BurfterHjke Sfand Toerisme bij honk WOENSDAG 21 FEERUARI 1940 CE LFiosryc rnjp A»JT EERSTE BLAD - PAG. 2 Afconuemnntsprys: vooï Utiden IS cent i>er week; 1 2.50 per kwartaal BU 01.ze a (enten '0 cent per wwk; f li.80 per kwartaal Franco per pc*t 2.95 per kwartaal Geïllustreerd Zondagsblad I 0.50 per kwartaal Losse nummers 5 cent, met geïll Zondagsblad 9 cent. Advertentiën: 30 cent per regel Ingezonden mededeel ingen dubbel tarief Telefoontjes hoogstens 30 woorden. 50 cent per plaatsing, al léén Woensdag en Zaterdag. HOE WORDT HET WEER 7 AANHOUDENDE DOOI. De Bilt seint: Verwachting: Aanhoudende dooi, betrokken tot half- bewolkt, geen neerslag van beteekenis, meest matige Zuidelijke tot Zuid-Westelij kt wind. De weerstoestand van hedenmorgen 7.2U uur: Den Helder: betrokken, matige Zuidelij kt wind, 0 gr C. Vlissingen: nevel, krachtige Zuidelijke wind 1 gr. C. De Bilt: zwaarbewolkt, matige Z. Z. O. wind, 0 gr. C. Maastricht: halfbewolkt, zwakke Zuide lij kge wind, 2 gr. C. Groingen: betrokken, matige Zuidelijke wmd, 0 gr. C. BUITENLANDSCH WEEROVERZiCHl Het gebied van hoogen luchtdruk, dat gisteren over de Oostzee was gelegen, heeft zich naar Cer.traal-Europa verplaatst, daar. tij nog in beteekenis toenemend. In Honga rije komen thans barometerstanden voor boven 1038 mbar. De temperatuur blijft over Midden-Europa en de Balkan nog zeer laag. Daarentegen is de luchtdruk, in Zuid en Midden-Noorwegcn belangrijk gedaald, waardoor de wind in onze omgeving naar het Zuiden draaide, en wij in de aanvoer van vrij zachte lucht komen, die de vorst definitief zal verdrijven. Opmerkelijk is, dat deze lucht zoo droog is, tengevolge waarvan het sneeuwdek eerder verdampt clan smelt. Het aardoppervlak vertoont dan ook niet het normale aspect, dat wij van een invallende dooi gewend zijn. Ook in Denemarken is het veel minder koud ge worden en de temperatuur steeg daar plaat selijk 13 graden. Aan de kust van Zuid- en Midden-Noorwegen verdween de vorst eveneens. Het maximum over Groenland van 1037 mbar is gescheiden door een voor ■van lagen druk van het maximum over Centraal-Europa. In deze voren ligt voor de Noorsche kust een afzonderlijk mini mum van 995 mbar. Aan de Noordzijde h:ervan stroomt nog koude arctische lucht naar de Noorsche Zee. De depressie bij IJsland verplaatste zich slechts weinig, doch diepte zich tot 985 mbar uit. Aan de achterzijden van den Oceaandepressie stroomt koude luchl naar het Zuiden en onder deze invloed is de temperatuur op de Azoren reeds gedaald. LUCHTTEMPEK/» I'D DB 5.8 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.ï Van Woensdagnamiddag 5.52 uur tot Donderdagmorgen 6.35 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Donderdag 22 Febr. voorm. 1.45 en nam. 2.10 uur. Maan op 3.16 uur Woensdagmiddag. Maan onder 6.03 uur Donderdagochtend. LEIDEN. Geboren: Mattliieu Thecdorus Barnar dus z. v. B. L. A v. Nonrt en Th. M. v. Niekeik. Calharina Maria d. van F. Heijmans en E. Gravekamp. - Johannes z. v. J. C. H. Wille en A. Boer. Gijsberlus Marinus z. v. M. G. Zeegers en J. Zeegers. Lena d. v. P. P. Speel en M. M. Prins. Overleden: I. v. Dorp vr. 53 j. J. Kleijn m. 65 j. M. P. v. Hooidonk wedr. 90 j. J. de Wit wedr. 65 j. G. J. v. d. Berg m. 67 j. P. Klaassen m. 39 j. Tweede Kamer Vergadering van gisteren. De band met Indië. Aan de orde is de begrooting van Neder- landsch-Indië voor 1940. Slechts vier afgevaardigden hebben bij de algemeene beschouwingen het woord ge voerd. De eerste spieker, de heer STOK VIS (S. D.), ieeo .een poging om over de slagkruisers te spreken, doch de voorzit ter voorkwam dit met verwijzing naar de behandeling van het wetsontwerp betref fende het departement van Marine. Uit voerig