HET INUNDATIEGEBIED. Drie mannen en hun noodlot 3)e £eicbekc 0oii4ant De ondoorschrijdbaarheid van het inundatiegebied werd bij oefeningen van het Nederlandsche veld leger bewezen. - Nauwelijks eenige meters in het inundatiegebied binnengedrongen, strandt een vechtwagen onherroepelijk in de eerste de beste sloot, die onzichtbaar onder het watervlak hem dit verdiende lot bereidt De bestuurder tracht zich te bergen De kracht van het Nederlandsche inundatiegebied. Dit is ook voor vecht- wagens (tanks) bij oefeningen van het veldleger ondoorschrijdbaar gebleken. Het terrein aan den rand van het inundatiegebied is door den hoogen grond waterstand sterk doorweekt. Een vechtwagen is reeds bij zijn poging het inundatiegebied te bereiken omgeslagen. Slechts de boomen verhinderen verder wegzakken in water en modder In overleg met het Rijksbureau voor Monumentenzorg werd Vrijdag een aanvang gemaakt met het uitnemen der gebrandschilderde ramen van de Groote Kerk in den Haag, zulks als voorzorgsmaatregel tegen eventueel luchtgevaar H. M de Koningin bracht Vrijdagmiddag een bezoek aan de tentoonstelling .Kleinbeeld 1939" in .Arti" te Amsterdam De vorstin tijdens de bezichtiging der expositie De nieuwe Hongaarsche gezant te den Haag, 2 Exc. Bela von Szenp Istvany heeft Vrijdag zijn geloofsbrieven over handigd aan H M de Koningin. De gezant vertrekt van het legatiegebouw aan de Orangestraat naar het paleis FEUILLETON door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 24) Hij had ook nog een andere reden om het vermoeden tegen Barrett voor zich te houden. De man had een prettigen indruk op hem gemaakt. Louise geloofde in Bar rett. En dan was Claudia er nog! Onder zijn uitgebreiden vriendenkring telde O' Malley ook een inspecteur van po litie. Direct toen hij aan het Pennsylvania sration was aangekomen, belde hij hem op en een half uur later hadden zij een ge sprek op het hoofdbureau. „Kijk eens, Jim", begon O' Malley, na een voorafgaande begroeting, „ik moet inlich tingen hebben en ik wil die voorloopig ge heim houden. Kun je me die bezorgen?" ,Waar gaat het over?" vroeg inspecteur Brady voorzichtig. „Ik moet een bericht in code ontcijferd hebben. Maar ik wil het resultaat voor me zelf houden. Anders niet." Brady keek hem sceptisch aan. ..Heb je reden om te veronderstellen, dat de inhoud van misdadigen aard is?" in formeerde hij. O' Malley lacht een oogenblik na. ..Daar heb ik geen bewijs voor", zei hü toen. „Zeg eens", lachte de inspecteur, „waar om draai je er omheen? Je kunt het be ter de politie in handen geven, O' Malley „Dat is nu juist wat ik niet wil. Nu nog niet. tenminste. Ik ga zelf op onderzoek uit. Ik heb daar mijn goede redenen voor". Hij wachtte even om na enkele seconden te vervolgen: „Zie eens hier, Jim; als je my er mee wilt helpen, dan zal ik je, zoo gauw ik maar eenigszins kan, op de hoogte bren gen. Maar ik moet je belofte hebben, en die van den man, die het bericht ontcij fert, dat de inhoud geheim blijft, zoo lang ik het wensch." „Heefi het iets te maken met den in braak bij Chester?" vroeg Brady langs den neus weg. „Lieve deugd!" was het verbaasde ant woord. „Waarom in vredesnaam?" „Jij was daarginds, toen het gebeurde he?" O' Malley knikte. „Maar het document waar het over gaat komt daar niet vandaan. Dat heb ik in New York in handen gekregen en ik wil dib geschiedenis op eigen gelegenheid uit kienen ik heb daar mijn goede rede nen vooi De vraag is nu maar: wil je me helpen?" Over het gelaat van den inspecteur trok een uitdrukking van hevigen afkeer. _,,0, jullie ellendige amateur speurhon den!" gromde hij. „Nu enfin, ik zal je hel pen. Maar als je de kous op den kop krygt, geef my dan niet de schuld!" Inspecteur Brady krabbelde op een vel papier met het officieele briefhoofd van het bureau eenige woorden en overhandig de het daarop aan O' Malley. Wat de jon ge man las was het volgende: „Wees zoo vriendelijk den brief of het bericht, waarmee brenger dezes, mr. Ter- rance O' Malley, bij u komt, te ontcijferen. Kosten voor rekening van mr. O' Malley Alles wat met den brief of bericht in verband staat moet als strikt vertrouwe lijk