DONDERDAG 5 OCTOBER 1939
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BCAD - PAG. 10
Het gebouw, waaruit de vijf Duitschers ontsnapten.
DE ONTVLUCHTING TE
HAARLEM
Allen nog spoorloos
Enkele verrassende bijzonderheden zijn
bij het nader onderzoek naar de vlucht
van de vijf Duitschers uit het Huis van
Bewaring te Haarlem aan het licht geko
men, waarmee tevens voor een goed deel
het raadsel opgelost is, waarom de over
vallen bewaker niet eerder alarm heeft
kunnen maken en zijn opvolger zoolang dp
zich heeft laten wachten. Van de vluchte
lingen zelf viel gisteravond nog niets te
melden. Zij worden blijkbaar goed verbor
gen gehouden; dank zij ook den grooten
voorsprong, dien de vijf mannen op de po
litie hebben, ontbreekt tot nu toe elk dui
delijk spoor, aldus de „Telegraaf".
Bij het verhoor door de politie van den
nachtbewaker Blauwbroek is dezen aller
eerst gewezen op de merkwaardige om
standigheid, dat de vier Duitschers, die in
afzonderlijke slaapcellen in één lokaal ver
bleven, tegelijkertijd op hem konden toe
springen, toen hij nadat er gebeld was
de deur van dit vertrek opende. Hij
houdt dit echter vol. Volgens hem waren
allen reeds uit hun slaapcellen, toen hij
binnenkwam.
Toch acht de politie het niet onmogelijk,
dat het voorval anders in zijn werk ge
gaan is. Men meent namelijk, dat het ook
zoo gebeurd kan zijn, dat de bewaker een
der slaapcellen geopend heeft om te vra
gen waarom er gebeld was en dat deze
Duitscher hem toen heeft aangevallen,
den sleutelbos bemachtigd heeft en daar
mee de slaapcellen der andere drie man
nen heeft geopend
Voorts zou het mogelijk zijn, dat de
mannen in het bezit waren van een looper,
waarmee zij zichzelf uit hun cellen kqp-
den bevrijden, zoodat dan het verhaal van
den bewaker, dat hü door de vier Duit
schers tegelijk aangevallen is, juist kan
zyn.
De eerste klap.
Hoewel de heer Blauwbroek het niet ze
ker weet, meent hij, dat de 31-jarige com
munist H. C. E. hem den eersten klap op
zijn oog heeft gegeven, waardoor hij ver
suft geraakte.
Bij de controle van de prikklok van den
bewaker is gebleken, dat de overval reeds
gepleegd moet zijn tusschen tien uur en
half elf, toen hij nog op zijn eerste ronde
was. De laatste notitie op de strook van de
klok wijst zelfs kwart vóór tien aan, zoo
dat de vluchtelingen dan een voorsprong
van circa negen uur op de politie hadden,
daar de ontvluchting eerst om half zeven
in den ochtend bekend werd. Het is daar
door zelfs niet onmogelijk, dat een enkele
hunner nog per trein Haarlem heeft ver
laten, zoodat het geen overbodige maat
regel geweest is, dat de grenspolitie ge
waarschuwd is. Men acht het niet aanne
melijk, dat enkelen der mannen reeds de
grens bereikt hadden, voordat de ont
vluchting te Haarlem bekend was, doch
geheel onmogelijk is het ook weer niet.
Men ziet, er zijn vele raadsels op te los
sen. Al deze onzekere omstandigheden be
moeilijken in ernstige mate het opsporings
werk.
Men heeft zich ook afgevraagd hoe het
mogelijk kan zijn, dat de ontsnapten zoo
goed den weg wisten in het huis van be
waring en o.a. het kolenhok wisten te
vinden, waardoor zij konden ontsnappen.
