Een zeer actueele vraag.
door Oom Wim.
Naar aanleiding van een vraag, hoe lang
een vliegmachine noodig had om van
Schiphol naar Rome te vliegen, heb ik ge
meend goed te doen, om een overzicht te
geven van de duur der verschillende lijnen,
door de K.L.M. onderhouden. Dit overzicht
vond ik in No. 5 van de le jaargang van
„Onze Luchthavens" uitgegeven door de
„Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor
Nederland en Kolonieën" en wel in het
OiUimmer van 15 Aug. 1939.
Ik zou een ieder van onae groote lezers
willen aanraden dit zeer interessant staatje
uit te knippen en te bewaren; je weet nooit
hoe je zoo'n ding eens van pas kan komen.
Zie hier dan het antwoord op de vraag,
met een uitbreiding edbij cadeau.
Van Schiphol:
Naar Stockholm 5.20 uur; naar Abö 6.45
uur; naar Helsin<gfors 7.10 uur; naar Norr-
köpping 5 uur; naar Kopenhagen 2.50 uur;
naar Malmö 3.05 uur; naar Hamburg 2.05
uur; naar Bremen 1.30 uur; naar Berlijn
2.10 uur; naar Hannover 1.30 uur; naar
Praag 3 uur; naar Boedapest 5.15 uur; naar
Weenen 4.15 uur; naar Frankfort 2.05 uur;
naar Keulen 1.15 uur; naar Rome 6.35 uur;
naar Milaan 4.35 uur; naar Brussel 0.55
uur; naar Parijs 1.50 uur; naar Rotterdam
0.20 uur; naar Londen 1.30 uur; naar Man
chester 2.10 uur; naar Lieverpool 3.20 uur;
naar Doncaster 1.45 uur; naar Kristiana
3.00 uur; naar Oslo 4.10 uur.
Ziedaar de gegevens, die ik vond. En de
ze gegevens zijn betrouwbaar, want ze zijn
officieel. Wat 'n reuze maatschappij is deze
K.L.M.! En dan te weten, dat ze in 1919
pas opgericht werd en dat bij de oprich
ting ze geen eigen machines had, dan mi
litaire vliegtuigen en dat ze in 1920 bij
opening harer eerste lijn Amsterdam
Londen gehuurde Britsche oorlogsvliegtui
gen gebruikte. Alhoewel deze verbouwd
waren voor 't varvoer van passagiers, po:t
en vraoht, ontbrak alle confort, zooals de
vliegmaohines nu te zien geven. In hetzelf
de jaar dan ook gaf de K.L.M. haar eerste
bestelling aan de Nederlandache vliegtui-
genfabriek Fokker, tot het bouwen van een
toestel voor commerciëele doeleinden. De
K.L.M. is thans de oudste luchtvaartmaat
schappij ter wereld.
OOM WIM.
Op het ijs
door Oom Wim.
O jongens, gaat mee,
Naar 't ijs nu, hoezee,
Waar honderden zijn aan 't rijden,
Ik zie ons al gaan,
Zoo gaan op de baan
In zwierige bochten verblijden.
Vooruit dan, mijn vrind,
Vooruit dan, gezwind,
Er is nu geen tijd te verliezen!
Want sraks is er dooi
En weg is „de tooi
En 't mooi" en kun je gaan kniezen.
Zoo, eindelijk klaar,
Nu voorwaarts tot daar,
Waar tal onzer vrienden ons wachten.
Daar gaan we dan heen
En staan zoo meteen
Op 't ijs waar we hooren geen klachten.
En soms is er strijd:
Een onbloedige strijd
Wie 't vlugst en 't mooiste kan rijden.
Wij doen hieraan mee,
Na 'n jaartje of twee
Dan zullen we samen eens 6trijden.
Tot zoolang gewacht
En nu, toon je kracht:
Vooruit twee aan twee af alleen.
En straks, warm en wel,
Gaat 't oolijke stel
Voldaan en verfrischt samen henen.
Het sneeuwt
door Tante Marie.
Witte vlokken komen zachtkens nader,
Vallen neder op den harden grond,
Dekken planten, boomen, struiken, hagen
Sprookjes .zijn het, zie eens even rond.
