Nieuwe activiteit aan het
Westfront
Met het opklaren van het weer
Ernstig
spoorwegongeluk
bij Milaan
DINSDAG 31 OCTOBER 1939
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. fi
schoven worden naar een later tijdstip,
waarop de wereld minder geschokt wordt
door rampen van uiterlijke gebeurtenissen;
nu beperken wij Ons tot het constateeren
van enkele I ndamenteelp waarheden.
De oorzaken van het hui
dige kwaad.
De huidige tijd, Eerbiedwaardige Broe
ders, heeft aan de valsche leerstellingen
van het verleden nieuwe dwalingen toe
gevoegd, en welk in zulk een hooge ma
te, dat daaruit slechts verwarring en on
heil kon voorkomen.
En vóór alles is het zeker, dat de diep
ste wortel van het kwaad, dat wij in de
moderne samenleving betreuren, bestaat in
de ontkenning en in het afwijzen van een
norm van universeele moraal, zoowel voor
het leven van het individu, en van de ge
meenschap als voor de betrekkingen tus-
schen de staten onderling. Het is de in
onzen tijd zoozeer verspreide miskenning
en verachting van de natuurwet zelf, die
zijn grondslag vindt in God, den Almach-
tigen Schepper en Vader van allen, den
oppersten en absoluten Wetgver, den al-
wetenden en rechtvaardigen vergelder der
menschelijke daden en handelingen. Wan
neer God verloochend wordt, dan wordt
ook de basis van de zede-wet geschokt,
verstikt of minstens verzwakt; deze zede-
wet is de stem van de natuur, die zelfs
aan de meest onontwikkelaen en aan de
volkeren, die nog niet tot de beschaving
zijn gekomen, leert wat goed en kwaad is,
wat geoorloofd is en wat ongeoorloofd, en
die de verantwoordelijkheid van eigen
daden tegenover een oppersten Rechter
doet gevoelen
Welnu, de ontkenning van den funda-
menteelen grondslag van de zedewet vond
in Europa haar oorsprong in de verwijde
ring van de leer van Christus, waarvan de
Stoel van Petrus de bewaarder is en de
leermeester. Eeuwenlang heeft deze leer
eenheid geschonken aan Europa, dat was
opgevoed, veredeld en verlicht door het
Kruis, en dat een zoodanigen graad van
maatschappelijken vooruitgang had be
reikt, dat het meester was over andere
volkeren en andere werelddeelen.
Velen, die zich daarna hadden afgeschei
den van het onvergankelijke leerambt van
de Kerk, kwamen zelfs zoover, dat zij het
centrale dogma van het christendom, de
Godheid van den Verlosser, verloochen
den, hetgeen het proces van geestelijke
ontbinding snel heeft doen voortschrijden.
Het Evangelie verhaalt, dat er bij de
Kruisiging van Christus duisternis neer
viel over 't heele land" (Matth. 27, 45);
dit is een schrikaanjagend symbool van
wat op geestelijke wijze geschiedt en zich
altijd weer zal blijven herhalen, overal
waar blind en hoogmoedig ongeloof Chris
tus uit het hedendaagsche leven heeft ver
bannen, vooral uit het openbare leven, en
waar met het geloof aan Christus ook het
geloof in God geschokt werd. Dientenge
volge kwamen ook de zedelijke waarden,
waarnaar in vroeger eeuwen particuliere
en openbare handelingen beoordeeld wer
den, in het gedrang. Terwijl de mensch,
het gezin en den Staat aan de weldadige
en vernieuwenden invloed van de Godsge
dachte en de kerkelijke leerstellingen wer
den onttrokken, heeft de ontkerstening der
maatschappij, die steeds sneller om zich
heengreep, steeds duidelijker en tot steeds
grootere bezorgdheid, de teekenen van een
verdorven en verderfbrengend heidendom
gebracht, ook in die landen, waar eeuwen
lang de glans der christelijke beschaving
gestraald heeft.
„Toen Christus gekruisigd werd, kwam
er duisternis over het land". (Romeinsch
Brevier, Goede Vrijdag, Vijfde- Responso
rie).
