HET DAMSPEL m m m m m m m m z m m m m m m m m m m VRIJDAG 6 OCTOBER 1939 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 Damredacteur: W. J. v. d. Voort, Rust oordstraat 3. Nieuw-Vennep. Alle correspondentie, betreffende deze rubriek, gelieve men te zenden aan boven genoemd adres. Zij, die antwoord wenschen, gelieven postzegel bij te voegen. PROBLEMATIEK. Deze week wijden wij het probleemge deelte geheel aan werk van den heer Wort- mand. Nagenoeg elke week kunnen onze lezers genieten van de kunst, op het gebied der problematiek, van dezen componist. Ook thans, en vooral voor no. 760, kunnen onze damspelende lezers smullen. Eerst volgt een studie-probleem, die op bijzon dere wijze bewerkt is, en voor de oplossing waarvan men wel eenige damcapaciteiten moet bezitten. Wij zijn dan ook benieuwd, wie van onze lezers dit vraagstuk zullen weten te overmeesteren. trrUDIE-PROBLEEM No. 760. Auteur: J. A. J. Wortman, Hazerswoude. Ie publicatie. Stand in cyfers: Zwart 18 schijven op: 3, 7, 8, 12, 13, 15 18, 23, 26 en 35. Wit 10 schijven op: 24, 27, 29, 33, 34, 37, 39, 44, 48 en 49. Wit speelt en forceert de winst. Het volgende vraagstuk is minder zwaar, doch men zal zich deerlijk vergissen, in dien men denkt de richting al in zicht te hebben, welke tot den eindslag dient. PROBLEEM No. 761. Auteur: J. A. J. Wortman, Hazerswoude. Ie publicatie. Stand in cijfers: Zwart 10 schijven op: 6, 8/10, 14, 19, 20, 25, 28 en 36. Wit 10 schijven op: 17, 22, 27, 33, 35, 37, 43, 44, 49 en 50. Wit speelt en wint Oplossingen dezer beide vraagstukken, worden gaarne ingewacht tot uiterlijk Dinsdag 17 October a.s., bij den redacteur dezer rubriek. OPLOSSINGEN PR. NOS. 755 EN 756. No. 755, auteur: J. A. J. Wortman. Zwart: 2, 8, 9, 13/21, 23, 24 en 26. Wit: 25, 27, 28, 31/35, 37, 38, 42, 43 en 47/49. Wit wint door: 3429 2823, 3833, 32x3, 3x21, 42—37, 43—38, 48x10 en 25x3. No. 756, auteur: P. Hollenberg. Zwart: 2, 4/6, 8, 12/14, 18, 19, 23, 24, 29. Wit: 11, 15, 25/28, 32, 34, 38, 40, 42, 45 en 49. Wit wint door: 4944, 2722, 32x21, 34x 23, 44—39, 40x7 en 21x3. Beide vraagstukken werden correct opge lost door: J. A. J. Wortman, Hazerswoude, J. Maliepaard, G. Hogenes, Nieuw-Vennep, G. Rijsdam, Leiden, P. Loos, Oude-Wete ring, H. v. d. Kamp, Lisse. CORRESPONDENTIE J. A. J .W. te H., vraagstukken in dank ontvangen; zal ze nazien en indien ge schikt, plaatsen. Wat uw vraag betreft, en dit geldt ook voor alle lezers, tot het hou den van een oplossers-wedstrijd, moet ik u mededeelen, dat de redactie besloten heeft wegens de bijzondere tijdsomstandigheden voorloopig nog geen bijzondere wedstrijden te doen houden. Misschien geschiedt dit nog in het begin van het volgende jaar. Tevens zie ik uw vraagstukken gaarne te gemoet EINDSPEL No. 762. Voor onze liefhebbers in het oplossen van eindspelen, volgt hieronder een leerzame eindstand van Ramau, welke wij hebben overgenomen uit het boek van P. de Graaf. Auteur: F. Raman. e II a V n i a i i ÜP 0 i <- I i? 11 Stand in cijfers: Zwart een schijf op: 37. Wit twee schijven op: 20, 35 en een darn op 50. Wit speelt en wint. Oplossingen zien wij gaarne tegemoet tot en met 16 October a.s. Wi| leeren Dammen Les no. 3. DE SPELREGELS. HET SLAAN Art. 13. Slaan is verplichtend en elke vol ledig slaan geldt voor een zet. De schijf springt daarbij over een of meer vijande lijke stukken, telkens op het naaste veld zich bevindend, met een open veld er ach ter in den loop van den slag. De dam slaat op gelijke wijze de in haar loop vrijstaande vijandelijke stukken tel kens met minstens een open veld er achter. Art. 14. Elke slag moet regelmatig stuk voor stuk worden aangetoond, waarbij men wel meermalen over hetzelfde open veld mag gaan, maar niet