Nederland in den greep
van Ijs en sneeuw
2)e „frCatuOaa" Liep op,
twee mijnen
Geïsoleerde eilanden en „zittende"
rivieren
Vier opvarenden te Amsterdam
binnengebracht
MAANDAG 22 JANUARI 1940
DE LE'DSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 1»
GEMENGDE BELICHTEN
FIETSER DOODGEREDEN.
De timmerman W. Hessels uit Hijkers-
milde, die Zaterdagochtend met de f.ets
den verkeersweg wilde oversteken, werd
door een autobus van den dienst M-e-ppel
Groningen gegerepen en op slag gedood.
TRAMBOTSING IN A'DAM.
Vijf gewonden.
Gisteravond om kwart over elf zijn op
het drukke kruispunt de Clercqstraat—
Bilderdijkstraat te A'dam een motorwagen
van de N.Z.H.T.M. en een bijwagen van
lyn 3 met eikaar in botsing gekomen,
waarbij vijf passagiers min of meer ern
stige verwondingen hebben bekomen.
De bijwagen van de tram, weike in de
richting van het Frederik Hendrikplein
reed, werd in het midden door den op weg
naar Sloterdyk zynden wagen van de N.Z.
H.T.M. getroffen. Door den schok liep de
bijwagen uit de rails. Bovendien werd een
gedeelte van de tram ingedrukt en spron
gen enkele ruiten. Van de passagiers, die
door den schok hevig waren geschrokken?
liepen er vier, alsmede de conducteur, ver
wondingen op. Een hunnjr, die over pijn
in de borst klaagde, is door den G.G. en
G.D. naar het Wilhelminagasthuis ver
voerd, alwaar men een ribbenfractuur
constateerde. Ook de conducteur, die een
knieblessuur had bekomen, moest in dit
ziekenhuis ter verpleging worden opge
nomen. Tengevolge van deze botsing on
dervond het tramverkeer geruimen tyd
vertraging. De botsing is vermoedelijk toe
te schrijven aan het feit, dat de remmen
van de Sloterdykertram door de gladheid
niet goed functionneerden.
De gewonde passagiers, die slechts
schaaf- en snij wonden hadden gekroger
konden ter plaatse worden behandeld.
DOODELIJKE VAL VAN 20 METER
Van een jongeman te Kampen die deel
uitmaakte van dc vrijwillige
luchtmacht.
De 23-jarige A. de Jong, deel uitma
kend van de vrijwillige luchtmacht te Kam
pen, is Zaterdag, omstreeks middernacht
van een twintig meter hoog gebouw- ge
vallen en zoo ernstig gewond, dat hij aan
de gevolgen is overleden.
Een passeerende agent zag het slacht
offer op den grond liggen en trof onmid
dellijk maatregelen om den ongelukkige
naar het stads-ziekenhuis te doen vervoe
ren. Medische hulp mocht echter niet
meer baten.
HET GEVAARLIJKE WAPEN.
Jongeman schiet zichzelf dood.
Zaterdagavond te ongeveer half zes heeft
crich ten huize van een familie, wonende
dn de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam,
een tragisch ongeluk afgespeeld. Een zoon
des huizes, 17 jaar oud, wilde een revol
ver, welke vroeger aai zijn grootvader had
behoord en die onlangs gevonden was, aan
een vriend demonstreeren. Alvorens dit
te doen, had hij dat meende hij althans
op dat oogentolik de pal op veilig gesteld,
doch vermoedelijk is hij niet voldoende op
de hoogte geweest met de .werking van het
wapen, althans toen hij even later den
trekker in beweging bracht, ging een schot
af, dat den jongeman in het hoofd trof.
Hevig bloedend zeeg hij ineen, tot groote
ontsteltenis van zijn familieleden, die op
het geluid van het schot kwamen toege
sneld en onmiddellijk den geneeskundigen
dienst waarschuwden. Voor deze echter
ter plaatse was, was het slachtoffer over
leden.
Zooals te bsgrij.pen valt, is de verslagen
heid in het gezin zeer groot.
