Nieuwe activiteit aan het Westfront Met het opklaren van het weer Ernstig spoorwegongeluk bij Milaan DINSDAG 31 OCTOBER 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. fi schoven worden naar een later tijdstip, waarop de wereld minder geschokt wordt door rampen van uiterlijke gebeurtenissen; nu beperken wij Ons tot het constateeren van enkele I ndamenteelp waarheden. De oorzaken van het hui dige kwaad. De huidige tijd, Eerbiedwaardige Broe ders, heeft aan de valsche leerstellingen van het verleden nieuwe dwalingen toe gevoegd, en welk in zulk een hooge ma te, dat daaruit slechts verwarring en on heil kon voorkomen. En vóór alles is het zeker, dat de diep ste wortel van het kwaad, dat wij in de moderne samenleving betreuren, bestaat in de ontkenning en in het afwijzen van een norm van universeele moraal, zoowel voor het leven van het individu, en van de ge meenschap als voor de betrekkingen tus- schen de staten onderling. Het is de in onzen tijd zoozeer verspreide miskenning en verachting van de natuurwet zelf, die zijn grondslag vindt in God, den Almach- tigen Schepper en Vader van allen, den oppersten en absoluten Wetgver, den al- wetenden en rechtvaardigen vergelder der menschelijke daden en handelingen. Wan neer God verloochend wordt, dan wordt ook de basis van de zede-wet geschokt, verstikt of minstens verzwakt; deze zede- wet is de stem van de natuur, die zelfs aan de meest onontwikkelaen en aan de volkeren, die nog niet tot de beschaving zijn gekomen, leert wat goed en kwaad is, wat geoorloofd is en wat ongeoorloofd, en die de verantwoordelijkheid van eigen daden tegenover een oppersten Rechter doet gevoelen Welnu, de ontkenning van den funda- menteelen grondslag van de zedewet vond in Europa haar oorsprong in de verwijde ring van de leer van Christus, waarvan de Stoel van Petrus de bewaarder is en de leermeester. Eeuwenlang heeft deze leer eenheid geschonken aan Europa, dat was opgevoed, veredeld en verlicht door het Kruis, en dat een zoodanigen graad van maatschappelijken vooruitgang had be reikt, dat het meester was over andere volkeren en andere werelddeelen. Velen, die zich daarna hadden afgeschei den van het onvergankelijke leerambt van de Kerk, kwamen zelfs zoover, dat zij het centrale dogma van het christendom, de Godheid van den Verlosser, verloochen den, hetgeen het proces van geestelijke ontbinding snel heeft doen voortschrijden. Het Evangelie verhaalt, dat er bij de Kruisiging van Christus duisternis neer viel over 't heele land" (Matth. 27, 45); dit is een schrikaanjagend symbool van wat op geestelijke wijze geschiedt en zich altijd weer zal blijven herhalen, overal waar blind en hoogmoedig ongeloof Chris tus uit het hedendaagsche leven heeft ver bannen, vooral uit het openbare leven, en waar met het geloof aan Christus ook het geloof in God geschokt werd. Dientenge volge kwamen ook de zedelijke waarden, waarnaar in vroeger eeuwen particuliere en openbare handelingen beoordeeld wer den, in het gedrang. Terwijl de mensch, het gezin en den Staat aan de weldadige en vernieuwenden invloed van de Godsge dachte en de kerkelijke leerstellingen wer den onttrokken, heeft de ontkerstening der maatschappij, die steeds sneller om zich heengreep, steeds duidelijker en tot steeds grootere bezorgdheid, de teekenen van een verdorven en verderfbrengend heidendom gebracht, ook in die landen, waar eeuwen lang de glans der christelijke beschaving gestraald heeft. „Toen Christus gekruisigd werd, kwam er duisternis over het land". (Romeinsch Brevier, Goede Vrijdag, Vijfde- Responso rie). De droevige gevolgen der dwaling. Velen zijn er zich wellicht, toen zij zich van de leer van Christus losmaakten, niet van bewust geweest, dat zij zich lieten misleiden door de valsche lichtglans, die vanaf een afstand de bevrijding scheen uit de knechtschap, waarin zij zich eerst meenden te bevinden; zij voorzagen de bittere gevolgen niet van de ruil, die zij deden, toen zij de waarheid, die vrijmaakt, verlieten om zich te keeren tot de dwa