D
rie mannen en
hun noodlot
FEUILLETON
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
50)
Mc Girk was in zijn jeugdige jaren bok
ser geweest en hij was de kunst nog niet
verleerd. O' Malley was de zwaarste van
de twee. Hij ontweek O' Malley's eersten
slag met gemak, dook omlaag, sloeg de
goed gerichte vuist van zijn tegenstan
der opzij en deed twee, snel elkaar op
volgende slagen op O' Malley's ribben te
recht komen, gevolgd door een gemëenen
bovenslag, die zijn doel echter miste: O'
Malley week, sprong opzij, gaf Mc Girk
een voltreffer op zijn mond, die zijn kin
rood kleurde van bloed en liet een zwa-
ren slag neerkomen in zijn nek, maar Mc
Girks verzet was niet gebroken; hij gaf
hem een slag terug, die duchtig aankwam.
O' Malley was er in geslaagd de kracht
van den stoot op te vangen; anders was
het met hem gedaan geweest. Zijn hoofd
klapte achterover, wat hem een geweldi
gen pijn deed en Claudia een kreet van
ontzetting ontlokte. En nu raakte O' Malley
door het dolle heen. Van speltechniek trok
hij 2ich nie!s meer aan; hij vloog op Mc
Girk toe en bewerkte hem met stompen en
slagen, zoo hard en snel "ls hij kan en
zonder zich te bskomraeren om wat hij er
voor terugkreeg. Mc Girk probeerde direct
dekking te zoeken. Mia* nu h_d O' Malley
voordeel van zijn lange armen. Eerst deed
hij met weinig effect een paar fiksche sla
gen op Mc Girks gezicht neerkomen, maar
hij liet niet af en noodzaakte zijn- tegen
partij zich te bukken en zich van hem los
te maken. Plotseling sprong hij vooruit,
maakte met zijn linkerarm een schijnbe
weging naar Mc Girks hoofd, zoodat deze
zijn armen ophief en toen kreeg Mc Girks
zoo'n heftigen stomp in de maagstreek,
dat hij als een knipmes dubbel viel.
„Daar beest dat je bent!" riep O' Malley
uit den grond van zijn hart.
Mc. Girk kwam hard neer. Met de han
den tegen zijn maag geklemd, rilde hij een
oogenblik heen en weer. Toen keek hij op
en krabbelde langzaam overeind, met een
grauw vertrokken gezicht en woeste oogen.
O' Malley stapte naar hem toe, terwijl hij
overeind kwam, mat den afstand met een
enkelen blik en sloeg met al zijn kracht
raak. Mc. Girk probeerde den slag te ont
wijken, maar de jongere man was hem te
vlug af. O' Malley's vuist kwam eerst met
zijn kin in aanraking en hij sloeg achter
over met een bons, die het huis deed tril
len, rolde naar den anderen kant en bleef
stil liggen.
Een moment staarde O' Malley op hem
neer. Daarop rende hij naar Claudia en,
naast haar stoel neerknielend, maakte hij
de touwen los waarmee haar enkels vast
gebonden waren. Claudia was begonnen
te schreien.
In een oogwenk was ze vrij. O' Malley
stond op en hielp haar op de been.
„Wat is er?" vroeg hy. „Hebben ze je
pijn gedaan?"
„N.. niet erg. Het is van opluchting,"
snikte ze. „O., ik., ik dank u."
O' Malley trok haar arm in de zijne. De
opwinding van het gevecht en de moeite,
die hij had om Claudia niet in zijn armen
te nemen en haar te liefkoozen, deed zijn
stem en zijn manier van doen een beetje
bruusk schijnen.
„Kom," zei hij, „laten we hier vandaan
gaan. Joost mag weten wanneer de rest
van de bende hierheen komt. Kun je een
eindje loopen?"
„Ja, ik denk van wel", antwoordde ze,
kalmer nu. „O ja, laten we hier vandaan
gaan! Het is nfschuwelyk!"
Samen schoven ze langs Mc Girks be
wegingloos lichaam en haastten zich de
hall in. De voordeur was niet op slot en
v.eldra waren ze buiten en liepen snel naar
de lantaarn op den hoek van Arthurstreet
Claudia's ledematen waren eerst een
beetje stijf, maar dat was spoedig over.
Het feit alleen weer door huizen omringd
te zijn, was al een geruststelling voor het
hygende meisje.
Ze keerde zich impulsief naar haar met
gezel.
„O, wat een opluchting!" kwam het
ademloos over haar lippen. „Ik had ver
wacht dat Ward me zou komen zoeken
en toch wist ik dat U het was, vóór ik U
zag. Er ik heb u nog niet eens behoorlijk
bedankt.
Haar woorden klonken O' Malley als
zoete muziek in de ooren, maar zijn ant
woord ontstelde haar.
„Draai uw hoofd dezen kant uit en sla
uw arm om my heen. Vlug!