Mooi, fantastisch lijkt natuur nu,
Die, getooid met vachten lijk van wol;
Kind'ren drommen samen op de straten,
Ballen nu of glijden, lijken dol.
Dol van pret bij 't feestelijk gebeuren,
Tellend kou noch wind of ongemak,
Als die witte vogels zwevend komen
Dekken, heel de aarde, als 'n dak.
Of.een deken, zacht en warm, die
koestert,
Al wat in haar schoot te sluim'ren ligt,
Wachtend tot 't sein weer wordt gegeven,
En 't zaad ontkiemt en komt in zicht.
Blyf maar zweven, witte, teeren vlokken,
Weeft de donzen deken dikker voort.
Wij genieten van de sneeuwgeneugten:
Glijden, rijden, sleeën, enzoovoort.
Wie zi|n Jarig?
Van 25 Januari tot en met 31 Januari
Op 25 Januari
Suze Koet, Alexanderstraat 45.
Gerard v. d. Krogt, Zapdslootk. 52 Sassenh.
Gootje van Wouw, Hooge Morsehweg 1.
Adriaan Maarseveen, B 137 Noorden (ZH).
Corrie Wesselmen, B 207, R'Veen.
Marietje Bolting, Berkheistr. 1 Wassenaar.
Alex Friesema, Levendaal 26a.
Riek Duindam, Groenendijk A 6 H'Woude.
Marie Heemskerk, Heerenweg, Lisse.
Willem v. d. Veer, Rijndijkstraat 28.
Kees van Velzen, Hoogewoord 128 a.
Jacob Friesekoop, Prinselaan Alphen.
Op 26 Januari.
Nelly v. Velzen, H. Rijndijk F 30 Z'woude.
Keesje Trossel, Hoogewoerd 109.
Annie Kroon, Langegraoht 184.
Truus v. Denzen, Havenstr. 32 N'Houi
Adriaan Verberg, Korenstraat 43.
Ria v. Steijn, N'Hcut.
Op 27 Januari.
Joop Verkkij, Ridderbuurt 57 Alphen.
Bep Bekkers, Pelikaanstraat 17.
Fietje Bos, Zonneveldstraat 15 H'wou de.
Theodoor van Warmerdam, de Zilk Zilker-
weg 78 E.
Rina v. Goozen, H.Woude 208 A.
Hannie Gras, 2de Grosmesteeg 28.
Op 28 Januari.
Antoon Hartwijk, Hoogewoerd 163.
Annie en Thea van Diemen, Weip. B 95,
Zoeterwoude.
Ton Boliern, Pieterskerk gracht 1.
Grstha Levarkt, Schoolstraat 2.
Kees v. d. Vooren, Dorpstraat 250 B. War
mond.
Jan v. d. Hoeven, D 20 Watertje Z'woude.
Jo Noordermeer, Grootestr. 11 Katwijk.
Cornelis de Roo, Schoolstraat 6.
Mientje Padberg, Leeuwerikstraat 11.
Op 29 Januari.
Jantje Rijsbergen, waar?
Kees Welling, Nieuwe Rijn 58.
Rika v. d. Klauw, Hoogmade B 2S6.
Rinus v. d. Zijden, Dr. v. Noortstraat 57,
Stompwijk.
Tiny v. Amsterdam, A 186 H'Woude.
Op 30 Januari.
Jeanne Weiers, Dorpstr. 214 B. Warmond
Cor van Tol, Hoomace B 276.
Jan Eost, Hoogmade B 370.
Jan Ruigrok, Molenstr. 21a Noordwijk.
Beppie v. d. Krogt, Zandslootk, 52 Sassenh.
Koosje Bosman, Spoorstr. 478 R'Veen.
Dorus v. Leyden, Hoogmade.
Op 31 Januari.
Sjaantje Overde Vest W. E. C 104 Z'woude.
Jacob Haverkamp, Oranjestraat 64.
Josien Verhagen, Stompw. w. 72, Stompw.
Beppie Leune, R'Veen 172.
Dora van Schie, Hoofdstr. 61, Voorhout.
Bep Segaar, W. Rozenstr. 40.
