£>.e btv-oUkmq. clt>i acude
en indeeling naar godsdiensten in de
werelddeelen volgens de gegeven van den
Z.E.P. Krose S.J.
Totale bevolking der aarde 2.122.688.000,
verdeeld als volgt:
Katholieken 398.277.000 of 18.8 pet.
Confucianisten 393.000.000 of 18.5 pet.
Mohammedanen 29o.177.000 of 14.0 pet.
Hindoeisten 252.462.000 of 11.9 pet.
Protestanten 201.868.000 of 9.5 pet.
Boeddhisten 180.990.000 of 8.5 pet.
Grieksch Orthod. 161.305.000 of 7.6 pet.
Heidenen 115.528.000 of 5.4 pet.
Zonder godsdienst 77.742.000 of 3.6 pet.
Shintoïsten 18.800.000 of 0.9 pet.
Joden 16.891.000 of 0.8 pet.
And. Christenen 9.348.000 of 0.5 pet.
Een volgend maal zal ik het staatje van
Europa geven en zoo vervolgens ook de
andere werelddeelen een beurt geven.
Oom WIM.
NOG IETS, IN VERBAND MET EEN MIJ
TOEGEZONDEN VRAAG.
Wat beteekent Mokum als men spreekt van
Amsterdam voor „Groot Mokum."
Mokum bet. plaats, vlek, stad. Dit woord
vinden we in den mond van het gewone
volk, als men zegt:
Groot Molrum voor Amsterdam.
Klein Mokum voor Rotterdam (ook voor
Zwolle).
Mokum Aye voor Alkmaar.
Mokun Baddik voor Keulen.
Mokiuim Dollet voor Delft.
Majem Mokum Dollet voor Dordrecht.
Mokuim Gas voor Gouda.
Mokum DodelHaj voor Hamburg.
Mokum Grauw voor Groningen.
Mokum Hay voor Den Haag.
Mokum Jaar voor Arnhem.
Mokum Jelk voor Bremen.
Mokum Kaf voor 's Hertogenbosdh.
Mokum Lammer voor Leiden.
Mokum Media voor Augsburg.
Mokum Ol(le) voor Amsterdam.
Mokum Rais voor Rotterdam.' Ook Brijst.
Mokum Sooijen voor Haarlem.
Zoo spreekt de achterbuurt er ook nog
van: Mokumer voor Amsterda nmer en bij
uitbreiding stedeling. Maar, let op! be
schaafde mensdhen gebruiken dergelijke
woorden niet
OOM WIM.
(Voor de grooten),
WINTER
door Anton Roels.
De witte wade op de velden glanst
In 't lage zonlicht, dat niet mild kan
schijnen;
De Winter schildert met bekwame hand
Zijn kille bloemen, die niet voor den
dag verdwijnen.
En op de stroomen kraakt met wild
geraas
Het ijs, en niet te stremmen zijn de
gladde schotsen,
Die in een niets ontziende, dolle vaart
Op schepen en op bruggepeilers botsen.
Het is een grimmig' en verstarde
Majesteit,
Die, onbewust, ook groote vreugd kan
geven;
Maar vér daarboven stijgt het somber
leed
Van armen, die in krotten moeten leven.
En laten wij daarom vooral tevreden
zijn,
Wanneer een nieuwe heerscher d'ouwe
zal verdrijven
Het is een oud gezegde, dat een
strenge heer
Niet lang aan 't stuur zal kunnen
blijven!
Het Is waar, het gezegde luidt zoo,
maar dat geen regel zonder uitzondering is,
geldt voorzeker voor den strengen winter
vorst, die dit jaar regeerde.
Oom W i m.
Wlc zijn Jarig?
Van 10 tot en met 16 Februari.
Op 10 Februari.
Tonny v. d. Ploeg, Vondelweg 5.
Kees Vendrig, Groenoordstraat 27.
Nellie van Graas, Leiinvuiden.
Marie Bakker, Zuidhoek 420 B. R'veen.
Adriaan Elderhorst, Kerkw. 79 Nootdorp.
Gerard v. d. Berk, Kastanjel. 8 Sasseniheim
Op 11 Februari.