De commisaris van het politiebureau
Stadhouderskade heeft later een onder
zoek ingesteld en de recherche van dit bu
reau heeft den revolver in beslag geno
men. Aangezien echter voldoende bleek,
del hier volkomen van een ongeluk sprake
was, heeft de politie geen beslag gelegd op
het stoffelijk overschot van den getroffene.
BOERDERIJ BIJ HEESWIJK
AFGEBRACHT.
Kind op het nippertje gered.
Zaterdagmiddag is vermoedelijk door een
defect aan den schoorsteen brand ontstaan
in de kapitale boerderij van den landbou
wer M. van Zogigel bij de abdij te Hees-
wijk. De brand .had reeds een aanzienlijken
omvang aangenomen voordat de bewoners
hem bemerkten. De vrouw, die met vier
kinderen thuis was, vluchtte met drie k\n-
deren naar buiten, waar zij bemerkte, dat
zij in die consternatie vergeten had het
jongste kind van V/2 jaar mee te nemen.
Een militair snelde het brandende huis
binnen en wist'het kind door den verstik-
kenden rook naar buiten te brengen.
De brandweer was niet uitgerukt, om
dat er geen water aanwezig was. De boer
derij brandde dan ock in korten tijd tot
den grond af. Zes koeien, een paard en
zes varkens kwamen in de vlammen om.
Ook de inboedel, de landibouwinventaris,
de oogst en een bedrag aan geld zijn ver
loren gegaan. Aangezien de landbouwer
zeer onvoldoende was verzekerd, is hij na
genoeg van alles beroofd. Dorps-bewoners
hebben onmiddellijk een collecte gehou
den om hst gezin van het noodige te voor
zien.
BRAND IN MEUBELFABRIEK.
Een groote houtopslagplaats en het kan
toor van de meubelfabriek voorheen N.V.
J. Kieft en Co., te Almelo, is gisteren door
brand verwoest. De brandweer had groote
moeite om water te krijg-en, daar de put-
AMELAND ONBEREIKBAAR.
Voorraad van vele winkeliers begint te
slinken.
Het eiland Am-eland is thans veertien da
gen geïsoleerd, dat wil zeggen, veertien
dagen achtereen is de boot- en scheep
vaartverbinding met den vasten wal ver
broken en daar Ameland rondom in het
ijs zit, ziet het er naar uit, dat hierin in
d-en eersten tyd wel geen verandering zal
komen
In deze veertien dagen is te Ameland
vier maal een vliegtuig geland, dat post
bracht. Winkelgoedere-n daartegen ko
men weinig bin-ner. en zoo langzamerhand
begint de voorraad van vele winkeliers
te slinken. W"<1 is er nog geen gebrek, maar
toch is er al een begin gemaakt met rant-
sosneeren. Tengevolge van de regeerings-
maatregelen in verband m-et de mobilisa
tie, kon men geen wintervoorraad opslaan,
zooals met dat gewoon was te doen en
daarom zit men o^. het ooge-n-blik wel een
beetje krap. Enkele bakkers hebben thans
geen meel meer in huis.
Suiker, zout, petroleum en brandstoffen
worden schaarsch.
Kon men de vorige winters al spoedig te
voet of met voertuigen over het ijs van de
Wadden het vasteland bereiken, thans is
het ijs ten-gevolge van de wisselvalligheid
van de weersomstandigheden nog niet be
trouwbaar. De sneeuwopruimers hebben
druk werk. De verbinding tusschen de ver
schillende dorpen is door de sneeuw op
sommige gedeelten van het eiland vrijwel
onmogelijk geworden.
Gelukkig zij-n er op het eiland op het
ocgenblik geen ernstige zieken. Een amb
tenaar ter secretarie, die te Hollum woont,
trachtte Vrijdag per motor Nes te berei
ken, doch twee keer tevergeefs. Door den
ijsgang is een kalksohip van schipper Blok
zijl, dat te Nes op de re-ede lag, op drift ge
gaan en buitengaats op het Bornrif te Hol
lum tusschen het ijs beklemd geraakt. Het
is waarschijnlijk verloren. De schipper en
zijn zoon bevonden zich op den wal toen
het schip losraakte.
