BurfterHjke Sfand
Toerisme
bij honk
WOENSDAG 21 FEERUARI 1940
CE LFiosryc rnjp A»JT
EERSTE BLAD - PAG. 2
Afconuemnntsprys: vooï Utiden IS
cent i>er week; 1 2.50 per kwartaal
BU 01.ze a (enten '0 cent per wwk;
f li.80 per kwartaal Franco per pc*t
2.95 per kwartaal Geïllustreerd
Zondagsblad I 0.50 per kwartaal
Losse nummers 5 cent, met geïll
Zondagsblad 9 cent.
Advertentiën: 30 cent per regel
Ingezonden mededeel ingen dubbel
tarief Telefoontjes hoogstens 30
woorden. 50 cent per plaatsing, al
léén Woensdag en Zaterdag.
HOE WORDT HET WEER 7
AANHOUDENDE DOOI.
De Bilt seint:
Verwachting:
Aanhoudende dooi, betrokken tot half-
bewolkt, geen neerslag van beteekenis,
meest matige Zuidelijke tot Zuid-Westelij
kt wind.
De weerstoestand van hedenmorgen
7.2U uur:
Den Helder: betrokken, matige Zuidelij
kt wind, 0 gr C.
Vlissingen: nevel, krachtige Zuidelijke
wind 1 gr. C.
De Bilt: zwaarbewolkt, matige Z. Z. O.
wind, 0 gr. C.
Maastricht: halfbewolkt, zwakke Zuide
lij kge wind, 2 gr. C.
Groingen: betrokken, matige Zuidelijke
wmd, 0 gr. C.
BUITENLANDSCH WEEROVERZiCHl
Het gebied van hoogen luchtdruk, dat
gisteren over de Oostzee was gelegen, heeft
zich naar Cer.traal-Europa verplaatst, daar.
tij nog in beteekenis toenemend. In Honga
rije komen thans barometerstanden voor
boven 1038 mbar. De temperatuur blijft
over Midden-Europa en de Balkan nog zeer
laag. Daarentegen is de luchtdruk, in Zuid
en Midden-Noorwegcn belangrijk gedaald,
waardoor de wind in onze omgeving naar
het Zuiden draaide, en wij in de aanvoer
van vrij zachte lucht komen, die de vorst
definitief zal verdrijven. Opmerkelijk is,
dat deze lucht zoo droog is, tengevolge
waarvan het sneeuwdek eerder verdampt
clan smelt. Het aardoppervlak vertoont dan
ook niet het normale aspect, dat wij van
een invallende dooi gewend zijn. Ook in
Denemarken is het veel minder koud ge
worden en de temperatuur steeg daar plaat
selijk 13 graden. Aan de kust van Zuid- en
Midden-Noorwegen verdween de vorst
eveneens. Het maximum over Groenland
van 1037 mbar is gescheiden door een voor
■van lagen druk van het maximum over
Centraal-Europa. In deze voren ligt voor
de Noorsche kust een afzonderlijk mini
mum van 995 mbar. Aan de Noordzijde
h:ervan stroomt nog koude arctische lucht
naar de Noorsche Zee. De depressie bij
IJsland verplaatste zich slechts weinig,
doch diepte zich tot 985 mbar uit. Aan de
achterzijden van den Oceaandepressie
stroomt koude luchl naar het Zuiden en
onder deze invloed is de temperatuur op
de Azoren reeds gedaald.
LUCHTTEMPEK/» I'D DB
5.8 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.ï
Van Woensdagnamiddag 5.52 uur tot
Donderdagmorgen 6.35 uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk aan Zee op Donderdag 22
Febr. voorm. 1.45 en nam. 2.10 uur.
Maan op 3.16 uur Woensdagmiddag.
Maan onder 6.03 uur Donderdagochtend.
LEIDEN.
Geboren: Mattliieu Thecdorus Barnar
dus z. v. B. L. A v. Nonrt en Th. M. v.
