DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN BLIjFT HET VRIEZEN? BINNENLAND WOENSDAG 31 JANUARI 1940 31ste Jaargang No. 9554 Ste £elcbeHc (Bou/fcowt Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. AdY. en Abonnu-tarieven rie pag 2. Giro 103003. Postbus >1. ..CHAMBERLAIN MET DEN BIJBEL" Hitier heeft gisteravond een rede gehou den in het Sportpaleis te Berlijn ter gele genheid van de herdenking van het feest der nationale verheffing. •Aanvankelijk had men te Berlijn te ken nen gegeven, dat de herdenking van het ze venjarig bestaan van het nationaal-socia- listische regiem zonder uiterlijk vertoon zou worden gevierd. Dat de rijkskanselier spreken zou werd eerst gisteren bekend ge maakt en nog later werd bekend gemaakt, waar hij spreken zou. Het was de eerste maal sinds den aanslag In de Bürgerbraukelle te Munchen, dat de Führer in het openbaar sprak en blijkbaar is men thans wat voorzichtiger gewor den. Wie verwacht mocht hebben, dat Hitier iets nieuws zou zegen, is bedrogen uitge komen. Noch in toon, noch in zienswijze, noch in ergumenteering, noch in aankondiging van maatregelen was iets nieuws te beluiste ren. De kern van de rede kan het best ge karakteriseerd worden met den titel „Chamberlain met den Bijbel". Na de gebruikelijke historische inleiding, ■waarbij wij de Duitsche visie op de geschie denis van de laatste kwart eeuw nu zoo langzamerhand wel kennen, ironiseerde Hitier de oorlogsdoeleinden der geallieer den. Volgens hem is de situatie zóó: Er zijn landen, die alles hebben, en er zijn •landen die niets hebben. De landen, die alles hebben, willen dat houden, want zggen ze dat is wil van-God. En de lan den, die niets hebben, mogen niets nemen, want zoo zeggen de bezitters dat is de wil van God niet. Al het andere is fra seologie, is huichelarij. Als Chamberlain heden met het gebe denboek in de hand zijn oorlogsdoel tracht te verdedigen, komt mij dat zoo voor alsof de duivel met een gebedenboek een arme ziel tegemoet treedt. Neen, zegt Hitier, on der homerisch gelach, dan heb ik liever met Churchill té doen; die zegt ten* minste ronduit waar het om gaat: de vernietiging van Duitschland. Wij wisten dat wel, aldus de redenee ring van Hitier, en daarom hebben wij ons militair sterk gemaakt. Daarom ook heb ben wij ons door het bondgenootschap met Rusland en door de vernietiging van Po len politiek en militair in den rug gedekt. Deze redeneering gaat niet heelemaal op, want de rijkskanselier verwart oorzaak er. gevolg. De wil tot vernietiging van het Duitsche regiem en van de Duitsche kracht, welke bij de geallieerden bestaat, is een gevolg van het Duitsche agressieve optre den en, wanneer die wil thans bestaat en tot uiting komt, mag men dat niet aanvoe ren als een rechtvardiging van maatrege len, die van Duitsche zijde genomen wer den nog voordat die wil bestond. Maar wij begrijpen, dat de rijkskanselier het probleem moeilijk aldus kan zien, en, als hij 'het zoo ziet, het toch niet zoo voor kan stellen in een rede, die overigens ken nelijk de bedoeling had, om het Duitsche volk een hartversterking té geven. Die bedoeling' blijkt ook uit de verzeke ring, dat Duitschland in de laatste vijf maanden meer gedaan heeft dan in de ze ven voorafgaande jaren. Wij weten, zeirle hij, wat de Engelsche en de Fransche aan militaire voorbereidin gen hebben, maar wat wij gedaan hebben, weten zij niet. Zij zullen het evenwel spoe dig merken. Dat is wat Hitier zeide. Ons