Open brief van Deensche zeelieden ELLY WOENSDAG 21 FEBRUARI 1940 CF icmscHF COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 AAN DE BRITSCHE EN DÜITSCHE REGEERING. Vertegenwoordigers der Deensche zeelie denorganisaties, der vereeniging van Deen sche stuurlieden, van de vereeniging van Deensche stewards van de vereeniging van machinisten, van de vereeniging van ra- d:otelegrafisten, van den bond van stokers en van den bond van zeelieden, hebben in een open brief een verzoek gericht aan de Engelsche en Duitsche regeering. In den open brief aan de Engelsche re geering wordt gezegd: De neutrale zeelieden, wier werk het is voor het Deensche volk vitale goederen te transporteeren, protesteeren er tegen, dat zij in hun wettig en vreedzaam bedrijf door de Engelsche regeering in controle havens en oorlogszones worden gedwon gen, met het gevolg, dat schepen en vele menschenlevens verloren gaan. Daarom veroorloven wij ons aan de hooggeëerde Engelsche regeering in over weging te geven, dat zij in overeenstem ming met haar herhaaldelijk gepubliceer de proclamatie waarin wordt gezegd, dat Engeland de neutrale scheepvaart niet naar het leven wil staan, haar houding tegen over de neutrale scheepvaart zoodanig wij zigt, dat deze, wanneer zij slechts optreedt in de vaart tusschen neutrale landen, niet naar de gevaarlijke oorlogszone zal wor den gedwongen. Het is soms moeilijk, de schuld voor de vele verliezen aan menschenlevens en schepen te verdeelen, wanneer de onder gang een direct gevolg er van is, dat een schip in een zone wordt gedwongen, waar omtrent te voren is medegedeeld, dat sche pen er in den grond worden geschoten. Wij moeten van meening zijn. dat er niet voldoende oorzaken voor aanwezig kunnen zijn, een schip in een in de gevaar lijke zone gelegen controlehaven te bren gen, daar de lading van een schip kan wor den gecontroleerd onder een vorm, wel ke veiliger - is voor menschenlevens en schip, of wanneer het schip een lading ver voert, welke uitsluitend bestemd is voor de consumptie door het Deensche volk. De open brief aan de Duitsche rege'é- ring luidt als volgt: De neutrale Deensche zeelieden zijn den laatsten tijd het voorwerp geweest van het zonder waarschuwing tot zinken bren gen hunner schepen, met het gevolg, dat vele zeelieden het leven hebben gelaten, ofschoon deze schepen slechts met goede ren in normale wettige vaart en zonder convooi voeren. Zij protesteeren tegen dezen vorm van oorlogvoering. Wij doen voorts een beroep op het soli dariteitsgevoel, dat ten allen tijde onder zeelieden te merken is geweest, ongeacht de nationaliteit; een solidariteitsgevoel, dat het te allen tijde voor zeelieden geldende heilige gebod geschapen heeft, zonder te letten op eigen gevaar en risico, een in nood verkeerend schip te hulp te snellen. Wij zijn het er over eens, dat de vaart in de oorlogszones onder de tegenwoordi ge omstandigheden met levensgevaar ver bonden is. De zeevaart is voor ons land en ons volk noodzakelijk en wij nemen dit risico op ons. Wij kunnen er ons echter niet bij neer leggen, dat de strijdende partijen den oor log voeren zonder rekening te houden met dat, wat als ridderlijkheid en zeemanseer wordt beschouwd, zonder er rekening mede te houden, of het gaat om een vijan delijk bewapend schip, of een neutraal on bewapend schip, dat vernietigd wordt. De Duitsche duikbootcommandanten heb ben verscheidene malen bewezen, dat rid derlijkheid en zeemanseer met hun plicht jegens hun land vereenigbaar is en deze ridderlijkheid is oorzaak .van de redding van vele menschenlevens