werd door aen heer Stokvis het po litieke beleid ten aanzien van Indië be sproken. In overeenstemming met de z.g. petitie-Soetardjo bepleitte deze afgevaar digde toekenning van ruimere zelfstandig heid aan Indië, inzonderheid van een vol waardig gekozen oarlement. In dit verband bepleitte de speciaal-de- mocratische afgevaardigde een wijziging in de regeling der ministerieele verant woordelijkheid van den Minister van Kolo niën, daar de huidige regeling aan de door hem gewenschte ontwikkeling in den weg staat. Spr. was teleurgesteld over de hou ding, in Indië tegenover de N. S. B. aange nomen. Zoo wees hij er op, dat landsdiena ren van Duitsche herkomst ongestoord pro paganda kunnen maken. De heer SLOTEMAKER DE BRUÏNE (C. H.) bestreed den vorigen spreker. Hij kon zich volkomen vereenigeii met hetgeen de minister ten \origen jare had geschreven, n.l., dat „zelfstandigheid van Indië binnen het rijksverband het erkende einddoel van Nederlands koloniale politiek" is en dat het slechts een kwestie was van tempo. He laas, aldus deze spreker, vergemakkelijken „extremisten" de normale ontwikkeling en het overleg niet. Niet moet gebeuren, aldus s'pr., dat het Westen zijn inzichten, overtuigingen en cultuur oplegt aan het Oosten, b.v. een Westersche democratie; men late niet ni- velleerend de geheele wereld van het Wes ten uit bevoogden De heer VAN KEMPEN (Lib.) schaarde zich, gelijk bij de meeste andere door hem behandelde onderwerpen, ten aanzien van het politieke beleid achter den minister. Hij zeide alles te gevoelen voor den streng logischen gedachtengang van de Memorie van Antwoord. Het gaat er niet om ideologieën U verv/erkelijken, wan neer alle werkelijkheid er aar. ontbreekt, doch het zal, in het historisch gegroeide systeem, moeten komen tot een harmoni sche, rustige ontwikkeling. Spr. wilde niet eischen, dat het volk >n zyn geheel mon dig moet zijn, wil het een parlement bezit ten, doch wel een redelijk gedelte der be volking. De heer ROST VAN TONNINGEN (N. S. B.) maakte aanmerkingen op het beleid. Zoo wees hij er op, uat in Indië de Neder land-vijandige stroomingen opleven. Een krachtige regeering achtte hij noodig; naar spr. zeide, wordt hel beleid als onjuist be schouwd. Ook maande hij tot voorzichtig heid bij het verdacbtmaken van bepaalde groepen der bevolking, b.v. de N. E. B. Spr. vroeg een kasbeeronting voor ons land en voor Indië. Spr. had opheldering ge vraagd over de finanoieele positie van In dië; dat hij deze niet gekregen heeft, weet hij aan onwil van den minister. Ferste Kamer Vergadering van heden. ECONOMISCHE ZAKEN EN LAND30UWCRISISF0NDS. Aan de orde zijn de begrootingen van Economische Zaken en van het Landbouw crisisfonds voor 1940. De heer DE LA BELLE (S.D.) uit een woord van waardeering voor den minister en zijn staf voor de groote activiteit, waar aan te danken is, dat wij er gunstiger voor staan dan bij den aanvang van den vori gen oorlog Spr. behandelt de economische politiek, naar aanleiding van het betoog over de prijzenpolitiek. „Versobering" in het alge meen heeft niet veel beteekenis. Wij heb ben nu reeds minder koopkracht; er heeft dus reeds versobering plaats. Men zorge, dat de stijging van het arbeidersbudget ophoudt; door verminderingen van heffin gen, aantasting van bedrijf-reserves en desnoods door toeslagen. Dit is wel duur, doch anders zal men honderden millioenen compensatie aan bepaalde groepen moeten geven. Spr. is verheugd, dat het de bedoe ling is, de eerste levensbehoeften te ont trekken aan de prijsstijgingen. Spr. ziet de eerste poging om organen op economisch gebied te scheppen, met groot ongeduld tegemoet. De samenstelling van de huidige advisee- rende en uitvoerende instanties is van de grootste beteekenis. De regel moet zijn, dat de werknemers opgenomen worden in dip commissies. De heer VAN RAPPARD (Lib.) wenscht de instelling van een afzonderlijk ministe rie van Landbouw; de georganiseerde landbouw houde voet bij stuk. Wordt de bietenverbouw door den vastgestelden prijs rpstimuleerd (f 12.50 bijslag ner 100 KG.)