Gerard Schenk, Haarl. str. 202.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn cf haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien of bij het verlaten der
school van de iyst wil afgevoerd wordep
schrijve me minstens 14 dagen voor den
verjaardag. Evenzoo, wie verandert van
woonplaats, straat of huisnummer, Wie
een fout ontdekt, schrijve ook met duide
lijke opgave van den datum. Ik wil nog
even zeggen, aan allen, die de school ver
laten hebben en van de lijst wenschen af
gevoerd te worden, dat ze den datum er
bij opgeven, want ik kan niet telkens die
lijsten van meer dan 3000 namen na
pluizen. Denkt er om!
OOM WIM.
Figuurzagen
door Ans Keizer.
M'n vriendje heeft van Sinterklaas,
Een echte zaag gekregen.
Hij zaagt al mooie dingen uit,
Al is ie nog geen negen.
Hij nam een heel dun plankje nu
Begon te zagen, zie maar,
Hij maakte voor z'n moedertje
Een heel mooi hertje, waar?
En moeder zei, je bent 'n vent,
Dat heb je mooi gedaan,
't Kereltje dat zwol van trots,
Was ook nu zelf voldaan.
Toen zaagde hij een haasje-klein,
Maar 't plankje zei: krak, krak!
Zoodat 't leuke diertje toen.
Daar plots in tweeën brak.
„Da's jammer, zei z'n moeder toen,
't Werd juist zoo mooi en prachtig!"
Och, zei Jaap, het hindert niet:
Hij begon opnieuw waarachtig.
fllaa&t het
door: Gerard Keizer.
„Gerard," sprak mijn dierbare weder
helft op zekeren dag, „Gerard, luister
eens."
„Ja, vrouw," zei ik .poeslief, „wat zal
het zijn
„Zou jij mij Zaterdagmiddag niet een
plezier willen doen?"
„Natuurlijk," zei ik, „wel twéé plezier
tjes," en dacht erbij: „Nou zal je 't heb
ben!"
„Nou," zei ze," „dan moet je voor mij
de waschlijnen die in den tuin hangen,
eens een beetje lager bevestigen, want ik
heb er zoo'n last van, ik kan er haast niet
bij om de wasch op te hangen!"
„Dus," informeerde ik voorzichtig, „de
waschlijnen lager?ja, dat kan wel,"
concludeerde ik.
„Maar je bent er nog niet," aldus mijn
vrouw.
„O, nee?" vroeg ik verbaasd.
„Nee, want mijn bedoeling ik dit: als ik
de waschlijnen niet nóodig heb, kunnen ze
weer hooger hangen, anders loop je gere
geld met je hooid tegen het waschgoed
aan, begrijp je?"
„Nee, daar begrijp ik niets van, je wilt
de waschlijnen lager hebben en je wilt
niet, dat wij tegen het waschgoed aan-
loopen, hoe kan dat nou?"
„Ik had me het zóó voorgesteld, aldus
m'n vrouw, „er zijn toch aan beide kan
ten van onze tuin van die hooge muren?"
Ik knikte bevestigend.
„Nou," vervolgde mijn vrouw, „kun je
het dap niet zóó maken, dat je vijf wasch
lijnen, die je dus aan latten vast gemaakt
hebt, op en neer kunt laten gaan, door
middel van twee katrolletjes?" Als ik het
goed dan op moet hkngen, laat ik de
waschlijnen zakken en als het goed dan
aan de lijnen hangt, trek ik de lijnen weer
op, en..... klaar is Kees!" eindigde mijn
vrouw triomfantelijk.
„Antje," sprak ik bewonderend, je bent
een genie!"
„Nietwaar!?" zei ze droog. -
En.... Zaterdagmiddag zou het groote
werk dan beginnen. Met veel misbaar
haalde ik uit den kelder een lange staaf
ijzer en vijlde deze onder het „zweet mijns
aanschijns" in twee gelijke stukken.
„Ziezoo," zei ik tot mijn vrouw, „dat is
héél wat -sterker dan twee latten. Intus-
schen was Japie, mijn zoontje, uit school
thuis gekomen en vroeg nieuwsgierig wat
of ik aan het fabriceeren was.
„Waschlijnen voor je Moeder," sprak ik
kort.
„O, zal ik meehelpen?" vroeg hy bereid
willig.
