Drie mannen en hun noodlot 3)e mm Sir Kingsley Wood, de Engelsche minister van Luchtvaart en Sir John Simon, die een inspectietocht naar een der militaire vliegvelden maakten, in gesprek met leden van den Vrouwelijken Hulpdienst bij de Engelsche luchtmacht Na bange uren behouden op vaderlandschen bodem terug Mr S. F. L Vaz Dias, al? tot de geredden van de .Simon Bohvar* behoort, arriveerde Dinsdag per vliegtuig op Schiphol, waar hij door zijn gelukkige ouders verwelkomd werd Oud-Hollandsch stadsschoon gaat verdwijnen. Met het dempen van de Nieuwe Haven te Gouda is thans een aanvang gemaakt In een Berlijnsch ziekenhuis deelt een verpleegster boeken uit aan de gewonde Duitsche soldaten, die daar zijn onder gebracht Üe zusters Dominicanessen, die behoorden tot de geredden van de .Simon Bolivar" en die de schipbreukelingen met raad en daad ter zijde stonden, arriveerden Dinsdag per vliegtuig uit Engeland od SchinKo' Waar de inundatie voor de veiligheid van het vaderland wordt voltrokken, brengen de boeren hun vee en veldvruchten naar hoooer aelegen plaatsen Aan prot dr. P. Groeneboom is eervol ontslag verleend als hoogleeraar aan Ho R!it«Unwr«.».i» 0.«n n0«n FEUILLETON door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 39) Tegen éénen gaf hij het op en ging, om zijn geest wat te verzetten, een wandeling maken en in de stad koffiedrinken. Toen hij terugkwam boog hij zich weer ever de vreemde boodschap, maar een oplossing van het raadsel weigerde hardnekkig zich aan zijn murwgepiekerde hersens te openba ren. Dus borg hij de enveloppe nogmaals in zijn zak weg, bande het probleem vastbe sloten naar den versten achtergrond van zijn bewustzijn in de hoop dat een plotse linge inspiratie misschien licht zou bren gen en bracht minstens een kwartier door met zorgvuldig toilet te maken. Dus, toen hij de Piazza" binnenging om ten twee de male thee te drinken met het meisje z.ijner droomen, zag hü er uit om door een ringetje te halen en zijn oogen zochten ver langend of hij haar ook ergens kon ontdek ken. Ze was er nog niet, maar hjj hoefde toch niet lang te wachten tot hij haar uit een taxi zag stappen en hjj was bij den in gang om haar te verwelkomen toen ze de vestibule binnentrad. Theedrinken in de „Plaza" was voor O' Malley geen onbe kende luxe, maar bij deze gelegenheid, evenals bij de vorige, was hij bij het voor uitzicht er van even opgewonden als een kleine jongen, die naar een circus gaat. Cliaudia, slank en bekoorlijk als haar beeld in zijn gedachten leefde, kwam door de deur en gaf hem een hand. Hij begroette haar glimlachend en ze beantwoordde zijn glimlach, haar oogen op zijn gelaat gericht. Eensklaps was zijn blijde opgewondenheid om deze ontmoeting weggevaagd door be zorgdheid voor haar. Maar hij zei niets tot ze hem voorgegaan was naar een afgele gen tafeltje in de groote, koele palmen- zaal en hij een stoel voor haar had bijge schoven. Toen nam hij plaats en sloeg haar bleek en bedrukt gezicht gade. Een van Claudia's meest aantrekkelijke eigenschappen was een ondefinieerbare, waardige reserve, haar rustig evenwicht en haar zelfbewustheid. O' Malley was er vrn- af het eerste oogenblik door gecharmeerd geweest. Nu zocht hij er vergeefs naar. Maar deze eigenschappen hadden nu plaats gemaakt voor iets wat hem oneindig liever was, want de mooie oogen, die in de zijne blikten met een onbewust beroep op hem, spraken een onmiskenbare faal voor hem. En hij werd zich bewust dat Clau dia. achter die evenwichtige terughou dendheid eigenlijk nog een half kind was. Het kind had vandaag de boventoon: een ernstig, verdrietig kind. En ze was bij hem gekomen om gerustgesteld ten getroost te worden. Hij boog zich dichter naar haar toe. „Ik zal thee bestellen. En dan vertelt u mij wat er is, nietwaar?" De vriendelijkheid in zijn stem ontroerde haar. Er kwamen tranen in haar oogen, maar ze veegde ze weg, knikte zonder iets te zeggen en gaf hem een bevend glim lachje, waarvan hij volkomen wèg geweest zou zijn, als het