Bij nader inzien is ook dat raadsel geen
raadsel meer. De Duitscher W. D., die
reeds anderhalf jaar in het huis van be
waring als passant opgesloten is, nadat hij
te Zaandam als illegaal vluchteling opge
pikt was, verrichtte den laatsten tijd hulp
diensten in het gebouw; hij was z.g. „gang-
looper", veegde de vloeren aan en kende
alle vertrekken, gangen en deuren op zijn
duimpje. In hem ziet de politie dan ook
den raadgever van het complot en aan zijn
toedoen is het ook te wijten dat de tweede
nachtbewaker die om twee uur 's nachts
door zijn collega gewekt moest worden
om dezen af te lossen in zijn eigen kamer
gevangen heeft gezeten.
Want dat is het geval geweest, naar de
bewaker Blauwbroek heeft medegedeeld.
Toen deze geknévelde en halfversufte ci
pier zich eindelijk omstreeks halfzeven
had weten te bevrijden en de cel kon ver
laten om zijn makker te wekken, bleek
deze al gedurende twee uur wakker te
zijn, doch de deur van zijn kamer was
aan de buitenzijde gesloten.
Het slot omgedraaid.
Men moet dus aannemen, dat de vluchte
lingen, gewapend als zij waren met den
sleutelbos, eerst gezorgd hebben, dat de
opvolger van den mishandelden bewake"
niet terstond om twee uur 's nachts, a's
hij dan wakker mocht worden, te hulp kon
snellen om alarm te maken. De man heef!
wel van alles geprobeerd om uit zijn „ge
vangenschap" te komen, maar dit is hem
niet gelukt en ook zijn geroep had geen
succes, daar de directeur wel bij het huis
van bewaring woont, maar aan de straat
zijde op ruimen afstand van de kamers en
cellen der bewakers.
Deze sluw berekende opzet der Duit
schers heeft dus het door hen verwachte
succes gehad. Toen men de ontsnapping
bemerkte, waren de mannen al vele uren
op den weg hunner vrijheid.
Over den vijfden Duitscher, Jakob Carl
Schneider, metselaar uit Elberfeld, d.e
door de vier anderen uit zijn cel be-vriju
is, kunnen wij nog meedeelen, dat hij hee-
iemaal beneden in een aparte cel verbleef,
waar men hem in een dwangbuis gesloten
had. Hij had zich namelijk in het huis van
bewaring en ook reeds vroeger op het po
litiebureau te Haarlem doen kennen als
een gevaarlijk, hardhandig heerschap, met
wien niet te spotten viel. Indertijd heeft
men hem vlak- bij het politiebureau aange
houden in gezelschap van een meisje. Hij
kon geen papieren toonen en werd naar
de recherchekamer gebracht. In een onbe
waakt oogenblik wist hij uit deze kamer
te ontsnappen, doch nog in de gang van
het politiebureau greep men hem weer,
waarbij hij zich hevig verzette.
Deze zelfde man moet in den nacht van
zijn vlucht te Velsen geweest zijn bij het
zelfde meisje, met wien hij indertijd ge
zien is. Toen de politie daar kwam, deed
zij zeer verwonderd. Op de vraag, of zij
ook wist, waar S. was, antwoordde zij:
,Nee, is die dan soms ontvlucht? Ik weet
er heusch niets van". Maar de politie heeft
reden om hieraan te twijfelen. Want de
fiets, die daar zou zijn gestolen, bleek de
fiets te zijn van den vluchteling zeif; hij
had die voor zijn arrestatiebij haar laten
staan. Of hij dit karretje verkocht heeft
om een treinkaartje te koopen, of dat hij
per fiets een goed heenkomen gezocht
heeft, is alweer een onopgeloste vraag.
Toch over de grens.
De twee jongste vluchtelingen, de 21-
jarige Heinz Cramer, vlieger, en de 19-ja-
rige Friedrich Pusch, smid, beiden gebo
ren te Ostrawa (Tsjecho-Slowakije) waren
als illegale vluchtelingen te Haarlem door
een agent aangehouden, toen zij daar fiet
sten. Zij verklaarden geen nationaal-socia-
listen te zijn, maar hadden toch ook geen
bezwaar om over de Duitsche grens gezet
te worden, omdat zij daarin geen gevaar
voor hun leven zagen. Dezer dagen zouden
zij waarschijnlijk gelegenheid gekregen
hebben om te vertrekken.