De droevige gevolgen der
dwaling.
Velen zijn er zich wellicht, toen zij zich
van de leer van Christus losmaakten, niet
van bewust geweest, dat zij zich lieten
misleiden door de valsche lichtglans, die
vanaf een afstand de bevrijding scheen
uit de knechtschap, waarin zij zich eerst
meenden te bevinden; zij voorzagen de
bittere gevolgen niet van de ruil, die zij
deden, toen zij de waarheid, die vrijmaakt,
verlieten om zich te keeren tot de dwa
ling, die den mensch in knechtschap
brengt; toen zij de oneindig wijze en va
derlijke wetten van God van zich afschud
den, dachten zij er niet aan, dat zij zich
overgaven aan een armzalige en verander
lijke menschelyke wijsheid, terwijl zij
achteruitgingen, spraken zij over vooruit
gang; terwijl zij dieper wegzakten, spra
ken zij over verheffing; zij spraken over
een opgang tot de rijpheid, terwijl zij in
knechtschap vielen; zij begrepen de ijdel-
heid niet van alle menschelijke pogingen
om de wet van Christus te vervangen door
iets, dat erop lijkt: „Hun bespiegelingen
zijn uitgeloopen op niets". (Rem. 1, 21).
Het geloof in God en in Jezus Christus
werd verzwakt, het licht der moreele be
ginselen in de zielen werd verduisterd;
het eenige en niet te vervangen funda
ment van die zekerheid en rust, van die
innerlijke en uitwendige, particuliere en
openbare orde, welke alleen in staat is de
welvaart der Staten te voeden en te hand
haven, werd ondermijnd.
Zeker, ook toen Europa verbonden was
door gelijk gerichte idealen, ontleend aan
de christelijke leerstellingen, ontbrak het
niet aan twisten, conflicten en oorlogen,
die de wereld versomberden; maar men
heeft wellicht nooit zoo diep de onmoge-
i.jkheid ondervonden, om de conflicten bij
te leggen als tegenwoordig. Toen immers
was er nog begrip voor datgene wat recht
vaardig en onrechtvaardig was, geoor
loofd en ongeoorloofd; hierdoor kon men
de hartstochten gemakkelijker beteugelen
en stonden de wegen tot een eerlijk ver
gelijk open.
In onze dagen daarentegen komen de
geschillen niet alleen voort uit een op-
bruischen van opstandige hartstochten,
maar uit een diepe geestelijke crisis, die
de gezonde beginselen van particuliere en
openbare moraal heeft omvergeworpen.
De eenheid van het men-
schelijk geslacht.
Onder de veelvuldige dwalingen, die
voortspruiten uit de vergiftigde bron van
godsdienstig en zedelijk agnosticisme, zou
den Wij, Eerbiedwaardige Broeders, er
twee onder Uw bijzondere aandacht wil
len brengen, daar het juist deze twee mis
vattingen zijn, die een vreedzaam samen
leven der volkeren bijna onmogelijk ma
ken, of minstens hachelijk en onzeker.
De eerste gevaarlijke dwaling, die nu
wijd en zijd is verspreid, is de ontkenning
van de wet van menschelijke solidariteit
en liefde, welke wet door de gemeen
schappelijke oorsprong en door de gelijk
heid van de redelijke natuur werd opge
legd aan alle menschen, onverschillig tot
welk volk zij ook behooren; deze wet be
rust eveneens op het offer van de Verlos
sing, dat door Jezus Christus op het al
taar van het Kruis aan Zijn Hemelschen
Va-der ten gunste van de zondige mensch-
heid gebracht' werd.
Inderdaad beschrijft de eerste bladzijde
van de H. Schrift met grootsche eenvoud
hoe God den mensch geschapen heeft als
Zijn beeld, als het beeld van God, als een
bekroning van Zijn Scheppingswerk.