ten tweede male over hetzelfde stuk. Tijdens het slaan mogen de vijandelijke stukken niet van het bori genomen worden. Dit geschiedt na den slag. Art. 15. De meeste stukken moeten gesla gen worden; de dam of schijf gelden daar bij als van gelijke waarde en men slaat bij gelijk aantal op slag staande schijven naar verkiezing met dam of schijf. Opmerking: Wij vestigen er nog de spe ciale aandacht op, dat dus meerslag in alle gevallen absoluut voorgaat. Vele beginnende damspelers verkeeren namelijk in de meening, dat damslag (het slaan met de dam) immer voor moet gaan. Dit is onjuist! Wanneer men met een dam en met een schijf een gelijk aantal vij andelijke schijven kan slaan, heeft men keuze den slag .net de dam of met de schijf uit te -voeren. De meeste schyven moeten echter altijd geslagen worden! HET EINDSPEL Art. 16. Als in een eindspel wederzijds driemaal achter elkaar dezelfde zetten zijn gedaan, of een voorgaande stand tweemaal is teruggekeerd, wordt het spel voor remise gehouden. Art. 17. Zoodra een spel komt te staan met 3 dammen tegen één dam, mogen er, met in achtneming evenwel van art. 16, nog tien zetten gedaan worden of zoo de spe ler met één dam de lange lijn bezet, slechts 3 waarbij de bezitter van één dam begint te tellen. Is er daarna geen beslissing, dan is het spel remise, tenzij de speler met 3 dammen onmiddellijk kan aantoonen, dat er winst in zijn spel zit. In dit geval moet het afspel worden toe gestaan. Art. 18. Als een speler één dam en twee schijven heeft, of twee dammen en één schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij al leen een dam bezit, die schijf of schijven tot dam kronen, welke handeling niet gel den zal voor een zet. Daarna wordt ge speeld als in art. 17 omschreven. Indien de speler met de enkele dam de schijf of schijven niet wil kronen en hij bij machte is om te beletten, dat zij de damlijn bereiken, dan moeten wederzijds nog tien zetten gedaan worden. Blijkt daarbij, dat de damlijn niet kon worden bereikt, dan is het spel remise. (Wordt vervolgd). RECHTZAKEN OUD-BURGEMEESTER VAN OOST- MARSUM VERWEERT ZICH. ZAAK VOOR CENTRALEN RAAD VAN BEROEP. „De beschuldigde vraagt geen clementie of medelijden, doch allen recht", aldus de verdediger. Donderdagmiddag werd voor den Centra- len Raad van Beroep te Utrecht de be kende zaak van den ontslagen burgemees ter van Ootmarsum, Jhr. E. L. M. Th. J. von Bönninghausen tegen den minister van Binnenlandsche Zaken behandeld. De Kroon heeft hem van zijn functie ontheven, omdat hij bij een pachtmaaltijd onnatio nale uitdrukkingen zou hebben gebruikt. Het Ambtenarengerecht had appellant in het ongelijk getseld, tegen welke uitspraak hij nu te Utrecht in beroep kwam. Er waren geen getuigen opgeroepen. Als verdediger trad, evenals voor het Ambtenarengerecht, op, zijn broer Jhr. mr. E. J. B. M. von Bönninghausen, advocaat te Enschede en lid der Eerste Kamer. De verdediger verzocht aan zijn broer de volgende vragen te willen stellen of hij gepleit had voor inlijving van Nederland bij Duitschland en of hij daar voorstander van was. President tot klager: „Kunt u op die oeide vragen antwoord geven?" Klager: „Ik kan U ten antwoord geven, da', ik me absoluut niet zou geneeren de zelfde uitdrukkingen te gebruiken. Ik heb geen enkel onvaderlandslievend woord ge bruikt." De president acht het dan beter, dat ver dediger zijn vragen zelf formuleert, waar na deze aan klager vraagt of hij voorstan der is van inlijving van Nederdand bij Duitschland en of hij zich ooit in derge- lijken zin tegenover anderen heeft uitge laten. Klager antwoordt: „Ik ben geen voor stander van inlijving van Nederland bij Duitschland en ben dit in rnijn leven nooit geweest. Ik heb me ook nimmer