Nederland in den greep van Ijs en sneeuw 2)e „frCatuOaa" Liep op, twee mijnen Geïsoleerde eilanden en „zittende" rivieren Vier opvarenden te Amsterdam binnengebracht MAANDAG 22 JANUARI 1940 DE LE'DSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 1» GEMENGDE BELICHTEN FIETSER DOODGEREDEN. De timmerman W. Hessels uit Hijkers- milde, die Zaterdagochtend met de f.ets den verkeersweg wilde oversteken, werd door een autobus van den dienst M-e-ppel Groningen gegerepen en op slag gedood. TRAMBOTSING IN A'DAM. Vijf gewonden. Gisteravond om kwart over elf zijn op het drukke kruispunt de Clercqstraat— Bilderdijkstraat te A'dam een motorwagen van de N.Z.H.T.M. en een bijwagen van lyn 3 met eikaar in botsing gekomen, waarbij vijf passagiers min of meer ern stige verwondingen hebben bekomen. De bijwagen van de tram, weike in de richting van het Frederik Hendrikplein reed, werd in het midden door den op weg naar Sloterdyk zynden wagen van de N.Z. H.T.M. getroffen. Door den schok liep de bijwagen uit de rails. Bovendien werd een gedeelte van de tram ingedrukt en spron gen enkele ruiten. Van de passagiers, die door den schok hevig waren geschrokken? liepen er vier, alsmede de conducteur, ver wondingen op. Een hunnjr, die over pijn in de borst klaagde, is door den G.G. en G.D. naar het Wilhelminagasthuis ver voerd, alwaar men een ribbenfractuur constateerde. Ook de conducteur, die een knieblessuur had bekomen, moest in dit ziekenhuis ter verpleging worden opge nomen. Tengevolge van deze botsing on dervond het tramverkeer geruimen tyd vertraging. De botsing is vermoedelijk toe te schrijven aan het feit, dat de remmen van de Sloterdykertram door de gladheid niet goed functionneerden. De gewonde passagiers, die slechts schaaf- en snij wonden hadden gekroger konden ter plaatse worden behandeld. DOODELIJKE VAL VAN 20 METER Van een jongeman te Kampen die deel uitmaakte van dc vrijwillige luchtmacht. De 23-jarige A. de Jong, deel uitma kend van de vrijwillige luchtmacht te Kam pen, is Zaterdag, omstreeks middernacht van een twintig meter hoog gebouw- ge vallen en zoo ernstig gewond, dat hij aan de gevolgen is overleden. Een passeerende agent zag het slacht offer op den grond liggen en trof onmid dellijk maatregelen om den ongelukkige naar het stads-ziekenhuis te doen vervoe ren. Medische hulp mocht echter niet meer baten. HET GEVAARLIJKE WAPEN. Jongeman schiet zichzelf dood. Zaterdagavond te ongeveer half zes heeft crich ten huize van een familie, wonende dn de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam, een tragisch ongeluk afgespeeld. Een zoon des huizes, 17 jaar oud, wilde een revol ver, welke vroeger aai zijn grootvader had behoord en die onlangs gevonden was, aan een vriend demonstreeren. Alvorens dit te doen, had hij dat meende hij althans op dat oogentolik de pal op veilig gesteld, doch vermoedelijk is hij niet voldoende op de hoogte geweest met de .werking van het wapen, althans toen hij even later den trekker in beweging bracht, ging een schot af, dat den jongeman in het hoofd trof. Hevig bloedend zeeg hij ineen, tot groote ontsteltenis van zijn familieleden, die op het geluid van het schot kwamen toege sneld en onmiddellijk den geneeskundigen dienst waarschuwden. Voor deze echter ter plaatse was, was het slachtoffer over leden. Zooals te bsgrij.pen valt, is de verslagen heid in het gezin zeer groot. De commisaris van het politiebureau Stadhouderskade heeft later een onder zoek ingesteld en de recherche van dit bu reau heeft den revolver in beslag geno men. Aangezien echter voldoende bleek, del hier volkomen van een ongeluk sprake was, heeft de politie geen beslag gelegd op het stoffelijk overschot van den getroffene. BOERDERIJ BIJ HEESWIJK AFGEBRACHT. Kind op het nippertje gered. Zaterdagmiddag is vermoedelijk door een defect aan den schoorsteen brand ontstaan in de kapitale boerderij van den landbou wer M. van Zogigel bij de abdij te