ling, die den mensch in knechtschap brengt; toen zij de oneindig wijze en va derlijke wetten van God van zich afschud den, dachten zij er niet aan, dat zij zich overgaven aan een armzalige en verander lijke menschelyke wijsheid, terwijl zij achteruitgingen, spraken zij over vooruit gang; terwijl zij dieper wegzakten, spra ken zij over verheffing; zij spraken over een opgang tot de rijpheid, terwijl zij in knechtschap vielen; zij begrepen de ijdel- heid niet van alle menschelijke pogingen om de wet van Christus te vervangen door iets, dat erop lijkt: „Hun bespiegelingen zijn uitgeloopen op niets". (Rem. 1, 21). Het geloof in God en in Jezus Christus werd verzwakt, het licht der moreele be ginselen in de zielen werd verduisterd; het eenige en niet te vervangen funda ment van die zekerheid en rust, van die innerlijke en uitwendige, particuliere en openbare orde, welke alleen in staat is de welvaart der Staten te voeden en te hand haven, werd ondermijnd. Zeker, ook toen Europa verbonden was door gelijk gerichte idealen, ontleend aan de christelijke leerstellingen, ontbrak het niet aan twisten, conflicten en oorlogen, die de wereld versomberden; maar men heeft wellicht nooit zoo diep de onmoge- i.jkheid ondervonden, om de conflicten bij te leggen als tegenwoordig. Toen immers was er nog begrip voor datgene wat recht vaardig en onrechtvaardig was, geoor loofd en ongeoorloofd; hierdoor kon men de hartstochten gemakkelijker beteugelen en stonden de wegen tot een eerlijk ver gelijk open. In onze dagen daarentegen komen de geschillen niet alleen voort uit een op- bruischen van opstandige hartstochten, maar uit een diepe geestelijke crisis, die de gezonde beginselen van particuliere en openbare moraal heeft omvergeworpen. De eenheid van het men- schelijk geslacht. Onder de veelvuldige dwalingen, die voortspruiten uit de vergiftigde bron van godsdienstig en zedelijk agnosticisme, zou den Wij, Eerbiedwaardige Broeders, er twee onder Uw bijzondere aandacht wil len brengen, daar het juist deze twee mis vattingen zijn, die een vreedzaam samen leven der volkeren bijna onmogelijk ma ken, of minstens hachelijk en onzeker. De eerste gevaarlijke dwaling, die nu wijd en zijd is verspreid, is de ontkenning van de wet van menschelijke solidariteit en liefde, welke wet door de gemeen schappelijke oorsprong en door de gelijk heid van de redelijke natuur werd opge legd aan alle menschen, onverschillig tot welk volk zij ook behooren; deze wet be rust eveneens op het offer van de Verlos sing, dat door Jezus Christus op het al taar van het Kruis aan Zijn Hemelschen Va-der ten gunste van de zondige mensch- heid gebracht' werd. Inderdaad beschrijft de eerste bladzijde van de H. Schrift met grootsche eenvoud hoe God den mensch geschapen heeft als Zijn beeld, als het beeld van God, als een bekroning van Zijn Scheppingswerk. (Gen. 1, 2, 27). Dezelfde Schriftuur leert ons, dat God den mensch verrijkte met bovennatuurlijke gaven en voorrechten, waardoor hij bestemd werd to-t een eeuwig en onvergankelijk geluk. Zij toont verder dat alle andere menschen afstammen van het eerste menschenpaar en met onover troffen plastische rijkdom van taal be schrijft zij de verdeeling in verschillen de groepen en de verspreiding over de verschillende deelen der aarde. Ook toen de menschen zich afwendden van den Schepper, hield God niet op hen als Zijn kinderen te beschouwen die volgens Zijn barmhartig plan eens zouden terugkeeren tot Zijn vriendschap, (cfr. Gen. 12, 3). De Apostel der Volkeren maakt zich tot de heraut van deze waarheid, die de men schen in één groot gezin doet verbroede ren, toen hij aan de Grieksche wereld ver kondigde, dat God „uit één vader alle vol ken der menschheid gemaakt heeft, en ze over de gansche aarde deed wonen; Hij stelde bepaalde tijden vast en de grenzen van hun woongebied, opdat zij God zou den zoeken. (Handelingen, 17. 26). Het is een wonderlijk visioen, dat ons het menschelijk geslacht doet beschou wen in de eenheid van de gemeenschappe lijke oorsprong in God: „Een God en Va der van allen, die boven alles, door alles en in alles is". (Ephes. 