geweest. Wij verzoeken derhalve de hooggeëerde Duitsche regeering deze voorbeelden onder In een ziekenhuis aan het Finsche front. DE TOL, DIE FINLAND MOET BETALEN. Wie niet weet, wat de oorlog zeg gen wil, meet eens een ziekenhuis bezoeken aan het Finsche front. Wie de ellende hier aanschouwt, weet waarom de Finnen zoo ver woed vechten tegen een aanvaller, die zooveel leed over Finland ge bracht heeft. Ergens in Finland heb ik een bezoek ge bracht aan een hospitaal van het Roode Kruis. Ik ging van zaal tot zaal; in lange ryen staan de bedden langs de wanden. L>e post wordt uitgedeeld, en dat is een eogenblik van vreugde in de smartelijke uren der vele gewonden. Sommige mannen hebben veel koorts, anderen ontwaken uit de verdoving, weer anderen zijn bijna hersteld, en zitten te praten en te rooken. Er liggen hier man nen, die verlamd zijn, en die alleen hun handen nog kunnen bewegen. Er ligt een hulpeloos trekken over de vingers, die boven de lakens uitsteken. Ik kom voorbij een man, die twaalf kogels in zijn lichaam had. Hij werd door de kogels van een mi trailleur getroffen, hij is er echter nog levend vanaf gekomen en zal wel herstel len. Er zijn andere gewonden, die slechts 'icht verwond waren, maar vele uren in de sneeuw bleven liggen, voor zij door de Hoode-Kruis-dienst werden gevonden. Ver schillende onder hen hebben een zware longontsteking opgeloopen, en zullen daar misschien wel aan sterven. Ik zie een 36- jarige arbeider uit Kemi, die aan het Shlla- front gevochten heeft. Zijn linkerarm is gewond door een dum-dum-kogel. Zelf heeft hij de wonde opengesneden, om de kogel te verwijderen. Tragisch is het lot van den jongsten pa tiënt van het hospitaal, die als vrijwilliger den oorlog is ingetrokken om Finland te redden. Hij is achttien jaar oud. Zijn beide beenen zijn zwaar gewond door granaat scherven. Hij toont ons de scherf, die in zijn dijbeen stak. Zal de man nog ooit geheel genezen? Of zal hij zich moeten voortbe wegen op krukken, evenals de vele ge wonden, die wij in de gangen van het hospitaal hooren voortstrompelen. Het gaat nog onwennig. Zy moeten het nog leeren, om zich met deze kunstbeenen te behelpen. In de laatste zaal aangekomen, zegt de geneesheer-directeur mij: „Dit hier is pri ma materiaal, een flink volk, menschen die nooit klagen." De Finsche hospitalen v/orden in den laatsten tijd onkenbaar gemaakt De verschillende tenten van de gezond heidsdienst zijn niet meer fel beschilderd met een groot Rood Kruis; hun kleur is nu wit als de sneeuw, en zal in het voorjaar donker worden en zich aanpassen aan de kleur der bosschen. De gewonden zijn stil. Sommigen liggen roerloos op hun bed met gesloten oogen. Wanneer men in de hallen het geklik der houten krukken niet zou hooren, en wan neer de stilte soms niet verbroken zou worden door een kreet van een gewonde, die uit zijn verdoving na een operatie ont waakt, dan zou men zich niet in een laza ret wanen. Wie het soms rood gekleurde verband niet wil zien, zou denken dat hij zich in een rusthuis bevond. Van tijd tot tijd leest een verpleger voor uit een gedeelte van den Bijbel; ook de ge wonden zijn zich bewust van de groote taak» die Finland te vervullen heeft, en de aandacht te brengen van alle comman danten der Duitsche marine. Dit zal, afge zien daarvan, dat het in overeenstemming is met het volkenrecht, er toe leiden, dat na den oorlog alle zeevarenden elkaar weder met wederzijdsch respect en ver trouwen kunnen ontmoeten. die het zonder God niet vervullen kan. Ik heb hier gesproken met gewonden, die ouder waren dan