(Gen. 1, 2, 27). Dezelfde Schriftuur leert
ons, dat God den mensch verrijkte met
bovennatuurlijke gaven en voorrechten,
waardoor hij bestemd werd to-t een eeuwig
en onvergankelijk geluk. Zij toont verder
dat alle andere menschen afstammen van
het eerste menschenpaar en met onover
troffen plastische rijkdom van taal be
schrijft zij de verdeeling in verschillen
de groepen en de verspreiding over de
verschillende deelen der aarde. Ook toen
de menschen zich afwendden van den
Schepper, hield God niet op hen als Zijn
kinderen te beschouwen die volgens Zijn
barmhartig plan eens zouden terugkeeren
tot Zijn vriendschap, (cfr. Gen. 12, 3).
De Apostel der Volkeren maakt zich tot
de heraut van deze waarheid, die de men
schen in één groot gezin doet verbroede
ren, toen hij aan de Grieksche wereld ver
kondigde, dat God „uit één vader alle vol
ken der menschheid gemaakt heeft, en ze
over de gansche aarde deed wonen; Hij
stelde bepaalde tijden vast en de grenzen
van hun woongebied, opdat zij God zou
den zoeken. (Handelingen, 17. 26).
Het is een wonderlijk visioen, dat ons
het menschelijk geslacht doet beschou
wen in de eenheid van de gemeenschappe
lijke oorsprong in God: „Een God en Va
der van allen, die boven alles, door alles
en in alles is". (Ephes. 4, 6); in de een
heid der natuur, die bij allen is samenge
steld uit een stoffelijk lichaam en een
geestelijke en onsterfelijke ziel; in de een
heid van het onmiddellijk doel en van
zijn zending in de wereld; in de eenheid
van woonplaats, de aarde, wier goederen
alle menschen volgens het natuurrecht mo
ge benutten, om zoo hun leven te behou
den en te ontwikkelen; in de eenheid van
het bovennatuurlijke doel, God zelf, naar
Wien allen moeten streven; in de eenheid
der middelen, om dit doel te bereiken.
En deze zelfde Apostel toont ons de
eenheid van het menschelijk geslacht in de
betrekkingen met God de Zoon, het beeld
van den onzichtbaren God, in Wien alles
werd geschapen. (Col. 1. 16); de eenheid
van de Verlossing, die Christus voor allen
heeft gebracht, toen Hij de oorspronkelij
ke en verbroken vriendschap met God
herstelde door Zijn heilig en allersmarte
lijkst lijden, waardoor Hij de Middelaar
werd tusschen God en de menschen;
„Want er is één God, en ook één Midde
laar tusschen God en de menschen. de
Mensch Jezus Christus". (1. Tim. 2. 5).
En om deze vriendschap tusschen God
en de menschheid nog inniger te maken,
heeft deze Goddelijke Middelaar van de
redding en van de vrede, in de heilige stil
te van het Laatste Avondmaal, alvorens
het hoogste offer te aanvaarden, de woor
den achtergelaten, die de eeuwen door
zulk een diepen weerklank hebben gevon
den, die een heldhaftige liefde hebben ge
wekt temidden van een Uefdelooze we
reld, die verscheurd wordt door de haat.
„Dit is mijn gebod: hfebt elkander lief zoo
als Ik U heb bemind". (Joh. 15, 12).
Vruchtbare gevolg
trekkingen.
Dit zijn bovennatuurlijke waarheden,
waarop de hechte grondslagen en de ster
ke gemeenschappelijke banden der een
heid gevestigd zijn, welke versterkt wor
den door de liefde tot God en den Godde-
lijken Verlosser, van Wien allen het heil
ontvangen, „maar met het doel om de hei
ligen tot volmaakte plichtsvervulling te
brengen, om op te bouwen het Lichaam
van Christus; tot den tijd, dat we allen tot
de eenheid des geloofs en der kennis van
Gods Zoon zijn gekomen, een volwassen
man zijn geworden, en de mannenmaat
van den volmaakten Christus hebben be
reikt". (Ephes. 4, 1235.