De verbinding van Terschelling en
Vlieland met den vasten wal.
De postboot „Noord Nederland" die gis
termorgen van Terschelling naar Harlin-
gen was vertrokken, is gistermiddag om
ongeveer vier uur weer op Terschelling
aan-gekomen. Het schip was te zamen met
de „Vlieland" om half twee van Harlingen
vertrokken. De zee was betrekkelijk ijs
vrij, zoodat de reis geen groote moeilijk
heden opleverde.
De „Vlieland" bereikte te omstreeks half
vyf de haven van Oost-Vlieland.
Een weg over de Lek bij Beusichem.
De verbinding tusschen de oevers van
de Lek nabij het Eeusichemsche veer is
thar.s hersteld voor alle verkeer. Het ijs in
de rivier heeft thans een zoodanige dikte,
dat het mogelijk is gebleken een weg over
hst ijs aan te leggen, wel'ke geheel be
trouwbaar is.
Druk gewandeld over den IJsel;
net als 50 jaar geleden.
'De verwaohting is in vervulling gegaan:
de IJsel bij Ooesb-urg ligt diicht. Over de
rivier is nu een breed, met zand bestrooid
voetpad gemaakt, dat door de goede zor
gen van het gemeentebestuur des avonds
verlicht wordt. Het is voor de eerste maal
sedert 1890 dus precies een halve eeuw
geleden, dat men de rivier oversteken kan.
Passagiers, gaande naar en komende van
Arnhem, maken nu een wandelingetje over
het ijs, dat zelfs bij barre weersgesteldheid
verre te prefereeren is boven een open-
boottocht. De drukte op het wandelpad is
groot; men beschouwt het als een histori
sche gebeurtenis. Ook met wagens gaat
men reeds het ijs over.
DE WAAL IN HET IJS
GEKLUISTERD.
Zondagavond tusschen acht en negen uur
is ook de Waal voor Beuningen vast gaan
zitten. Voor de stad Nijmegen was de toe
stand van de rivier nog ongeveer gelijk
Zaterdag, n.l. voor 9/10 met ijs bedekt. In
den loop van den avond is de ysgang toe
genomen en heeft het ijs zich voor Beu
ningen vastgezet. De verwachting is dat
de Waal vandaag ook voor Nijmegen zal
zitten.
Zondagmiddag omstreeks vyf uur heeft
de Waal voor Tiel zich vastgezet. Om zeven
uur was er in de ijsmassa nog geen bewe
ging geweest, zoodat wordt aangenomen,
dat de rivier gedurende de heerschende
vorstperiode wel vast zal blijven zitten.
Sedert Zaterdag is de rechtstreeksche
verbinding met het land van Maas en Waal
verbroken. Vandaar hoopt men door een
pad over de Waal te leggen, deze verbin
ding weer te kunnen herstellen.
ten van de waterleiding bevroren bleken,
zoodat deze eerst met kokend water en
benzinevlammen mossten worden ont
dooid. Intusschen werden de belendende
peroeelen bedreigd door het vuur, dat in
de brandbare houtmassa met groot geweld
woedde. Het mocht echter gelukken uit
breiding te voorkomen. De oorzaak van
den brand is onbekend. Alles was verze
kerd.
DE KOU VAN HET JAAR „VEERTIG".
Toen de boomen en velden na een
feilen winter kaal bleven tot
Juni en het vee stierf
van den honger.
Men schrijft aan het „Hbld":
In de Historische fragmenten van wij
len Joh. Been komt een schets voor, geti
teld „De kou van 't jaar veertig." Dit is
geen profetie vcor 1940, maar een historisch
verhaal van de koude, die onze voorouders
in het jaar 1740 te verdragen hadden. In
vergelijking daarmede is wat ons thans 200
jaar later te dragen wordt gegeven, nog
niet zoo erg althans tot dusverre.
