GEMENGDE BERICHTEN
De torpedeering
„Arendskerk"
Een luiutetóche tacht aan (Zmótadam
naat Jiampen
Tragisch lot van
drie schepen
DONDERDAG 18 JANUARI 1940
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
van de
Lading voor Zuid-Afrika was
contrabande, aldus de
Duitschers
DE BEMANNING VAN DE ARENDSKERK
IN LISSABON AANGEKOMEN.
De kapitein van de „Arendskerk" heeft
gisteravond uit Lissabon met de Vereenig-
de Nederl. Scheepvaart Maatschappij
getelefoneerd en medegedeeld, dat de ge-
heele bemanning daar ter plaatse is aan
gekomen. Allen bevinden zich in goeden
welstand. Het Europeesche deel van de
bemanning zal zoo spoedig per trein naar
Nederland vertrekken
De gezagvoerder van de „Arendskerk" de
Iheer C. J. H. Wijker toeft in een inter
view met Reuter gezegd;
„Wij waren op weg naar Kaaipstad; en
Durlbain met een lading stukgoederen. Wij
waren om 1 uur 's middags Heisant gepas
seerd, toen wij ver voor ons iets aan den
gezichtseinder zagen, dat naar oaxze mee-
ninig een mijnveger was. Plotseling daal
de een kogelregen in de. buurt van ons
schip neer. Toen wij dichterbij kwamen,
zagen wij een duikboot, die voortdurend
dichterbij kwam, bleef vuren en mij be
vel gaf te stoppen. Hoewel mijn schip vol
komen stil kwam te liggen, bleef de duik
boot vuren. Gehoor gevendie aan het bevel
der Duitschers heb ik mijn eersten officier
met de scheepspapieren naar de duikboot
gezonden.
Het onderzoek der scheepspapieren.
Na de papieren te hebben onderzocht,
zeide de commandant van de onderzeeboot
dat het hem speet, doch dat hij het schip
moest tot zinken brengen, daar de lading
uit contrabande bestond. Omdat zij bestemd
was voor Zuid-Afrika, beschouwde hij de
lading als contrabanda, niet wegens haa'r
aard.
Mij schip, aldus de toer Wijker, vervoer
de slechts stukgoederen en daar was geen
contrabanda bij.
De eerste officier was zeer onder den in
druk van de vriendelijkheid van den Duit-
schen commandant, die zeide, dat het torn
zeer speet zoo'n goed schip tot zinken te
moeten brengen, doch dat hij zijn plicht
moest doen.
Ik moet hier aan toevoegen, dat majn
schip pas een jaar oud was en beschouwd
werd als een dier beste vrachtschepen ter
■wereld.
De duikboot zelf sleepte de boot terug
en gaf de bemanning een half uur haar te
verlaten. Dat hebben wij in drie booten ge
daan. Toen wij ver genoeg waren, zagen
wij dat het getoele dek, de mast en de la
ding van ons schip waren opgeblazen.
Het schip brak in stukken uiteen en zonk.
Wij zagen duidelijk de uitwerking der ont
ploffing.
Twee uur rondgezwalkt.
Wij zijn twee tour in de reddingsbooten
igeweest en weiden toen opgepikt door het
Italiaanscto stoomschip „Fedora." De Ita-
liiaanscto bemanning was buitengewoon
aardig voor ons.
Gisterenoohtend passeerde de „Poeloe
Bras" (van de Stoomvaartmaatschappij
Nederland) en diaar dit schip op weg was
naar Lissabon en het Italiaansdhe schip
niet, gingen wij over.
Wij waren met ons zestigen, met twee
passagiers, den heer en mevrouw Brouwer.
Allemaal waren we zeer cordaat. Ik moet
zeggen, dat mevrouw Brouwer wonderlijk
kalm en betoerscht is geweest. Wij hebben
al wat wij aan boord haddien verloren en
hadden slechts onize kleeren, daar ons
slechts een half uiur was gelaten om de
booten te nemen voor de ontploffing werd
veroorzaakt.
Interview met den eersten officier.
De eerste officier van de „Arendskerk,"
de heer Oosterhuis, die zich aan boord) van
die duikboot toeft begeven, zeide, dat de
Duitsohe commandant zeer vriendelijk
was geweest, doch niet kon worden over
tuigd het schip door te laten gaan. Ook
wilde hij er niet van hooren, dat de lading
van algemeenen aard was en geen contra
bande, noch wilde hij er over praten diat
het een neutraal schip betrof.
Per eerste gelegenheid naar
Nederland terug.
De bemanning van de „Arendskerk" zal
met het eerste Nederlandlsche schip, dat
naar 'het Vaderland vertrekt, de reis ma
ken.
