Contrabande 3)e EMóohd ©ou^cmt Namens alle burgemeesters in Noord- Holland werd den jubileerenden commissaris der Koningin in deze provincie, mr dr A. baron Röell, een schilderstuk aangeboden door jhr. H. L. M. van Nispen tot Sevenaer, burgemeester van Laren Je bakkerij in de openlucht. De .kuch" voor de Duitsche oldaten aan het Westelijk front komt zoo juist uit de oven Minister H. van Boeyen wenscht de Commissaris der Koningin in Noord Holland, mr dr. A baron Röell geluk met zijn benoeming tot Commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw ter gelegenheid van zijn zilveren ambtsjubileum Lotta's voorzien de Zweedsche vrijwilligers, die voor Finland komen strijden, van spijs en drank in een der kampen Ook aan de kusten waakt de Fransche marine. Een stuk geschut opgesteld in een der observatieposten Het werk van het Finsche Roode Kruis aan het Salla-front stelt aan de leden zware eischen in verband met de koude en de uitzonderlijke weersgesteldheid. Een der posten nabij de voorste linies Opnieuw heeft de winter ons land In kouden greep gevangen. Bij de spoorwegen moesten tengevolge van den sneeuwval maatregelen ge nomen worden Arbeiders werden direct uitgezonden, om te zorgen, dat het mechanisme van wissels en seinen goed bleef functioneeren FEUILLETON Uit het Engelsche van HEAJDON HILL. (Nadruk verboden). 19) Was ze wel naar bed geweest? was de nuchtere vraag. Lieve vrede, John, waar denk je aan! zei de vrouw plotseling hevig verschrikt. Ik heb alleen maar gezien, dat ze niet meer in haar kamertje was. We zijn gis teravond samen naar boven gegaan. Waar zou ze anders geslapen hebben dan in haar eigen kamertje. Maar ik zal eens gaan kijken. Ze ging haastig het huisje binnen en Budge wachtte in de keuken, terwijl Mar tha de trap opliep. Na een oogenblik was ze terug, zoo bleek als een doode en tril lend over haar heele lichaam. Ze is niet naar bed geweest, bracht ze er met moeite uit. John, wat kan er gebeurd zijn? Er kwam geen antwoord op haar vraag. Budge was ook geschrokken. Want plot seling dacht hij aan het verhaal van Coo per, over den kreet, welke deze gehoord had, kort na middernacht. Maar hij hield dat voor zich. Zwijgzaam van natuur, was hij er de man niet naar om door een nog onbewezen gerucht, Martha's angst te ver- grooten .Bovendien bestond er voor hem een andere mogegelijkheid, die, van het standpunt van een moeder gezien, mis schien even erg mocht zijn, maar waarop het verhaal van Cooper in elk geval geen betrekking kon hebben. Kijk eens, het geeft niets om je zoo overstuur te maken, zei hij vriendelijk. We zullen er wel achter komen, maar we moeten niet bang zi.in, om de dingen on der de oogen te zien. Bessie is een goed kind, maar een mensch is maar een mensch en daar zijn twee jonge mannen hier in huis. Zou dat het niet kunnen wezen, denk je? Voordat Martha nog het verontwaar digde' antwoord, dat haar naar de lippen welde, kon uiten, hoorde ze voetstappen de trap af komen en iemand een popu lair wijsje fluiten. De deur van een der benedenkamers werd gesloten .en het flui ten klonk nog maar zwakjes. Daar is je antwoord op je afschu welijk vermoeden, zei Martha. Dat is meneer Mapleton. Je ziet dus dat die er niet met Bessie van door is. En meneer Hector is gisteren naar Londen vertrok ken. Hij is gistermiddag al weggegaan. Ik heb hem van kind af gekend en ik zou hem wel met 20 dochters vertrouwen, als jk ze had. John Budge boog het hoofd onder het scherpe verwijt van de moeder. Het feit ook dat Mapleton juist naar beneden kwam, volkomen onbewust er van, dat er iets niet in orde was, bracht hem. in de war. En in weerwil van de vechtpartij droeg John Hecctor geen kwa dharta c droeg John Hector geen kwaad hart toe en hij was het eens met Martha's opmer king omtrent hem. Het was inderdaad Ma pleton aap wien hij gedacht had. Hij had een hekel gehad aan den fossielenzoeker van het oogenblik af, dat deze zich in de uurt vertoond had en ofschoon zijn ver moeden, dat Mapleton een spion was, wel eenigszins aan het wankelen was gebracht door het feit, dat hij niet in de val was geloopen, die voor hem gezet was, had Budge zijn argwaan nooit van zich kun nen afzetten. Deze instinctmatige antipathie had hem op