Joh. Been schrijft dienaangaande:
„De zomer van het jaar 17C9 was zeer
nat geweest, zoodanig dat men veel land
onder water zag staan en de oogst van het
koren niet meeviel. Neen, men was alles
behalve gesticht over dien regenachtigen
zomer en dat regenachtige najaar. Altijd
dat gslek en getik van de droppels was
byna niet uit te staan. Als het maar eens
ging vriezen, zouden mensch en dier her
leven. In October was men gansch en al op
gefleurd door een paar dagen vorst met
mooi weer, maar spoedig sloeg het weder
om en men kreeg de oude triestigheid te
rug. De maanden November en December
van 't jaar 1739 verliepen, maar 't bleef
vochtig en' klam, vuil en vies, waar men
ook over de landwegen heen staarde.
Eindelijk werd de vurige wensch naar
vriezend weer vervuld'. Den 4den Januari
van het jaar 1740 begon het en al dadelijk
zette de vorst met zooveel strengheid in,
dat acht dagen later de breede Mond der
Maas, die in dien tijd zelden dicht lag, om
dat er zulk een sterke vloed en ebbe gin
gen, vcor den Briel geheel was toegevro-
ren en wel zoodanig, dat er den llden een
pad over gebaand kon worden en den 12en
meer dan duizend menschen voor de aar
digheid den overtocht te voet naar Rozen
burg maakten.
Het water was, zoo ver de bliksn reik
ten, één ijszee, met zwaargeladen wagens,
meest in groepen van 14 tot 16, voerde men
dt bokking naar Rotterdam, geheele kud
den zwaar vee dreef men op deze wijze
naar die handelsstad over de ijsbrug, die
langzaam en geweldig als met de beweging
van een reus, rees en daalde op den vloed
en de ebbe; zelfs de Noordzee had een
breeden rand van ijs om de kusten ge
trokken tot op een halve mijl afstand van
het strand.
Omtrent half Januari was de vorst zoo
gestreng, dat men het brood niet eten kon
of men moest het eerst een tijd vcor 't
vuur leggen. En aldoor bleef die koude
aanhouden; somwijlen scheen het wel of
er wat ontlading in de lucht kwam, maar
deze beloften verkilden weldra wederom
in een vernieuwde koude.
Januari ging voorby en werd opgevolgd
door Februari, cm op zijn beurt door de
Lentemaand vervangen te worden maar....
het bleef vriezen. Tot eindelijk op den
12den Maart het weder een keer nam en
de vorst voor goed ophield. Men begroette
die omkeering met groote vreugde en in
nige dankbaarheid en kon niet vermoe
den, dat er nog vele benauwde maanden
zouden komen, dat de droevige gevolgen
van dien buitengewoon langen en stren
gen winter zoo ontzettend zouden zijn.
Door den regenachtigen zomer van 1739
was het hooi niet in zulke hoeveelheid
aanwezig als in gewone jaren en boven
dien in slechten staat binnengehaald. En
juist door de strenge koude vroegen
mensch en dier meer voedsel dan gewoon
lijk. Daar men uit voorzichtigheid de bees
ten op rantsoen stelde, leed de zuivel er
onder. Boter, melk en kaas werden veel
te duur voor de armen, die met de solda
ten op da marktdagen bij de poorten teza
men schoolden, de wagens der boeren aan
hielden en de meegebrachte waren aan
hen ontweldigden. Toen in de tweede week
van Maart en eindelijk een keer gekomen
was, leek het wel of al hetgeen geleden
was, slechts een bcoze droom was ge
weest. Het zou mooi en heerlijk worden
in de lucht en op de aarde. Maar de lente
kwam en de lente werd al ouder. De April
zon klom en daalde en schitterde door de
nog bladerlooze takken.
De Meimaand deed haar intocht, de da
gen gingen op hun langst worden en de zon
klom in kracht. Alles vergeefs. Geen gras
je ontsproot op de kale, dorre, naakte
velden. Vreeseüjke ramp, de wortels van
het gras en van hst graan waren bevroren.