in dien zin uitgelaten dat men vermoeden zou, dat ik voorstander was." Pleiter hield dan zijn pleidooi. Pleiter blijft er bij, dat laster van dit alles de oorzaak is. Het is pijnlijk voor pl., dergelijke dingen te moeten opmerken, waar het gelcofsgenooten betreft van een godsdienst, die hem boven alles dierbaar is, die gelasterd zouden hebben. Pl. is er van overtuigd, dat hier alleen wreede wraak in het spel is. De beschuldigde vraagt geen clementie of medelijden, doch alleen recht. Pl. zal niet zijn toevlucht nemen tot spitsvondigheden en zegt hier te staan in de rotsvaste overtuiging, dat klager on schuldig is. Het is onjuist, dat de minister de moge lijkheid voor den Centralen Raad van Be roep verwerpt, om té onderzoeken of kla ger onschuldig is. Vreest Zijne Excellen tie. dat uw college, aldus pl., hem zou moe ten veroordeelen? Pl. wil alleen weten of de Centrale Raad uii de stukken de overtuiging heeft gekre gen, dat de gewraakte uitdrukkingen zijn gebezigd. Moet de legeering, om iemand weg te jagen, niet de zekerheid hebben, dat hij schuldig is? Pleiters conclusie is allereerst, dat de Centrale Raad zich zal uitspreken over het onrechtmatige van het ontslag. Hij kan zich echter voorstellen, dat de regeering „naar welgevallen" aan een magistraat ontslag geeft, maar dan zal de Centrale Raad er over moeten oordeelen of klager ja, dan neen, aanspraak maakt op eervol ontslag, en, zoo ja, of de regeering niet tot eerher stel verplicht is. De heeren in Ootmarsum! zoo vervolgde pl. die den burgemeester in het ongeluk hebben gestort, hadden niet verwacht, dat het zoo'n vaart zou loopen en hebben nu spijt van hun daad Aan het eind van zijn betoog is pl. zeer opgewonden en hy besluit met een harts tochtelijke peroratie, waarbij hij opkomt voor de vrijheid in Nederland. Voor den minister trad als gemachtigde op mr. H. W. J. Mulder, die op juridische gionden de rechtmatigheid van het ver leende ontslag wilde aantoonen. De eisch van appellant om nietigverkla ring van het verleende ontslag kan niet worden ingewilligd, omdat de vrijheid van de regeering tot het verleenen van ontslag aan een burgemeester niet beperkt is, zoo- aJs de tegenpartij beweert. Er is in de wet geen aanwijzing te vin den van de doeleinden, waarvoor de re geering haar bevoegdheid tot het verlee nen van ontslag mag gebruiken. Deze zaak is onttrokken aan de bevoegdheid van de rechterlijke controle. De burgemeesters zijn, voor wat hun ont slag betreft, evenwel niet aan willekeur overgeleverd, omdat de benoemingen in de politieke sfeer zijn betrokken. Pl. zag gaar ne door den Raad van Beroep uitgemaakt, of hier van détournement de pouvoir spra ke is. Deze burgemeester heeft meermalen ver klaard, als er vreemde troepen ons land binnenkomen, te zullen mee-marcheeren. Pi. twijfelt niet aan de waarheidsliefde van de getuigen, die de minister heeft ge hoord. Concludeerend vroeg pl. namens den minister het ingestelde beroep ongegrond 'e verklaren. Op verzoek van zijn verdediger lichtte klager hierna nog toe, hoe hij de uitdruk king had gebruikt (hetgeen hij erkende), dat hij de vlag zou uitsteken, wanneer de Duitschers binnenkwamen Spr. gaf toe, pro-Duitrch te zijn, wat volgens hem echter niets te maken heeft met een anti-nationale gezindheid. Spr. heeft met zijn uitdrukking in het geheel riet de tendenz gehad, dat hij het toe zou juichen, wanneer de Duitschers binnen rukken. De zitting werd dan gesloten en de uit spraak bepaald over drie v/eken. KAPITEIN WERD ONTSLAGEN WEGENS SCHULDEN EN DRANKMISBRUIK Getuigen verklaren anders De Centrale Raad van Beroep te Utrecht heeft een ontslagkwestie behandeld, waar in klager was een uit den militairen dienst ontslagen kapitein der artillerie. Het