Niekeik. Calharina Maria d. van F.
Heijmans en E. Gravekamp. - Johannes z.
v. J. C. H. Wille en A. Boer. Gijsberlus
Marinus z. v. M. G. Zeegers en J. Zeegers.
Lena d. v. P. P. Speel en M. M. Prins.
Overleden: I. v. Dorp vr. 53 j. J.
Kleijn m. 65 j. M. P. v. Hooidonk wedr.
90 j. J. de Wit wedr. 65 j. G. J. v. d.
Berg m. 67 j. P. Klaassen m. 39 j.
Tweede Kamer
Vergadering van gisteren.
De band met Indië.
Aan de orde is de begrooting van Neder-
landsch-Indië voor 1940.
Slechts vier afgevaardigden hebben bij
de algemeene beschouwingen het woord ge
voerd. De eerste spieker, de heer STOK
VIS (S. D.), ieeo .een poging om over de
slagkruisers te spreken, doch de voorzit
ter voorkwam dit met verwijzing naar de
behandeling van het wetsontwerp betref
fende het departement van Marine. Uit
voerig werd door aen heer Stokvis het po
litieke beleid ten aanzien van Indië be
sproken. In overeenstemming met de z.g.
petitie-Soetardjo bepleitte deze afgevaar
digde toekenning van ruimere zelfstandig
heid aan Indië, inzonderheid van een vol
waardig gekozen oarlement.
In dit verband bepleitte de speciaal-de-
mocratische afgevaardigde een wijziging
in de regeling der ministerieele verant
woordelijkheid van den Minister van Kolo
niën, daar de huidige regeling aan de door
hem gewenschte ontwikkeling in den weg
staat. Spr. was teleurgesteld over de hou
ding, in Indië tegenover de N. S. B. aange
nomen. Zoo wees hij er op, dat landsdiena
ren van Duitsche herkomst ongestoord pro
paganda kunnen maken.
De heer SLOTEMAKER DE BRUÏNE (C.
H.) bestreed den vorigen spreker. Hij kon
zich volkomen vereenigeii met hetgeen de
minister ten \origen jare had geschreven,
n.l., dat „zelfstandigheid van Indië binnen
het rijksverband het erkende einddoel van
Nederlands koloniale politiek" is en dat het
slechts een kwestie was van tempo. He
laas, aldus deze spreker, vergemakkelijken
„extremisten" de normale ontwikkeling en
het overleg niet.
Niet moet gebeuren, aldus s'pr., dat het
Westen zijn inzichten, overtuigingen en
cultuur oplegt aan het Oosten, b.v. een
Westersche democratie; men late niet ni-
velleerend de geheele wereld van het Wes
ten uit bevoogden
De heer VAN KEMPEN (Lib.) schaarde
zich, gelijk bij de meeste andere door hem
behandelde onderwerpen, ten aanzien van
het politieke beleid achter den minister.
Hij zeide alles te gevoelen voor den
streng logischen gedachtengang van de
Memorie van Antwoord. Het gaat er niet
om ideologieën U verv/erkelijken, wan
neer alle werkelijkheid er aar. ontbreekt,
doch het zal, in het historisch gegroeide
systeem, moeten komen tot een harmoni
sche, rustige ontwikkeling. Spr. wilde niet
eischen, dat het volk >n zyn geheel mon
dig moet zijn, wil het een parlement bezit
ten, doch wel een redelijk gedelte der be
volking.
De heer ROST VAN TONNINGEN (N. S.
B.) maakte aanmerkingen op het beleid.
Zoo wees hij er op, uat in Indië de Neder
land-vijandige stroomingen opleven. Een
krachtige regeering achtte hij noodig; naar
spr. zeide, wordt hel beleid als onjuist be
schouwd. Ook maande hij tot voorzichtig
heid bij het verdacbtmaken van bepaalde
groepen der bevolking, b.v. de N. E. B.