„Ja, dat kun je wel doen, weet je wat,
geef jij my dan even een groote spijker
aan als ik op de ladder klim. De daad bij
het woord voegende, klauterde ik de lad
der op en zocht naar een voeg tusschen de
steenen, om den spijker er in te slaan.
„Ja, zei ik, geef nou maar hier en met
een de hamer ook!
Japie gaf mij hamer en spijker, onder-
tusschen naar boven kijkend, waar ik hals
brekende toeren uitvoerde om op het wan
kele tuintrapje mijn evenwicht te bewaren.
Ik zette de spijker op de juiste plek,
zwaaide vervaarlijk mijn hamer en sloeg
precies op mijn duim! Ik brulde het
uit van de pijn en.... o ironie.... Japie
vdoog het huis binnen, gierend van het
lachen.
„Wat heb je toch?" vroeg zijn Moeder
verbaasd.
„O, hahaha, schaterde de deugniet het
uit.... Ohahaha.... papa.... heeft
zich op zijn duimge.... ge....
slagen.." en meteen sloeg hij haast dubbel
van het lachen.
„Moet je daarom nu zóó lachen?" vroeg
mijn vrouw, „dat is niet mooi van je hoor!"
„Maar mama, 't is: ook zoo'n leuk ge
zicht, moet U zelf maar eens zien!"
Juist kwam ik de kamer binnenstappen
met mijn duim in de hoogte, waar zich
U vraagt?
1. Waarom heet een nieuwe trein een
D.eseltrein?
2. Er spoelen heel veel mijnen aan. Hoe
veel zouden er wel aangespoeld zijn in dien
vorigen oorlog?
3. Ik las het woord paravone. Wat is
dat?
4. Hoe gebeurt het, als een mym ontplot?
5. Wat beteekent rode en St. Oedenrode?
6. Welke zijl. de elf steden van Friesland
bedoeld met de 30 Grietenijen die samen
vormden de Staten van Friesland?
Wij antwoorden
1. Dit is wel een vreemde vraag, maar
de bedoeling is goed. Men spreekt van
.^ieseltreinen, als men een bepaald soort
treinen op 't oog heeft. De uitvinder van
deze treinen was de Duitsche Ingenieur
Rudolf Diesel (leefde van 1858—1913). De
toepassing van zijn uitvinding vinden we
langzaam een klemblaar v«n enorme af
metingen begon te vertoonen.
„Doet het pijn??' informeerde mijn
wederhelft.
„Welnee, hoe kom je daarbij," was mijn
sarcastisch gegeven antwoord, en onwille
keurig schoot mij een mop te binnen, die
ik kort geleden gehoord had: Een oude
dame ziet op straat een man loopen, wiens
heele hoofd in verband is gewikkeld.
Meewarig vraagt de oude dame: „Gunst,
arme man-, heb je je hoofd kapot?"
Waarop de man antwoord: „Welnee, da
me, maar de zaak zit zoo: Ik heb een
wondje aan mijn groote teen, maar het
verband is iets opgeschoven!!'
Deze mop schoot mij nu te binnen, toen
mijn vrouw zoo onschuldig mogelijk vroeg:
„Doet het pijn?"
Maar om op mijn waschlijntjes terug te
komen. Toen de pijn na een poosje „dra
gelijk" werd, hervatte ik mijn arbeid....
Japie ging weer mee, in stilte hopend, dat
hij iets dergelijks nog eens zou meemaken.
„Ziezoo, Japie, daar gaan we weer," en
manmoedig beklom ik wederom het -tuin
trapje, geef mij maar weer een spijker aan.
„Alsjeblieft," zei de bengel en., direct
er achteraan: „Ik wou, dat de hamer weer
verkeerd terecht kwam!"
Ik verwaardigde mij niet, op deze alles
behalve vriendelijke opmerking antwoord
te geven en toog aan den arbeid.
En ja, nu gelukte het en in mezelf gnui
vend, stond ik even later weer op den be-
ganen grond mijn werk te bewonderen.
„Zoo, en nu.. Japie, gaan we de wasch
lijnen aan deze ijzeren stand bevestigen,
ga jij nu aan de andere muur staan met
deze stand, dan kunnen wij zien, hoe lang
of de lijnen moeten worden".