ont slag zou verleend zijn op grond van het feit, dat de kapitein zich schuldig maakte aan drankmisbruik en dat hij groote schul den had. De kapitein, wonende te Hoek van Hol land, was tegen het ontslag in verzet ge komen. Als raadsman trad voor den Raad van Beroep op mr. R A. James te Apel doorn. De minister van Defensie was verte genwoordigd door den heer T. Paauwe, hoofdcommies van het departement van Defensie. Er verschenen zes getuigen in deze zaak, nl. een arts, een directeur van een fabriek, een hotelhouder, een adjudant-onderoffi cier, een agent van politie en een reserve luitenant. De ontslagen kapitein was mede aanwezig. Als eerste getuige verscheen dr. J. N. Teer te Hoek van Holland, die den kapitein in behandeling heeft gehad. De arts moest ontkennen, dat hij den ka pitein wel eens had aangetroffen in kenne- lijken staat van dronkenschap. De dokter had den kapitein ook in behandeling ge had, nadat hem reeds verschillende disci plinaire straffen waren opgelegd Zijn phy- sieke toestand liet toen wel te wenschen over. Maar dat kon ook het gevolg zijn van de straf, die hem was opgelegd. De levens wijze van den kapitein vond getuige niet buitensporig. Op het alcoholgebruik van den kapitein had de arts niet bijzonder acht geslagen. Vervolgens verscheen de directeur van een katoenfabriek te Hoek van Holland, die tevens buurman van den kapitein is. Óver de schuldenkwestie had deze getuige heel wat te vertellen, zoodat hij den president vand en Raad van Beroep verzocht een en ander te mogen voorlezen. Omtrent de fi- nancieele positie van den kapitein kon hij nog mededeelen, dat deze niet gunstig was. De officier had vierhonderd gulden van ge tuige geleend. Voor persoonlijke genoegens heeft hij het geld evenwel niet gebruikt Verschillende malen is de kapitein ge waarschuwd om te gaan bezuinigen. Daar na is het ook niet meer voorgekomen, dat hij café's bezocht. Hopeloos heeft getuige den financieelen toestand van den kapitein nooit gedacht. Misbruik van vertrouwen heeft hij nimmer gemaakt. Toen de raadsman dezen getuige een vraag stelde over de houding van klager ten opzichte van vrouwen en getuige een indirect antwoord gaf op een soortgelijke vraag van den president, gaf dit den presi dent aanleiding den getuige nadrukkelijk te wijzen op de beteekenis van den eed. Ik kom er tegen op, aldus de president, mr. Beumer, dat getracht wordt te doen voorkomen alsof er niets gebeurd was, ter wijl er wel iets gebeurd is. Getuige ver telde nog, dat zijn buren altijd eenvoudig leven Daarvan vertelde de derde getuige, een reserve-luitenant der artillerie, die onder den kapitein te Hoek van Holland had ge diend. Getuige begon te zeggen, dat de ka pitein in dienst nooit dronk, voor zoover hij kon nogaan. Nachtelijk alarm President: Er is een geval geweest, «at er een nachtelijk alarm gemaakt w^rd, dat patronen werden uitgedeeld en dat het in één woord een bende was. Getuige vertelde omstandig hieromtrent. Hij zeide, dat hij door zijn oppasser des nachts werd gewekt. Deze had gezegd: „lui tenant, er is alarm". Getuige was dadelijk opgestaan, kwam op de binnenplaats en zag daar de troep al bijna gereed staan. Hü ontving daarna opdracht van den kapitein naar buiten te marcheeren. Het bevel werd opgevolgd, doch toen de troep halverwege uit het hek was gemarcheerd, stond de ka pitein er weer en zeide: het is genoeg: je kan teruggaan. Getuige ging toen dadelijk met zijn troep terug. Den volgenden mor gen mochten de manschappen een halfuur later gewekt worden. Getuige zeide, dat er weldra door het dorp praatjes gingen, dat de kapitein stomdronken was geweest en midden in den nacht het alarm had laten blazen. President: Vondt u dat toen niet een ongewone