Nog op 11 Mei kon men niet dieper gra
ven dan twee voet beneden de oppervlak
te Dan stuitte men op een hardbevroren
massa, stevig als ijzer en ondoordring
baar vcor de werktuigen der menschen.
Men wist geen raad meer, want al het voe
der voor het vee was op. 't Was hartver
scheurend de beesten zoo voor zijn oogen
te zien wegsterven.
De kleinere boeren deelden met hun arm
vee het voedsel, tot zij zelf bijna van hon
ger moesten omkomen. Want het graan was
zeer slecht, zeer schaarsch en steeg tot bij-
nr het achtvoudige van den gewonen prijs,
't Was zoo hard de beesten klaag'lijk te
hooren loeien om eten, men zond ze in de
wei, omdat men het niet kon uitstaan al
tijd die akelige kreten vlak bij zich te hoo
ren. Maar 't was har.st nog akeliger de die
ren over de dorre vlakte te zien sukkelen,
den snuit ten bloede toe schrappende over
den kalen grond om te zoeken naar het
Actit-en-veerlig uren op
een vlot
GEREDDEN EN REDDERS TE
TE AMSTERDAM.
WAT DE NOORSCHE KAPITEIN EN EEK
DER GEREDDEN VERTELDEN.
Het Zweedsche stoomschip „Flan-
dria," groot 1179 ton, toebehoorende
aan de Förnyada Angfart Aktienb.
Göta, op weg van Gotenburg naar Am
sterdam, is op de Noordzee, honderd
mijl van IJmuiden, gezonden. Waar
schijnlijk is het schip op twee mijnen
geloopen. Er deden zich twee explosies
voor, waardoor de „Flandria" in drie
deelen brak. Van de 21 leden der be
manning zijn er vier Zaterdagavond in
de nabijheid van de Nederlandsche
kust door het van Oslo komende Noor-
sche s.s. „Balzac" opgepikt en naar
Amsterdam, het reisdoel van den Noor,
gebracht. De vier geredden deelden
mede, dat de 17 andere leden der be
manning moeten zijn omgekomen.
Nader meldt men ons uit Amsterdam:
Hat Noorsche vrachtschip „Balzac", on
der bevel van kapitein A age Wilhelmsen,
meerde Zondagmiddag tegen half drie aan
dia Zeoburgerkaae te Amsterdam. Een
avontuurlijke reis was ten einde.
Aan boord bevonden zcch de vier gered
den van hst Zweedsche stoomschip „Flan
dria", dat in den nacht van Donderdag op
Vrijdag op twee mijnen is geloopen.
De vier overlevenden van deze
scheepsramp, dia lichtmatrozen Want-
zel Johansson en Eengt Wallman, dia
Russische stoker Iwan P. Wlason en
dia timmerman Oskar Bernlson, zijn
volkomen uitgeput en verkleumd, na
48 uur op een vlot te hobben rond
gedreven, opgepikt door ce „Balzac."
Donderdagnacht twee minuten voor het
betrekken van da hondenwacht, twee mi
nuten voor middernacht vloog da „Flan
dria" in de lucht, acht-en-veertig uur la
ter, precies te middernacht, zag de oplet
tende tweede stuurman een geheimzainig
flikkerlicht. Deze oplettendheid zou de red
ding worden van de vier schipbreukelin
gen cp het open vlot
Kap. Wilhelmsen vertelt
Een rzdacteur van het A.N.P. is Zondag
middag aan boord van dia „Balzac" ge
weiast. Hat sohip lag voor dan wal, maar
was nog mi-et vastgemaakt. Midscheeps
stond da breede, gevoegelijke Nederland
sche loods, die het schip veilig naar zijn
Amsterdamsche ligplaats had gebracht Op
zijn -blozend gezicht lag een trek van me
delijden: „Wat die vier menschen, die nu
in de kooien van de officieren liggen, heb
ben meegemaakt, is verschrikkelijk, c-n-
beschryfely'k. Maarze zijn geen van
vieren gewond en zy knappen al weer aar
dig cp
Kapitein Aage Wilhelmsen is een hoffe
lijke Noorse he zeeman, die direct bere:d
was te vertellen over het verschrikkelijke
avontuur en die gelukkige redding. Fluks
werden nog eenige scheepspapieren in orde
gemaakt en toen vertelde hy, dat zyn sch:p
„Balzac", op weg was van Skiën, een ha
ven- bij Oslo, naar Amsterdam. De reis ver
liep vlot, er werd natuurlijk uiterst scherp
wacht gehouden en dat zou het geluk van
de vier mannen van de „Flandria" worden.