veertig jaar en twin tig jaar geleden hebben meegevochten in den eersten oorlog tegen de bolsjewisten. En ik heb gesproken met jonge menschen onder de twintig jaar, wier leven misschien voor altijd vergald zal worden door inva liditeit, door blindheid, door geheugen zwakteMaar van al die menschen heb ik slechts een indruk gekreen, dat zij niet tevreden waren met hun verblijf in het zie kenhuis, ook al was het om daar te ster ven. Een Fin treurt niet om eigen leed. Hij wordt gefolterd door het leed, dat de bols jewisten aan anderen aandoen, aan on schuldige burgers, aan vrouwen en kinde ren. Bij het afscheid zeide ik tot den ge neesheer-directeur van het hospitaal: Groot is de tol, die Finland voor zijn /rijheid moet betalen". En hij gaf mij dit antwoord: Ik hoop, dat God die tol zal aanvaar den." Onderwijs-vrijheid in Duitschland OFFICIEEL RAPPORT VAN HET BISSCHOPPELIJK ORDINARIAAT VAN MÜNSTER. Het „Kirchliche Amtsblatt für die Diözese Münster" (kerkelijk Ambtsblad van het Diocees Mün ster) heeft een gedetailleerd rap port gepubliceerd over de afschaf fing der wettelijk erkende Belijde- nisscholen en de Oprichting van Gemeenschapsscholen in het Prui sische gedeelte van het bisdom Münstei xn 1939. De oprichting van Openbare Belijdenis- scholen (d.w z. Bijzondere Scholen) werd in Pruissen bij de schoolwet van 28 Juli 1906 goedgekeurd. In het Pruisische ge deelte van het bisdom Münster bestonden tot nu toe bijna uitsluitend openbare ge scheiden katholieke en protestante Belij- denisscholen. Tegen het einde van het jaar 1938 en in de eerste weken van 1939 werd in alle ge meenten van het Regeeringsdistrict Mün ster, waar naast de katholieke volksscho len ook protestante volksscholen beston den, door de burgemeesters bijna gelijklui dende proclamaties uitgevaardigd betref fende de opheffing der bestaande confes- sioneele scholen en de oprichting van de zoogenaamde gemeenschapsscholen. Hiertegen hebben de katholieke inwo ners der betrokken gemeenten in grooten getale geprotesteerd. Verder werd op Zon dag 26 Februari 1939, bij een stemming in alle katholieke kerken van het bisdom vastgesteld, dat in totaal 813.471 volwassen katholieken van het bisdom Münster, ge middeld 98.70 procent der volwassen kerk bezoekers, hun goedkeuring hechtten aan de eisch: „Wij verlangen de katholieke Belijdenisschool, waarin de geheele op bouw van de school: onderwijzers, lesroos ter en schoolboeken in alle vakken door den christelijken geest wordt beheerscht". Dit resultaat werd medegedeeld aan den Führer en Rijkskanselier, aan den Rijks stadhouder en Minister-President in Prui sen, generaal veldmaarschalk Goering, aan den Rijksminister voor Wetenschap, Op voeding en Onderwijs en aan andere be voegde autoriteiten. Nog voordat een beslissing op de inge brachte protesten was gegeven, werd op 1 April 1939 de opheffing van alle be staande confessioneele scholen en de op richting van gemeenschapsscholen doorge voerd. De bisschop van Münster, mgr. Graaf von Galen, heeft persoonlijk geprotesteerd bij de desbetreffende autoriteiten, onder verwijzing naar de vaststaande rechtsposi tie. Daar de autoriteiten niet binnen den aangevraagden tijd aan den bisschop had den geantwoord, wendde Graaf von Galen zich herhaalde malen tot den regeerings- president in Münster. Na verloop van meerdere weken, zonder dat antwoord was ontvangen, richtte de bisschop zich op 18 Augustus 1939 tot den Rijksminister voor Wetenschap, Opvoeding en Onderwijs en hij wees er op, dat hy „recht had op ant woord binnen een bepaalden tijd". Dit ver zoek aan