NAJAARS-ROEIWEDSTRIJDEN VAN „TRITON". Drie mannen en hun noodlot Voor de zwakken onder de uit Londen geëvacueerde kinderen zijn speciale kampen op het platteland ingericht. De bedden worden op de slaapzaal opgemaakt gemoderniseerd, welk feit te Soekaboemi feestelijk herdacht werd. Motor rijden vormt een belangrijk onderdeel van de vorming Zweedsche padvinders bij hun dagelijksche luchtbeschermings oefeningen in Stockholm Een roeiwedstrijd tusschen burgers en militairen luisterde het programma op tijdens de najaarswedstrijden van „Triton", welke Donderdag te Utrecht zijn gehouden De burger-acht (voorgrond) won het pleit De afbraak van het station Amsterdam W.P., dat nu buiten dienst gesteld is in verband met de in gebruikneming van het nieuwe Amstelstation, vindt gestadig voortgang. De perrons worden opgeruimd „Ergens" in het Noorden van Enge land zijngevangen- genomen Du'tsche officieren geïnter neerd FEUILLETON door A J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 98) HOOFDSTUK XV. De tweede brief. Claudia wilde niet dat O' Malley haar naar huis bracht Daarom riep hij een taxi voor haar en nam op het trottoir af scheid. Maar zoodra ze weggereden was, haastte hij zich naar het hotel terug en ging in een der telefooncellen. Het was al over vijven en hij had niet veel kans Brady nog op het hoofdbureau van politie te treffen als hij er nu nog heen ging. Maar misschien kon hij hem per telefoon te pak ken krijgen. Gelukkig was de inspecteur nog niet weg, ofschoon hij juist op het punt stond te ver trekken. „Hoor eens Brady", begon O' Malley, na hem begroet te hebben: „Weet jij mis schien ook iets van die Bindles geschiede nis af?" „Heb je daar ook al belangstelling voor?" informeerde Brady droog. „Een beetje. Weet jij er iets van?" „Niet meer dan in de kranten staat. Ik heb voornamelijk bureauwerk op het oogenblik. Maar waarom vraag je dat?" „Ik wou een paar inlichtingen hebben. Zou jij mij die kunnen bezorgen?" „Wat wou je weten?" „Wel", antwoordde O' Malley na een kort zwijgen, „ik zou graag willen weten of die Mc Girk, de bediende van het slacht offer, nog in huis is. Anders zou ik graag zijn adres hebben. „Wat moet je met hem?" „Niets wat dit misdaad betreft. Maar ik herkende zijn gezicht. Ik heb hem vroe ger eens ontmoet. Anders niet." Brady's stem klonk geprikkeld toen hij sprak: „Luister eens, O' Malley! Waarom kun je niet open kaart spelen met een vriend? Als je iets weet, hoor je hier te komen om je hart uit te storten!" „Wind je niet op beste kerel. Als je die informatie niet verschaffen kunt, zeg het dan. Maar één ding kan ik je wel verzeke ren! Als ik waardevolle inlichtingen te vergeven heb, kom jij het eerst in aanmer king." „Mooi", gromde de inspecteur, „bel me over een kwartiertje weer op. Dan kan ik je meer vertellen." „Tot straks dan", lachte O' Malley en belde af. Hij bleef in de hall wachten en ging na een kwartiertje naar de telefooncel terug. Weldra was hij weer met den inspecteur verbonden. „Ben jü het, Brady? En weet je al wat?" „Zeker, beste kerel", lichtte de inspec teur hem in. „Mc Girik en de andere be dienden zijn met een week salaris ontsla gen en met een aanbeveling van de erf genamen. Mc. Girk woontDe inspec teur gaf een adres in het Westen der stad. „Ze zeggen dat hij daarheen is gegaan. Ze hauden een oogje op hem." „Waarom?" vroeg O' Malley. „Ze ver denken hem toch niet?" „Waarom zouden ze niet?" O' Malley dacht even na. „Nu, in het verslag dat ik las, staat dat de politie de deur heeft geforceerd. En een of andere woesteling is uit het raam ge sprongen, heeft een agent knock-out gesla gen en is er vandoor gegaan. En Mc. Girk is de trap af komen loopen in zijn nacht gewaad. Dus wat kan hij er mee te maken hebben?" „Misschien heb je gelijk. Maar ze ,houden altijd een oogje op iemand, die met zoo'n geval op de een of andere manier annex is, dan