De heer Wijker zal waarschijnlijk met
den trein via Spanje en Frankrijk reizen.
De Nederlandsobe legatie te Lissabon toeft
zich in verbinding gesteld met de „Poeloe
Bras."
WRAK VAN „HULLGATE" GEVONDEN
Het bergingsvaartuig „Meermin" van
het Tik's Bergingsbedrijf te Rotterdam,
heeft gistermiddag het wrak gevonden van
het Engelsch- s.s. „Hullgate", dat Zondag
morgen bij Borsselen in aanvaring is ge
weest met het Engelsche s.s. „Moyle" en
is gezonken.
Met door steenkool op het ijs gevormde woorden trachtte men aan vliegtuigpiloten den benarden toestand der
drie stoombooten .Friesland", .Holland" en .IJssel" duidelijk te maken
Hoe de stemming aan
boord was
De „Friesland" gezonken.
Het staat thans wel vast, dat één van
de drie schepen van het convooi over het
IJsselmeer, de „Friesland", zoo zwaar door
het ijs is gekraakt, dat het schip in gezon
ken. Het schip moet geheel als verloren
worden beschouwd.
De ijsvlet, welke gistermorgen in plaats
van naar Kampen naar de schepen is ge
gaan, bevindt zich nog steeds bij de vaar
tuigen. Volgens te Urk ontvangen bericht
heeft de bemanning van de schepen, die
zich thans op de „Holland" en de „IJssel"
bevindt, geen directe hulp meer noodig.
Heymans bracht boodschap van
den burgemeester van Urk.
De burgemeester van Urk heeft gister
middag omstreeks drie uur den sportvlie
ger Heymans telefonisch verzocht een
brief op een der vastgeraakte schepen te
werpen, waarin de vraag werd gesteld of
er nog een ijsvlet noodig was. De heer
Heymans cirkelde op geringe hoogte boven
de schepen en wierp vervolgens den brief
met ballast omlaag. Nadat de leden der
bemanning den inhoud hadden gelezen,
schreven zij met kolen op het ijs het
woord „neen". De heer Heymans begaf
zich daarop naar den burgemeester van
Urk, wien hij de boodschap overbracht.
Deze evenwel wilde ter geruststelling een
uitvoeriger boodschap hebben, waarop
Heymans andermaal opsteeg en een twee
den brief op een der schepen wierp, waar
in om een uitvoeriger antwoord werd ver
zocht.
Wederom met behulp van kolen ver
schenen op het ijs de woordên „indien
noodig lichtseinen". Onmiddellijk keerde
de heer Heymans naar Urk terug om het
antwoord bij den burgemeester te laten
afgeven.
De sportvlieger vertelde nog, dat hij ge
zien had, dat de achtersteven van een der
schepen 'geleidelijk zonk, terwijl een twee
de schip water maakte. Aan het derde
vaartuig kon hij niets bijzonders bemer
ken.
De redacteur van het A.N.P., die den
tocht met het s.s. „Holland" medemaakte,
schrijft na zijn terugkeer in Amsterdam
nog het volgende:
De toestand van de drie schepen van de
reederij Koppe N.V., de „Friesland", de
„Holland" en de „IJssel", was, toen wij
gistermorgen om half tien met de ijsvlet
naar Elburg vertrokken niet ongunstig. Er
was geen wind en de zon scheen prachtig.
Het ijs was volkomen rustig, zoodat althans
op dat oogenblik voor de 26 achtergebleven
opvarenden geen gevaar te vreezen was.
De toestand van de schepen is nl. van dien
aard, dat, indien het ijs weer gaat kruien,
ook de „Holland" en de „IJssel" als ver
loren beschouwd moeten worden.
Van de „Friesland" zal, zooals reeds eer
der werd gemeld, weinig of niets meer te
redden zijn. Wij maakten Dinsdagmiddag
tegen één uur een tocht over het ijs van
de „Holland" af naar dit schip om. de
schade in oogenschouw te i^emen. Wat wij
te zien kregen is misschien het beste te
vergelijken met een leeg blikje, waarop
met een hamer is geslagen. De ontstellende
kracht van het kruiende ijs had de flan-
ken van het schip samengedrukt. Vrijwel
geen zij- of dekspant was meer heel. De
dekken stonden bol, de tweede klassekajuit
in het voorschip was een groote ravage
van stukken houtwerk. De brug was ge
broken en het schip was doorgeknakt,
waardoor de mast was gespleten. Dat het
schip dan ook gistermorgen nog niet ten
onder was gegaan, is vermoedelijk te dan
ken aan het feit, dat het wrak tusschen het
ijs gekneld zit en het water ter plaatse
niet diep is, zoodat de mogelijkheid be
staat, dat het schip op den bodem van het
IJsselmeer rust.