worden beschouwd." „Ga hiermee naar dit adres, dan knapt hij het wel voor je op. Tot den middag is hij thuis en je kunt hem nog te pakken krijgen als je dadelijk gaat. Het is pas elf uur Het adres was in het Oosten van de stad, aan den kant waar O' Malley woonde, maar nog verder. Hij bedankte den inspec teur en. haastte zich het bureau uit, een grinnikenden politie-beambte achter zich latend. O' Malley verwachtte half en half. dat Julius Schmidt, naar wien Brady hem ver wezen had, een verschrompeld oud manne tje zou zijn. Maar toen hij een van de klei ne, in rood steen opgetrokken huizen van een blok binnen was gegaan en twee trap pen, waar een verre van welriekende at mosfeer hing, was opgeklommen, kwam hij in de tegenwoordigheid van een ge heel ander type. De deur was op zijn klop pen geopend door een klein meisje met vlechtjes in het haar. dat hem in een stof fige voorkamer binnenliet. Schmidt zat in een geweldigen rolstoel met een tafel over zijn schoot. Hij was ongelooflijk dik. Zijn hoofd was heelemaal kaal. Hij miste beide beenen; het eene vanaf zyn heup, het an der van de knie af. Hij wendde zijn ko lossaal gezicht naar zyn bezoeeker. Mr. Julius Schmidt?" informeerde O' Malley. Een paar kleine, fletsblauwe oogen ke ken hem aan. „Die ben ik", klonk het hy'gend. „Komt u voor zaken?" O' Malley zag dat de hand van zyn ge weldigen gastheer naar zijn zijzak gleed. Hy zag ook de dikke vingers zich onder de stof van de jas om iets sluiten. En de voor kant van den zak puilde verdacht uit. Snel combineerend, vroeg O' Malley zich af hoeveel sluwe en wraakzuchtige misdadi gers deze berg van vleesch had geholpen aan hun rechters over te leveren. „Inspecteur Brady heeft me naar u toe gestuurd", lichtte hij zijn gastheer met een glimlach in. „Het is niet noodig te schie ten, mr. Schmidt." De waterige oogen keken hem zonder uit drukking aan. O' Malley reikte hem den brief van het hoofdbureau van politie. De dikke man pakte hem aan en las hem langzaam en borg hem vervolgens weg in een, kleine la van zijn tafel. Een trage glimlach rimpelde zijn gezicht tot zijn oogen bijna onzichtbaar waren. „Een raadseltje oplossen dus? Nu, we zullen eens kijken!" Hij had zijn hand nu weer uit zijn zak getrokken. „U begrijpt", vertelde O' Malley hem, toen hij hem een copie van den brief aan Ward Barrett overhandigde, „dat de in houd hiervan absoluut confidentieel is tus- schen u en mij? U mag er met niemand over spreken, zelfs niet met Brady." Schmidt knikte. „Ik heb den brief van den inspecteur ge lezen!" De bleeke blauwe oogen gleden rustig langs de regels van het geheimzinnig epis tel. Toen legde Schmidt het papier voor hem neer en keek op. „Dat is niet het origineel", stelde hy vast „Waar is dat?" „Dat doet niets ter zake", gaf O' Malley ten antwoord. „Dat is het bericht dat ik ontcijferd wil hebben, dat is alles. Kunt u het voor mij doen?" Schmidt staarde weer naar het papier. „Ja het is alles op den sleutel na!" snoof hy. „Laat u het maar hier en komt u morgen of overmogen terug. Ik zal zien wat ik doen kan." „Wat zijn uw condities, mr. Schmidt?" informeerde O' Malley met moeite een lach onderdrukkend. De dikke man had zijn hoofd afgewend. „Als ik het kan ontcijferen vijf dollar, anders niets." En toen liet O' Malley hem met den brief alleen. Het was een heele toer om tijdig voor de begrafenis terug te zijn, maar het lukte. O' Malley vond zelfs nog tijd om op weg naar het station iets te eten. Een aantal vrienden van de Chesters had den zich bij de familie gevoegd. Toen hij zag dat de geestelijke en de begrafenison dernemer uitstekend voor alles zorgden, voegde hij zich bij Louise, om haar te hel pen met haar gasten. Maar er waren twee vriendinnen van haar, die zouden blijven tot na de begra fenis. Ze hielpen en verwenden haar zoo veel ze konden en O' Malley, ziende dat ze in goede handen was, bleef verder zooveel mogelijk op den achtergrond. Het was een sombere middag. Maar ein delijk was de doode ter ruste gelegd. En toen de begrafenis voorbij was vertrokken de vrienden en de meeste familieleden spoedig weer. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12