In den nacht van Zaterdag op Zondag,
we waren ongeveer honderd mijl Noord
west van IJmuiden af, om het precies te
zeggen op 54 gr. 36 min. N.B. en 3 gr. li-
min. O.L., maakte de tweede stuurman,
die op die brug wacht liep, alarm. Hij zag
lichts.gnalen aan stuurboord. Eerst damt
hij met een onderzeeër te doen te heb oen
Hij liet me roepen, ik was in myn hut. Na
eenige aarzeling kwamen we tot con
clusie, dat schipbreukelingen onze hulp
noodig hadd-en. We wendden en stoomden
in de richting van de liohtsignal-en. Na heel
wat gemanoeuvreer hadden we het groote
gras dat weg bleef aldoor weg bleef.
Men haalde het riet uit de daken der
schuren, men schilde de wilgenboomen,
men gebruikte jonge takjes als veevoe
der. Alleen in de provincie Gelderland
stierven zeventien duizend stuks vee. In
voeren uit andere landen was onmogelijk
omdat overal in Europa de winter van 't
jaar veertig bijna dezelfde noodlottige ge
volgen had.
Die vreeselyke tegenstelling van een
nieuwe lente en een doode aarde heeft ge
duurd tot de eerste helft van Juni. Toen en
toen eerst kwam er een lichtgroen waas
over den akker. Een kreet van geluk, van
redding uit de diepste ellende ging langs de
velden. Maar hoewel de hoop ontloken
was, was het voor het jaar veertig nog niet
goed. Nog in Augustus werden in verschil
lende steden de winkels van eetwaren ge
plunderd, wegens den honger.
Meer dan een jaar bleef het evenwicht
gestoord en de hooge prijs der etenswaren
duurde nog tot ver in het jaar 1742.
Geen wonder, dat de herinnering aan
den winter van 1741 vele geslachten door
bewaard bleef en men ook thans nog
spreekt over de „de kou van 't jaar veer
tig".
vlot, waarop zich vier mannen bevonden,
aan lijzijde. De loodstra-p gir.g uit en een
paar minuten later stonden vier druipnatte
en verkleumde mannen aan dek. Zij had
den nog kracht genoeg gehad om zelf naar
boven te klauteren. Alleen één man. die-
later een stoker van de „Flandra" bleek
te rijn. moesten we helpen. We hebben
geen dokter aan boord. Maar al gauw za
gen we. dat geen van die mannen gewondi
was. Warmte, drank en voedsel was alles,
wat ze noodig ha-diden en daar hebben we
het niet aan laten ontbreken. Een kwar
tiertje later lagen allen onder de wol. Uit
geput, maar hers tellen de. Ik zal eens la
ten vragen, of één van de mannen mis
schien wakker is....
Relaas van een geredde.
De timmerman Oskar Berntson was wak
ker en hij had er geen bezwaar tegen een
kort relaas te geven van de schikbreuk.
In gebroken Engelsch en Duitsch deed
hy een eenvoudig en sober relaas, dat de
verschrikkingen, die deze menschen heb
ben doorleefd, des te sterker deed gevoe
len. Meer dan eens moest hij zijn verhaal
onderbreken, de aandoening werd hem te
machtig.