manier van doen om 's nachts plotseling uit te rukken. Getuige verklaarde, dat hij dit beschouwd heeft als een testen van de snelheid en vaardigheid van zijn troep. Voorts is de lui tenant getuige geweest van een gezellig sa menzijn in het hotel, waar de kapitein tij delijk in pension was. Een dameskoor was daar op een avonc aan het repeteeren Hij hoorde een aardig lied en verzocht het lied nogmaals te zingen. Het walslied klonk toen nogmaals door de zaal. De kapitein heeft toen het koor daarna getracteerd. Een adjudant-onderofficier verklaarde nog, dat hij den kapitein in dienst nimmer dronken heeft gezien. Tenslotte verschijnt een agent van politie uit Rotterdam, thans bij de marine gemo biliseerd, die destijds wel eeiis bezoek had ontvangen van den kapitein, toen hij nog agent van politie te Hoek van Holland was. Politie gehoord. Op een vraag van den president of de kapitein wel eens bij den agent was ge weest, om hem te bedanken voor bewezen diensten, antwoordde getuige bevestigend, doch hij zeide, dat dit voor diensten wasv bewezen als secretaris van de plaatselijke Oranje-vereeniging, van welke vereeniging de kapitein voorzitter was. Vervolgens werd gesproken over de ver houding van den inspecteur van politie te Hoek van Holland tot den kapitein. De getuige zeide, dat hij nimmer kon sympa- thiseeren met de dienstopvatting van den inspecteur. Ten aanzien van den khpitein ko: getuige nog verklaren, dat hü na zün aanvaarding van het voorzitterschap der Oranje-vereeniging populair geworden is te Hoek van Holland. Na het getuigenverhoor ving mr. James zün pleidooi aan. De raadsman was van oordeel, dat het aavies van.de ontslagcom missie onjuist is geweest en op niet-zuivere gronden was gebaseerd Vervolgens stond m~\ James uitvoerig stil bü dj schulden- kwestie en zeide, dat het pertinent onwaar is, dat de kapitein aan een van zün geld schieters, een legerpredikan. in Vlissingen, zou hebben verklaard, dat hij met een be paald bedrag uit alle moeilijkheden zou zijn. Klager heeft nimmer gesimuleerd. Nooit gooide hü de eer van een officier te grab bel en in drie jaar heeft hü f 2065 aan schulden afbetaald. Ook dat heeft wel iets te zeggen. De raadsman meende, dat de commissie lichtvaardig te werk is gegaan en dat het ontslag op onjuiste gronden ver leend is. De heer Paauwe sprak hierna namens de minister van Defensie. Deze wees op het feit, dat K. B. van 7 Juni 1939 niet in strüd is met algemeene voorschriften. Volgens pleiter was klager ongeschikt om als of ficier bij de landmacht in dienst te blüven. Uitspraak over drie weken. „Tel." BOTSING TUSSCHEN TRAM EN AUTOBUS TE HAARLEM. De Haarlemsche rechtbank heeft gisteren vonnis gewezen in de zaak tegen den 32- jarigen trambestuurder C. S., die veertien dagen geleden terechtstond wegens het ver oorzaken van dood door schuld en het toe brengen van zwaar lichamelijk letseL Op 30 April was een door hem bestuurde tram op het Houtplein te Haarlem in bot sing gekomen met een volle autobus van een wilden dienst HaarlemAmsterdam. Een der buspassagiers werd gedood en acht anderen gewond. Het O.M. had drie we ken hechtenis geëischt De rechtbank veroordeelde den bestuur der gisteren tot twee weken hechtenis voor waardelijk, met 2 jaar proeftijd en een geldboete van vüftien gulden, subsidiair negen dagen he-hteni". Op de algemeene begraafplaats te Huisduinen had Donderdagmiddag de begrafenis met militaire eer plaats van den korporaal machinist J. A. Kruisland, die bü de uitoefening van zün plicht in dienst van het vaderland om het leven kwam bü de ont ploffingsramp aan boord van den „Jan van Gelder". Het vuurpeleton lost een salvo boven de groeve.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 6