Betsy v. d. Geest, Zijld. 32 Leiderdorp.
Katty Kovacs, Heerenw. 117 Warmond.
Annie Hoogeveen, Weip. B 84 Z'woude.
Tonnie Sep, N.B. E 161, Z'woude.
Adrie van Zuylen, Otweg 17 Boskoop.
Mientje Zonneveld, Hoogmade VJ 36.
Sisca Ssssink, Langeraar.
Annie de Grijs, Bakkerkorfstraat 11.
Marie Mooyman, Rietveld G 10 H'woude.
Betje Bavelaar, Heerenstraat 47.
Op 12 Februari.
Rika Philipse, St. Jorissteeg 28.
Tiny Winkelmolen, Stadih.laan 30.
Toosje de Lincel, Katwstr. 20 Noordw.-B.
Nellie de Groen, Toussaintkade 13.
Hans Hooks, Meerburgerstraal 11.
Wim Dijkmans, Witte Rozenstraat 42a.
Jeane Uljée, Heerenstraat 45.
Toosje Brakel, de Genestetsstraat 75.
Marietje Bel, Mgr. Broerenstr. Voorhout.
Op 13 Februari.
Truus v. Velzen, H. Rijndijk 7 30 Z'woude.
Albert en Jan de Bruyn, Broekw. 184
Leidschendam.
Jan Overdevest, Noordbuurt E 167 Z'woude
Wim de Grijs, Bakkerkorfstraat 11.
Leo van Tol, Buys Ballotstraat 77.
Elly Antoni, Jan Lievenstraai 3?
Jansje v. Smoreniburg, Langeraar A 60.
Dirk Bakker, Engelschelaan 15 Voorhout.
Op 14 Februari.
Wouter Borst, Hoofdstr. 14. Voorhout.
Antoon Walter, Zeemaanlaan 34.
Cor Rozenstraten, Hoofdstr. 237.
Lid-a Vink, v. Leeuiwenstr. 2 Noordwij'k-B.
Piet Kriek, de Laat de Kanterstraat 20.
Wim Uitenhout, Kooipark 14.
Wimipie van Beek, Oude Duinw., Voorhout.
Annie Borst, Hoogmade, B ,270.
Gerarda Bookxe, Langeraar.
Adriana Spierenburg, Borneostraat 42a.
Jansje Spierenbprg, Os en Paardenlaan 48
Adrianus Ouwerkerk, Leliestraat 35.
Op 15 Februari.
Coba de Winter, Dorpstr. B 109, Warmond
Wimmy Hartwijk, Burgsteeg.
Joke Winkelmolen, Stadhouderslaan 30.
Annie de Roo, Schoolstraat 6.
Marie Roozen, Oosth. 41 Sassenhein.
Cor v. d. Salm, Zuldlb. C 21 Zoeterwoude.
Herman Post, St. Jorissteeg 21.
Coba Blauwhof, Nie-uwveen.
Johanna Koot, Voorw. 82 c Zoetermeer.
Coba Hookx, Pr. Hendrikstraat lf.
Rie Ottenheim, Rijnsb.w. la Voorhout
Bert je Rijstbergen, Rijn- en Schiekade 86.
Op 16 Februari.
Annie Ponsioen E 7 Oud-Ade.
Jan den Dubbelden, Wijtenb.w. 111, Oegst-
geest.
Bernard van Cleef, Levendaal 64.
Rie Juffermans, Haagw. 114.
Theodora v. d. Werf, D 141 H'woude.
Ans Karreman, Tomatenstraat 10.
Piet Heemskerk, Heerenweg 237 Lisse.
Bennie Bosman, Spoorstraat B 476.
Dora Kerkvliet, Hazerswoude.
Bernard de Vogel, H. Rijnd. 142a H'woude.
Gerard de Roo, Schoolstraat 6.
Annie v. d. Ploeg, Rijnegommestr. Z'woude
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zein of bij het verlaten der
school van de lijst wil afgevoerd worden,
schrijve me ministens 14 dagen vóór den
verjaardag. Zoo ook wie verandert van
woonplaats, straat of huisnummer of wie
een fout in de lijst ontdekt.
OOM WIM.
U vraagt?