interesseert evenwel ook wat hij niet zeide. Hij sprak en dat constatetren wij met voldoening niet over de neutralen, hij trachtte ze niet in te schakelen in een of ander front, noch ze te intimideeren met verborgen dreigementen. Over Italië en over Rusland sprak hij weinig; dat zijn twee punten, welke men te Berlijn maar liever niet aanroert. Over het algemeen kan men constatee- tren, dat Hitier vermeden heeft, om dingen te zeggen, welke gevaarlijke gevolgen zou den kunnen hebben. Den spot drijven met Chamberlain en met de Britsche oorlogs doeleinden kan thans geen kwaad meer; Daladier en de Fransche generaals aanval len evenmin. Hitier hield zich overigens echter aan den voorzichtigen kant. De Bilt voorspelt LICHTE VORST V Parliien-polltiek en eenheid. Nu 't zoo gewensoht, zoo noodzakelijk is, dat ons volk als een eenheid, on gebroken en onverzwakt, pal staat, om onze onafhankelijkheid te handhaven, ons volksbestaan door alle moeilijkheden heen veilig te bewaren voor de toekomst nu is toch wel al die partijen-politiek uit den boo ze. Wij kunnen ons indenken, dat er zijn, die zoo spreken of zoo denken ook al behooren zij niet tot de communisten of tot de nationaal-socialisten, weer streven is gericht naar een partijen-loozen staat, of, anders gezegd, naar een staat, waarin illeen bestaansrecht heeft de partij, waar de zij zelf behooren. Wij kunnen ons de hier bedoelde men taliteit indenken. Doch zij is niet de juise! Wat altijd verkeerd is in de partijen- politiek is n u hoogst verkeerd of mis dadig. Wat altijd in de partij-politiek uit de booze moet worden geacht, is dat n u nog veel meer, in nog veel sterkere mate. Maar de partijen-politiek zelf is ook in dezen tijd zeker niet ver keerd. Hoewel erkend moet worden, dat zij zich ook in het geoorloofde in de zen tijd op bijzondere wijze matiging en beperking zal moeten opleggen. Wij herinneren ons niet, het bestaans recht van het partij-wezen, van de partijen- politiek, en de plichten van een politieken partij in dézen tijd vooral, op meer kern achtige wijze, meer fumdumenteel te heb ben uitgedrukt gevonden, dan in een be schouwing van pater Creyghton S J. in de „Maasbode", eenige tijd geleden. Wij wil len ons gaarne veroorloven, het slot van bedoelde beschouwing hier te citeeren: „Wat het bestaansrecht van het partij wezen betreft, zijn onze conclusies de vol gende: lo. veelheid van partijen kan slechts bestaansrecht hebben daar, waar over het geheel des maatschappelij'ken levens aan elkaar tegengestelde opvattingen heer- scthen; 2o. opvattingen, waarvan de valschheid duidelijk is en die schade aan het gemeen schapsleven zouden toebrengen, grooter dan de nadeden, die onvermijdelijk aam het zich te weer stellen tegen valsche op vattingen verbonden zijn, mogen niet ge tolereerd worden. De gemeenschap heeft het recht en den plioht zich daartegen te verzetten. Partijen, op zulke opvattingen gebaseerd, hebben dus geen recht van be staan; 3o. opdat een partij bestaansrecht hebbe, moet zij niet alleen een goed d-.el beoogem; zij moet ook goede middelen gebruiken. En, met name, moet zij zich innerlijk zoo constitueeren, dat zij klaarblijkelijk op eenheid aanstuurt; daaruit "olgt: 4o. dat haar program, potentieel althans geheel het maatschappelijke leven omvat ten moet: formaties, die ernaar streven de belangen van bepaalde sociale groepen te „behartigen", met verwaarloozing van de andere belangen, hébben als partij geen bestaansrecht; 