Spr. vroeg een kasbeeronting voor ons land
en voor Indië. Spr. had opheldering ge
vraagd over de finanoieele positie van In
dië; dat hij deze niet gekregen heeft, weet
hij aan onwil van den minister.
Ferste Kamer
Vergadering van heden.
ECONOMISCHE ZAKEN EN
LAND30UWCRISISF0NDS.
Aan de orde zijn de begrootingen van
Economische Zaken en van het Landbouw
crisisfonds voor 1940.
De heer DE LA BELLE (S.D.) uit een
woord van waardeering voor den minister
en zijn staf voor de groote activiteit, waar
aan te danken is, dat wij er gunstiger voor
staan dan bij den aanvang van den vori
gen oorlog
Spr. behandelt de economische politiek,
naar aanleiding van het betoog over de
prijzenpolitiek. „Versobering" in het alge
meen heeft niet veel beteekenis. Wij heb
ben nu reeds minder koopkracht; er heeft
dus reeds versobering plaats. Men zorge,
dat de stijging van het arbeidersbudget
ophoudt; door verminderingen van heffin
gen, aantasting van bedrijf-reserves en
desnoods door toeslagen. Dit is wel duur,
doch anders zal men honderden millioenen
compensatie aan bepaalde groepen moeten
geven. Spr. is verheugd, dat het de bedoe
ling is, de eerste levensbehoeften te ont
trekken aan de prijsstijgingen.
Spr. ziet de eerste poging om organen
op economisch gebied te scheppen, met
groot ongeduld tegemoet.
De samenstelling van de huidige advisee-
rende en uitvoerende instanties is van de
grootste beteekenis. De regel moet zijn,
dat de werknemers opgenomen worden in
dip commissies.
De heer VAN RAPPARD (Lib.) wenscht
de instelling van een afzonderlijk ministe
rie van Landbouw; de georganiseerde
landbouw houde voet bij stuk. Wordt de
bietenverbouw door den vastgestelden prijs
rpstimuleerd (f 12.50 bijslag ner 100 KG.)?
Spr. betwijfelt dit. De regeering zal een
anntal zware varkens uit dc markt'moe
ien nemen. De toestand van de gemengde
bedrijvpn is treurig: de melkprijzen zijn
te laag.
De wensch leeft, dat de teeltregeling
voor kalveren en biggen wordt opgehe
ven; wanneer zij tijdelijk wordt afge
schaft, kan zij later weer worden hersteld.
Spr. hoopt, dat de minister nimmer den
scheurplicht van grasland zal opleggen.
De tuinbouwteeltregeling acht spr. van
IS LEIDEN LEELIJK?
In Holland ligt een stad, en die stad
heet Leiden.
Deze stad laten wij voorloopig nede
rig van harte blijven is geenszins de ge
ringste onder de steden van Holland.
„U roem ik, oog van Hollands steden"
heeft Bilderdyk ons toegezongen, en in
den geest met Bilderdijk vereend, heeft
een vol orkest van dichters en dichteres
sen op harp, lier en luit andere instru
menten kwamen niet eens in aanmerking
onze lof verkondigd in alle eeuwig
heid.
Er komen ook wanklanken in dit orkest
voor ongetwijfeld van lieden met een
verdorven geest en gemechaniseerd ge
moed.
Zoo iemand was de Italiaansche schry-
\ei Edmondo de Amicis, die het heeft be
staan van ons goede Leiden te zeggen:
„Men kan er niet aan denken zonder een
zekere droefgeestigheid".
Maar deze mislukte flageolet-toontjes
worden overstemd, ja overdonderd door
het machtig koor van dichterlijke naturen,
die als om strijd Leiden hebben bejuicht
als het „Nederlandsch Atheen, geëert, ge-
roemt alom: de troon der Wijsheid èn Mi
nerva's eigendom".
