Allemaal zuchtten ze dan en wilden
ie stilte vasthouden en die witheid en het
pure goud.
Op zulk een avond had Elly Bert ontdekt.
Ze kenden elkaar natuurlijk allang, maar
nu zag ze hem pas zooals hij was, jong,
krachtig met een levendig karakter en soms
iets droomerigs, precies zooals het land
schap hier 's zomers moest zyn, boeiend
en afwisselend, met de meditatieve rust
punten van de kleine meren erin.
Den volgenden dag kwam Bert haar ha
len voor een tocht over het ijs. Ze hadden
dat al eens meer gedaan, maar dezen keer
scheen het Elly toe, dat ze wel de wereld
uit had willen rijden zoo, niet meer op
houden, altijd door.
De wintersport-vacantie v/as om voor ze
het wist en daarmee de vasten. Want met
Paschen moest ze weer thuis zyn, dat had
den de oudelui zoo gewild. Vervelend,
ruwerwetsch, maar enfin, t is een stand
punt.
Op Goeden Vrijdag zat ze in den trein,
't Flitste even door haar hoofd: Goeden
Vrijdag. En dat gaf haar een onbehaaglijk
gevoel alsof ze iets wat heel kostbaar was,
vuor haar voeten stuk had laten vallen.
Februari 1940. Elly gaat niet naar de
wintersport. De grenzen zijn gesloten.
Daarbuiten is het gevaarlijk. Thuisblijven
is de boodschap. Wat saai, wat saai!
..Ergens in Nederland" ligt Bert in mo
bilisatie.
Ze heeft hem pas nog gezien in zyn offi
ciersuniform, dat hem zoo kranig staat.
Veel contact heeft ze niet gehad sinds dat
wintersportfestyn, maar hij herinnerde
haar er nog even aan: „Weet je 't nog Elly,
verleden jaar in de bergen?" Ze had er
zoo op gehoopt, dat ze elkaar dit jaar weer
zouden zien in die heel andere wereld,
ais in een sprookje met heerlijke mogend-
l'jkheden. Maar nu was er niets dan nuch
tere, saaie werkelijkheid. Hoe-kom-je-er-
door-heen. Elly liep te peinzen met een
diepe groef in haar jonge voorhoofd.
Opeens glijdt een auto onberispelijk
langs de trottoirband en stopt vlak bij
haar. Een gehandschoende hand werkt het
raampje omlaag. „Hallo Elly..,, wil je
meerijden?"
't Is Jet. Een duw op de kruk, het por
tier vliegt open.
,,'k Ga juist jouw kant uit". Jet's wan
gen blozen. Ze wrijft haar tintelende vin
gers voor ze het stuurrad weer neemt. „Wat
5p kou hè!"
Elly is met een wipje op de zitbank naast
Jet. 't Portier klapt dicht. Maar ze kan
geen woord uitbrengen. Hemel wat een
weeë lucht. Alle mogelijke odeurtjes door
elkaar en benauw, benauwd!
Ze slikt, ze denkt te stikken en houdt
do lippen stijf op elkaar. Wanhopig draait
zo het raampje weer open. Dan pas kan
zo uitbrengen. „Wat is dat in 's hemels
naam voor een lucht! Wat vervoer je? „En
zo kijkt schuw achterom in de auto, die
volgestapeld ligt met jassen, mantels, das
sen. jumpers en zelfs schoenen onderin.
„Jet wat doe je? Ga je een tweedehands
zaak opzetten?"
Jet schatert. „Ik ber er al een beetje aan
g' wend zie je", zegt ze en schuift het
raampje aan haar kant nu dicht. „Van twee
kan'en wind is me.wel wat veel bij deze
temperatuur."
En dan vertelt "ze, dat ze de kleeren op
haalt bij kennissen. „Goeie winterkleeren,
zie je, geen rommel. Dat néém ik gewoon
n'et, als ze 't me willen geven. Maar meest
al durven ze dat ook niet, daarom heb ik
dit baantje op me genomen, en ook al om
dat ik een auto heb."