De vierde Duitscher, Werner Carl Eber-
hardt, geboren te Charlottenburg, was
communist en had wegens een vermogens
delict zijn straf uitgezeten in de Haarlem-
sche strafgevangenis, waaruit hij onlangs
ontslagen was; nu moest hij in het huis
van bewaring op zijn uitlevering wachten.
De bewaker Blauwbroek staat bij zijn
superieuren goed aangeschreven en is be
kend om zijn goed hart. Hij kan niemand
iets weigeren en behandelde de gedeti
neerden en vreemdelingen uit de volheid
van zijn menschelijke gevoelens. Vermoe
delijk heeft deze goedheid hem verleid om
in dezen voor hem zoo kwaden nacht met
de hand over het hart te strijken en de
deur van de zaal, waar gebeld was, te ope
nen zonder zich voldoende in acht te ne
men voor mogelijke onverwachte gebeur
tenissen. Hij is reeds ongeveer twee jaar
als bewaker werkzaam, o.a. eerst te Veen-
huizen, daarna in de strafgevangenis te
Haarlem en den laatsten tijd in het huis
van bewaring.
Inmiddels zet de politie het onderzoek
met kracht voort, in samenwerking met
de politie van andere gemeenten.
Annie u-an £eó v-eAielt u-an
kaa/i boefje
HAAR HAREN GEOFFERD EN
EEN HAZELIP
In het villapark Marlot, vlak bij Den
Haag, hebben wij op een van de mooie
herfstdagen en met veel zon, welke de
bladeren van goud doet schijnen, Boefje
opgezocht. Annie van Ees. Zij woont daar
op de hoek van een van de koninklijke
lanen in dit weelderig kwartier. Eiken
morgen ziet men haar, op weg naar de
repetities. Men kijkt naar haar eenvoudig
mantelpak, haar slanke gestalte en kort
geknipt haar en men heeft lust haar kort
weg Boefje te noemen. Nooit was zij trou
wens voor het publiek meer Boefje, dan
nu immers: gisteren is de première
gegaan van de film, waar men al lang
naar heeft uitgezien, eindelijk kon men
den Rotterdamschen straatjongen op het
witte doek zien.
Annie van Ees zit tegenover ons in de
ruime met veel smaak ingerichte kamer.
Wij kijken naar haar bruin gezicht, de
glinsterende oogen en het korte stugge
haar. Werkelijk, niet alleen op het tooneel
en bij de film heeft zij iets jongensachtig
óók in het gewone leven. Zij vertelt ons
van haar ervaringen by deze eerste rol
prent, welke zij maakte. Eerst verzekert
zij, heel ernstig, bijzonder ingenomen te
zijn met het werk voor de film: „Ik had
niet verwacht, dat ik van de omgeving
zou gaan houden, misschien vond ik die
zoo prettig, omdat het weer eens wat ge
heel anders was."
„Je doet bij de film," vervolgde Me
vrouw van der Lugt, „zulke aardige en
inderdaad leerzame ontdekkingen. U. weet,
als men op het tooneel bezig is, dan hoeft
er maar iets te gebeuren, het omvallen van
een plank achter de coulissen, of je denkt:
„O Goden, ik ben er uit...." Dat leer je
bij de film gauw af. Er is immers voort
durend een vreeselijk lawaai. In het eerst
kyk je een beetje vreemd om je heen, je
schrikt van al die stemmen en.... je be
grijpt er niet veel van. Na'een poosje weet
je precies waar het om gaat en dan kijk je
zelfs heel bestraffend in de. richting van
den een of anderen electrien, die een aan
wijzing maar niet kan begrijpen. Dan ben
je op den goeden weg. Je voelt je deel van
dit groote geheel. Met zoo'n ontdekking
kan je op het tooneel niet anders dan je
voordeel doen"
„Er is nog iets anders, U moet weten, ik
was erg benieuwd hoe ik het zou vinden,
nu weer een stukje uit het midden van
de film te moeten spelen en dan weer uit
het begin of zelfs het slot. Maar daar heb
ik geen last mee gehad. Wanneer je een
tijd lang gerepeteerd hebt en de regisseur
geeft eindelijk bevel met de opnamen te
beginnen, dan weet je ook, dat het erop
aankomt. Je concentreert je geheel op het
te spelen gedeelte en.... wel, dan gaat het
vanzelf. Dat was een prettige ervaring,
die ik in het begin al heb opgedaan en die
mij veel moed heeft gegeven."