Wanneer wij daaraan toevoegen, dat
een andere Italiaan, Guicciardini, onze
woonstede heeft genoemd „vrayment bon
ne belle" en in 't byzonder de schoonheid
dei Leidsche vrouwen heeft geprezen (bel
les et blanches a merveilles), dan kunnen
wij nog slechts medelijden hebben met De
Amicis. dat hij zich in zulk een beziens
waardige, dol-vroolijke en mondaine stad 9
niet heeft weten te vermaken.
Baedeker trekt voor een bezoek aan Lei
den „bei beschrankter Zeit" een halve tot
een heele dag uit, en noemt als voornaam
ste Sehenswürdigkeite: Stadtmuseum; Al-
terlümermuseum; Stadthaus, Universitat;
Peterskirche und ihre Umgebung.
Het zou dus niet moeilijk zijn, om ook
over Leiden een boek te schrijven: „Was
nicht m Baedeker steht".
Een Fransche gids, uitgave Hachetle,
sleurt den bezoeker het eene museum in,
het andere uit Volgens dezen toerist zijn
de principales curiosités: La Burgt; Musées:
Municipal, d'Antiquités, Ethnographique,
d Histoirë Naturelle, en, om op adem te
komen: Jardin Botanique. Als zij dit alles
genoten hebben, verlaten de Franschen
met een verveeld gezicht, een leege maag
en wankele schreden onze veste in de
zalige hoop er nooit meer terug te keeren.
Wie zal het hun kwalijk nemen?
Zij zullen niet de eenigen zijn, die Lei
den saai, vervelend en leelijk noemen. En
toch is onze woonstede noch dit, noch dat,
noch het andere.
Ik ben niet een chauvin door dik-en-dun,
die wil beweren, dat er geen vroolijker
en schooner stad dan Leiden op deze we
reld te vinden is. Maar Leiden is toch wel
een pjettig, levendig, geriefelijk oord om
er te leven, met een eigen typisch-Hol-
landsch cachet, rijk aan stedeschoon en ge
legen in een van de schoonste en merk
waardigste landschappen, die op de aardbol
te vinden zijn.
Er zal dit jaar vermoedelijk niet veel
leans zijn, om reizen naar het buitenland
te ondernemen.
Er zullen niet veel vreemdelingen naar
Leiden komen, om, met het roode reis-bij-
beltje opengeslagen, door de straten, ste
gen en grachten van onze veste te dren
telen.
Wat die lui hier toch zoeken? heeft
menig Leidenaar zich met stille verbazing
afgevraagd.
Wat die lui hier zoeken?
Datgene, wat de Leidenaars nog niet ont
dekt hebben: de bekoring van hun eigen
stad, de aantrekkelijkheid van hun eigen
land.
Wie, met een buitenlandsche bril op de
neus. op reis gaat door Leiden en omstre
ken, kan; verzekerd zijn van een geslaagde
vacant ie. En het mooiste is: 't behoeft geen
geld te kosten.
VENATOR VAGANS.
groot economisch belang; speciaal bepleit
spr. de belangen van de gemengde bedrij
ven. Hij betwijfelt, of de kleine bellen-
kweekers met de regeling geholpen zijn.
Men passé een evenredige beperking toe
op alle bedrijven, waar tuinbouw wordt
uitgeoefend boven drie hectare.
DR. J. DE WIT OVER: LAAT ANTIEKE
EN VROEG-CHRISTELIJKE KUNST.
Tweede voordracht in de serie van het
Rijksmuseum van Oudheden.
De tweede voordracht in de voorjaars
serie van het Rijksmuseum van Oudheden
alhier werd gehouden door dr. J. de Wit,
privaat-docent aan de Universiteit te Am
sterdam, die daarbij het interessante on
derwerp: Laat-antieke en vroeg-Christe-
lijke kunst behandelde.