? Spr. betwijfelt dit. De regeering zal een anntal zware varkens uit dc markt'moe ien nemen. De toestand van de gemengde bedrijvpn is treurig: de melkprijzen zijn te laag. De wensch leeft, dat de teeltregeling voor kalveren en biggen wordt opgehe ven; wanneer zij tijdelijk wordt afge schaft, kan zij later weer worden hersteld. Spr. hoopt, dat de minister nimmer den scheurplicht van grasland zal opleggen. De tuinbouwteeltregeling acht spr. van IS LEIDEN LEELIJK? In Holland ligt een stad, en die stad heet Leiden. Deze stad laten wij voorloopig nede rig van harte blijven is geenszins de ge ringste onder de steden van Holland. „U roem ik, oog van Hollands steden" heeft Bilderdyk ons toegezongen, en in den geest met Bilderdijk vereend, heeft een vol orkest van dichters en dichteres sen op harp, lier en luit andere instru menten kwamen niet eens in aanmerking onze lof verkondigd in alle eeuwig heid. Er komen ook wanklanken in dit orkest voor ongetwijfeld van lieden met een verdorven geest en gemechaniseerd ge moed. Zoo iemand was de Italiaansche schry- \ei Edmondo de Amicis, die het heeft be staan van ons goede Leiden te zeggen: „Men kan er niet aan denken zonder een zekere droefgeestigheid". Maar deze mislukte flageolet-toontjes worden overstemd, ja overdonderd door het machtig koor van dichterlijke naturen, die als om strijd Leiden hebben bejuicht als het „Nederlandsch Atheen, geëert, ge- roemt alom: de troon der Wijsheid èn Mi nerva's eigendom". Wanneer wij daaraan toevoegen, dat een andere Italiaan, Guicciardini, onze woonstede heeft genoemd „vrayment bon ne belle" en in 't byzonder de schoonheid dei Leidsche vrouwen heeft geprezen (bel les et blanches a merveilles), dan kunnen wij nog slechts medelijden hebben met De Amicis. dat hij zich in zulk een beziens waardige, dol-vroolijke en mondaine stad 9 niet heeft weten te vermaken. Baedeker trekt voor een bezoek aan Lei den „bei beschrankter Zeit" een halve tot een heele dag uit, en noemt als voornaam ste Sehenswürdigkeite: Stadtmuseum; Al- terlümermuseum; Stadthaus, Universitat; Peterskirche und ihre Umgebung. Het zou dus niet moeilijk zijn, om ook over Leiden een boek te schrijven: „Was nicht m Baedeker steht". Een Fransche gids, uitgave Hachetle, sleurt den bezoeker het eene museum in, het andere uit Volgens dezen toerist zijn de principales curiosités: La Burgt; Musées: Municipal, d'Antiquités, Ethnographique, d Histoirë Naturelle, en, om op adem te komen: Jardin Botanique. Als zij dit alles genoten hebben, verlaten de Franschen met een verveeld gezicht, een leege maag en wankele schreden onze veste in de zalige hoop er nooit meer terug te keeren. Wie zal het hun kwalijk nemen? Zij zullen niet de eenigen zijn, die Lei den saai, vervelend en leelijk noemen. En toch is onze woonstede noch dit, noch dat, noch het andere. Ik ben niet een chauvin door dik-en-dun, die wil beweren, dat er geen vroolijker en schooner stad dan Leiden op deze we reld te vinden is. Maar Leiden is toch wel een pjettig, levendig, geriefelijk oord om er te leven, met een eigen typisch-Hol- landsch cachet, rijk aan stedeschoon en ge legen in een van de schoonste en merk waardigste landschappen, die op de aardbol te vinden zijn. Er zal dit jaar vermoedelijk niet veel leans zijn, om reizen naar het buitenland te ondernemen. Er zullen niet veel vreemdelingen