Hees- wijk. De brand .had reeds een aanzienlijken omvang aangenomen voordat de bewoners hem bemerkten. De vrouw, die met vier kinderen thuis was, vluchtte met drie k\n- deren naar buiten, waar zij bemerkte, dat zij in die consternatie vergeten had het jongste kind van V/2 jaar mee te nemen. Een militair snelde het brandende huis binnen en wist'het kind door den verstik- kenden rook naar buiten te brengen. De brandweer was niet uitgerukt, om dat er geen water aanwezig was. De boer derij brandde dan ock in korten tijd tot den grond af. Zes koeien, een paard en zes varkens kwamen in de vlammen om. Ook de inboedel, de landibouwinventaris, de oogst en een bedrag aan geld zijn ver loren gegaan. Aangezien de landbouwer zeer onvoldoende was verzekerd, is hij na genoeg van alles beroofd. Dorps-bewoners hebben onmiddellijk een collecte gehou den om hst gezin van het noodige te voor zien. BRAND IN MEUBELFABRIEK. Een groote houtopslagplaats en het kan toor van de meubelfabriek voorheen N.V. J. Kieft en Co., te Almelo, is gisteren door brand verwoest. De brandweer had groote moeite om water te krijg-en, daar de put- AMELAND ONBEREIKBAAR. Voorraad van vele winkeliers begint te slinken. Het eiland Am-eland is thans veertien da gen geïsoleerd, dat wil zeggen, veertien dagen achtereen is de boot- en scheep vaartverbinding met den vasten wal ver broken en daar Ameland rondom in het ijs zit, ziet het er naar uit, dat hierin in d-en eersten tyd wel geen verandering zal komen In deze veertien dagen is te Ameland vier maal een vliegtuig geland, dat post bracht. Winkelgoedere-n daartegen ko men weinig bin-ner. en zoo langzamerhand begint de voorraad van vele winkeliers te slinken. W"<1 is er nog geen gebrek, maar toch is er al een begin gemaakt met rant- sosneeren. Tengevolge van de regeerings- maatregelen in verband m-et de mobilisa tie, kon men geen wintervoorraad opslaan, zooals met dat gewoon was te doen en daarom zit men o^. het ooge-n-blik wel een beetje krap. Enkele bakkers hebben thans geen meel meer in huis. Suiker, zout, petroleum en brandstoffen worden schaarsch. Kon men de vorige winters al spoedig te voet of met voertuigen over het ijs van de Wadden het vasteland bereiken, thans is het ijs ten-gevolge van de wisselvalligheid van de weersomstandigheden nog niet be trouwbaar. De sneeuwopruimers hebben druk werk. De verbinding tusschen de ver schillende dorpen is door de sneeuw op sommige gedeelten van het eiland vrijwel onmogelijk geworden. Gelukkig zij-n er op het eiland op het ocgenblik geen ernstige zieken. Een amb tenaar ter secretarie, die te Hollum woont, trachtte Vrijdag per motor Nes te berei ken, doch twee keer tevergeefs. Door den ijsgang is een kalksohip van schipper Blok zijl, dat te Nes op de re-ede lag, op drift ge gaan en buitengaats op het Bornrif te Hol lum tusschen het ijs beklemd geraakt. Het is waarschijnlijk verloren. De schipper en zijn zoon bevonden zich op den wal toen het schip losraakte. De verbinding van Terschelling en Vlieland met den vasten wal. De postboot „Noord Nederland" die gis termorgen van Terschelling naar Harlin- gen was vertrokken, is gistermiddag om ongeveer vier uur weer op Terschelling aan-gekomen. Het schip was te zamen met de „Vlieland" om half twee van Harlingen vertrokken. De zee was betrekkelijk ijs vrij, zoodat de reis geen groote moeilijk heden opleverde. De „Vlieland" bereikte te omstreeks half vyf de haven van Oost-Vlieland. Een weg over de Lek bij Beusichem. De verbinding tusschen de oevers van de Lek nabij het Eeusichemsche veer is thar.s hersteld voor alle verkeer. Het ijs in de rivier heeft thans een zoodanige dikte, dat het mogelijk is gebleken een weg over hst ijs aan te leggen, wel'ke geheel be trouwbaar is. Druk gewandeld over den IJsel; net als 50 jaar geleden. 