4, 6); in de een heid der natuur, die bij allen is samenge steld uit een stoffelijk lichaam en een geestelijke en onsterfelijke ziel; in de een heid van het onmiddellijk doel en van zijn zending in de wereld; in de eenheid van woonplaats, de aarde, wier goederen alle menschen volgens het natuurrecht mo ge benutten, om zoo hun leven te behou den en te ontwikkelen; in de eenheid van het bovennatuurlijke doel, God zelf, naar Wien allen moeten streven; in de eenheid der middelen, om dit doel te bereiken. En deze zelfde Apostel toont ons de eenheid van het menschelijk geslacht in de betrekkingen met God de Zoon, het beeld van den onzichtbaren God, in Wien alles werd geschapen. (Col. 1. 16); de eenheid van de Verlossing, die Christus voor allen heeft gebracht, toen Hij de oorspronkelij ke en verbroken vriendschap met God herstelde door Zijn heilig en allersmarte lijkst lijden, waardoor Hij de Middelaar werd tusschen God en de menschen; „Want er is één God, en ook één Midde laar tusschen God en de menschen. de Mensch Jezus Christus". (1. Tim. 2. 5). En om deze vriendschap tusschen God en de menschheid nog inniger te maken, heeft deze Goddelijke Middelaar van de redding en van de vrede, in de heilige stil te van het Laatste Avondmaal, alvorens het hoogste offer te aanvaarden, de woor den achtergelaten, die de eeuwen door zulk een diepen weerklank hebben gevon den, die een heldhaftige liefde hebben ge wekt temidden van een Uefdelooze we reld, die verscheurd wordt door de haat. „Dit is mijn gebod: hfebt elkander lief zoo als Ik U heb bemind". (Joh. 15, 12). Vruchtbare gevolg trekkingen. Dit zijn bovennatuurlijke waarheden, waarop de hechte grondslagen en de ster ke gemeenschappelijke banden der een heid gevestigd zijn, welke versterkt wor den door de liefde tot God en den Godde- lijken Verlosser, van Wien allen het heil ontvangen, „maar met het doel om de hei ligen tot volmaakte plichtsvervulling te brengen, om op te bouwen het Lichaam van Christus; tot den tijd, dat we allen tot de eenheid des geloofs en der kennis van Gods Zoon zijn gekomen, een volwassen man zijn geworden, en de mannenmaat van den volmaakten Christus hebben be reikt". (Ephes. 4, 1235. In het licht van deze rechtmatige en daadwerkelijke eenheid van het geheele menschelijke geslacht, bevinden zich de individuen niet als in een onsamenhan gend geheel, als zandkorrels, maar ze zijn vereenigd in organische, harmonische en wederzijdsche betrekkingen, die zich wij zigen naarmate de tijden veranderen; zij kunnen nieuwe vormen aannemen over eenkomstig hun natuurlijke en bovenna tuurlijke bestemming en aandrang. En de volkeren, die zich ontwikkelen en die van elkander verschillen naargelang de verschillende levensomstandigheden en cultureele verhoudingen, zijn niet bestemd om deze eenheid te verbreken, maar om haar te verrijken en beter te doen uitko men door mede te laten deelen van hun bij zondere begaafdheden, door goederen we derzijds uit te wisselen; dit is echter al leen mogelijk, wanneer wederzijdsche lief de en de beleving der liefde alle kinderen van denzelfden Vader en allen, die door hetzelfde Goddelijk Bloed zijn verlost, sa menbindt. De Kerk van Christus, die de getrouwe bewaarster is van de opvoedende Godde lijke wijsheid, kan er niet aan denken en denkt er ook niet aan om de karakteris tieke bijzonderheden, die ieder volk met groote eerbied en met begrijpelijke trots bewaren en als een kostbaar erfdeel be schouwen, aan te tasten of te minachten. Her doel var. de Kerk is de bovennatuur lijke eerheid in de universeele liefde, die doorvoeld en in de praktijk gebracht wordt; het doel bestaat niet in uitsluitend uiter lijke gelijkheid, die oppervlakkig is en duaium uit den aard der zaak wankel. Alle richtlijnen en pogingen die dienen tot een wijze en geordende ontwikkeling van die bijzondere krachten en stroomingen, die hun oorsprong vinden in iedere stam, wor den door de Kerk met