naar Leiden komen, om, met het roode reis-bij- beltje opengeslagen, door de straten, ste gen en grachten van onze veste te dren telen. Wat die lui hier toch zoeken? heeft menig Leidenaar zich met stille verbazing afgevraagd. Wat die lui hier zoeken? Datgene, wat de Leidenaars nog niet ont dekt hebben: de bekoring van hun eigen stad, de aantrekkelijkheid van hun eigen land. Wie, met een buitenlandsche bril op de neus. op reis gaat door Leiden en omstre ken, kan; verzekerd zijn van een geslaagde vacant ie. En het mooiste is: 't behoeft geen geld te kosten. VENATOR VAGANS. groot economisch belang; speciaal bepleit spr. de belangen van de gemengde bedrij ven. Hij betwijfelt, of de kleine bellen- kweekers met de regeling geholpen zijn. Men passé een evenredige beperking toe op alle bedrijven, waar tuinbouw wordt uitgeoefend boven drie hectare. DR. J. DE WIT OVER: LAAT ANTIEKE EN VROEG-CHRISTELIJKE KUNST. Tweede voordracht in de serie van het Rijksmuseum van Oudheden. De tweede voordracht in de voorjaars serie van het Rijksmuseum van Oudheden alhier werd gehouden door dr. J. de Wit, privaat-docent aan de Universiteit te Am sterdam, die daarbij het interessante on derwerp: Laat-antieke en vroeg-Christe- lijke kunst behandelde. Dr. de Wit begon zijn voordracht met er op te wijzen, dat gedurende de laatste decenniën de studie en daardoor het ver staan van de laat-antieke kunst van jaar tot jaar intensiever is geworden. Voordien lag dit gebied vrijwel verwaarloosd. Riegl, de groote Weensche kunsthistori cus, die aan het begin van deze eeuw met zijn „Spatrömische Kunstindustrie" ove rigens vooafgegaan door zijn landgenoot Wickhoff met de uitgave van de „Wiener Genesis" den grootsten stoot gaf tot deze onderzoekingen, zag met profetischen blik, dat onze geestelijke situatie een beter be grip voor de scheidende Oudheid met zich moest brengen. Onze tijd heeft sedert het midden der 19e eeuw een krasse opeenvolging van zeer uit- eenloopende stijlen gebracht, die ons na Impressionisme, Pointillisme, Expressionis me thans een Neo-Classicisme en straks wellicht een Manierisme doet beleven. Wat Riegl nog niet zag en ook niet zien kon, teekent zich tahans reeds duidelijk af, n.l. dat deze zelfde ontwikkeling zich in de eerste twee eeuwen der vroeg-Christelijke, kunst minstens even duidelijk zichtbaar voltrekt. En daar nu de wetenschap wel haar eigen baan gaat, maar, op een kruis punt gekomen, zich toch telkens haar rich ting laat bepalen door de geestesgesteld heid van har tijd, behoeft het niet te ver wonderen, dat wij de zoo on-antiek aan doende Laat-antieke Kunst beter begrij pen dan vorige geslachten, die er slechts verval en barbarij in ontdekten. Zoo is het reeds meerdere malen gegaan. Midden in de Renaissance, toen de tendens naar het barokke ging, vonden de stucco- versieringen uit het Gouden Huis van Ne ro te Rome cf.a. in Pinturicchio en Giovanni da Udine geestdriftige navolgers. Toen echter anderhalve eeuw later schilderin gen van denzelfden stijl voor het eerst te Pompeji opgegraven werden, vonden ze een koele ontvangst. Men was toen, in 1750, reeds verzadigd van Barok en Rokokko. Juist doordat wij de stijlrichtingen der Laat-antieke Kunst herkennen en begrij pen, is het ons mogelijk de groote massa der ongedateerde monumenten tot groepen te vereenigen en in de juiste chronologische volgorde te plaatsen. Een enkel gedateerd monument of de vergelijking met het por tret van een Romeinsch keizer van tijd tot tijd is dan voldoende om de geheele reeks kunstvoorwerpen vast te leggen. Zich in hoofdzaak tot de uitgesproken Christelijke monumenten en daarvan voor al tot de gebeldhouwde sarkophagen be palend, liet spr. aan de hand