Dr. de Wit begon zijn voordracht met
er op te wijzen, dat gedurende de laatste
decenniën de studie en daardoor het ver
staan van de laat-antieke kunst van jaar
tot jaar intensiever is geworden. Voordien
lag dit gebied vrijwel verwaarloosd.
Riegl, de groote Weensche kunsthistori
cus, die aan het begin van deze eeuw met
zijn „Spatrömische Kunstindustrie" ove
rigens vooafgegaan door zijn landgenoot
Wickhoff met de uitgave van de „Wiener
Genesis" den grootsten stoot gaf tot deze
onderzoekingen, zag met profetischen blik,
dat onze geestelijke situatie een beter be
grip voor de scheidende Oudheid met zich
moest brengen.
Onze tijd heeft sedert het midden der 19e
eeuw een krasse opeenvolging van zeer uit-
eenloopende stijlen gebracht, die ons na
Impressionisme, Pointillisme, Expressionis
me thans een Neo-Classicisme en straks
wellicht een Manierisme doet beleven. Wat
Riegl nog niet zag en ook niet zien kon,
teekent zich tahans reeds duidelijk af, n.l.
dat deze zelfde ontwikkeling zich in de
eerste twee eeuwen der vroeg-Christelijke,
kunst minstens even duidelijk zichtbaar
voltrekt. En daar nu de wetenschap wel
haar eigen baan gaat, maar, op een kruis
punt gekomen, zich toch telkens haar rich
ting laat bepalen door de geestesgesteld
heid van har tijd, behoeft het niet te ver
wonderen, dat wij de zoo on-antiek aan
doende Laat-antieke Kunst beter begrij
pen dan vorige geslachten, die er slechts
verval en barbarij in ontdekten.
Zoo is het reeds meerdere malen gegaan.
Midden in de Renaissance, toen de tendens
naar het barokke ging, vonden de stucco-
versieringen uit het Gouden Huis van Ne
ro te Rome cf.a. in Pinturicchio en Giovanni
da Udine geestdriftige navolgers. Toen
echter anderhalve eeuw later schilderin
gen van denzelfden stijl voor het eerst te
Pompeji opgegraven werden, vonden ze
een koele ontvangst. Men was toen, in 1750,
reeds verzadigd van Barok en Rokokko.
Juist doordat wij de stijlrichtingen der
Laat-antieke Kunst herkennen en begrij
pen, is het ons mogelijk de groote massa
der ongedateerde monumenten tot groepen
te vereenigen en in de juiste chronologische
volgorde te plaatsen. Een enkel gedateerd
monument of de vergelijking met het por
tret van een Romeinsch keizer van tijd tot
tijd is dan voldoende om de geheele reeks
kunstvoorwerpen vast te leggen.
Zich in hoofdzaak tot de uitgesproken
Christelijke monumenten en daarvan voor
al tot de gebeldhouwde sarkophagen be
palend, liet spr. aan de hand van zeer vele
lichtbeelden, grootendeels naar nieuwe, nog
niet gepubliceerde opnamen gemaakt, zien
hoe de stijlontwikkeling in de 3e en 4e
eeuw na Chr. te Rome en in de Provence
met Arles als centrum verloopt.
De eerste duidelijk Christelijke sarko
phagen b.v. de sarkophaag in S. Maria An-
tica behooren uiterlijk tot de groep van
philosophensarkophagen, waarvai die uit
het Museum Torlonia de beste vertegen
woordiger is voor de heidensche. Het Chris
tendom is opgevat als de ware philosophie,
waardoor bevrijding van den dood verkre
gen wordt. Vandaar de toevoeging van de
geschiedenis van Jona, die uit het inge
wand van den „grooten visch" bevrijd is
en van den doop van Jezus in den Jor-
daan.
De kunstenaar heeft gewerkt met louter
lichtreflexen, die hij over het marmer laat
spelen; alle vormen glijden zonder bepaal
de grenzen in elkaar over. Het is de kunst
van het midden der 3e eeuw.