vreugde begroet en zij laat dit vergezeld gaan van haar beste wenschen. Herhaaldelijk heeft zij in het mis^ewerk aangetoond, dat deze norm als het ware de le^d-ster is van haar univer seel Apostolaat. Ontelbare onderzoekingen en nasponngerj van pioniers, verricht met groote offers, toewijding en liefde van de zijde der Missionarissen waren gericht op een beter innerlijk begrijpen en op de eer bied voor de meest verschillende vormen van beschaving: tevens diende dit weten schappelijke onderzoek om daaruit de vruchtbare geestelijke waarden te putten voor een goede prediking van het Evange lie van Christus. Alles, wat in dergelijke gebruiken en gewoonten niet onafscheide lijk verbonden is met de dwalingen op i odsdienstig gebied, wordt aan een welvv 1- lend onderzoek onderworpen en zoo mo gelijk beschermd en bevorderd. En onze onmiddellijke Voorganger, heiliger en eer biediger gedachtenis, heeft deze richtlijnen toegeoast op een bijzonder moeilijk geval, en Hij heeft edelmoedige beslissingen ge nomen, die een blijvend monument zullen zijn voor Zijn verzienden blik en voor den brandenden ijver van Zijn Apostolischen geest. Het is niet noodig, Eerbiedwaardige Broeders, U mede te deelen dat Wij dezen weg zonder aarzelen zullen bewandelen. Allen, die in de Kerk zullen binnentreden, welke hur. afkomst of hun taal ook moge zijn, moeten weten, dat zij als kinderen in het HuL des Vaders waar de wet cn de vrede var. Cbrist»s heerscht, gelijke rech ten hebber. In overeenstemming met deze beginse len van gelijkheid is de zorg van de Kerk gericht op de vorming vpn een inlandsche geestelijkheid en op de succesievelijke ver hooging van het aantal inlandsche bis schoppen. En om uiting te geven aan deze Onze bedoelingen hebben Wij het aan staande feest van Christus Koning uitgeko zen om op het graf van den Prins der Apostelen twaalf vertegenwoordigers van de meest verscheiden volkeren en stam men tot de Bisschoppelijke waardigheid te verheffen. Temidden der verscheurende tegenstellingen, die verdeeldheid brengen in de menschelijke familie, moge deze plechtige handeling aan al Onze kinderen, over de geheelp wereld verspreid, verkon digen, dat de geest, dQ leet en het werk van de Kerk niet verschilt van hetgeen de Apostel der Volkeren verkondigde: „Want gij hebt aangetrokken den nieuwen mensch die tot beter inzicht vernieuwd is naar het ^eeld van Zin. Schenner. Zóó is er geen Griek meer of Jood, geen besne dene of onbesnedene, geen barbaar en geen Scyth, geen slaaf en geen vrije; maar Christus is alles in al1 en". (Col. 3. 10-11). (Wordt vervolgd). Rnttenlandsctie Berichten TWINTIG DOODEN, VELE GEWONDEN. Bij Milaan ïs gisteravond een van Venetië komende expresstrein in bot sing gekomen met den electrischen trein MilaanRome. Twintig personen kwamen om het leven. Er zijn vele gewonden. Nader wordt gemeld, dat de trein uit Venetië, die bjj Milaan met een electri schen trein In botsing is gekomen, door een onveilig sein gereden is. Acht men schen zijn omgekomen, bijna veertig perso ren zijn gewond, doch hun blessures zijn niet ernstig. De minister van verkeer, Ben- ni, heeft zich onmiddellijk naar de plaats van het ongeluk begeven. Het ongeluk geschiedde te Orica, op 4 km. van het station Milaan, terwijl de beide treinen een snelheid hadden van 80 km. per uur. De schok was zeer hevig, twee iijtuigen van den sneltrein werden in tweeën geslagen, terwijl de locomotief en ae eerste goederenwagen van den trein uit Venetië in de volgende rijtuigen schoven. Een en. twintig zwaargewonden zijn in het ziekenhuis opgenomen. Het aantal licht gewonden is vee] grooter. ORKAAN WOEDT IN HONGARIJE. In het geheele land is aanzienlijke schade aangericht door een orkaan, die op sommi- Duitsche troepen-concentraties FRANSCHE LEGERBERICHTEN. Het Fransche legerbericht van gister avond luidt als volgt: Activiteit van de verkenningselementen aan het geheele front, plaatselijke actie van de artillerie, intens optreden van de ver kenning- en jachtvliegtuigen. In de eerste twee maanden