van zeer vele lichtbeelden, grootendeels naar nieuwe, nog niet gepubliceerde opnamen gemaakt, zien hoe de stijlontwikkeling in de 3e en 4e eeuw na Chr. te Rome en in de Provence met Arles als centrum verloopt. De eerste duidelijk Christelijke sarko phagen b.v. de sarkophaag in S. Maria An- tica behooren uiterlijk tot de groep van philosophensarkophagen, waarvai die uit het Museum Torlonia de beste vertegen woordiger is voor de heidensche. Het Chris tendom is opgevat als de ware philosophie, waardoor bevrijding van den dood verkre gen wordt. Vandaar de toevoeging van de geschiedenis van Jona, die uit het inge wand van den „grooten visch" bevrijd is en van den doop van Jezus in den Jor- daan. De kunstenaar heeft gewerkt met louter lichtreflexen, die hij over het marmer laat spelen; alle vormen glijden zonder bepaal de grenzen in elkaar over. Het is de kunst van het midden der 3e eeuw. In de latere decenniën der 3e eeuw, waar in bv. de sarkophaag van de Via Tibur- tina in het Thermen-museum thuisbehoort, roept de kunstenaar de werking van het zwart-wit te hulp, om zoo mogelijk nog sterkere artistieke effecten te bereiken. Bij kleine koppen worden, en dit is een bijna ongehoord middel groote diepe gaten in het marmer geboord, die, zonder den vorm te vernietigen, toch de gewilde zware schaduw-werking veroorzaken. Hoe in de Oudheid de beschildering, die wij ons hier overal bij moeten denken, het bru tale van deze methode verzachtte, toonen de koppen van den beroemden sarko phaag met de landelijke scènes uit het La- teraan, die de kleuren nog frisch bewaard heeft. Herders en landbouwers vormen hier idyllische groepen; temidden van zulk een herdersparadijs dacht men zich het le ven hiernamaals. Bij de Christelijke sar kophagen werder. dan Jonaverhaal of he- melsche maaltijd toegevoegd. De grootste omkeer van uitzonder lijke beteekenis voor de geheele verdere ontwikkeling - voltrekt zich tegen 300 na Chr. Aan den Konstantijnboog (315 na Chr.) is de nieuwe expressionistische richting reeds geheel ontwikkeld. Niet meer de indruk bij haastig bezien, maar de uitdrukking van het innerlijk is doe' van deze men Kan wel zeggen revolutio- naire-kunst. Het noofd wordi greoter in verhouding tot het lichaam, want daar ze telt de geest, en aan het hoofd worden weer de dragers der uitdrukking, oogen, neus, ooren, mond willekeurig vergroot. In deze periode worden pe r s 0 o n 1 ij k- heden afgebeeld. Alweer kunnen wy de tendenzen het best uit de sarkophagen af lezen: twee nieuwe persoonlijkheden tre den in de sculptuur voor het eerst op, Christus en Petrus. Beiden verrichten won deren; het is de tijd der christelijke hel- denvereering. Naar klassieke schoonheid wordt in dezen tijd niet gezocht; de schoon heid ligt in de innerlijke spanning van deze geestelijke krachtfiguren. Uitstekende voorbeelden zijn de Claudianus-sarko- phaag in het Thermen-museum en de Tri- niteitssarkophaag in het Lateraan. Deze stijl is zoo typisch Konstantijnsch, dat hij ook met den dood van Konstantijn den Groote in 337 verdwijnt en plaats maakt voor een uitgesproken klassieken stijl. Dit gaat zelfs zoover, dat Apostelen als Petrus en Paulus onder den vorm van Grieksche redenaars verschijnen, zoo op den sarkophaag van Junius Bassus onder den Sint Pieter te Rome, die door de in scriptie in het jaar 359 gedateerd is. Merkwaardigerwijze brengt deze klassie ke of „schoone" stijl voorstellingen van het lijden als nieuw thema. Op de z.g. „Passie- sarkophagen" zien wij de passie van Chris tus, Petrus en van den thans voor het aller eerst optredenden Paulus uitgebeeld even wel zonder verwrongen trekken als in de Middeleeuwen, maar met den milden glim lach van verheven