1. Uit hoeveel sterren bestaat de Groote
Beer?
2. Wat beteekent J. H. V. H.?
3. De paus geeft den zegen Urbi et orbi?
Vader vraagt, hoe hij dat moet verstaan?
4. Mijn broer vraagt: wat bet, ,.hy lag in
Morpheus' armen." Dit stond in een boek.
5. Wat is een mulat?
6. Wat is een plantage in eigenlijken zin?
Wij antwoorden
1. Als je dit sterrenbeeld weet aan den
hemel te vinden, zal je de zeven sterren
gemakkelijk mei. het bloote oog ziet. staan.
Zie maar eens bij helderen nacht. Ik heb
deze vraag reeds vaker beantwoord.
2. Dat bet. Jehovah d.i. de naam voor
God.
3. De paus geeft den zegen aan de stad
Rome „urbi" en aan de wereld „orbi," en
zegt dien zegen in het Latijn.
4. Morpheus is de god van den slaaip.
De uitdrukking bet. hij sliep.
5. Een halfbloed. Een kind van een
blanke en een negerin.
6. Een plantage is in Tropische Gewesten
(in Indië b.v.) een uitgestrektheid gronds,
waarop een bepaald gewas wordt ver
bouwd, b.v. tabak tabaksplantages; sui
ker suikerplantages. Zoo spreekt men
ook van koffieplantages; katoenplantages;
indigo-plantages; kruidnagel-plantages. In
steden spreekt men ook vaa plantage in
de be teekenis van plantsoen.
De geschiedenis van een schoen
door Tonny Winkelmolen.
Alles wat ik me van 't begin nog kan
herinneren is, dat ik, met nog een heele-
boel andere schoenen in mooie doozen werd
gestopt.
Ik met m'n broertje kregen een mooi
wit papiertje om ons heen en werden toen
ingepakt.
We hadden zoo ongeveer 2 dagen ge
legen, toen een groo.e vrachtauto ons
kwam halen.
Op de reis werden we erg door elkaar
geschud.
M'n broertje schopte maar met z'n neus
tegen mijn hak.
Eindelijk hield de auto stil.
We werden van de auto gedragen en in
een heel donkeren kamer gezet.
Toen de auto weg was, werden we weer
opgetild en aliemaal in rekken gezet.
Onze doos kwam heel bovenaan te staan,
vlak bij twee heele mooie laarzen. Onder -
tusscnen was 't alweer avond geworden.
Ik probeerde wat te slapen, maar o, wat
snorkte die laarzen. Ik kon geen oog dicht
doen.
De andere dag werden ik en m'n broertje
in de étalage gezet.
Alle menschen keken naar ons.
Op een dag werden we uit de étalage
gehaald.
Een jongen paste ons aan.
Hij vond ons erg mooi, en z'n vader, die
bij hem was, kocht ons.
We werden weer in onze doos gedaan
en ae jongen nam ons mee.
Thuis werden wij weer eens gepast en
toen mochten we de andere dag mee met
den jongen naar school.
De andere jongens vonden ons ook erg
Zoo gingen we 7 maandey iederen dag
mee met den jongen, behalve wanneer hij
ging voetballen, want dan trok hij z'n
voetbalschoenen aan.
Op een avond werden we naast de voet
balschoenen gezet.
Een van de voetbalschoenen huilde.
Toen ze allemaal in huis sliepen, hield
de schoen pas op met huilen..
Ik vroeg, waarom hij zoo gehuild had.
Hij antwoordde toen dat hij zoo'n pijn
had. Als de jongen voetbalde, moest hy
altijd heel hard tegen de bal trappen, en
dat deed zoo'n pijn.
„Toe", zei ik toen, „huil maar niet meer.
Ik zal wel vragen of ik de volgende keer
mee mag gaan voetballen, want ik kan er
wel tegen.
De voetbalschoen lachte droevig.
Hij zei: „Daar ken jij toch niet tegen,
want jij bent van zacht leer gemaakt en
als je dan hard tegen de bal moet trap
pen, komt er een scheur in je neus."
Maar desondanks ging ik toch de vol
gende keer voetballen.
Welgemoed ging ik toen met den jongen
mee naar 't voetbalveld.