In de latere decenniën der 3e eeuw, waar
in bv. de sarkophaag van de Via Tibur-
tina in het Thermen-museum thuisbehoort,
roept de kunstenaar de werking van het
zwart-wit te hulp, om zoo mogelijk nog
sterkere artistieke effecten te bereiken. Bij
kleine koppen worden, en dit is een
bijna ongehoord middel groote diepe
gaten in het marmer geboord, die, zonder
den vorm te vernietigen, toch de gewilde
zware schaduw-werking veroorzaken. Hoe
in de Oudheid de beschildering, die wij
ons hier overal bij moeten denken, het bru
tale van deze methode verzachtte, toonen
de koppen van den beroemden sarko
phaag met de landelijke scènes uit het La-
teraan, die de kleuren nog frisch bewaard
heeft. Herders en landbouwers vormen
hier idyllische groepen; temidden van zulk
een herdersparadijs dacht men zich het le
ven hiernamaals. Bij de Christelijke sar
kophagen werder. dan Jonaverhaal of he-
melsche maaltijd toegevoegd.
De grootste omkeer van uitzonder
lijke beteekenis voor de geheele verdere
ontwikkeling - voltrekt zich tegen 300
na Chr. Aan den Konstantijnboog (315 na
Chr.) is de nieuwe expressionistische
richting reeds geheel ontwikkeld. Niet meer
de indruk bij haastig bezien, maar de
uitdrukking van het innerlijk is doe'
van deze men Kan wel zeggen revolutio-
naire-kunst. Het noofd wordi greoter in
verhouding tot het lichaam, want daar ze
telt de geest, en aan het hoofd worden
weer de dragers der uitdrukking, oogen,
neus, ooren, mond willekeurig vergroot.
In deze periode worden pe r s 0 o n 1 ij k-
heden afgebeeld. Alweer kunnen wy de
tendenzen het best uit de sarkophagen af
lezen: twee nieuwe persoonlijkheden tre
den in de sculptuur voor het eerst op,
Christus en Petrus. Beiden verrichten won
deren; het is de tijd der christelijke hel-
denvereering. Naar klassieke schoonheid
wordt in dezen tijd niet gezocht; de schoon
heid ligt in de innerlijke spanning van
deze geestelijke krachtfiguren. Uitstekende
voorbeelden zijn de Claudianus-sarko-
phaag in het Thermen-museum en de Tri-
niteitssarkophaag in het Lateraan.
Deze stijl is zoo typisch Konstantijnsch,
dat hij ook met den dood van Konstantijn
den Groote in 337 verdwijnt en plaats
maakt voor een uitgesproken klassieken
stijl. Dit gaat zelfs zoover, dat Apostelen
als Petrus en Paulus onder den vorm van
Grieksche redenaars verschijnen, zoo op
den sarkophaag van Junius Bassus onder
den Sint Pieter te Rome, die door de in
scriptie in het jaar 359 gedateerd is.
Merkwaardigerwijze brengt deze klassie
ke of „schoone" stijl voorstellingen van het
lijden als nieuw thema. Op de z.g. „Passie-
sarkophagen" zien wij de passie van Chris
tus, Petrus en van den thans voor het aller
eerst optredenden Paulus uitgebeeld even
wel zonder verwrongen trekken als in de
Middeleeuwen, maar met den milden glim
lach van verheven beheersching op het ge
laat: de heldenvereering is in een marte-
laarsvereering overgegaan.