beheersching op het ge laat: de heldenvereering is in een marte- laarsvereering overgegaan. Was de periode van den „schoone" stijl vol van zuivere menschelijkheid, zoo schijnt het of de tijd na 370, in hoofdzaak de regeeringen van Theodosius den Groote en van Honorius, boven menschelijke ver houdingen uit wilde en naar verheven grootheid, naar majesteit streefde. Het oog verstart, de mond wordt hard en elk deel van het gelaat wordt zonder over gang tot zijn omgeving aan het geheel toe gevoegd. Het gelaat der vaak zeer slan ke, rijzige figuren vormt zijn plooien naar een steeds weerkeerend schema. Een rij van diepe boringen omgeeft voorhoofd en slapen als een krans. De stijl is hieratisch en let men op het gewilde, opzettelijke, dat er in schuilt, op het toepassen van steeds weer dezelfde schemata, dan noemt men hem licht maniëristisch. Daarmede stemmen de onderwerpen op de sarko phagen overeen. Zij zijn overigens een lo gische ontwikkeling uit de themata der voorafgaande periode. Zooals daar het mar telaarschap zelf, dus op de aarde gevierd werd, zoo hier dt? verheerlijkte aartsmar telaar Christus in het apocalyptische he- melsch Jerusalem. Degene, die huldigen, zijn ook zelf martelaars: Petrus, Paulus en ook de overige apostelen, vaak met de kroon voor hun martelaarschap in hun handen. Hiervan zijn o.a. de sarkophaag onder den kansel van S. Ambrogio te Mi laan en die van Anicius Probus in het Mu seum Probianus te Rome prachtvolle ver tegenwoordigers. De buitengewoon leven dige koppen, waarvan spr. evenals van de andere monumenten verscheidene zeer groote detailopnamen vertoonde, laten zien hoe sterk ook deze laatste phase van Romeinsch beeldhouwkust nog is. LEZING VAN PROF. DR. A. DE BUCK TE BRUSSEL. Oud Egyptische Wijsheids- en Levensidealen. Op uitnoodiging van de directie van de Egyptologische Stichting Koningin Elisa beth, zal prof. dr. A. de Buck, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit alhier, op Vrijdag 23 Februari een lezing houden in de Ko ninklijke Musea voor Kunst en Geschiede nis te Brussel. Prof. de Buck zal spreken over Oud-Egyptische Wijsheids- en Levens idealen. Deze lezing wordt georganiseerd in het kader der samenwerking tusschen Belgische oriëntalistische instellingen en het hier te lande gevestigde Vooraziatisch- Egyptisch Gezelschap „Ex Oriente Lux". Prof. dr. J. Capart, de directeur der Stichting hoopt op uitnoodiging van Ex Oriente Lux medio April het bezoek van prof. de Buck te beantwoorden met lezin gen te Amsterdam, Leiden en Utrecht. HIER PLUKT MEN Mooi werk van de V. V. H. Slechts weinigen zullen zich den tijd herinneren, dat het oude Gravensteen aan het stille Gerecht als gevangenis gebruikt werd. Thans heeft Gravensteen een heel andere beteekenis gekregen en de oude burcht dient niet meer het Recht doch de Huma niteit. In de groote zaal, ingang Dienderspoort, kan men dag aan dag tientallen dames, leden der V.V.H., bezig zien met het maken van verbandstoffen. Kussentjes van pluk sel, strookjes voor eerste wondbedekking en zwachtels worden daar door nijvere han den gemaakt en keurig in papier verpakt.^ Is de groote koffer vol, dan gaat deze naar* den directeur van den Geneeskundigen Dienst, die in zijn handen wrijft en denkt aan de besparing die dit werk op de thans zoo dure verbandstoffen oplevert. Nadat de directeur van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst voor het sterilisee- ren heeft gezorgd, gaat een deel naar het Volks- en- Schoolbad, een deel naar den Eerste Hulpdienst, terwijl de rest bij den reserve-voorraad in het magazijn komt. Er zijn altijd nog handen te kort. Wie helpt er mede? Dr. M. D. HORST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 2