5o. daaruit schijnt wel te volgen (schijnt: want het geldt hier een kwestie van „psy^ chologie"), dat de partij, wil zij bestaans recht hebben, haar leden uit alle sociale groepen moet recruteeren. Immers wil zij gelden als prototype van den Staat dan moet zij in eigen boezem de sociale span ningen vereffend hebben, voordat zij „in het parlement" kome mededeelen hoe, naar hare opvattingen, de gemeenschap dat moet doen. Zonder deze algemeenheid, schijnt het, m.a.'w., zeer twijfelachtig, of zij blijvend tot de noodzakelijke zelfcritiek zal vaardig zijn! De weg naar eenheid langs het partij wezen is lang en moeilijk, het kan niet an ders. Tegenover deze moeilijkheid moeten wij leeren hopen en dulden, beminnen en bidden en meer acht geven op onze eigen kortzichtigheid dan op die van an deren. Ja, het is practisch misschien een weg- zonder-eindeEen wijs man heeft mij daarover gezegd': „zelfs dan nog is dit tob bend streven in liefde ver te verkiezen omdat het steunt op de vrije natuur er de bovennatuurlijke liefde die Christus als eerste wet gaf boven een tegennatuur lijke afgedwongen schijneenheid." Wijze man, gij heb gelijk! De kracht-ten-goede van de partij ligt in haar innerlijke waarde veel meer dan in haar omvang. En, indien het de liefde is, dlie uiteinde lijk onze staatkundige eenheid zal moeten dragen, dan fa>lgt daaruit, dat partijen, die werktuigen van staatkundige eenheid willen zijn, van liefde, liefde naar binnen en liefde naar buiten, leven moeten. En van niets anders, wat het ook zij." Men beware deze klare uiteenzetting! En men overwege speciaal ook de woor den van dien wijzen man: Een tobbend streven in partijen-verdeelheid is ver re te verkiezen boven een tegen natuurlijke afgedwongen schijneenheid. Maar boven al late ieder onzer diep in zich dringen, heel diep, dat elke partij, zeker een katholieke partij, naar binnen en naar buiten moet uitdragen, moet be leven de waarachtige liefde. HET KORT GEDING TUSSCHEN „DE ADELAAR" EN DEN STAAT DER NEDERLANDEN. Rechter verklaart zich onbevoegd van vordering kennis te nemen. De president van de Haagsche rechtbank, mr„ A. S. Rueb, heeft hedenochtend uit spraak' gedaan in een kort geding tus- schen de Utrechtsche veevoederfabriek „De Adelaar" en den Staat der Nederlanden. De Slaat der Nederlanden hééft pakhui zen van „De Adelaar" doen sluiten en de sleutels van „De Adelaar" by de politie doen deponeeren, omdat deze fabriek de haard zou zijn van de huidige miltvuur-in fectie. Bij pleidooi heeft jhr. K. J. Schorer uit Utrecht, die de vordering van „De Ade laar" toelichtte, o.m. aangevoerd, dat, in dien de fabriek bij haar productie gewoon inplaats van ontlijmd beendermeel heeft gebruikt, dit zonder opzet is geweest. Voorts zou volgens hem niet vaststaan, dat gewoon beendermeel den miltvuur-bacil in houdt. De sluiting van de fabriek en de depo neering van de sleutels achtte pleiter on rechtmatig en hij eischte teruggave van de sleutels. Mr. G. J. N. Scholten uit den Haag, die voor den Staat optrad, ging cr in zijn plei dooi van uit, dat alle gevallen van miltvuur in ons land in relatie staan met veevoeder, waarin mengsel van „De Adelaar" voorko men. Overigens achtte hij den president van de rechtbank in dit geval niet be voegd over de sleutelkwestie te beslissen en hij concludeerde tot afwijzing van de ingestelde vordering. De president van de rechtbank heeft in zijn uitspraak in kort geding o.m. overwo gen, dat de Staat in het algemeen