„Dus, merken wij op, er waren ge
lukkig weinig moeilijkheden."
„Het viel bijzonder mee, maar ik ben
moeten beginnen met het brengen van
een offer.
Ze hadden voor mij, toen met de verfil
ming begonnen werd, een pracht van een
pruik gemaakt, die het op het tooneel uit
stekend gedaan zou hebben. Op de film
daarentegen bleek het een fiasco. Er zat
dus niets anders op: mij haar moest er
af.
Wij haasten ons te verzekeren, dat zelfs
dit de gratie van de gastvrouw niet anders
dan verhoogtn kan.
En Mevrouw v. d. Lugt vertelt verder:
„Voor de film was er nog een andere moei
lijkheid. Mijn mond is voor een jongen
helaas veel te klein. Op het tooneel is
dat niets. Met wat schmink is het zoo in
orde. Maar op het doek leek het wel alsof
Een scène uit de
nieuwe film De Drie
Rare Snuiters met
Stanly Lupino in
de hoofdrol.
ik mijn lippen heel Slordig met roode jam
had ingesmeerd. Toen heeft men er iets
heel slims op gevonden. Op vernuftige
manier heeft men mij een.... hazenlip
gegeven. En bij de opnamen heb ik nu
precies de mond, die ieder echt boefje zou
kunnen hebben."
„En javoor het overige deed ik als
op het tooneel. Als je „Boefje" acht hon
derd maal gespeeld hebt, dan weet je je
langzamerhand wel als een jongen te be
wegen. Het spel moest voor de film na
tuurlijk wel stiller. Maar om mij dat te
vertellen, had ik ook een uitstekend regis
seur. Detlef Sierck kent zijn vak door en
door en hij kan je prachtige dingen zeg
gen. Wat een geduld heeft hij en wat een
rust gaat er van hem uit. Ik ben, geloof
ik, heusch niet zo gemakkelijk, bovendien,
mijn man heeft mij altijd geregisseerd en
daar raak je aan gewend, maar het samen
werken met Sierck vlotte voortreffelijk.
Hetzelfde geldt trouwens voor Farkas. Na
dit werk heb ik goed begrepen, wat het
zeggen wil, als de Amerikaansche sterren
voinouden: „Ik wil mijn eigen regisseur en
cameraman hebben."
„Nu graag iets over de vreemde erva
ringen, die u zeker zult hebben opgedaan,"
zoo vragen wij mevrouw van der Lugt.
Annie van Ees lachte. „Gekke dingen ge
beuren er altijd bjj de film, en sommige
zal ik mijn heele leven blijven onthouden.
Zoo bijvoorbeeld, wanneer Boefje door
zijn ouders in de .W.C. is opgesloten. Hij
klimt door het. raampje naar buiten en
viucnt over de daken. Wij moesten voor
die scène naar Rotterdam. Naar een van
de drukste en armetierigste gedeelten van
de stad. In de Vlasgang, die ligt in de
wijk achter de Deiitscne poort, werd er
gtiumd. Er was een geweldige belang
stelling. Alles wat een pet op had was ko
men kijken.. Er werden opmerkingen ge
maakt ais: „Hé, ik weet toch wei, dat je
geen knul bent." Maar veel grappiger was
net gesprekje, dat een van de medewerkers
heeit afgeluisterd. Twee Rotterdammers
keKen toe, staarden mij eens goed aan en
zeiden: „Ik wist niet dat van der Lugt
zoo n jonge kerel was." Vindt U dat niet
aardig? We hebben er erg om moeten
lachen.