In het licht van deze rechtmatige en
daadwerkelijke eenheid van het geheele
menschelijke geslacht, bevinden zich de
individuen niet als in een onsamenhan
gend geheel, als zandkorrels, maar ze zijn
vereenigd in organische, harmonische en
wederzijdsche betrekkingen, die zich wij
zigen naarmate de tijden veranderen; zij
kunnen nieuwe vormen aannemen over
eenkomstig hun natuurlijke en bovenna
tuurlijke bestemming en aandrang.
En de volkeren, die zich ontwikkelen en
die van elkander verschillen naargelang de
verschillende levensomstandigheden en
cultureele verhoudingen, zijn niet bestemd
om deze eenheid te verbreken, maar om
haar te verrijken en beter te doen uitko
men door mede te laten deelen van hun bij
zondere begaafdheden, door goederen we
derzijds uit te wisselen; dit is echter al
leen mogelijk, wanneer wederzijdsche lief
de en de beleving der liefde alle kinderen
van denzelfden Vader en allen, die door
hetzelfde Goddelijk Bloed zijn verlost, sa
menbindt.
De Kerk van Christus, die de getrouwe
bewaarster is van de opvoedende Godde
lijke wijsheid, kan er niet aan denken en
denkt er ook niet aan om de karakteris
tieke bijzonderheden, die ieder volk met
groote eerbied en met begrijpelijke trots
bewaren en als een kostbaar erfdeel be
schouwen, aan te tasten of te minachten.
Her doel var. de Kerk is de bovennatuur
lijke eerheid in de universeele liefde, die
doorvoeld en in de praktijk gebracht wordt;
het doel bestaat niet in uitsluitend uiter
lijke gelijkheid, die oppervlakkig is en
duaium uit den aard der zaak wankel. Alle
richtlijnen en pogingen die dienen tot een
wijze en geordende ontwikkeling van die
bijzondere krachten en stroomingen, die
hun oorsprong vinden in iedere stam, wor
den door de Kerk met vreugde begroet en
zij laat dit vergezeld gaan van haar beste
wenschen. Herhaaldelijk heeft zij in het
mis^ewerk aangetoond, dat deze norm als
het ware de le^d-ster is van haar univer
seel Apostolaat. Ontelbare onderzoekingen
en nasponngerj van pioniers, verricht met
groote offers, toewijding en liefde van de
zijde der Missionarissen waren gericht op
een beter innerlijk begrijpen en op de eer
bied voor de meest verschillende vormen
van beschaving: tevens diende dit weten
schappelijke onderzoek om daaruit de
vruchtbare geestelijke waarden te putten
voor een goede prediking van het Evange
lie van Christus. Alles, wat in dergelijke
gebruiken en gewoonten niet onafscheide
lijk verbonden is met de dwalingen op
i odsdienstig gebied, wordt aan een welvv 1-
lend onderzoek onderworpen en zoo mo
gelijk beschermd en bevorderd. En onze
onmiddellijke Voorganger, heiliger en eer
biediger gedachtenis, heeft deze richtlijnen
toegeoast op een bijzonder moeilijk geval,
en Hij heeft edelmoedige beslissingen ge
nomen, die een blijvend monument zullen
zijn voor Zijn verzienden blik en voor den
brandenden ijver van Zijn Apostolischen
geest.
Het is niet noodig, Eerbiedwaardige
Broeders, U mede te deelen dat Wij dezen
weg zonder aarzelen zullen bewandelen.
Allen, die in de Kerk zullen binnentreden,
welke hur. afkomst of hun taal ook moge
zijn, moeten weten, dat zij als kinderen in
het HuL des Vaders waar de wet cn de
vrede var. Cbrist»s heerscht, gelijke rech
ten hebber.