Toen dit werkje, onder zuchten en mar
telen, gebeurd was, zei ik tot Japie:
„Roep nu Mama even, dan kan ze zien,
hoe het in zijn werk gaat!"
„Zeker, paps, en meteen holde'ie naar
binnen.
„Mama, kom eens kijken, het is klaar!"
Mijn vrouw kwam kijken, en ik, als ter
zake deskundige, begon uit te leggen.
„Zie eens, Antje, als je de lijnen nu ge
bruiken moet, trek je aan dit touw, en
meteen demonstreerde ik, hoé of aan het
touw getrokken moest worden.
„Ja, dat begrijp ik," zei mijn vrouw1, „en
verder?"
„Nou," zei ik, „héél gewoon, als je nou
het waschgoed eraan hebt hangen, trek je
aan het touw, en tjoep.... xliegt het de
hoogte in!"
„Inderdaad," sprak ze, „dat is zoo!"
„Nietwaar?" zei ik trolsch, „maar één
ding moet ik je nog uitleggen, als je nou
de lijnen de hoogte in trekt, moet je altijd
opletten, dat deze draad, waar ik nou aan
trek, vóór de stang blijft, anders hangt die
stang niet in evenwicht, wacht, ik zal het
je even voordoen!'
„Japie, kom eens hier, sprak mijn vrouw,
ga niet te dicht bij je Vader staan!"
Ondertusschen ging ik met alle macht
aan het trekken om de lijnen weer omhoog
te krijgen, maar.... dat ging niet zoo
handig.
Ongeduldig geworden door dat „drom-
melsche ding", trok ik nog wat harder cn
opeens.... boem.... komt me daar die
ijzeren stang met vijf dikke ijzerdraden in
een wolk. van kalk en steengruis naar be
neden getuimeld, precies op mijn arm
zalige hoofd, doordat de spijker, die ik met
veel moeite en inspanning in de muur had
geslagen, losschoot!
Nou, toen was voor Japie het hek van
de dam, hij tolde gewoon om en om in het
gras, brullend van het lachen.
Ik voelde met verwezen trekken de
plek op mijn hoofd, waar de staaf yzer
was terecht gekomen en.... onder mijn
vingers voelde ik dat een buil, zoo groot
als een kinderhoofd bezig was wortel te
schieten
Mijn schoonvader heeft de waschlijnen
opgehangen, op een andere manier, ze
kunnen heen en weer schuiven, alles is
perfect in orde, maar ik zeg maar zoo:
„Maak het zelf", als je het kunt, maar
anders: „blyf er met je vingers af!!"
bij de z.g. Diefeltrein, welke hier te lande
te Haarlem wordt gebouwd en wel bij de
firma Beynes.
2. Om en om de 6000.
3. Dat is een soert net, om mijnen te
vegen. Men zou kunnen spreken van mij-
nenveegtuig. Speciale menschen zyn belast
met dit gevaarlijk werkje.
4. Dat is een heele ingewikkelde geschie
denis. Dat zal ik maar niet uitwerken, want
dat versta je toch niet. Als je later op zee
vaart en bevolen wordt, om die gevaarlijke
dingen op te zoeken en onschadelijk te
maken, zul je het wel leeren.
5. Rode beteekent in verschillende plaats-
ramen uitgeroeid bosch. Denk ook eens aan
Nistelrode.
6. Dat waren de volgende steden: Leeu
warden, Dokkum, Franeker. Harlingen,
Eolsward, Sneek, IJl-s t, Sloten, Stavoren,
Hindeloopen en Workum. De Grietenijen
varen die van Oostergo, Westergo, Zeven-
v/olden.
JAüeeiidtyeii
door Anny van Diest.
IV.
„Laat je me los!" gilde ze.
„Eerst genade", plaagde Ivo.
„Laat me los!"
„Zul je dan nooit meer joggie zeggen?"
„Ivo laat dat; wat beteekent dat?" vroeg
vader, die juist binnen kwam.
,,'t Joggie is geslaagd, Paps", hijgde Wies
toen ze weer op haar twee beenen stond.
Meteen daarop kwam ook moeder de ka
mer in.
„Wat een spektakel, wat gebeurt hier?"
vroeg ze verwonderd.
,,'t Was een prachtige voorstelling,
Moes", gaf Mies ten antwoord; „heusch,
had u mceten zien".