En toen kwam eindelijk de opname. U
moet weten, ik heb het vertikt een plaats
vervanger te nemen. Als ik Boefje speel,
dan heeft het publiek er recht op mij en
mij alleen te zien. Zoo dacht ik er over:
geen trucjes! Dat beteekende dus, dat ik
door dat W.C. raampje moest klauteren,
over de daken verder gaan en tenslotte
langs een muur naar beneden. Ik moet U
zeggen: ik voel mijn spieren nog! Met
mijn kind speel ik graag voetbal, maar de
ze gymnastiek heeft wel heel veel van my
gevergd. Toch had ik dit voor het publiek
over. Het merkt immers onmiddellijk, dat
2
er een ander klautert, als men een „dou
blé" neemt. En moeten de menschen soms
gelooven, dat ik niet durf? Zoo ben ik in
het Zuiden ook netjes uit het klooster ge
vlucht, waar langs de muur naar beneden."
Annie van Ees zweeg even, en toen zei
ze En nu is de film klaar, ik heb er héél,
héél prettig aan gewerkt. En ik verlang nu
nog maar één ding: de première. Het zal
wel gek zijn een heele avond naar je zelf
te kijken, maar het zal tegelijk een grap
pige sensatie wezen. En wanneer het mij
verveelt, kan ik altijd naar de menschen
in de zaal zien. Want. als zij toonen ge
boeid, te zijn door Boefje op het witte doek.
dan kan ik tevreden met mijn werk door
gaan.
VICTOR MCLAGLEN de he-man
van de film is op 11 December te Londen
geboren. Een groot deel van zijn jeugd
bracht hij door in Zuid-Afrika, waar zijn
vader bisschop te Clermont was. Toen de
Boerenoorlog uitbrak, liep hy van huis
weg, gaf zich Vuoi eenige jaren ouder uit
en nam dienst bij de Life Guards. Globe
trotter als hij was, zwierf hij rond in Ta
hiti, op de Fiji Eilanden, in Australië,
Bombay en Ceylon. In Canada trad hij op
als beroepsbokser en worstelaar. Hij vocht
tegen Jack Johnson een onbesliste partij en
was bokskampioen van Oost-Canada^ In de
Vereenigde Staten trad hij op in variéte's,
waarbij zijn physieke eigenschappen hem
goed van pas kwamen; zelfs diende hij als
model bij lezingen op medisch gebied. Hij
sloot zich eens aan bij een wild west show
om op die wijze meer van de wereld te
kunnen zien. Hij nam deel aan de gold-
Een scène uit de
film „De muzika
le Parade."
rush van Kalgoorlie, doch zonder succes.
Als luitenant in het Engelsche leger vocht
McLaglen gedurende den wereldoorlog in
Mesopotamië. Daarna werd hij benoemd
tot Assistent Provost Marshal van Bagdad
met den militairen rang van kapitein. Toen
McLaglen teruggekeerd was in Londen,
liet hij zich overreden op te treden in de
film „The Call of the Road". De daarop
volgende Engelsche filmproducties brach
ten hem stuk voor stuk succes, doch eeist
door zijn rol in „The Glorious Adventure",
werden de Amerikaansche filmproductie-
Ie iaers op hem opmerkzaam, met het ge
volg, dat men hem naar de Vereenigde Sta
ten liet komen voor de hoofdrol in de film
„The Beloved Brute". Hierna volgden vele
andere opmerkelijke films als „The Lost
Patrol", „The Informer" en van meer re-
centen datum „Pacific Liner" en „Gunga
Din" voor RKO. Radio, voor welke maat
schappij hij thans met Joseph Calleia en
Sally Eilers optreedt in „Full Confession",
waarin hij andermaal de rol van een pooti-
gen misdadiger speelt, die door een pries
ter tot inzicht gebracht wordt.