van den oor log zijn zes Fransche koopvaardijschepen, Lr. totaal metende 41.000 ton, verloren ge gaan. In denzelfden tijd werden vier Duit sche schepen buit gemaakt; één hiervan, de „Halle" werd door de bemanning tot zin ken gebracht. De drie overige schepen, in totaal 19.000 ton, worden door ons ge bruikt. Sedert het begin van den oorlog heeft dus onze koopvaardijvloot een ver lies geleden van 22.000 ton, ongeveer 1 pro cent van het totale tonnage van de Fran sche koopvaardij. Het Fransche legerbericht van heden ochtend luidt: Een kalme nacht aan hel geheele front. Het weer is opgeklaard. Havas seint in zijn commentaar het vol gende: Na lange dagen werkloosheid is de lucht macht Maandag weer opgestegen. Be schermd door escadrilles jachtvliegtuigen er hoog vliegende tusschen de wolken in een weer opgehelderde lucht, gingen de verkenningstoestellen het gebied achter de Duitsche linies waarnemen. In de afgeloo- pen week hadden het laag hangende wol kendek, het slechte weer en de voortdu rende regenbuien ieder luchtverkennings- werk letterlijk onmogelijk gemaakt. In den huidigen staat der operaties, nu het zeker is, dat Duitsche troepen in groo- ten getale samengetrokken worden achter de vuurlinie, terwijl concentraties van het grootste strategisch belang voltrokken worden aan den linkeroever van den Rijn, heeft het Fransche opperbevel met vreug de de verbetering der weersomstandighe den begroet. Het mooie weer heeft het den Franschen en Engelschen verkenningsvliegtuigen stel lig mogelijk gemaakt een ruime oogst in- linchtingen van allerlei aard binnen te ha len. Op den grond doet zich nog steeds de zelfde bedrijvigheid voor van de vooruit geschoven elementen, gevechten tusschen patrouilles, kort vuur uit de automatische wapens, wederzijdsch geschutvuur en over vallen op kleine Fransche voorhoedeposten. Activiteit langs de Moezel en Saar. Sedert Maandagmorgen valt een groote activiteit van de luchtmacht waar te ne men langs de Moezel en de Saar, aldus wordt door Belga uit Luxemburg gemeld. FRANSCH COMMENTAAR OP EEN DUITSCH LEGERBERICHT. Ten aanzien van het officieele Duitsche legerbericht van 28 October p.l. waarin werd gezegd, dat drie Duitsche onderzeeërs tct zinken zijn gebracht sedert het uitbre ken van den oorlog, verklaart de Fransche admiraliteit dat dit aantal vermoedelijk nog lager is, dan het aantal duikbooten, dat door de Fransche marine alleen tot zin ken is gebracht, zonder rekening te hou den met het optreden van de Britsche bondgenooten. DUITSCHE LUCHTAANVAL BIJ DOGGERSBANK. De Britsche admiraliteit deelt mede, dat twee Duitsche bombardementsvliegtuigen gisterochtend een flottielje Britsche tor pedoboot jagers zuidelijk van Doggersbank hebben aangevallen. Het is niet bekend, of de vliegtuigen schade hebben geleden. Lijken van Duitsche vliegers aangespoeld. Gisteren is het lijk aangespoeld van een Duitscher, gekleed in vliegeruniform en met een hakenkruisband om den arm. Hij had een kogelwond in een oog, en twee in een been. Het lijk droeg de kenmerken van ge oogenblikken een snelheid van 110 kilo meter per uur bereikte. Te Boedapest heb ben zich verscheidene ernstige verkeers ongevallen voorgedaan. Een sleepboot is gezonken. Vele telefoonleidingen zijn be schadigd. VLOTTEN AANGESPOELD. Te Withernesa in Essex zijn gisteren twee vlotten, elk plaats biedend voor twin tig personen, aangespoeld. Een groote hoe veelheid beschuit, een voorraad water, vuurpijlen en fakkels benevens een Scan dinavische krant werden op de vlotten ge vonden. Er waren echter geen opvarenden en de vlotten konden niet geïdentificeerd worden. ongeveer drie dagen in het water te heb ben gelegen. Voorts is er nog een lijk aangespoeld op de kust van Norfolk, n.l. van een Duitsch vliegerofficier. Hij had een opgeblazen zwemvest om de borst. De man was gedood door een kogel in den slaap en, aangezien er een leege revolverhouder op het lijk werd gevonden, neemt men aan, dat de vlieger zich van het leven behoofd heeft na uren in zee te hebben gelegen. Hij had