De „Flandria" van de „Svenka Lloyd"
was ongeveer 1200 ton groot en stond on
der bevel van kapitein Albert Rönne. We
hadden een lading steen en papier in en
waren verleden week van Gotenburg naar
Amsterdam vertrokken met 21 man aan
boord. Alles ging goed tot dien yerschrik-
kelijken nacht van Donderdag op Vrijdag.
Het was tegen twaalf uur, we waren naar
schatting 150 myl van IJmuiden. Ik zou
vertelde de timmerman juist naar de
brug gaan om gedurende de hondenwacht
als roerganger oienst te doen. Ik ging nog
even naar beneden om wat uit het volks
logies te halen.
Net was ik weer boven, toen een
vreeselyke ontploffing klonk. Ik kon
onmogc.ijk precies beschrijven, wat er
toen gebeurde. De hecle midscheeps,
de brug, het dekhuis, de schoorsteen,
alles wes verdwenen. Een paar secon
den later daverde een tweede ontplof
fing. De lichten waren uit, het schip
zonk zeer snel. Ik werd in het water
geslingerd, of dat nu bij de eerste of
bij de tweede ontploïiing gebeurde, zou
ik niet kunnen zeggen. Ik zwom even
en telandde toen b.j één van de twee
reddingvlo.ten. We hadden er twee aan
boord, één op het achterschip en één
op het voorschip. Het vlot van het voor
dek was deer do tweede ontploffing
aan de achterzijde van het schip te
recht gekemen. kk wist op één van de
twee vlot.en te klimmen en met mij
nog drie andere mannen, een stoker en
twee lichtmatrozen.
Ik hoorde nog roepen.... de timmer
man verloor hier zijn zelfbeheersching, de
ontroering werd hem een oogenblik te
machtig.
„Ik zal die schreeuw om hulp nooit ver
geten, maar we konden niets doen." Van
het schip was niets meer te zien, het was
pikdonker en we waren doornat. Gelukkig
waren onze reddingvlotten goed uitgerust
ze zijn voorzien van eetwaren, oliegoed
en eleccrische lantaarns. Dat zou ons be
houd worden de wind was tamelijk
krachtig N.O. en er stond nogal deining.
We prooeerden ons zoo goed mogelijk warm
te houden. De stoker had niet veel kleeren
aan en hij was er het slechtst aan toe.
„Ik kan u niet beschrijven, wat we uit
gestaan hebben. We waren in een betrek
kelijk drukke scheepvaartroute en we
meenden ieder oogenblik de lichten van
een schip te zullen zien maar de nacht
ging voorbij en we hadden geen enkel
„vuurtje" gez.en.
Het werd dag. In de verte zagen we
twee, driemaal een schip. We riepen, wo
zwaaiden met kleeren.... het hielp niet,
ze zagen ons niet.
Vliegtuig vloog over liet vlot.
Hoog over onze hoofden kruiste een
vliegmachine. Weer deden we wat we
konden. Weer hielp Let niet, de machine
was te hoog. Weer viel de duisternis in.
We waren onbeschijfelijk koud en nat en
we hadden een erge dorst, want er was
geen water op het vlot. Een enkele keer
zagen we een licht, dat ons ver weg pas
seerde. Toen kwamen de vuren van dit
schip in zicht. We zwaaiden met de lan
taarn. Bijna moesten we de hoop weer
laten varen, het schip was ons al vrijwel
gepasseerd op een Linken afstand, toen
het plotseling van koers veranderde. We
waren gezienhet draaide bij
Een oogenblik zweeg de timmerman, hij
dacht weer aan dat moment, toen de „Bal
zac" koers zette naar het vlot met hem en
zijn drie verkleumde kameraden....
We waren al gauw aan boord, ofschoon
het langszij komen heel wat zeemanschap
eischte van kapitein Wilhelmsen.
We zijn hier prachtig verzorgd en heel
gelukkig, dat we veilig in Amsterdam zijn
aangekomen. Wanneer er niets gebeurd
was, zou nu op deze plaats de „Flandria"
gemeerd hebben gelegen de „Flandria"
met kapitein Rónne, „een beste baas", be
sloot de timmerman ontroerd zijn ver
haal.