In overeenstemming met deze beginse
len van gelijkheid is de zorg van de Kerk
gericht op de vorming vpn een inlandsche
geestelijkheid en op de succesievelijke ver
hooging van het aantal inlandsche bis
schoppen. En om uiting te geven aan deze
Onze bedoelingen hebben Wij het aan
staande feest van Christus Koning uitgeko
zen om op het graf van den Prins der
Apostelen twaalf vertegenwoordigers van
de meest verscheiden volkeren en stam
men tot de Bisschoppelijke waardigheid te
verheffen. Temidden der verscheurende
tegenstellingen, die verdeeldheid brengen
in de menschelijke familie, moge deze
plechtige handeling aan al Onze kinderen,
over de geheelp wereld verspreid, verkon
digen, dat de geest, dQ leet en het werk
van de Kerk niet verschilt van hetgeen de
Apostel der Volkeren verkondigde: „Want
gij hebt aangetrokken den nieuwen
mensch die tot beter inzicht vernieuwd is
naar het ^eeld van Zin. Schenner. Zóó is
er geen Griek meer of Jood, geen besne
dene of onbesnedene, geen barbaar en geen
Scyth, geen slaaf en geen vrije; maar
Christus is alles in al1 en". (Col. 3. 10-11).
(Wordt vervolgd).
Rnttenlandsctie Berichten
TWINTIG DOODEN, VELE GEWONDEN.
Bij Milaan ïs gisteravond een van
Venetië komende expresstrein in bot
sing gekomen met den electrischen
trein MilaanRome. Twintig personen
kwamen om het leven. Er zijn vele
gewonden.
Nader wordt gemeld, dat de trein uit
Venetië, die bjj Milaan met een electri
schen trein In botsing is gekomen, door
een onveilig sein gereden is. Acht men
schen zijn omgekomen, bijna veertig perso
ren zijn gewond, doch hun blessures zijn
niet ernstig. De minister van verkeer, Ben-
ni, heeft zich onmiddellijk naar de plaats
van het ongeluk begeven.
Het ongeluk geschiedde te Orica, op 4
km. van het station Milaan, terwijl de
beide treinen een snelheid hadden van 80
km. per uur. De schok was zeer hevig, twee
iijtuigen van den sneltrein werden in
tweeën geslagen, terwijl de locomotief en
ae eerste goederenwagen van den trein uit
Venetië in de volgende rijtuigen schoven.
Een en. twintig zwaargewonden zijn in
het ziekenhuis opgenomen. Het aantal licht
gewonden is vee] grooter.
ORKAAN WOEDT IN HONGARIJE.
In het geheele land is aanzienlijke schade
aangericht door een orkaan, die op sommi-
Duitsche
troepen-concentraties
FRANSCHE LEGERBERICHTEN.
Het Fransche legerbericht van gister
avond luidt als volgt:
Activiteit van de verkenningselementen
aan het geheele front, plaatselijke actie van
de artillerie, intens optreden van de ver
kenning- en jachtvliegtuigen.
In de eerste twee maanden van den oor
log zijn zes Fransche koopvaardijschepen,
Lr. totaal metende 41.000 ton, verloren ge
gaan. In denzelfden tijd werden vier Duit
sche schepen buit gemaakt; één hiervan, de
„Halle" werd door de bemanning tot zin
ken gebracht. De drie overige schepen, in
totaal 19.000 ton, worden door ons ge
bruikt. Sedert het begin van den oorlog
heeft dus onze koopvaardijvloot een ver
lies geleden van 22.000 ton, ongeveer 1 pro
cent van het totale tonnage van de Fran
sche koopvaardij.
Het Fransche legerbericht van heden
ochtend luidt: Een kalme nacht aan hel
geheele front.
Het weer is opgeklaard.
Havas seint in zijn commentaar het vol
gende:
Na lange dagen werkloosheid is de lucht
macht Maandag weer opgestegen. Be
schermd door escadrilles jachtvliegtuigen
er hoog vliegende tusschen de wolken in
een weer opgehelderde lucht, gingen de
verkenningstoestellen het gebied achter de
Duitsche linies waarnemen. In de afgeloo-
pen week hadden het laag hangende wol
kendek, het slechte weer en de voortdu
rende regenbuien ieder luchtverkennings-
werk letterlijk onmogelijk gemaakt.
In den huidigen staat der operaties, nu
het zeker is, dat Duitsche troepen in groo-
ten getale samengetrokken worden achter
de vuurlinie, terwijl concentraties van het
grootste strategisch belang voltrokken
worden aan den linkeroever van den Rijn,
heeft het Fransche opperbevel met vreug
de de verbetering der weersomstandighe
den begroet.