'De verwaohting is in vervulling gegaan: de IJsel bij Ooesb-urg ligt diicht. Over de rivier is nu een breed, met zand bestrooid voetpad gemaakt, dat door de goede zor gen van het gemeentebestuur des avonds verlicht wordt. Het is voor de eerste maal sedert 1890 dus precies een halve eeuw geleden, dat men de rivier oversteken kan. Passagiers, gaande naar en komende van Arnhem, maken nu een wandelingetje over het ijs, dat zelfs bij barre weersgesteldheid verre te prefereeren is boven een open- boottocht. De drukte op het wandelpad is groot; men beschouwt het als een histori sche gebeurtenis. Ook met wagens gaat men reeds het ijs over. DE WAAL IN HET IJS GEKLUISTERD. Zondagavond tusschen acht en negen uur is ook de Waal voor Beuningen vast gaan zitten. Voor de stad Nijmegen was de toe stand van de rivier nog ongeveer gelijk Zaterdag, n.l. voor 9/10 met ijs bedekt. In den loop van den avond is de ysgang toe genomen en heeft het ijs zich voor Beu ningen vastgezet. De verwachting is dat de Waal vandaag ook voor Nijmegen zal zitten. Zondagmiddag omstreeks vyf uur heeft de Waal voor Tiel zich vastgezet. Om zeven uur was er in de ijsmassa nog geen bewe ging geweest, zoodat wordt aangenomen, dat de rivier gedurende de heerschende vorstperiode wel vast zal blijven zitten. Sedert Zaterdag is de rechtstreeksche verbinding met het land van Maas en Waal verbroken. Vandaar hoopt men door een pad over de Waal te leggen, deze verbin ding weer te kunnen herstellen. ten van de waterleiding bevroren bleken, zoodat deze eerst met kokend water en benzinevlammen mossten worden ont dooid. Intusschen werden de belendende peroeelen bedreigd door het vuur, dat in de brandbare houtmassa met groot geweld woedde. Het mocht echter gelukken uit breiding te voorkomen. De oorzaak van den brand is onbekend. Alles was verze kerd. DE KOU VAN HET JAAR „VEERTIG". Toen de boomen en velden na een feilen winter kaal bleven tot Juni en het vee stierf van den honger. Men schrijft aan het „Hbld": In de Historische fragmenten van wij len Joh. Been komt een schets voor, geti teld „De kou van 't jaar veertig." Dit is geen profetie vcor 1940, maar een historisch verhaal van de koude, die onze voorouders in het jaar 1740 te verdragen hadden. In vergelijking daarmede is wat ons thans 200 jaar later te dragen wordt gegeven, nog niet zoo erg althans tot dusverre. Joh. Been schrijft dienaangaande: „De zomer van het jaar 17C9 was zeer nat geweest, zoodanig dat men veel land onder water zag staan en de oogst van het koren niet meeviel. Neen, men was alles behalve gesticht over dien regenachtigen zomer en dat regenachtige najaar. Altijd dat gslek en getik van de droppels was byna niet uit te staan. Als het maar eens ging vriezen, zouden mensch en dier her leven. In October was men gansch en al op gefleurd door een paar dagen vorst met mooi weer, maar spoedig sloeg het weder om en men kreeg de oude triestigheid te rug. De maanden November en December van 't jaar 1739 verliepen, maar 't bleef vochtig en' klam, vuil en vies, waar men ook over de landwegen heen staarde. Eindelijk werd de vurige wensch naar vriezend weer vervuld'. Den 4den Januari van het jaar 1740 begon het en al dadelijk zette de vorst met zooveel strengheid in, dat acht dagen later de breede Mond der Maas, die in dien tijd zelden dicht lag, om dat er zulk een sterke vloed en ebbe gin gen, vcor den Briel geheel was toegevro- ren en wel zoodanig, dat er den llden een pad over gebaand kon worden en den 12en meer dan duizend menschen voor de aar digheid den overtocht te voet naar Rozen burg maakten. Het water was, zoo ver de bliksn reik ten, één ijszee, met zwaargeladen wagens, meest in groepen van 14 tot 16, voerde men dt bokking naar Rotterdam, geheele kud den zwaar vee dreef men op deze wijze naar die handelsstad over de ijsbrug, die langzaam en geweldig als met de beweging van een reus, rees en daalde op den vloed en de ebbe; zelfs de Noordzee had een breeden rand van ijs om de kusten ge trokken tot op een halve mijl afstand van het strand. Omtrent half Januari was de vorst