geen papieren bij zich, maar wel een iden- titeitsplaatje, terwijl zijn horloge was blij ven stilstaan op 5 uur. Hij had verder 45 mark bij zich. Men denkt, dat de beide lijken, die he den gevonden zijn, afkomstig zijn van vlie gers, die met hun toestel boven de Noord zee zijn neergehaald tijdens een luchtaan val op Engeland. DE ENGELSCHE VLUG SCHRIFTEN- PROP AGANDA. In Éupen en verscheidene naburige Bel gische plaatsjes is een aantal vlugschrif ten gevonden, naar men denkt van Engel- sche herkomst, die zonder twijfel door den wind derwaarts zijn gebracht. De vlug schriften beginnen met de regels: „Heeft men in Duitschland het Engelsche ant- word op de rede van iHtler gepubliceerd? Eischt van Hitier de publicatie van den ge- heelen Engelschen tekst." Onbekend vliegtuig boven Namen. Gistermiddag heeft een vliegtuig van on bekende nationaliteit op groote hoogte bo ven Namen en omgeving gevlogen. De luchtdoelartilerie heeft het vuur geopend. DE TORPEDEERING VAN DE „ATHENIA". Een officieele verklaring aan Amerika. De ambassadeur van Groot-Britannië te Washington heeft aan de regeering der Vereenigde Staten verzekeringen gegeven over de torpedeering van de „Athenia". Het Britsche ministerie van voorlichting publiceert dienaangaande het volgende com muniqué: In opdracht van Zr. M. regeering heeft Zr. M. ambasadeur te Washington aan de regeering der Vereenigde Staten de vol gende verzekeringen overgebracht met be trekking tot het verlies van de „Athenia": 1. De „Athenia" vervoerde noch me taal geld, noch kostbaarheden, noch kanon nen, noch oorlogsmunitie, noch ontplofba re stoffen, hetzij als lading, hetzij als ver- bruiksvoorraad. 2. De „Athenia" werd niet tot zinken gebracht door aanraking met een Britsche mijn, noch door een Britsche duikboot, noch door artillerievuur van Britsche torpedo jagers, noch door een inwendige ontplof fing, doch volgens de bewijzen, waarover Zr. M. regeering beschikt, werd het schip door een Duitsche duikboot tot zinken ge bracht. 3. de „Athenia" was niet bewapend, noch versterkt om eenigerlei bewapening te ontvangen. 4. Het was niet de bedoeling het schip te gebruiken als kaperschip, noch als ge- wapenden hulpkruiser, noch voor andere offensieve oogmerken aan het einde der reis gedurende welke het schip werd tot zinken gebracht. 5. De gezagvoerder van de „Athenia", M. B. M. Copland, heeft onder eede ver klaard, dat hij nimmer met Gustav Ander son gesproken heeft over de kwestie of er al dan niet kanonnen aan boord waren en dat er in werkelijkheid noch kanonnen, noch andere munitie als lading werd ver voerd door het schip tijdens deze reis. FINSCH SCHIP GEZONKEN. Tengevolge van een ontploffing is het s.s. „Juno" uit Helsinki gisteren op de Noordzee in ongevzeer tien minuten gezon ken. Van de 24 opvarenden ging een aantal onder wie vijf vrouwen, in de reddingsboot, doch anderen moesten twintig minuten rondzwemmen, alvorens zij werden gered door het Noorsche schip „Mimosa", dat ook de inzittenden van de boot aan boord nam. Negentien overlevenden zijn gisteravond in een haven aan de Engelsche Oostkust aan land gebracht; negen hunner moesten wegens kleine verwondingen of uitputting naar een ziekenhuis vervoerd worden. BRITSCHE BESCHULDIGINGEN AAN DUITSCH ADRES. Gisteravond is te Londen een Witboek gepubliceerd, waarin verklaard wordt: „Vóór den oorlog en na het uitbreken der vijandelijkheden heeft de Duitsche regee ring een vrijwel dagelijksche propaganda gevoerd, waarbij Engeland beschuldigd werd van wreedheden in Zuid-Afrika, 40 jaar geleden. Met het oog op deze schaam- telooze propaganda, die eiken grond ont beert, acht de Britsche regeering het ge- wenscht eenige der rapporten, die zij heeft ontvangen over de behandeling van Duit- schers in Duitschland, te publiceeren. Het Witboek geeft dan een opsomming van mishandelingen, waarvan naar het zegt, de gedetineerden in de Duitsche con centratiekampen, en special te Buchen- wald bij Weimar, het slachtoffer zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 6