den Rijksminister werd op 30 October 1939 herhaald. Op 19 December 1939 ontving de bis schop een mededeeling van den Regee- rings-president in Münster, waarin werd medegedeeld, dat zijn protest tegen de in voering van de gemeenschapsscholen door den Minister van Onderwijs was afgewe zen. In aansluiting op deze feiten merkt het Bisschoppelijk Ordinariaat van Münster op: „Vermoedelijk zullen alle protesten te gen de oprichting van de gemeenschaps school op dezelfde wijze worden afgewe zen. De katholieken van het bisdom Mün ster zullen zich voorloopig moeten verzoe nen met het feit, dat nadat in Olden burg reeds in 1938 de gemeenschapsschool is ingevoerd in de meeste gemeenten de katholieke volksschool is afgeschaft en in de plaats daarvan de gemeenschaps school is ingevoerd". Tot besluit wijst het Ordinariaat erop: „De Duitsche Katholieken verlangen al leen, wat hun wettelijk toekomt, wanneer zij telkens weer vragen om katholieke scholen voor dc katholieke jeugd; in arti kel 23 van het Rijksconcordaat van 20 Juli 1933 is bij verdrag vastgelegd: „Het behcud en de oprichting van ka tholieke belijdenisscholen blijft gewaar borgd. In alle gemeenten, waarin de ouders of voogden het verzoeken, zullen katholieke volksscholen worden opge richt, wanneer het aantal leerlingen met het oog op de plaatselijke schoolorgani satorische verhoudingen daarvoor vol doende is volgens de maatstaven der staatsvoorschriften". Zou het blijvend obnereikbaar blijven, dat de staat in de door hem ingerichte en onderhouden scholen geen rekening zou houden met de natuurlijke en wettige aan spraken van de Duitsche katholieken op katholieke Belijdenisscholen, dan zou er met alle geoorloofde middelen naar ge streefd moeten worden, dat wij de vrijheid weer herkrijgen voor het oprichten en on derhouden van particuliere volksscholen en hoogere scholen, waarin volgens de woorden van Paus Pius XI de geheele opbouw van de school: onderwijzers, les rooster en schoolboeken in alle vakken door den christelijken geest worden be heerscht, zoodat de godsdienst in waar heid de basis en de bekroning is van het geheele opvoedingswerk". De lezer behoeft wel geen aanvulling van den titel.... het gezegde is al even oud als de tijd onzer profeten, doch het is wel eens goed, een oude spreuk op te halen, omdat zij ons soms kan herinneren aan dingen, die voor alle tijden gelden en dat is dan ook van toepassing op de weinige aandacht, wy zouden willen zeggen, de weinige fantasie, die wij hebben wanneer het er op aankomt producten, welke bin nen onze grenzen in voldoende hoeveel heid beschikbaar zijn, te verwerken tot vele dingen, die onze tong kunnen stree- len. Weinig Nederlandsche huisvrouwen we ten b.v. met onze aardappels de vele lek kernijen te bereiden, die onze buren rond om iets heel gewoons vinden: we denken aan de „pommes frites" onzer Zuiderbu- rn.... aan de „Reibkuchen van over den Rijn" om maar twee dingen te nemen. Het zelfde kan gezegd worden van onze kaas. Een gereede aanleiding voor dit onder werp is het overzicht, dat onlangs in het door treinreizigers veel gelezen Maandblad der N.S. werd opgenomen en moest dienen om weer te geven, hoeveel succulente „spe- cialité's" de stationsrestaurants er op na houden. Hetzelfde kan gezegd worden van de uitgebreide dagkaarten van onze ver maarde oude restaurants in Amsterdam en elders, waarvan het geen zeldzaamheid is, dat de kellners er hun 60-jarig jubileum vieren. En toch. Neen lezers, we kunnen ons niet meten met de Franschen, waarvan we, zelfs in be scheiden uitgaven, steeds de