Maar ach, bij 't eerste de beste schot
was m'n neus al heelemaal kaal, er zat
ook al een deuk in.
Bij de tweede trap hoorde ik: krak....
krak Er was al een draad kapot.
De kleine teen van de jongen stak al
heelemaal door mij heen.
M'n broertje had 't niet zoo erg te ver
duren, want die zat links, en de jongen
schopte rechts.
Zoo kwamen er die middag nog wel
drie scheuren in m'n leer.
„Ach", dacht ik, „had ik toch maar naar
de oude voetbalschoen geluisterd".
Toen ik thuis kwam, was de vader van
den jongen erg kwaad, want ik kon niet
meer gemaakt worden, zoo erg was ik
kapot.
M'n broertje was nog heel en die werd
weer mooi opgepoets. Maar ik werd in de
vuilnisbak geduwd.
Er lagen theebladen en aardappelschil
len boven op mij.
De volgende dag werd ik met al 't an
dere vuil in een vuilnisauto gedaan.
Ik moest de heele ochtend met de auto
meerijden.
Eindelijk kwamen wij op 't veld aan,
waar ik verbrand zou worden.
Een man met een hooivork prikte mij
op en gooide mij in 't vuur.
O, wat deed dat pijn.
Gelukkig was ik gauw verbrand en
voelde ik niets meer.
Dit is nu 't einde van een schoen.
EEN PLAAGSTOK
door Johanna v. d. Meer.
Een plaagstok L de klpine Gust,
Een daagstok van belang,
Hij .uat geen mens of dier met rust
En is van niemand bang.
Eens stond hij bij de pomp op wacht;
Juist kwam daar zusje Griet,
„Die blijft niet droog", zei Gustje zacht.
„Of ik ben Gustje niet".
Hij spoot toen 't arme Grietje nat;
Pa vond dat lang niet schoon;
Gust heeft er duchtig op gehad;
Maar.... 't was verdiende loon.
ATTENTIE.
Nog eens wil ik zeggen, dat men niets
(e wenschen heeft en alleen beleefd te
verzoeken om opgenomen te worden in de
Verjaringslijst. Het getuigt van weinig op
voeding dit verzoek in te kleedcn als volgt:
Sjaan wcnscht opgenomen te wor
den in de verjaringslijst Dergelijke wen
schen znllen voortaan NIET vervuld
worden.
Oom WIM.
MIJN DROOM
Door Greet Krol.
Greet, schiet toch op! klinkt de stem
mijner geliefde zuster vanonder de dekens,
waaruit alleen haar neus, rood van de kou
steekt en wekt me uit m'n overpeinzing,
waarin ik gedompeld was.
Ik was namelijk een boel photo's van
school aan 't bekijken en mijn gedachten
waren toen als vanzelf afgedwaald naar
dat heerlijke leven van toen, toen je je
nergens zorgen over hoefte te maken dan
om je lessen te 'leeren en de rest van de
tijd besteed werd om pret te maken.
Met 'n zücht draai ik het licht uit en
krmp naast m'n zusje onder de dekens,
die opeens 'n oorlogskreet uitstoot, als ik
per ongeluk met m'n koude voeten tegen
haar lekkere warme been en kom.
Even komt ze met haar hoofd van
onder de dekens vandaan en zegt: Ik ga
gauw slapen hoor! en meteen verdwijnt ze
weer in de diepte. Ik brom iets terug van
luilak, maar doe zelf toch ook m'n oogen
dicht. OpeensIk sta voor de deur van
de school, die potdicht is en kijk met angst
in mijn hart naar de groote klok, die met
z'n wijzers precies half tien aanwijst! ik
trek aan de bel, ring! ring! en wil m'n
hand terug trekken, maar ineens zie tk
tot m'n verbijstering, dat ik de knop van
de bel in m'n hand houd, terwijl 'n gat
in den muur my spottend aanstaart. Met
een gaat de deur open en 'n groote zwarte
zuster met 'n gasmasker voor staat voor
my. De oogen zien my in 't zwart als
groene lichtjes aan. Ik kan mij niet be
wegen van schrik. Met 'n stem als 'n brui-
boei zegt ze: Waar kom je vandaan. Ik
denk en denk! Hoe is het toch gekomen,
dat ik zoo laat ben vanmorgen! Ik kan het
me niet meer herinneren en 't angstzweet
breekt me uit, als ik zie dat de groene
oogen nog steeds als fascineerend op mij
gevestigd zyn. Opeens strekt de zwarte
gestalte zyn arm uit en de lange witte
vingers knellen zich om m'n arm als
schroeven. Ga maar mee! klinkt weer de
angstaanjagende grafstem. Ik wil gillen,
maar het is of m'n keel dichtgegroeid is.