bevoegd is tot het nemen van maatregelen als bij voorbeeld een vervoerverbod, welke ver bod „De Adelaar" in December 1939 heeft getroffen en dat de schuldvraag nl. of het hier gewoon beendermeel dan wel ont lijmd beendermeel betreft, hier kan wor den voorbijgegaan, omdat de grief van „De Adelaar" in dit geschil betreft den maat regel van den Staat tot het doen sluiten van haar pakhuizen en het doen deponee ren van de sleutels bij de politie. De president overweegt voorts, dat de rechter in kort geding niet bevoegd is den Staat ten aanzien van zulk een maatregel als waartegen „De Adelaar" opkomt een richtsnoer te geven en dat hij dus onbe voegd is van de door „De Adelaar" inge stelde vordering kennis te nemen. VERSTREKKING EXTRA HOEVEEL HEDEN GOEDKOOPE MARGARINE EN VET. Aanvangende 5 Februari. De minister van Sociale Zaken heeft thans per circulaire de gemeentebe sturen bericht gezonden aangaande het voornemen, in verband met de aanhoudende koude, aan de gezinnen der personen, welke voor goedkoope margarine en goedkoop bak- en braad vet-komen, gedurende drie achtereen volgende waken een extra hoeveel heid dezer producten tegen den gel denden prijs te verstrekken. Blijkens deze circulaire zal de ver strekking aanvangen met de week van 5 Februari. Verstrekt worden: aan alleenwonenden: een pakje bak en braadvet van 1/4 kg. per week; aan de overige gezinnen: een pakje margarine van 1/4 kg. en 1 pakje bak en braadvet van 1/4 kg. per week. TUINBOUWTEELTVERGUNNING VOOR BLOEMBOLLENTELERS. Aan telers van bloembollen, die krach tens ministerieele beschikking 50 pet. op hun bloembollenvergunning moeten be krimpen, zullen teeltvergunningen ver leend worden voor bepaalde tuinbouw- en landbouwgewassen. De minister van oeconomische zaken heeft op de vraag van den heer Wijnkoop of de minister wil bevorderen, dat telers van bloembollen, die krachtens ministe rieele beschikking 50 pet. op hun bloem bollen vergunning moeten bekrimpen, op de vrij gekomen gronden tuinbouwteelt- vergunning, en vergunning tot het telen van zaaizaad worden verleend, geant woord, dat: Een regeling wordt voorbereid, waarbij aan telers van bloembollen, die hun met dit product te betelen oppervlakte met 50 pet. hebben moeten verminderen, teeltver gunning voor bepaalde tuinbouw- of land bouwgewassen zal worden verleend. By de toewijzing van de vergunning zal reke ning worden gehouden met den aard van het bedrijf en de met het oog op de voed selvoorziening meest gewenschte teelten. PRINSES BEATRIX KRIJGT F RAAIEN SPOORWEG CADEAU. De directie der Nederlandsche Spoorwe gen, de heeren prof. ar. J. Goudriaan Sr., ir. Hupkes en ir. W. F. H. van Rijekevorsel boden heden ook namens het personeel ten paleize een geschenk aan voor de jarige prinses Beatrix, bestaande uit een getrou we reproductie op 1/20 van de ware groot te van den eersten trein, die in Nederland riu 100 jaar geleden geloopen heeft tus- schen Amsterdam en Haarlem. In tegen stelling met zijn 100-jarigen voorganger wordt het model niet door stoom, doch electrisch voortbewogen. De trein en de daarbij behoorende spoorbaan met stations en beveiligingen zijn geheel gemaakt door het personeel in de werkplaatsen Tilburg, en Utrecht d?r Nederlandsche Spoorwe gen. HET TWEEJARIG BESTAAN VAN HET PRINSES BEATRIX-FONDS. Radiorede uitgesproken door mr. A. J. A. R. baron van Heemstra. Gisteravond heeft de voorzitter van het Prinses Beatrix-fonds voor de beide om- roepzenders een