,,'t Verwonderd me alleen, dat er geen
armen of beenen gebroken zijn", merkte
vader op.
't Werd vacantie en mooi weer. De fami
lie zou veertien dagen in de omgeving van
Apeldoorn doorbrengen. Frits, die ook ge
slaagd was voor zyn mulo, ging mee. Mies
en Wies die altyd, waar dan ook, bij elkan
der te vinden waren, hadden een massa
schoolvriendinnen. Maar daaronder geen
enkele speciale vriendin, waar ze mee uit
zouden gaan.
Er was nog veel te beredderen en te be
disselen, maar eindelijk kon de deur ach
ter hun gesloten werden en na een pretti
ge reis arriveerden ze in het pension, waar
een paar weekjes zouden worden doorge
bracht.
't Was een heerlijke morgen, een paar
dagen na aankomst, dat Ivo en Frits en
Wies en Mies met elkaar een fietstocht
zouden gaan maken door de bosschen. De
middagboterham zouden ze meenemen en
voor de thee thuis zijn.
Vroolijk in snel tempo reed het viertal
den Amersfoorterstraatweg af in den vroe
ge mergen.
„Jongens, laten we een liedje zingen, dat
rijdt veel prettiger", meende Wies en al
spoedig klonken hun stemmen vroolijk
door de bösschen. Hier en daar schoot vlug
eeri eekhoorn voor hun weg en klauterde
ijlings in de hooge boomen.
„Wat zijn die diertjes vlug", bewonderde
Mies.
„Kon ik er maar eens eentje pakken",
meende Wies; de staart is nog grooter don
het beestje zelf".
„Zout op zijn staart leggen", raadde Ivo.
„Pas maar op, dat ik jeu niet een dosis
zout verkoop!"
Zoo langzamerhand hadden ze trek ge
kregen en werden de boterhammen duch
tig aangesproken.
„Hé", meende Mies, „ik zou hier nu best
rustig kunnen maffen".
„Slaap lekker, beste kind", gunde Frits
haar; „ik zal je niet storen in je zoete
droomen".
„En we zullen je wel zoet laten slapen
ook, hoor", stelde Ivo haar gerust.
„Zou je wel willen, hé; ik kietel je met
een grashalmpje of stokje net zoo lang tot
je hard wegloopt", dreigde Wies.
„Jullie zijn allemaal spoken!" gaf Mies
terug; „jullie zijn niet waard dat ik met je
meega!"
„Dat meen je toch niet?" pruilde Wies,
„Wiesie zoet is!"
„Draak!" galmde Mies en trok haar zus
aan de beenen. Wies trok haar zus aan de
haren, waarop Mies haar zus een klap wil
de geven, die Wies handig ontliep door
vlug op te staan. Mies verloor haar even
wicht en tuimelde voorover tegen Frits
aan.
„Zoo'n prooi laat ik me niet ontglippen",
betuigde Frits en hield het meisje stevig bij
de armen.
„Vcoruit, Ivo, jy de beenen".
„En nu eerst genade, meiske", plaagde
Frits, „ander knevelen we je en laten je
hier liggen".
„Nooit", gilde Mies.
„Genade", dwong Ivo.
„Ga je weg, of ik schop je!"
„Zou je wel willen, ik heb je stevig vast",
en meteen ging Ivo op haar beide beenen
zitten. Maar Wies trok haar broer zoo on
verwacht van de beenen, dat de jonden
languit op den grond kwam te liggen. Vlug
stond hij op en rende Wies, die gevlucht
was, achterna.
Van verrassing had Frits zijn prooi ook
les gelaten en beiden keken de vluchte
lingen in spanning na.
„Loopen, Wies", gilde Mies haar zusje
"toe.
Hijgend kwam Wies terug en liet zich
in den berm aan den weg neervallen.
„Oef. is dat loopen", hijgde ze.
„Zullen we teruggaan?" stelde Ivo voor,
nadat hy op zijn horloge gekeken had.
Vlug werd alles bij elkaar geraapt en
ieder zat al dra op z'n eigen karretje.
Nadat ze een eind gereden hadden, er.
geen weg in zicht kwam. zei Ivo: „Zijn we
wel in de goede richting?"
(Wordt vervolgd).