Het mooie weer heeft het den Franschen
en Engelschen verkenningsvliegtuigen stel
lig mogelijk gemaakt een ruime oogst in-
linchtingen van allerlei aard binnen te ha
len.
Op den grond doet zich nog steeds de
zelfde bedrijvigheid voor van de vooruit
geschoven elementen, gevechten tusschen
patrouilles, kort vuur uit de automatische
wapens, wederzijdsch geschutvuur en over
vallen op kleine Fransche voorhoedeposten.
Activiteit langs de Moezel en Saar.
Sedert Maandagmorgen valt een groote
activiteit van de luchtmacht waar te ne
men langs de Moezel en de Saar, aldus
wordt door Belga uit Luxemburg gemeld.
FRANSCH COMMENTAAR OP EEN
DUITSCH LEGERBERICHT.
Ten aanzien van het officieele Duitsche
legerbericht van 28 October p.l. waarin
werd gezegd, dat drie Duitsche onderzeeërs
tct zinken zijn gebracht sedert het uitbre
ken van den oorlog, verklaart de Fransche
admiraliteit dat dit aantal vermoedelijk
nog lager is, dan het aantal duikbooten,
dat door de Fransche marine alleen tot zin
ken is gebracht, zonder rekening te hou
den met het optreden van de Britsche
bondgenooten.
DUITSCHE LUCHTAANVAL BIJ
DOGGERSBANK.
De Britsche admiraliteit deelt mede, dat
twee Duitsche bombardementsvliegtuigen
gisterochtend een flottielje Britsche tor
pedoboot jagers zuidelijk van Doggersbank
hebben aangevallen. Het is niet bekend, of
de vliegtuigen schade hebben geleden.
Lijken van Duitsche vliegers aangespoeld.
Gisteren is het lijk aangespoeld van een
Duitscher, gekleed in vliegeruniform en
met een hakenkruisband om den arm. Hij
had een kogelwond in een oog, en twee in
een been. Het lijk droeg de kenmerken van
ge oogenblikken een snelheid van 110 kilo
meter per uur bereikte. Te Boedapest heb
ben zich verscheidene ernstige verkeers
ongevallen voorgedaan. Een sleepboot is
gezonken. Vele telefoonleidingen zijn be
schadigd.
VLOTTEN AANGESPOELD.
Te Withernesa in Essex zijn gisteren
twee vlotten, elk plaats biedend voor twin
tig personen, aangespoeld. Een groote hoe
veelheid beschuit, een voorraad water,
vuurpijlen en fakkels benevens een Scan
dinavische krant werden op de vlotten ge
vonden. Er waren echter geen opvarenden
en de vlotten konden niet geïdentificeerd
worden.
ongeveer drie dagen in het water te heb
ben gelegen.
Voorts is er nog een lijk aangespoeld op
de kust van Norfolk, n.l. van een Duitsch
vliegerofficier. Hij had een opgeblazen
zwemvest om de borst. De man was gedood
door een kogel in den slaap en, aangezien
er een leege revolverhouder op het lijk
werd gevonden, neemt men aan, dat de
vlieger zich van het leven behoofd heeft
na uren in zee te hebben gelegen. Hij had
geen papieren bij zich, maar wel een iden-
titeitsplaatje, terwijl zijn horloge was blij
ven stilstaan op 5 uur. Hij had verder 45
mark bij zich.
Men denkt, dat de beide lijken, die he
den gevonden zijn, afkomstig zijn van vlie
gers, die met hun toestel boven de Noord
zee zijn neergehaald tijdens een luchtaan
val op Engeland.
DE ENGELSCHE VLUG SCHRIFTEN-
PROP AGANDA.
In Éupen en verscheidene naburige Bel
gische plaatsjes is een aantal vlugschrif
ten gevonden, naar men denkt van Engel-
sche herkomst, die zonder twijfel door den
wind derwaarts zijn gebracht. De vlug
schriften beginnen met de regels: „Heeft
men in Duitschland het Engelsche ant-
word op de rede van iHtler gepubliceerd?