vermaarde streekschotels om voorrang zien prijzen.. niet bjj de Zwitsers, die de kans hebben ge zien onlangs een wedstrijd van koks te or- ganiseeren, waarop.schrik niet van het aantal!honder drie en tachtig kaasge rechten werden bekroond, welke allen een gewestelijk cachet hadden. Wordt het dan niet tijd, dat onze restauraties en andere gelegenheden wat moeite doen om de dorstigen te laven en de hongerlgen te verkwikken met het vele dat Neêrlands bodem biedt. Wij denken aan de „Milksha kes", die overal elders met graagte worden gedronken.... behalve in het land met de internationale vermaardheid voor zijn kos telijke, vetrijke melkwy denken aan de pittige en voedzame met kaas bereide gerechten, die wel in de huishoudingen de belangstelling hebben, doch waarvoor nog zoo weinig belangstelling in de bedrijfs- keuken bestaat. Waarom mist men in de lange ry van specialités onze onovertroffen Hollandsche Laas? De ironie van het lot wil, dat een der eerste, zoo niet de allereerste eetgelegen heid waar kaaspannekoeken geserveerd werden, een stationsrestauratie was. Op dezen weg voortgaande, zou men tevens een begin hebben gemaakt met de com binatie streek-gerecht. De dorpen aan den Ouden Rijn kennen het recept van een ver maard jagersontbijt; als in het najaar de eerste kille herfstnevels door de polders waren en de personen van St. Hubertus, gejaagder nog dan hun doelwit, zich ter nauwernood tijd gunnen tot het gebruik van eenig voedsel, dan vormen tarwebrood en gebakken kaas een schielijk maar dege lijk maal. Volumineuzer een complete maaltyd in klein bestek is de Leidsche jachtschotel. Als derde in dit Zuid-Hol- landsche verbond: de aardappelschotel met kaasdoop, volgens oud en voortreffelijk boerenrecept. Voor wie het moderne zoekt: de Alkmaarsche kaassaus in combinatie met, ja met wat niet? Tomaten zoowel als gekookte visch; voedzaam hapje bij een koffietafel en plat du jour. Kaascroquetten die zich voor bewaring in een vuurtrom- mel leenen evengoed als andere. Zoo zouden wij kunnen doorgaan. Waar om niet? Omdat de daad nu is aan de man nen van het vak, die wel wéten maar niet zoo gemakkelijk doèn. Moge dan deze aan sporing hen in beweging brengen om in de stations- en andere menu's reeds de dyna miek tot uiting te doen komen, welke zoo eigen is aan het spoorwegbedrijf. Dit z(j daartoe het teeken om zich in beweging te zetten, op het teeken van de bekende schijf, die in de vakterminologie het spie gelei heet. En als laatste wensch voor het stationsrestaurant: serveer zoo'n ei met geraspte kaas....! AL u toch iets moet ver,liezen En u hebt 't voor 't kiezen Offert liever dan een. uur Dan uw verd'ren levensduur' Februari 1939. Elly gaat naar de winter sport. Ik hoorde het door de telefoon van naar moeder, die er niet mee ingenomen scheen, ,,'t Is binnenkort groot Vasten", zei ze, en dit moest toch eigenlijk niet. Maar de meisjes tegenwoordig.enfin". En met iets van „er-is-toch-niets-aan-te- dnen" in haar stem ging ze op een ander chapitre over. 't Lag me op de lippen om te zeggen, dat ze zich toch niet daarover verwonderen moest. Ze had er zich altijd op beroemd „niet zoo fijn" te zijn. Ze kon dan ook re delijkerwijs niet klagen, dat haar dochter nog een beetje minder „fijn" was. Maar ik slikte het vlug in, want door de telefoon moet je geen dingen zeggen, die minder aangenaam kunnen klinken en bovendien ik ben van denzelfden leeftijd als Elly, dus aan gaat het heelemaal niet. Elly is naar de wintersport gegaan en heeft er onstuimig genoten. Ontstuimig want in de suizelende vaart langs de