eersten tijd ten minste." „Juist, juist", antwoordde O' Malley. „Nu, ik dank je wel voor je inlichtingen, hoor Brady." „Tot je dienst", was het opgewekte we derwoord. „Maar a propos O' Malley, hoe zit het met dien brief? Krijg ik dien gauw van je te zien?" De vraag werkte eenigszins als een kou de douche. „De brief waarmee ik bij Schmidt ben geweest? Waarom?" „Waarom niet?", antwoordde Brady be daard. „Schmidt scheen den indruk te heb ben dat het een belangrijke brief was en hij zei dat jij beloofd had dien over acht dagen hier te brengen. Vergeet het niet, hoor je?" Het beeld van Claudia Hunt verrees voor O' Malley's geest en het hart zonk hem in do schoenen. „Wel", klonk het op gemaakt- luchthartigen toon, „de week is nog niet om. Het was trouwens ook geen week, het waren tien dagen. Maar je krijgt hem voor dien tijd vermoedelijk wel onder je oogen". Brady lachte kort. „Goed O' Malley. Tot ziens". O' Malley had Mc Girks adres onthou den, maar nu leende hij een potlood van het meisje bij de kranten-étalage en schreef het op een kaartje. Daarna haastte hij zich uit het hotel naar huis. Toen hij weer in zijn kamens terug was, pakte hij een kleinen handkoffer met een paar tolietbenoodigdheden, liet dien staan en ging weer op pad. Hij dineerde, verliet het restaurant waar hij gegeten had juist voor zonsondergang en pakte een bus. En kort daarna slenterde hij voor het huis, waar Mc. Girk woonde. Hij had besloten om daar een kamer te nemen om Mc Girk beter in het oog te kun- nij houden. De man leek hem de eenige schakel te zijn tusschen Chester, Barrett en Bindles. Maar er was kans, dat Mc Giirk hem het huis zag binnengaan, daarom vond hij het beter zijn koffer te laten brengen na donker. Daarbij wilde hij ook niet a 1 te laat komen, uit vrees dan geen kamer te kunnen krijgen of argwaan te wekken. Het huis lag een eind van de straat af. Terwijl O' Malley naderde, keek hij on opvallend om zich heen. Behalve het ge vaar om door Mc Girk, die hem na dat ge beurde in de taxi zou herkennen, gezien te worden, was er ook de kans dat de po litie wel op den uitkijk kon staan. O' Mal ley had geen verlangen van een van beide de aandacht te trekken. Zijn eigen positie in verband met den moord op Bindles was te hachelijk. Er liepen menschen op het trottoir. Op de aan elkaar grenzende van ijzeren hek ken voorziene, verwaasloosde veranda's, waarmee de voorzijde van deze huizen prijkten, zaten oude dames te breien en lummelde hier en daar een man met grijze haren, met een krant, een sigaar en een openhangend vest. Maar O' Malley zag er geen bij, die op Mc Girk leek en ontdekte evenmin iemand, die het huis in het oog hield. Na een oogenblik van aarzelen, iets wat voor een adspirant huurder niet on gewoon kas, opende hij het piepende ijze ren hek, liep over een armetierig grasveld je en stapte de veranda op van het huis dat hij zocht. Een slonzig negermeisje liet hem binnen en even daarna verscheen de pensionhoud ster. Onder het flikkerentde gaspitje in de gang zag O' Malley een klein grijs dame tje. Alles was grijs aan haar, haar haren, haar oogen, haar gerimpeld, afgetobd, scherp gezicht was zelfs grijs, hoewel iets lichter van kleur. En ze was gekleed in een nette, verbleekte grijze japon. Ze keek O' Malley met onderzoekende gereserveerd heid aan. Hij vertelde haar kort dat hij een week in de stad moest zijn en een kamer zocht. Hij had zijn koffer zoolang achtergelaten, maar hij zou dien halen als ze had wat hij wenschte. Hij zou vooruit betalen. Mrs. Pells gereserveerdheid ontdooide een beetje. Ze nam hem mee naar boven, liet hem een niet bepaald aanlokkelijk, slaap kamertje zien aan de gang gelegen en een even trieste maar grootene kamer aan den achterkant op de eerste verdieping. O' Mal ley koos de grootere kamer en informeer de naar den prijs. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5