zijn hoede doen zijn met betrekking tot alles wat Mapleton uitvoerde en hij had hem dikwijls naar Bessie zien kijken op een manier, die hem niet aanstond. Ik dacht ook niet aan Yeldham, zei hij berouwvol, en het feit, dat die andere daar net fluitend van boven komt, bewijst, dat ik het mis heb. Maar ik denk, dat we veel drukte maken om niets en dat Bessie wel gauw weer zal komen opdagen. Mis schien is ze bezig paddestoelen te zoeken. Ik zag net, toen ik hierheen ging, dat die er al zijn. Hij geloofde zelf niet wat hij daar zei, hy wist zelf niet wat hij er van denken moest, maar hij greep zich aan een stroo- halm vast om Martha niet ongerust te ma ken. Zijn gedachten gingen opnieuw naar het verhaal van Cooper over dien kreet, maar hij dacht er geen oogenblik aan om den Londenaar met de slappe schouders en den smallen lichaamsbouw te verden ken van een daad van geweld. Eerder ver moedde hij, dat Bessie niet had kunnen slapen, opgestaan was en naar het strand gewandeld, waar haar misschien een onge luk was overkomen. Misschien was ze op de oude pier geklommen en daaraf in zee gevallen. Hij wilde Martha niet verontrus ten met zijn sombere veronderstellingen, voor hij zekerheid had en daarom was hij juist bezig om een voorwendsel te verzin nen c.n dadelijk weer heen te gaan, toen het fluiten t&.ield, een kamerdeur ge opend werd en Mapleton's stem vriende lijk verwijtend klonk: Ik hoor u praten, juffrouw Callo way, maar hoe zit het met mijn ontbijt? Mijn kamer is nog niet in orde en mijn tafel nog niet gedekt en we hadden toch afgesproken, dat ik vroeg zou ontbijten In haar verwarring en onrust wist Mar tha niet dadelijk, wat ze moest antwoor den en een oogenblik later stond Maple ton in de keukendeur met iets in zijn ge zicht, dat een glimlach bij hem betee- kende, terwijl hij over zijn lange snor streek. Ah, goeden morgen meneer Budge. Het spijt me, dat ik uw gezellig gesprek stoor, maar ik wil graag weg, voor een langen toch over de rotsen. Wat dat ont bijt betreft, juffrouw Calloway, maak maar niet te veel drukte met.... En toen, zichzelf in de rede vallend, vroeg hij? Is er iets niet in orde? We weten het nog niet zeker, me neer, maar we maken ons erg ongerust. Bessie is weg en ze heeft vannacht ook niet thuis geslapen. Lieve deugd! En heeft u eenig ver moeden, waar ze zijn kan? Neen, absoluut niet. Mijnheer Budge had vermoedens, maar die bleken niet juist te zijn. Mapleton keek den opzichter onderzoe kend aan, alsof hij half verwachtte te zullen hooren, wat die vermoedens waren geweest. Maar de andere maakte geen aanstalten om hem iets te vertellen. Mar tha op haar beurt keek haar huurder on derzoekend aan, bijna tegen beter weten in hopend, dat de geleerde onderzoeker haar meer van dienst zou kunnen zijn dan haar landelijke aanbidder. Al spoedig bleek het, dat mynheer Smyle Mapleton een vermoeden had, of schoon hy er min of meer aarzelend mee voor den dag kwam en niet voor hij lan gen tijd aan de toppen van zyn snor had staan draaien. Budge had geen oog van hem af. Ik weet natuurlijk niet veel van uw dochter, behalve dat ze mij keurig be dient, zei hij eindelijk. Ik bedoel wat betreft menschen wier sympathie ze ge niet. Dat zult u zelf beter weten. Is er niet iemand naar wien ze om de een of andere plotselinge reden kan zijn toegegaan? Meisjes hebben soms van die vreemde in vallen. Martha staarde hem wezenloos aan. Als raadgever bleek hij al even weinig waard als Budge. Zoo iemand is er niet, protesteerde ze. En al was er iemand, dan is Bessie nog niet het soort meisje om er midden in den nacht stilletjes van door te gaan. en mij de doodsangst op het lijf te jagen. Ja, u weet het natuurlijk het beste, zei Mapleton op een toon van iemand, Hje wel graag vriendelijk wil zijn, maar die een zaak, die hem niet aangaat, een beetje vervelend begint te vinden. Temeer waai hij er de dupe van werd! En zou u me misschien iets voor ont bijt willen geven? Het spijt me, dat ik u op dit oogenblik moet lastig vallen. U zult direct uw ontbijt hebben, me neer, zei Martha zich flink houdend. Het was den man niet kwalijk te nemen, dat hij om eten vroeg en hij deed het vrien delijk genoeg. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 5