niet al zoover met hem geweest was. Een kellner was naar hun tafeltje geko men en hield zich tactvol op een afstand. O' Malley bestelde wat ze den vorigen dag graag gehad had. Daarna knikte hij goed keurend, toen de kellner de bestelling her haalde en wendde zich weer tot zijn ge zellin. .Vertelt u me eens", drong hij zacht aan, „is er iets gebeurd?" Haar oogen werden groot van verbazing. „Hebt hebt u de krant niet gelezen?" fluisterde ze. O' Malley schudde hnt hoofd. „Ik heb het te druk gehad. Zegt u het me maar." „Hij is verdwenen, mr O' Malley. Ik heb niets van hem gehoord. Ik heb hem sedert eergisteravond niet gezien. Ik ik weet niet wat ik doen moet...." Met trillende lippen wendde ze zich af. „En er stonden de vreeselijkste din gen in de krant, die vanmiddag verscheen" vervolgde ze na enkele oogenblikken. Eerst stond er dat hij verdwenen was. Iemand moet per telefoon met een van de bedienden gesproken hebben. En op een andere plaats stond een beschouwing ovei den moord op mr. Bindles. Er werd gespro ken over een opzienbare onthulling en daar bij werden bedekte toespelingen gemaakt dat Wards plotselinge verdwijning, wel eens meer dan toeval kon zijn! Ik kan me niet voorstellen wat ze daarmee bedoelen. En ik durf naar geen van onze kenissen te gaan. Ze zouden vragen stellen en.... en. „Hebt u er eenig idee van waar hij kan zijn?" vroeg O' Malley. „Neen! John, die jarenlang als bediende bij Ward is, zegt maar steeds dat ik mij niet ongerust moet maken. Maar iets defi nitiefs kan hij mij ook niet vertellen. Ik ik wil u niet lastig vallen, mr. O' Malley, maar Julian is zoo jong. Kunt kunt u mij mischien raden wat ik moet doen?" Een smeekbede als deze vond recht streeks den weg naar O' Malley's overvol hart. Zijn oogen werden eensklaps donker van onverholen teederheid. Een ondeel baar oogenblik leek het hem dat een zacht licht in de hare antwoordde, maar haar wirhpers gingen bijna dadelijk om laag. Hij zag een zachtrooden gloed in haar hals en op haar wangen. Het kostte hem eenigen tijd om te her stellen van den zaligen schok die die blik hem gegeven had. Toen kon hij- zichzelf wel om de ooren slaan dat hij haar in deze omstandigheden in verwarring had ge bracht. Hij beheerschte zich. „Miss Hunt"' zei hij snel, „ik zou heele- maal niets doen. Ik weet niet wat ik er van moet denken. Maar ik ben overtuigd dat ik iets bepaalds op het spoor ben. En ik weet ook zeker dat uw broer, waar hij ook mag zijn, uitstekend in staat is om op zichzelf te passen. Het komt me voor dat wat u ook mag ondernemen dwars tegen zijn plannen zou kunnen ingaan. We heb ben immers geen enkele reden om te ver onderstellen, dat zijn zijn verdwijning, zooals u het noemt, niet geheel vrijwillig van zijn kant zou zijn." Claudia keek op. Haar blik was weer neutraal. „U bedoelt dat u niets zoudt doen in mijn geval? Maar misschien heeft hij hulp noo- dig, O denkt u dat u gauw kunt ontdekken wat dit allemaal te beteekenen heeft?" „Dat hoop ik", antwoordde O' Malley. „Ik zal ten minste mijn uiterste best doen En wat u betreft, ik zie niet in wat u zou kun nen doen. Als u zou besluiten te vertellen wat er dien avond in zijn kantoor ge beurd is, toen u hem dien brief bracht, dan zou mij dat op weg kunnen helpen." „O, dat die ik liever niet!" riep ze. „Ziet u. ik hoorde toevallig iets dat een ander betrof. Als u er op aandringt zal ik het u zeggen. Ik zal doen wat u het beste vindt." O' Malley schudde het hoofd. „Dan maar beter van niet. En ik hoop, dat ik binnekort iets definitiefs weet. Het heele geval is een verward mysterie en ik zou dolgraag met Barret zelf spreken. Maar het komt zeker in orde. Dat zult u 2ien, miss Hunt". ..Gelooft u niet wat de krant schrijft?" O' Malley loog zonder een zweem van aarzeling. „Geen woord! Echte krantensensatie. Het publiek wrl dat nu eenmaal." Claudia keek opgelust, toen glimlachte ze tegen hem. „U verstaat de kunst iemand op te beu ren, mr. O' Malley." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5