sneeuwhellingen of in de lythmische deinig op de spiegelgladde ijs baan je eigen gezondheid en levenskracht te voelen, dat geeft een jong en tintelend geluk. Maar ook intens en diep heeft Elly ge- roten, zoo dicht bij de natuur in haar on gereptheid en grootschheid. Ze werden er stil van, luidruchtig groepje jonge men schen, als de dalende zon het sneeuwland schap in goudgloed zette en de bergtoppen speelsch kleurde in tintelend rood. Dan viel een menschel ij ke stem in de stilte als brekend glas, dan ketste het cchot van een mijlenverre jager tienmaal versterkt tegen de bergen en het gerom mel van den trein over den hardbevroren dalgrond was als een korte dreigende don der Allemaal zuchtten ze dan en wilden ie stilte vasthouden en die witheid en het pure goud. Op zulk een avond had Elly Bert ontdekt. Ze kenden elkaar natuurlijk allang, maar nu zag ze hem pas zooals hij was, jong, krachtig met een levendig karakter en soms iets droomerigs, precies zooals het land schap hier 's zomers moest zyn, boeiend en afwisselend, met de meditatieve rust punten van de kleine meren erin. Den volgenden dag kwam Bert haar ha len voor een tocht over het ijs. Ze hadden dat al eens meer gedaan, maar dezen keer scheen het Elly toe, dat ze wel de wereld uit had willen rijden zoo, niet meer op houden, altijd door. De wintersport-vacantie v/as om voor ze het wist en daarmee de vasten. Want met Paschen moest ze weer thuis zyn, dat had den de oudelui zoo gewild. Vervelend, ruwerwetsch, maar enfin, t is een stand punt. Op Goeden Vrijdag zat ze in den trein, 't Flitste even door haar hoofd: Goeden Vrijdag. En dat gaf haar een onbehaaglijk gevoel alsof ze iets wat heel kostbaar was, vuor haar voeten stuk had laten vallen. Februari 1940. Elly gaat niet naar de wintersport. De grenzen zijn gesloten. Daarbuiten is het gevaarlijk. Thuisblijven is de boodschap. Wat saai, wat saai! ..Ergens in Nederland" ligt Bert in mo bilisatie. Ze heeft hem pas nog gezien in zyn offi ciersuniform, dat hem zoo kranig staat. Veel contact heeft ze niet gehad sinds dat wintersportfestyn, maar hij herinnerde haar er nog even aan: „Weet je 't nog Elly, verleden jaar in de bergen?" Ze had er zoo op gehoopt, dat ze elkaar dit jaar weer zouden zien in die heel andere wereld, ais in een sprookje met heerlijke mogend- l'jkheden. Maar nu was er niets dan nuch tere, saaie werkelijkheid. Hoe-kom-je-er- door-heen. Elly liep te peinzen met een diepe groef in haar jonge voorhoofd. Opeens glijdt een auto onberispelijk langs de trottoirband en stopt vlak bij haar. Een gehandschoende hand werkt het raampje omlaag. „Hallo Elly..,, wil je meerijden?" 't Is Jet. Een duw op de kruk, het por tier vliegt open. ,,'k Ga juist jouw kant uit". Jet's wan gen blozen. Ze wrijft haar tintelende vin gers voor ze het stuurrad weer neemt. „Wat 5p kou hè!" Elly is met een wipje op de zitbank naast Jet. 't Portier klapt dicht. Maar ze kan geen woord uitbrengen. Hemel wat een weeë lucht. Alle mogelijke odeurtjes door elkaar en benauw, benauwd! Ze slikt, ze denkt te stikken en houdt do lippen stijf op elkaar. Wanhopig draait zo het raampje weer open. Dan pas kan zo uitbrengen. „Wat is dat in 's hemels naam voor een lucht! Wat vervoer je? „En zo kijkt schuw achterom in de auto, die volgestapeld ligt met jassen, mantels, das sen. jumpers en zelfs schoenen onderin. „Jet wat doe je? Ga je een tweedehands zaak opzetten?" Jet schatert. „Ik ber er al een beetje aan g' wend zie je", zegt ze en schuift het raampje aan haar kant nu dicht. „Van twee kan'en wind is me.wel wat veel bij deze