zoo gestreng, dat men het brood niet eten kon of men moest het eerst een tijd vcor 't vuur leggen. En aldoor bleef die koude aanhouden; somwijlen scheen het wel of er wat ontlading in de lucht kwam, maar deze beloften verkilden weldra wederom in een vernieuwde koude. Januari ging voorby en werd opgevolgd door Februari, cm op zijn beurt door de Lentemaand vervangen te worden maar.... het bleef vriezen. Tot eindelijk op den 12den Maart het weder een keer nam en de vorst voor goed ophield. Men begroette die omkeering met groote vreugde en in nige dankbaarheid en kon niet vermoe den, dat er nog vele benauwde maanden zouden komen, dat de droevige gevolgen van dien buitengewoon langen en stren gen winter zoo ontzettend zouden zijn. Door den regenachtigen zomer van 1739 was het hooi niet in zulke hoeveelheid aanwezig als in gewone jaren en boven dien in slechten staat binnengehaald. En juist door de strenge koude vroegen mensch en dier meer voedsel dan gewoon lijk. Daar men uit voorzichtigheid de bees ten op rantsoen stelde, leed de zuivel er onder. Boter, melk en kaas werden veel te duur voor de armen, die met de solda ten op da marktdagen bij de poorten teza men schoolden, de wagens der boeren aan hielden en de meegebrachte waren aan hen ontweldigden. Toen in de tweede week van Maart en eindelijk een keer gekomen was, leek het wel of al hetgeen geleden was, slechts een bcoze droom was ge weest. Het zou mooi en heerlijk worden in de lucht en op de aarde. Maar de lente kwam en de lente werd al ouder. De April zon klom en daalde en schitterde door de nog bladerlooze takken. De Meimaand deed haar intocht, de da gen gingen op hun langst worden en de zon klom in kracht. Alles vergeefs. Geen gras je ontsproot op de kale, dorre, naakte velden. Vreeseüjke ramp, de wortels van het gras en van hst graan waren bevroren. Nog op 11 Mei kon men niet dieper gra ven dan twee voet beneden de oppervlak te Dan stuitte men op een hardbevroren massa, stevig als ijzer en ondoordring baar vcor de werktuigen der menschen. Men wist geen raad meer, want al het voe der voor het vee was op. 't Was hartver scheurend de beesten zoo voor zijn oogen te zien wegsterven. De kleinere boeren deelden met hun arm vee het voedsel, tot zij zelf bijna van hon ger moesten omkomen. Want het graan was zeer slecht, zeer schaarsch en steeg tot bij- nr het achtvoudige van den gewonen prijs, 't Was zoo hard de beesten klaag'lijk te hooren loeien om eten, men zond ze in de wei, omdat men het niet kon uitstaan al tijd die akelige kreten vlak bij zich te hoo ren. Maar 't was har.st nog akeliger de die ren over de dorre vlakte te zien sukkelen, den snuit ten bloede toe schrappende over den kalen grond om te zoeken naar het Actit-en-veerlig uren op een vlot GEREDDEN EN REDDERS TE TE AMSTERDAM. WAT DE NOORSCHE KAPITEIN EN EEK DER GEREDDEN VERTELDEN. Het Zweedsche stoomschip „Flan- dria," groot 1179 ton, toebehoorende aan de Förnyada Angfart Aktienb. Göta, op weg van Gotenburg naar Am sterdam, is op de Noordzee, honderd mijl van IJmuiden, gezonden. Waar schijnlijk is het schip op twee mijnen geloopen. Er deden zich twee explosies voor, waardoor de „Flandria" in drie deelen brak. Van de 21 leden der be manning zijn er vier Zaterdagavond in de nabijheid van de Nederlandsche kust door het van Oslo komende Noor- sche s.s. „Balzac" opgepikt en naar Amsterdam, het reisdoel van den Noor, gebracht. De vier geredden deelden mede, dat de 17 andere leden der be manning moeten zijn omgekomen. Nader meldt men ons uit Amsterdam: Hat Noorsche vrachtschip „Balzac", on der bevel van kapitein A age Wilhelmsen, meerde Zondagmiddag tegen half drie aan dia Zeoburgerkaae te Amsterdam. Een avontuurlijke reis was ten einde. Aan boord bevonden zcch de vier gered den van hst Zweedsche stoomschip „Flan dria", dat in den nacht van Donderdag op Vrijdag op twee mijnen is geloopen. De vier overlevenden van deze scheepsramp, dia