rede uitgesproken over het twee-jarig bestaan van het Prinses Beatrix-fonds. Bij de oprichting was uiteengezet, dat het fonds hulp zou verleenen in die gezin nen, waar door geboorte, ziekte of onvol waardigheid van „een kind" bijzondere nood was ontstaan en zulks indien door een eenmalige gift redelijkerwijs opheffing van de moeilijkheden zou kunnen worden verkregen. De thans tweejarige jubilaris heeft in verscheidene gevallen de onverwachte uit gaven ten behoeve van de geboorte van een tweeling, van een drieling, ook een maal van een vierling mogen helpen be strijden. Meer nog dan by geboorten, heeft het prinse Beatrix-fonds zijn medewerking kunnen schenken aan jeugdige patiënten, .die aan het einde van een geneeskundige behandeling, hetzij wegens tuberculose, hetzij om andere redenen, nog een ver pleging in een inrichting behoefden, waar door op medische grond algeheel herstel te verwachten was. De meest sprekende hulp is wellicht verleend op onderwijsgebied. Nu eens be trof het gezinnen, waarin een onverwachte noodtoestand was ingetreden, waarbij een laatste studiejaar op een middelbaar tech nische school, een lyceum of een vakschool ontijdig zou zijn afgebroken, indien niet van elders hulp ware geboden, dan weer gold het een jongen, die op een opleidings schip voor de handelsvaart dan wel op een machinistencursus of ook op een muziek conservatorium werkzaam, plotseling de laatste geldelijke hulp behoefde, welke een werkloos geworden vader niet meer kon verschaffen, enz. Ook deze steun heeft stimuleerend ge werkt; immers de ruim 10.000, welke het Prinses Beatrix-fonds heeft kunnen be steden, is door samenwerking met andere instellingen, diaconieën enz., aangegroeid tot ruim 35.000 en met deze 35.000 is aan 233 kinderen hulp geboden. NEDERLANDSCHE VRIJWILLIGERS NAAR FINLAND. Naar tharus bekend wordt, zijn den laat- sten tijd verschillende jongelui uit Rotter dam en vermctedelyk ook uit andere plaat sen in Nederland op weg gegaan naar Fin land om zich als vrijwilliger in de Finsohe legers te scharen. De jongelui zyn blijk baar in alle stilte vertrokken, misschien ook uit vrees, dat zij bij bekendmaking van hun plannen moeilijkheden zouden onder vinden. Zooals men weet, heeft de regeering geen absoluut verbod uitgevaardigd om in de Finsche legers dienst te nemen; wel heeft minister Van Klef fens gezegd, dat de regeering in dit opzicht geen mede werking zou verleenen. De mogelijkheid bestaat dius, dat zij, die thans in Finschen krijgsdienst treden, hun nationaliteit ver liezen, maar overigens schijnt er weinig te zijn, dat Nederlandschen vrijwilligers het vertrek naar Finland zou kunnen beletten, althans wanneer het gaat om jongelui, die in ons land vrij zijn van militaire verplich tingen, „Tel." VOLKENBONDSCOMITé IN DEN HAAG. Dr. F. H. Fentener van Vlissingen vertegenwoordigt ons land, In het door den Volkenbond bijeenge roepen organisatiecomité, dat de samen stelling en werkwijze zal voorbereiden van het in te stellen centrale comité, waar aan de coördinatie van de internationale economische en sociale werkzaamheden is opgedragen, heeft de Nederlandsche regee ring als haar vertegenwoordiger aangewe zen dr. F. H. Fentener van Vlissingen, oud voorzitter van de Internationale Kamer van Koophandel te Utrecht„TeL" Dit nummer bestaat uit vier bladen. VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland HITLER HIELD GISTERAVOND BEN REDE OVER DEN OORLOG EN DE OOR LOGSDOELEINDEN