temperatuur." En dan vertelt "ze, dat ze de kleeren op haalt bij kennissen. „Goeie winterkleeren, zie je, geen rommel. Dat néém ik gewoon n'et, als ze 't me willen geven. Maar meest al durven ze dat ook niet, daarom heb ik dit baantje op me genomen, en ook al om dat ik een auto heb." ,,'k Begrijp er niks van", zegt Elly, die een beetje begin te wennen en heel op pervlakkig ademhaalt, „als wat doe je dat?" „Als wat? Wel als gewoon mensch, die wat wü doen om de minderbedeelde paro chianen den winter door te helpen. Je weet wel, ik kom in veel gezinnen. Voedsel en stoken, dat gaat er net mee door, maar goeie warme kleeding, dat ontbreekt. En cmdat ik bij alle goeie wil toch geen kle dingmagazijn kan leegkoopen, heb ik met een paar leuke menschen dit plannetje op touw gezet. Sommigen halen goeie klee- aing op. Dingen, die heel bruikbaar zijn, maar die je in de kast laat hangen, omdat de kleur je niet bevalt of wat anders. Dan zeg ik: „U mist het niet, U kunt het mtf evengoed geven en als U het wél een beet je.mist, des te beter." En dan vertel ik van het onderkleed en het bovenkleed uit het Evangelie en dan kun je aan hun gezicht zien, dat ze daar nog nooit aan hebben ge dacht. Sommigen helpen me echt goed." „Goeie genade.en wat doe je dan met die rommel?" vraagt Elly met een blik schuin naar achteren. „Zooals ik je zeg 't is heel goéd. En er zyn twee groepen meisjes in onze parochie, die nemen het in ontvangst en knappen het op. Persen of een ander stukje bont opzetten of 'n andere kraag, 'n beetje mo- derniseeren. Je moet het zien, 't is een heel oedrijf! En dat gaat het naar de adressen waar zo 't noodig hebben. Ik haal alles op aan den anderen kant van de stad, dat niet vandaag of morgen Mevrouw Jansen te gen Mevrouw Pieterse zegt: „Gut kijk eens, daar gaat mijn jas." Dat is nou mijn wintersport en we hebben er al heel wat menschen blij mee gemaakt, die anders kou zouden lijden." Mijn wintersport", flitste het door Elly's boofd, „zij denkt aan anderen. Ik it-en aan mezelf. Zij sjouwt en doet haar v/erk om anderen te helpen. Ik zanik en zeur alle dagen, omdat ik het pretje niet neb, waar ik op gehoopt had. Hè, naarling ben ik toch." Jet stopt voor Elly's tuinhek. Elly stapt nog niet uit. „Zeg", begint ze, „ik mag vast de auto wel een paar middagen in de week hebben. Eigenlijk krijg ik alles gedaan wat ik wil, al zullen ze dit gek vinden. Zou je denken., denk je, dat ik aan dezen kant van de stad iets zou kunnen doen voor een arme parochie aan den anderen kant?" Jet is perplex, maar ze laat het niet mer ken. Ze weet niet, dat het woord „winter sport" het hem gedaan heeft." „Zeker kun je dat, 't is geweldig, van je Elly! Ik zal je met alles helpen, maar 't zal je niet meevallen." „Geeft niet", zegt Elly, ,,'t is groote vas ten en ik moet nog wat goedmaken." Een maand later is Bert op bezoek. Hij heeft leuk verteld van zijn kampleven. Nu is 't even stil, Elly heeft haar penseel weer opgenomen om bij de laatste glimp daglicht nog even een paar kleuren op te zetten. ..Mag ik even?" zegt ze, 't is nog net licht." 't Wordt een ontwerp voor een raam-biljet, want ze is nu heelemaal in beclag genomen en „vurig voor alle goeds". Bert's sigaret licht even op uit het half duister, waar bij zit. Hij kijkt naar Elly, zooals ze daar bezig is. Ze ziet er anders ui* dan vroeger", peinst hij „niet meer zoo onbenullig, zoo verveeld soms. Veel pit- t'ger." Elly houdt haar werkstuk op en bekijkt En weer kijkt Bert. Weer dat lichtende sigaretpuntje, het.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 7