Tegen wil en dank word ik meegesleepd.
Eerst 'n lange gang door. We komen voor
bij een lokaal waar al m'n klasgenooten
zitten, die me met afschuw aankijken en
met de bingers naar me wijzen. Ik vraag
me verbaasd af, wat voor vreeselijk slechts
ik toch wel gedaan mag hebben. Na ontel
bare gangen te zyn doorgeloopen, die hoe
langer hoe donkerder worden, komen we
by een deur, waarop met groote letters
staat Rechtszaal. Mijn begeleidster klopt
er op en daarop flitst 'n groen lichtje aan
midden op de deur. Dit beteekent, dat we
binnen mogen komen. Tegelijkertijd wordt
de deur door een onzichtbare hand ge
opend en zie ik 'n heele lange groene tafel
voor my en daarachter, tot mijn groote
verbazing, staan weer mijn klasgenooten.
Waar die nu ineens weer vandaan kwamen?
Bij m'n binnenkomst itaan ze alle op en
de oudste neemt het woord.
„Groote zondares!" klinkt haar stem hol
door het vertrek. „Wat hebt gij gewaagd
te doen?' Ik wil antwoorden, maar 'n stomp
van m'n zwarte begeleidster doet de woor
den in m'n mond bevriezen. „Gij zijt",
gaat de stem voort, „35 minuten te laat
gekomen en daarom...."
Woede welt in my op en verontwaar
digd roep ik uit: „Dat is een leugen! Het
waren er maar dertig!" Opeens is de zaal
gevuld met hard schaterlachen. Alle meis
jes rollen over elkaar heen en ook m'n
vervolgster schaterlacht. Ik sta met een
doodnuchter gezicht te kijken. Is het dan
niet de volle waarheid wat ik zeg?
„Misdadiger, gy zult een straf ontvan
gen door middel van de knoet! gaat het
hoofd voort en tegelijkertijd heft ze 'n
groote knuppel op, wel zoo dik als een
menschenhoofd! Ik zie hem boven m'n
hoofd zweven. Ik verstar van schrik en
met moeite open ik m'n mond en stoot een
gil uit....
„Meid, wat heb je toch!" Ik open myn
oogen en kijk in 't verschrikte gezicht van
m'n zus. Waar ben ik? breng ik uit.
„Nou, naast je bed!" is het nuchtere
antwoord. Ik kyk eens om my heen en
constateer werkelijk dat ik temidden van
kussens en dekens voor m'n bed op de
grond zit. Hé, hé, is dat schrikken! zucht
ik, waarop ik de droom vertel, die er har
telijk om lacht
Ik kruip weer in m'n bed en breng het
verdere deel van de nacht rustig slapend
door!
5)e thueeCingm
Door Anny van Diest.
„O, kind, ik had nu heel geen lust om
die nare samimien te maken; ik had nu van-
alles willen doen, behalve in school te
moeten zitten! Erg boos was Juffie niet
hoor; ze zei zooiets van meisjes van de
hoogste klas moeten een voorbeeld zajn
van de heele school. En we moesten ons
niet aanstellen als fröbelkindertjes! Nou,
toen moest ik die sommen gaan maken;
tooh jammer dat we nu te laat thuis ko
men!"
„Ik dacht dat jullie nooit thuiskwa
men," werden ze door Ivo begroet. „Ik
rammel van den honger!"
„Stumperd' lachte Wies; „ik kan het je
aanzien, je bent heus Oh mager gewor
den!"
„Jullie bent laat, hoe komt dat?" wilde
vader weten.