DER GEALLIEER DEN. (2e blad). EEN NIEUWE DUITSCHE LUCHTAAN VAL OP DE BRITSCHE OOSTKUST (2e blad). DE STRIJD BENOORDEN IIET LADO- GAMEER DUURT NOG ALTIJD VOORT. (2e blad). Binnenland NEDERLAND KOMT THANS EERST GOED IN DEN GREEP VAN DEN WIN TER. VELE WEGEN ZIJN ONBEGAAN BAAR GEWORDEN EN TAL VAN PLAATSEN LIGGEN GEÏSOLEERD (3e en 1ste blad). VIJF WINNAARS IN DEN FRIESCHEN ELFSTEDENTOCHT. (3de blad). AAN TELERS VAN BLOEMBOLLEN, DIE KRACHTENS MINISTERIEELE BE SCHIKKING, 50 PCT. OP HUN BLOEM BOLLENVERGUNNING HEBBEN MOE TEN BEKRIMPEN ZULLEN TEELTVER GUNNINGEN VERLEEND WORDEN VOOR BEPAALDE TUINBOUW- EN LANDBOUWGEWASSEN. (Ie blad). GEMOBILISEERD EN FAILLIET VERKLAARD. De „Nederlander" kwam onlangs een fi nancieel blad onder oogen, waarin steeds worden opgenomen crediteurenlijsten in faillissementen, waaraan dan een korte omschrijving van den gang van zaken in het bedrijf van den gefailleerde, die tot de debacle leidde, voorafgaat. Wij laten hier die omschrijving volgen, uiteraard met gefingeerde naam, data enz. „A. B. Casperse, geboren te X op 1 Februari 1909, is een gehuwd man. Hij was als bakker in dienst bij de firma D. te IJ. en kwam Mei 1930 naar Z. om aan bovenstaand adres een bakkerij te openen. De zaak lag gunstig en scheen ondanks de vele concurrentie wel te marcheeren. De mobilisatie werd echter noodlottig voor C., daar ook hij onder de wapenen werd geroepen en het bedrijfje aan zijn echtgenoote moest overlaten. Deze trachtte dit met behulp van een knecht gaande te hou den, doch mocht daarin niet slagen. De 23e November 1939 volgde faillissement met benoeming van mr. E. tot cura tor". Waarop dan een crediteurenlijst volgt met slechts weinig bedragen van eenig be lang. Het grootste wordt nog gevormd door de post achterstallige huur In zoo'n nuchtere weergave van de fei ten in dit *financieele blad ligt toch wél een groot stuk tragiek verborgen. Misschien jarenlang knecht geweest, en dan eindelijk de vervulling van een illu sie: samen met je vrouw een eigen bedrijf je opbouwen. En 't lukt. 't Is hard sjouwen, maar de zaak marcheert. Tot de mobilisatie komt. Een betaalde kracht, die niet in die mate vècht voor de zaak als de baas zelf, moet in dienst wor den genomen. Schade naar twee kanten dus! En langzaam loopt de omzet terug, ter wijl de onkosten juist toenemen. Een wis sel moet worden uitgesteld. Nog een en nog een. Dan geeft een crediteur laten wij hopen, dat hij 't slechts deed, omdat hij 't zelf niet kon missen zyn vorde ring „uit handen". Een of meer „advocatenbrieven":.... „mitsdien noodig ik u uit, vóór den lsten November a.s. voornoemd bedrag te mijnen kantore te storten, bij gebreke waarvan ik genoodzaakt zal zijn.. enz. Dan volgt het faillissement. Een lijst van crediteuren, och, alles te zamen voor een heusch niet zoo groot be drag te boek staande. Maar toch te groot om door de baten te worden gedekt. Want de nuchtere omschrijving, die wij al citeerden, vermeldt ook nog: „De baten bedragen f 236, zijnde huisinventaris". De „Nederlander" heeft dit geval in het volle licht geplaatst, omdat daarmee wordt aangetoond hoe noodig het is, dat op dit gebied iets wordt gedaan. Op z'n minst zou het blad eenig ui;stel, door den rechter te verleenen aan militai ren, die tengevolge van de mobilisatie in juridische moeilijkheden komen, warm en met klem willen aanbevelen in de aan dacht van hen, van wier initiatief deze zaak afhangt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1