,,'k Begrijp er niks van", zegt Elly, die
een beetje begin te wennen en heel op
pervlakkig ademhaalt, „als wat doe je
dat?"
„Als wat? Wel als gewoon mensch, die
wat wü doen om de minderbedeelde paro
chianen den winter door te helpen. Je weet
wel, ik kom in veel gezinnen. Voedsel en
stoken, dat gaat er net mee door, maar
goeie warme kleeding, dat ontbreekt. En
cmdat ik bij alle goeie wil toch geen kle
dingmagazijn kan leegkoopen, heb ik met
een paar leuke menschen dit plannetje op
touw gezet. Sommigen halen goeie klee-
aing op. Dingen, die heel bruikbaar zijn,
maar die je in de kast laat hangen, omdat
de kleur je niet bevalt of wat anders. Dan
zeg ik: „U mist het niet, U kunt het mtf
evengoed geven en als U het wél een beet
je.mist, des te beter." En dan vertel ik van
het onderkleed en het bovenkleed uit het
Evangelie en dan kun je aan hun gezicht
zien, dat ze daar nog nooit aan hebben ge
dacht. Sommigen helpen me echt goed."
„Goeie genade.en wat doe je dan met
die rommel?" vraagt Elly met een blik
schuin naar achteren.
„Zooals ik je zeg 't is heel goéd. En er
zyn twee groepen meisjes in onze parochie,
die nemen het in ontvangst en knappen
het op. Persen of een ander stukje bont
opzetten of 'n andere kraag, 'n beetje mo-
derniseeren. Je moet het zien, 't is een heel
oedrijf!
En dat gaat het naar de adressen waar
zo 't noodig hebben. Ik haal alles op aan
den anderen kant van de stad, dat niet
vandaag of morgen Mevrouw Jansen te
gen Mevrouw Pieterse zegt: „Gut kijk
eens, daar gaat mijn jas." Dat is nou mijn
wintersport en we hebben er al heel wat
menschen blij mee gemaakt, die anders
kou zouden lijden."
Mijn wintersport", flitste het door Elly's
boofd, „zij denkt aan anderen. Ik
it-en aan mezelf. Zij sjouwt en doet haar
v/erk om anderen te helpen. Ik zanik en
zeur alle dagen, omdat ik het pretje niet
neb, waar ik op gehoopt had. Hè, naarling
ben ik toch."
Jet stopt voor Elly's tuinhek. Elly stapt
nog niet uit. „Zeg", begint ze, „ik mag vast
de auto wel een paar middagen in de week
hebben. Eigenlijk krijg ik alles gedaan
wat ik wil, al zullen ze dit gek vinden. Zou
je denken., denk je, dat ik aan dezen
kant van de stad iets zou kunnen doen
voor een arme parochie aan den anderen
kant?"
Jet is perplex, maar ze laat het niet mer
ken. Ze weet niet, dat het woord „winter
sport" het hem gedaan heeft."
„Zeker kun je dat, 't is geweldig, van
je Elly! Ik zal je met alles helpen, maar
't zal je niet meevallen."
„Geeft niet", zegt Elly, ,,'t is groote vas
ten en ik moet nog wat goedmaken."
Een maand later is Bert op bezoek. Hij
heeft leuk verteld van zijn kampleven. Nu
is 't even stil, Elly heeft haar penseel weer
opgenomen om bij de laatste glimp daglicht
nog even een paar kleuren op te zetten.
..Mag ik even?" zegt ze, 't is nog net
licht." 't Wordt een ontwerp voor een
raam-biljet, want ze is nu heelemaal in
beclag genomen en „vurig voor alle goeds".
Bert's sigaret licht even op uit het half
duister, waar bij zit. Hij kijkt naar Elly,
zooals ze daar bezig is. Ze ziet er anders
ui* dan vroeger", peinst hij „niet meer zoo
onbenullig, zoo verveeld soms. Veel pit-
t'ger."
Elly houdt haar werkstuk op en bekijkt
En weer kijkt Bert.
Weer dat lichtende sigaretpuntje,
het.