Was de periode van den „schoone" stijl
vol van zuivere menschelijkheid, zoo
schijnt het of de tijd na 370, in hoofdzaak
de regeeringen van Theodosius den Groote
en van Honorius, boven menschelijke ver
houdingen uit wilde en naar verheven
grootheid, naar majesteit streefde. Het
oog verstart, de mond wordt hard en elk
deel van het gelaat wordt zonder over
gang tot zijn omgeving aan het geheel toe
gevoegd. Het gelaat der vaak zeer slan
ke, rijzige figuren vormt zijn plooien naar
een steeds weerkeerend schema. Een rij
van diepe boringen omgeeft voorhoofd en
slapen als een krans. De stijl is hieratisch
en let men op het gewilde, opzettelijke,
dat er in schuilt, op het toepassen van
steeds weer dezelfde schemata, dan noemt
men hem licht maniëristisch. Daarmede
stemmen de onderwerpen op de sarko
phagen overeen. Zij zijn overigens een lo
gische ontwikkeling uit de themata der
voorafgaande periode. Zooals daar het mar
telaarschap zelf, dus op de aarde gevierd
werd, zoo hier dt? verheerlijkte aartsmar
telaar Christus in het apocalyptische he-
melsch Jerusalem. Degene, die huldigen,
zijn ook zelf martelaars: Petrus, Paulus en
ook de overige apostelen, vaak met de
kroon voor hun martelaarschap in hun
handen. Hiervan zijn o.a. de sarkophaag
onder den kansel van S. Ambrogio te Mi
laan en die van Anicius Probus in het Mu
seum Probianus te Rome prachtvolle ver
tegenwoordigers. De buitengewoon leven
dige koppen, waarvan spr. evenals van de
andere monumenten verscheidene zeer
groote detailopnamen vertoonde, laten
zien hoe sterk ook deze laatste phase van
Romeinsch beeldhouwkust nog is.
LEZING VAN PROF. DR. A. DE BUCK
TE BRUSSEL.
Oud Egyptische Wijsheids- en
Levensidealen.
Op uitnoodiging van de directie van de
Egyptologische Stichting Koningin Elisa
beth, zal prof. dr. A. de Buck, hoogleeraar
aan de Rijksuniversiteit alhier, op Vrijdag
23 Februari een lezing houden in de Ko
ninklijke Musea voor Kunst en Geschiede
nis te Brussel. Prof. de Buck zal spreken
over Oud-Egyptische Wijsheids- en Levens
idealen. Deze lezing wordt georganiseerd
in het kader der samenwerking tusschen
Belgische oriëntalistische instellingen en
het hier te lande gevestigde Vooraziatisch-
Egyptisch Gezelschap „Ex Oriente Lux".
Prof. dr. J. Capart, de directeur der
Stichting hoopt op uitnoodiging van Ex
Oriente Lux medio April het bezoek van
prof. de Buck te beantwoorden met lezin
gen te Amsterdam, Leiden en Utrecht.
HIER PLUKT MEN
Mooi werk van de V. V. H.
Slechts weinigen zullen zich den tijd
herinneren, dat het oude Gravensteen aan
het stille Gerecht als gevangenis gebruikt
werd.
Thans heeft Gravensteen een heel andere
beteekenis gekregen en de oude burcht
dient niet meer het Recht doch de Huma
niteit.
In de groote zaal, ingang Dienderspoort,
kan men dag aan dag tientallen dames,
leden der V.V.H., bezig zien met het maken
van verbandstoffen. Kussentjes van pluk
sel, strookjes voor eerste wondbedekking
en zwachtels worden daar door nijvere han
den gemaakt en keurig in papier verpakt.^
Is de groote koffer vol, dan gaat deze naar*
den directeur van den Geneeskundigen
Dienst, die in zijn handen wrijft en denkt
aan de besparing die dit werk op de thans
zoo dure verbandstoffen oplevert.
Nadat de directeur van den Reinigings-
en Ontsmettingsdienst voor het sterilisee-
ren heeft gezorgd, gaat een deel naar het
Volks- en- Schoolbad, een deel naar den
Eerste Hulpdienst, terwijl de rest bij den
reserve-voorraad in het magazijn komt.
Er zijn altijd nog handen te kort. Wie
helpt er mede?
Dr. M. D. HORST.