Eischt van Hitier de publicatie van den ge-
heelen Engelschen tekst."
Onbekend vliegtuig boven Namen.
Gistermiddag heeft een vliegtuig van on
bekende nationaliteit op groote hoogte bo
ven Namen en omgeving gevlogen. De
luchtdoelartilerie heeft het vuur geopend.
DE TORPEDEERING VAN DE
„ATHENIA".
Een officieele verklaring aan Amerika.
De ambassadeur van Groot-Britannië te
Washington heeft aan de regeering der
Vereenigde Staten verzekeringen gegeven
over de torpedeering van de „Athenia".
Het Britsche ministerie van voorlichting
publiceert dienaangaande het volgende com
muniqué:
In opdracht van Zr. M. regeering heeft
Zr. M. ambasadeur te Washington aan de
regeering der Vereenigde Staten de vol
gende verzekeringen overgebracht met be
trekking tot het verlies van de „Athenia":
1. De „Athenia" vervoerde noch me
taal geld, noch kostbaarheden, noch kanon
nen, noch oorlogsmunitie, noch ontplofba
re stoffen, hetzij als lading, hetzij als ver-
bruiksvoorraad.
2. De „Athenia" werd niet tot zinken
gebracht door aanraking met een Britsche
mijn, noch door een Britsche duikboot, noch
door artillerievuur van Britsche torpedo
jagers, noch door een inwendige ontplof
fing, doch volgens de bewijzen, waarover
Zr. M. regeering beschikt, werd het schip
door een Duitsche duikboot tot zinken ge
bracht.
3. de „Athenia" was niet bewapend,
noch versterkt om eenigerlei bewapening
te ontvangen.
4. Het was niet de bedoeling het schip
te gebruiken als kaperschip, noch als ge-
wapenden hulpkruiser, noch voor andere
offensieve oogmerken aan het einde der
reis gedurende welke het schip werd tot
zinken gebracht.
5. De gezagvoerder van de „Athenia",
M. B. M. Copland, heeft onder eede ver
klaard, dat hij nimmer met Gustav Ander
son gesproken heeft over de kwestie of er
al dan niet kanonnen aan boord waren en
dat er in werkelijkheid noch kanonnen,
noch andere munitie als lading werd ver
voerd door het schip tijdens deze reis.
FINSCH SCHIP GEZONKEN.
Tengevolge van een ontploffing is het
s.s. „Juno" uit Helsinki gisteren op de
Noordzee in ongevzeer tien minuten gezon
ken.
Van de 24 opvarenden ging een aantal
onder wie vijf vrouwen, in de reddingsboot,
doch anderen moesten twintig minuten
rondzwemmen, alvorens zij werden gered
door het Noorsche schip „Mimosa", dat ook
de inzittenden van de boot aan boord nam.
Negentien overlevenden zijn gisteravond
in een haven aan de Engelsche Oostkust
aan land gebracht; negen hunner moesten
wegens kleine verwondingen of uitputting
naar een ziekenhuis vervoerd worden.
BRITSCHE BESCHULDIGINGEN AAN
DUITSCH ADRES.
Gisteravond is te Londen een Witboek
gepubliceerd, waarin verklaard wordt:
„Vóór den oorlog en na het uitbreken der
vijandelijkheden heeft de Duitsche regee
ring een vrijwel dagelijksche propaganda
gevoerd, waarbij Engeland beschuldigd
werd van wreedheden in Zuid-Afrika, 40
jaar geleden. Met het oog op deze schaam-
telooze propaganda, die eiken grond ont
beert, acht de Britsche regeering het ge-
wenscht eenige der rapporten, die zij heeft
ontvangen over de behandeling van Duit-
schers in Duitschland, te publiceeren.
Het Witboek geeft dan een opsomming
van mishandelingen, waarvan naar het
zegt, de gedetineerden in de Duitsche con
centratiekampen, en special te Buchen-
wald bij Weimar, het slachtoffer zijn.