Claudia schrok nog meer toen ze O' Mal
ley's arm om haar middel voelde. Maar ze
gehoorzaamde zonder iets te vragen en
weldra begreep ze het.
Een taxi was de straat ingereden en
kwam hun richting uit. O' Malley had zijn
hoofd naar zijn gezellin gewend en ze
leken zoo een idyllisch paartje, zooals men
ze op een mooien zomeravond veel langs
stille wegen kan zien wandelen. De taxi
ronkte langs hun heen, minderde vaart en
draaide de nog maar half aangelegde
straat in. Daar deze straat zich nog maar
op het bezit van een enkel huis beroemen
kon dat wat ze juist verlaten hadden
lag de bestemming van den auto voor de
hand.
„Daar boft u bij," fluisterde O' Malley,
terwijl de afstand tusschen hen en den
wagen grooter werd. „Wacht hier even."
Ze waren nu bijna tegenover het leege
huis, waar hij dien middag de wacht had
betrokken. Langs het huis heen stormend
staarde hij uit over het veld en zag de taxi
voor het huis stilhouden. Hy wachtte. Na
een poosje bracht de avondwind hem de
echo van een verwijderden schreeuw. Er
was een pauze, gevolgd door het weer
luider wordende gezoem van de taxi.
O' Malley zag het licht van de koplampen
bewegen en holde terug naar Claudia.
„Kom", fluis,4?"de hij; „ze komen terug
en zullen ons waarschijnlijk zoeken. Ze
weten dat we niet ver weg kunnen zijn.
We moeten ons verschuilen. Hierheen."
Claudia maakte geen tegenwerpingen
terwijl hij haar naar het leege huis leidde.
Maar toen hy de voordeur opende en haar
de duisternis introk, gaf ze toch even een
gilletje van verbazing. O' Malley sloot de
deur zonder iets te zeggen achter hen en
deed den grendel, die hij op den tast
vond, er voor.
Ze slooen naar de voorkamerramen en
stonden dicht naast elkaar naar buiten te
kijken. Kort daarop kwam de taxi den
hoek om en reed snel voorbij. Claudia
huiverde onwillekeurig.
O' Malley wendde zich naar haar toe en
nam haar arm.
„Maakt u zich maar niet bezorgd, miss
Hunt", zei hij vriendelijk. „De rest is ge
makkelijk. Maar ik geloof wel dat het
beter is dat we nog even wachten voor
het geval dat ze mochten terugkomen."
Hun geduld werd niet lang op de proef
gesteld. Binnen vijf minuten hoorden ze
den motor weer en kwam de taxi in het
gezicht De wagen reed nu langzaam en
de chauffeur keek oplettend naar beijle
zyden van de straat. O' Malley grinnikte
in zichzelf.
Toen de auto voorby was, wachtte ze
opnieuw een minuut of vijf. Uit de achter
ramen zag O' Malley dat de wagen weer
naar het huisje gereden was en daar stil
stond. En na nóg even gewacht te hebben
om zeker te zijn dat de taxi niet direct
terugkwam, waagden ze zich weer op
straat.
O' Malley had goed op den weg gelet,
dien hy van het station van den onder-
grondscne af genomen had, zoodat het hem
geen moeite kostte dezen nu terug te vin
den. Ze waren beiden zonder hoed en
zagen er verfomfaaid uit en zouden daar
om het liefst per taxi gaan. Het leek ech
ter niet heeJ waarschijnlijk dat ze, zoo ver
van de stad verwijderd, nog een wagen
zouden vinden.
(Wordt vervolgd).
Aan den heer J. W van Oorschot is
op zijn verzoek eervol ontslag verleend
uit zijn betrekking van referendaris bij
het bureau van den Nederlandschen
Genera'en Staf'
De burgemeester van Amsterdam, dr. W. de Vlugt. bracht Maandag een bezoek aan den
eeersten schuilkelder onder de bruggen der Amsterdamsche grachten, n.l. die onder de brug
Leidschestraat Prinsengracht
Op velerlei wijze zijn de „Lottas de leden der Finsche vrouwelijke hulpdiensten,
werkzaam voor de manschappen, die opgeroepen zijn ter verdediging van het
vaderland
De strijd der Finnen tegen de Russische troepen. Finsche soldaten in de loopgraven onder beschutting
der boomen van een der groote wouden in het grensgebied
Een -V' laat -Gothisch
geve s aan de Wijnhaven
te Delft is geheel gerestau
reerd onder auspiciën der
vereenigmg „Hendrik de
Keyser"
een uitgebr°<de en permanente staf van geleerden en technici is door de Engelsche regeering gemob- erd. om
hun wetenschap in dienst van het vaderland te stellen. Intensief onderzoekingswerk in een der laboratoria
In het kader der nationale inzameling voor het door H K H. Prinses Juliana
opgerichte Steuncommité 1939 wordt te Amsterdam op 7 en 9 December as.
een groote straatcollecte gehouden De voorbereidingen op het Centraal Bureau
aan de Heerengracht