lichtmatrozen Want- zel Johansson en Eengt Wallman, dia Russische stoker Iwan P. Wlason en dia timmerman Oskar Bernlson, zijn volkomen uitgeput en verkleumd, na 48 uur op een vlot te hobben rond gedreven, opgepikt door ce „Balzac." Donderdagnacht twee minuten voor het betrekken van da hondenwacht, twee mi nuten voor middernacht vloog da „Flan dria" in de lucht, acht-en-veertig uur la ter, precies te middernacht, zag de oplet tende tweede stuurman een geheimzainig flikkerlicht. Deze oplettendheid zou de red ding worden van de vier schipbreukelin gen cp het open vlot Kap. Wilhelmsen vertelt Een rzdacteur van het A.N.P. is Zondag middag aan boord van dia „Balzac" ge weiast. Hat sohip lag voor dan wal, maar was nog mi-et vastgemaakt. Midscheeps stond da breede, gevoegelijke Nederland sche loods, die het schip veilig naar zijn Amsterdamsche ligplaats had gebracht Op zijn -blozend gezicht lag een trek van me delijden: „Wat die vier menschen, die nu in de kooien van de officieren liggen, heb ben meegemaakt, is verschrikkelijk, c-n- beschryfely'k. Maarze zijn geen van vieren gewond en zy knappen al weer aar dig cp Kapitein Aage Wilhelmsen is een hoffe lijke Noorse he zeeman, die direct bere:d was te vertellen over het verschrikkelijke avontuur en die gelukkige redding. Fluks werden nog eenige scheepspapieren in orde gemaakt en toen vertelde hy, dat zyn sch:p „Balzac", op weg was van Skiën, een ha ven- bij Oslo, naar Amsterdam. De reis ver liep vlot, er werd natuurlijk uiterst scherp wacht gehouden en dat zou het geluk van de vier mannen van de „Flandria" worden. In den nacht van Zaterdag op Zondag, we waren ongeveer honderd mijl Noord west van IJmuiden af, om het precies te zeggen op 54 gr. 36 min. N.B. en 3 gr. li- min. O.L., maakte de tweede stuurman, die op die brug wacht liep, alarm. Hij zag lichts.gnalen aan stuurboord. Eerst damt hij met een onderzeeër te doen te heb oen Hij liet me roepen, ik was in myn hut. Na eenige aarzeling kwamen we tot con clusie, dat schipbreukelingen onze hulp noodig hadd-en. We wendden en stoomden in de richting van de liohtsignal-en. Na heel wat gemanoeuvreer hadden we het groote gras dat weg bleef aldoor weg bleef. Men haalde het riet uit de daken der schuren, men schilde de wilgenboomen, men gebruikte jonge takjes als veevoe der. Alleen in de provincie Gelderland stierven zeventien duizend stuks vee. In voeren uit andere landen was onmogelijk omdat overal in Europa de winter van 't jaar veertig bijna dezelfde noodlottige ge volgen had. Die vreeselyke tegenstelling van een nieuwe lente en een doode aarde heeft ge duurd tot de eerste helft van Juni. Toen en toen eerst kwam er een lichtgroen waas over den akker. Een kreet van geluk, van redding uit de diepste ellende ging langs de velden. Maar hoewel de hoop ontloken was, was het voor het jaar veertig nog niet goed. Nog in Augustus werden in verschil lende steden de winkels van eetwaren ge plunderd, wegens den honger. Meer dan een jaar bleef het evenwicht gestoord en de hooge prijs der etenswaren duurde nog tot ver in het jaar 1742. Geen wonder, dat de herinnering aan den winter van 1741 vele geslachten door bewaard bleef en men ook thans nog spreekt over de „de kou van 't jaar veer tig". vlot, waarop zich vier mannen bevonden, aan lijzijde. De loodstra-p gir.g uit en een paar minuten later stonden vier druipnatte en verkleumde mannen aan dek. Zij had den nog kracht genoeg gehad om zelf naar boven te klauteren. Alleen één man. die- later een stoker van de „Flandra" bleek te rijn. moesten we helpen. We hebben geen dokter aan boord. Maar al gauw za gen we. dat geen van die mannen gewondi was. Warmte, drank en voedsel was alles, wat ze noodig ha-diden en daar hebben we het niet aan laten ontbreken. Een kwar tiertje later lagen allen onder de wol. Uit geput, maar hers tellen de. Ik zal eens la ten vragen, of één van de mannen mis schien wakker is.... Relaas van een geredde. De