„O, Paps, ik heb de juffrouw gezelschap
gehouden, ik had niet genoeg sommen
klaar" was Wies' antwoord.
Eenige weken waren na dit voorval ver-
loopen, toen Ivo, die inmiddels een goede
betrekking op een kantoor gevonden had*
in lange broek aan tafel kwam.
„Wat rullen we nou eten?" lachte Mies.
,,'t Joggie is groot geworden!" gierde
Wies; „joggie pas op dat je niet in 't wa
ter loopt."
„Kom maar wiet voor Artis, want dan
zetten ze je in 't apenhok!" bromde Ivo
terug.
„Laat me je 'eens goed blijken, kerel
tje", plaagde Wies.
„Stel je niet zoo aan, mal wicht," grom
de Ivo.
„Pas op, Wies, hij is al zeventien", schal
de Mies.
„Wil ik jullie eens een pak ramonel
maar wat haar broer met dat pak rammel
wou doen hoorden de meisjes niet meer;
want juist kwam moeder de kamer in en
was voor een oogen-blik de rust weer her
steld.
„Moeder, we hebben nu heuselijk een
groote broer" lachte Wies ondeugend.
„Wat zullen we ons nu veilig voelen,
Moes, met zoo'n flinke kerel in huis", sar
de Mies.
„Nesten", bromde Ivo binnensmonds.
„Zei uwes iets, groote broer?" plaagde
Wies met een hand aan haar oor, waar
echter een gevoelige klap van haar broer
op terecht kwam.
„O, bedoelde u dat? Dank u wel, dan."
„Kalmte" gebood moeder streng.
,t Schooljaar spoedde zioh weer ten ein
de; examen kwam in zicht.
„Denk je dat je er komt," vroeg Ali
Begrers aan Wies, toen ze op 't schoolplein
in club by elkaar waren.
„Ik doe liever geen examen" zei Ali's
zusje Loes; „ik zak als een baksteen!"
„Als je 't my vraagt geloof iik dat we al
lemaal zakken" oreerde Wies tragisch.
„Nou je bent wel pessimistisch, zuske",
laohte Mies. „Wat gaan jullie doen, als je
geslaagd bent?" informeerde Wies.
„Kleine kindjes mogen niet zoo veel
vragen" wierp Loes tegen.
„E»en je de leukste thuis" informeerde
Wies belangstellend.
„Op de knop van onze deur na!" lachte
Loes.
„Ik ga per eerste gelegenheid naar ons
mooi IncLë terug" juichte Vally, die sinds
haar eerste schooljaren bij een tante in
huis was geweest.
„Vind je 't heerlijk" vroeg Mies in ge
dachten.
.Natuurlijk, logica," gaf Vally verbaaod
toe.
„We zullen je hier missen", zei Loes.
„Och, als we van school zyn is er toch
een afscheid van elkaar."
„Nu ja, maar we zien elkaar dan nog
wel eens; maar jij, je gaat naar Indië."
„Komen jullie ook naar Insulinde, ja?"
noodde Vally vriendelijk uit.
„Wie weet; is 't erg ver" vroeg Wies la
coniek, en verdreef daarmee de sombere
-stemming die eve dreigde op te komen.
De deur ging open.
„Nu kinders, doe je best en let goed op"
preekte Mies wijsgeerig en gaf Ali een por
in haar rug.
„Au" riep de aangevallene.
„Stilte" gebood de juffrouw.
Eenige bladen uit Wies' dagboek.
24 Juli: Vooravond van den grooten da^
Morgen is het examen; ik voel me als een
drenkeling onder water. Mies zit nog ijve
rig met een halve boekenkast voor haar
neus! Ik voel er riets voor om nu nog wijs
heid op te gaan doen. Laat maar waaien.
Frits komt bijna iederen avond met Ivo
mee. Wat hy hier komt dien? Joost mag
't weten, maar ik weet het niet!
2 Augustus: Wy zijn beide schitterend
geslaagd! Vally cum laude, no. 1. Was wel
te voorzien. Knappe bol! We zcjn by haar
op afsoheidsfuif geweest. Toch jammer dat
ze roo ver van ons heen gaan.
Slot vólgt.