Het was een droevig gezicht het fraaie
schip in zoo'n toestand te moeten terug
vinden en wij hadden te doen met kapi
tein Bolhuis, die in den korten spanne
tijds van drie minuten zijn mooie schip
had zien veranderen in een wrak, het
schip, waarop hij sinds dit in 1925 was ge
bouwd als kapitein had gevaren. Het kost
te kapitein Bolhuis veel moeite het dek
van de Friesland" te verlaten en aan
boord van de „Holland" te gaan. Pas toen
de heer Koppe Jr., die eveneens de reis
meemaakte, persoonlijk kapitein Bolhuis
verzocht aan boord van de „Holland" te
komen, verliet hij zijn schip, dat sindsdien
geheel verlaten is. Gistermorgen stond het
water tot op het dek.
De beide andere schepen zijn er gun
stiger afgekomen, al hebben ook zij zulke
zware schade opgeloopen, dat zij voor-
loopig de heer Koppe Jr. meende de
eerste zes of acht maanden niet meer
zullen kunnen varen.
Van beide schepen zijn de flanken in
gedrukt en circa tien spanten gebroken.
Bij de „IJssel" is de reservepompinstalla-
tie, welke in de machinekamer stond op
gesteld, door het indrukken van den
scheepswand naar binnen geschoven en
totaal gebroken. Het schip maakt aan bei
de boorden water, doch de lekken konden
in den loop van Dinsdag grootendeels
worden hersteld en met behulp van de
machinepomp is het thans ruimschoots
mogelijk het nog binnenstroomen de water
weg te pompen.
Aan boord van de „Holland" is in de
machinekamer schade ontstaan aan beide
boorden. De bakboordstortstoker is ontzet.
Het roer is ernstig beschadigd en de as-
koker gebroken, waardoor een flink lek is
ontstaan. Ook in het ruim is aan de stuur
boordzijde een lek gekomen. De bakboord
hut in de eerste klassesalon is geheel ver
nield. Door gebroken spiegels levert deze
salon een troosteloos aanzien, doch by
nadere beschouwing valt de schade hier
nogal mee.
Beide schepen hebben echter zooals
kapitein Berends van de „IJssel" zeide
hun kracht verloren, door de schade aan
de constructie. De scheepswanden zijn
hierdoor niet meer in staat weerstand te
bieden tegen grooten druk en mocht de
wind het ijs wederom opstuwen, dan wordt
te toestand zeer precair.
Op onzen tocht naar Elburg merkten wij
tegen elf uur, dat er inderdaad werking in
het ijs was gekomen. Er kwam uit het
Noorden een sneeuwstorm opzetten. Langs
de kust zijn echter maatregelen getroffen
om spoedig hulp te kunnen bieden, zoodat
de levens van de opvarenden naar alle
waarschijnlijkheid geen gevaar loopen.
De stemming aan boord.
De stemming aan boord van de „Hol
land" bleef ondanks de tegenslagen
aanvankelijk was er op gerekend, dat deze
schepen Maandagavond Kampen zouden
bereiken zeer opgewekt. Een uitsteken
de hofmeester zorgde voor den inwendigen
mensch en zoolang de machines draaien,
werd stoom door de verwarmingsinstalla
ties geblazen, zoodat in de eerste klasse
kajuit een hoogst behaaglijke warmte was
te genieten.
De gasten van den heer Koppe, een
vrouwelijke en een mannelijke passagier,
twee pers-fotografen, een filmoperateur en
de A.N.P.-verslaggever, maakten het zich
zich zoo gezellig mogelijk. Vooral nadat de
situatie bedenkelijk was geworden. Dins-
morgen had men veel steun aan elkaar en
onze vrouwelijke opvarende gaf bljjken
van moed en sportiviteit, waaraan vele
mannen een voorbeeld kunnen nemen.
Toen de schepen Maandagochtend voor
zonsopgang van Amsterdam vertrokken,
bestond er aanvankelijk bij de genoodig-
den groote belangstelling voor het breken
van het ijs. Nadat Pampus echter gepas
seerd was en alles zeer vlot verliep, daal
de de belangstelling sterk en al spoedig
zaten de persmenschen om een tafeltje ge
schaard verdiept in het schoone kaartspel,
lat den titel van „miezenmauzen" draagt
Talrijke krachtige verhalen deden de ron
de en herhaaldelijk daverde de kajuit van
den lach. De heerlijke maaltijden, die de
hofmeester uit het kleine kombuisje wist
te tooveren, deden zich goed smaken en
wanneer de schepen voor het schoon
maken van de vuren een half uurtje
moesten stilliggen, werden wandelingetjes
over het ijs gemaakt om de beenen te
rekken.