timmerman Oskar Berntson was wak ker en hij had er geen bezwaar tegen een kort relaas te geven van de schikbreuk. In gebroken Engelsch en Duitsch deed hy een eenvoudig en sober relaas, dat de verschrikkingen, die deze menschen heb ben doorleefd, des te sterker deed gevoe len. Meer dan eens moest hij zijn verhaal onderbreken, de aandoening werd hem te machtig. De „Flandria" van de „Svenka Lloyd" was ongeveer 1200 ton groot en stond on der bevel van kapitein Albert Rönne. We hadden een lading steen en papier in en waren verleden week van Gotenburg naar Amsterdam vertrokken met 21 man aan boord. Alles ging goed tot dien yerschrik- kelijken nacht van Donderdag op Vrijdag. Het was tegen twaalf uur, we waren naar schatting 150 myl van IJmuiden. Ik zou vertelde de timmerman juist naar de brug gaan om gedurende de hondenwacht als roerganger oienst te doen. Ik ging nog even naar beneden om wat uit het volks logies te halen. Net was ik weer boven, toen een vreeselyke ontploffing klonk. Ik kon onmogc.ijk precies beschrijven, wat er toen gebeurde. De hecle midscheeps, de brug, het dekhuis, de schoorsteen, alles wes verdwenen. Een paar secon den later daverde een tweede ontplof fing. De lichten waren uit, het schip zonk zeer snel. Ik werd in het water geslingerd, of dat nu bij de eerste of bij de tweede ontploïiing gebeurde, zou ik niet kunnen zeggen. Ik zwom even en telandde toen b.j één van de twee reddingvlo.ten. We hadden er twee aan boord, één op het achterschip en één op het voorschip. Het vlot van het voor dek was deer do tweede ontploffing aan de achterzijde van het schip te recht gekemen. kk wist op één van de twee vlot.en te klimmen en met mij nog drie andere mannen, een stoker en twee lichtmatrozen. Ik hoorde nog roepen.... de timmer man verloor hier zijn zelfbeheersching, de ontroering werd hem een oogenblik te machtig. „Ik zal die schreeuw om hulp nooit ver geten, maar we konden niets doen." Van het schip was niets meer te zien, het was pikdonker en we waren doornat. Gelukkig waren onze reddingvlotten goed uitgerust ze zijn voorzien van eetwaren, oliegoed en eleccrische lantaarns. Dat zou ons be houd worden de wind was tamelijk krachtig N.O. en er stond nogal deining. We prooeerden ons zoo goed mogelijk warm te houden. De stoker had niet veel kleeren aan en hij was er het slechtst aan toe. „Ik kan u niet beschrijven, wat we uit gestaan hebben. We waren in een betrek kelijk drukke scheepvaartroute en we meenden ieder oogenblik de lichten van een schip te zullen zien maar de nacht ging voorbij en we hadden geen enkel „vuurtje" gez.en. Het werd dag. In de verte zagen we twee, driemaal een schip. We riepen, wo zwaaiden met kleeren.... het hielp niet, ze zagen ons niet. Vliegtuig vloog over liet vlot. Hoog over onze hoofden kruiste een vliegmachine. Weer deden we wat we konden. Weer hielp Let niet, de machine was te hoog. Weer viel de duisternis in. We waren onbeschijfelijk koud en nat en we hadden een erge dorst, want er was geen water op het vlot. Een enkele keer zagen we een licht, dat ons ver weg pas seerde. Toen kwamen de vuren van dit schip in zicht. We zwaaiden met de lan taarn. Bijna moesten we de hoop weer laten varen, het schip was ons al vrijwel gepasseerd op een Linken afstand, toen het plotseling van koers veranderde. We waren gezienhet draaide bij Een oogenblik zweeg de timmerman, hij dacht weer aan dat moment, toen de „Bal zac" koers zette naar het vlot met hem en zijn drie verkleumde kameraden.... We waren al gauw aan boord, ofschoon het langszij komen heel wat zeemanschap eischte van kapitein Wilhelmsen. We zijn hier prachtig verzorgd en heel gelukkig, dat we veilig in Amsterdam zijn aangekomen. Wanneer er niets gebeurd was, zou nu op deze plaats de „Flandria" gemeerd hebben gelegen de „Flandria" met kapitein Rónne, „een beste baas", be sloot de timmerman ontroerd zijn ver haal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11