Al spoedig na het vertrek uit de Oranje
sluizen, werd aan boord van de „Holland"
bekend, dat een der opvarenden een jubi
leum vierde. Kapitein Dorenspleet her
dacht op 15 Januari den dag waarop hij
veertig jaar geleden voor het eerst als
matroos ging varen. Uiteraard werd hij
van alle kanten met dit feit hartelijk ge
luk gewenscht. De 66-jarige had het even
wel te druk om zich te laten fêteeren,
maar ongemerkt ging deze gebeurtenis
zeker niet voorbij.
De nacht van Maandag op Dinsdag werd
door de genoodigden doorgebracht in de
eerste klasse kajuit, waar de banken wel
smal waren, doch de kussens, welke er op
lagen, een zachte matras vormden. Er was
evenwel niet op gerekend, dat in het ijs
overnacht móest worden en derhalve wa
ren slechts weinig dekens aan boord. Men
behielp zich met overjassen en truien zoo
goed en zoo kwaad als het ging en al
waren verschillende opvarenden den vol
genden ochtend wat stijver dan den avond
tevoren, over het algemeen was goed ge
slapen.
Het ochtendsigaartje bood de heer Kop
pe aan, het smaakte zoo voortreffelijk, dat
het kistje geen moment meer uit het oog
werd verloren.
Dinsdag was een dag vol sensatie, een
dag, waarop het niet noodig was afleiding
te zoeken in de kaarten. Vooral de „land
rotten" waren geruimen tijd sterk onder
den indruk van het gebeurde. Nadat des
avonds evenwel gebakken aardappeltjes
met gebraden knakworstjes waren ge
geten en gebleken was, dat de situatie van
de schepen minder hachelijk was dan aan
vankelijk werd verondersteld reeds was
de bagage en de proviand naar het boven
dek overgebracht, ingeval het schip zou
zinken week de bedruktheid spoedig.
De kaarten kwamen weer op tafel, de hof
meester schonk een borrel en oude herin
neringen werden opgehaald en al of niet
gekruid opgediend. Toch was het merk
baar, dat allen zich afvroegen: „wat zal de
nacht brengen? Zat het ijs gaan kruien en
de schepen vernielen, of zullen zij morgen
ochtend nog in dezelfde positie verkeeren
als nu?"
De bemanning trachtte door het ont
steken van vuren den wal opmerkzaam te
maken op onze positie en later bleek, dat
men op Urk de bedoeling begrepen had.
Tegen half 12 werden de „kooien", d.w.z. de
banken in de eersteklasse kajuit en in de
dekkajuit met 't oog op het gevaar was
het slapen beneden uitgesloten opgezocht
en weldra heerschte op het schip een
oogenschijnlijk diepe rust. In werkelijk
heid werd echter met één oog dicht ge
slapen en ieder geluidje van het ijs of het
schip had de volle aandacht. Ieder wist
immers wat het zou beteekenen, wanneer
het ijs zijn verraderlijke kracht zou toonen
en de gedachte midden in den nacht met
een vorst van ruim 10 graden Celsius en
een sterken Noord-Oosten wind het ijs le
moeten opgaan om de kust te bereiken,
was niet bepaald geruststellend.
Het is evenwel allemaal goed afgeloopen
en toen wij gistermiddag voet aan wal
zetten bij Elburg, na een vermoeienden
tocht over 't ijs, dat onder den druk van de
700 kilo wegende vlet vervaarlijk kraakte,
waren wij zeer dankbaar, het avontuur er
heelhuids afgebracht te hebben.
Onze gedachten gaan nu uit naar de
mannen, die op de schepen achter bleven:
„behouden thuiskomst mannen van de
„Friesland", de „IJssel" en de „Holland".
Jullie hebben een nederlaag geleden tegen
het ijs en er is veel verloren gegaan, wat
jullie lief is, maar laat het een troost zijn,
dat iedereen, die jullie aan het werk heeft
gezien er van overtuigd is, dat jullie ge
daan hebben wat jullie konden om den
tocht tot een goed einde te brengen."
Ooor den sterken wind ging het ijs in het Usel -eer rond het vuurtoreneiland onder Durgerdam Kruien,
waardoor de verbinding met den vasten wal wer*. verbroken. De schotsen, die ongeveer 20 c M. dik
zijn, schoven tegen den hoogen dijk op, om, wanneer ze op het hoogste punt gekomen waren, aan de
andere zijde omlaag te storten