De ramp van de „Willem van Ewijck"
Wif loen&chen een fatóaenlif/ien
wcede
Ook Canada
In oorlog
met Duitschland
ALDUS SPRAK GÖRING VOOR DE RADIO
Een uiteenzetting van Duitschlands
kracht
MAANDAG 11 SEPTEMBER 1939
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
Herdenkingsplechtigheid te den Helder
INGAANDE 10 SEPTEMBER.
„Het kan nog slechts enkele dagen
duren, voordat het Poolsche leger ge
heel in Duitsche handen gevallen is.
Wij kunnen hopen, dat veertien dagen
na het begin van den strijd de hoofd,
zaak afgedaan is en dat over enkele
weken het laatste opruimingswerk kan
worden uitgevoerd."
De kranslegging door schout-bij-i
namens H. M.
Een krans met gouden „W"
Nauwelijks waren 24 uur verloopen
sedert de vreeselijke ramp, welke Vrijdag
onze marine trof, of H.M. de Koningin gaf
openlijk blijk van haar meeleven in het
leed van haar marine. Bij een korte, maar
indrukkenden plechtigheid in de marine-
stad werd Zaterdagmiddag namens H.M.
de Koningin door haar adjudant in buiten
gewonen dienst, gep. Schout-bij-Nacht, C.
Baron de Vos van Steenwijk uit 's-Gra-
venhage, een krans gelegd aan den voet
van het monument „Voor hen die vielen",
dat door H.M. de Koningin in 1922 op het
Havenplein aldaar onthuld werd, als na
gedachtenis aan de slachtoffers van de
marine gedurende de mobilisatie jaren
1914—1918.
Ook bij dit gebeuren bleek weer hoe
nauw de burgerij van den Helder, die hier
wel de heele bevolking van Nederland ver
tegenwoordigde, zich één voelde met de
marine, niet alleen bij vreugde, maar ook
in leed. Het groote driehoekige Haven
plein was aan twee zijden ingenomen door
officieren en manschappen van heel het
mijnwezen der Koninklijke Marine.
De bemanningen van de mijnenleggers
„Willem van der Zaan", de „Nautilus", de
„Abraham van der Hulst", de „Pieter
Florisz", de „Jan van Gelder", personeel
van het wachtschip en de nog overleven
de bemanning van de „Willem van Ewijck"
stonden daar, de officieren in ceremonieel
en de korporaals en manschappen in Zon-
dagsch tenue aangetreden op het zon
overgoten plein.
Verschillende manschappen van de „Van
Ewijck" droegen het verband op de bij de
scheepsramp opgeloopen wonden. De
divisiecommandant van de divisie mijnen
leggers, waarvan de „Willem van Ewijck"
deel uitmaakte, de luitenant ter zee le klasse
F. van Straelen, droeg zijn arm in een
draagverband, terwijl ook zijn rechteroog
verbonden was. Terzijde van de manschap
pen stond een klein groepje burgers, de
nabestaanden van enkele slachtoffers.
De stafmuziek der Kon. Marine stond
terzijde opgesteld.
Een groote menigte burgers had het
overige gedeelte rond het ruime plein in
genomen. Tromgeroffel kondigde de
komst aan van den vertegenwoordiger van
H.M. de Koningin, die, vergezeld was van
den marine-commandant, Schout-bij-Nacht
H. Jolles en de chef van den staf in den
Helder, kapitein ter zee G. J. van den Berg
met hun resp. adjudanten.
Met de vier eerste maten van „Het Wien
Neerlands Bloed" werd de Schout-bij-
Nacht verwelkomd, waarop, nadat de ver
schuldigde eerbewijzen waren gebracht, de
stafmuziek het „Wilt heden nu treden" van
Valerius speelde.
Langzaam en plechtig klonk de
muziek over het zonnige plein. De ver
tegenwoordiger van H.M. legde ver
volgens een groote krans van groene
nacht baron de Vos van Steenwijk
de Koningin.
laurierbladen en versierd met witte
linten van franje, en een gekroonde
W. van goud, aan den voet van het
monument, terwijl hij sprak: „In op
dracht van H.M. de Koningin voor
hen, die vielen".
Een minuut lang werd hierna een
stille hulde gebracht aan de nagedach
tenis van de slachtoffers van de „Van
Ewijck". Alle militairen brachten een
eerbiedig saluut.
Daarop nam de marine-commandant, de
Schout-bij-Nacht H. Jolles, met forsche,
maar bewogen stem het woord, om de
volgende rede uit te spreken:
Schout-bij-Nacht,
Het is moeilijk in dit oogenblik het
woord te voeren, in tegenwoordigheid van
den geheelen mijmendienst, naar aanlei
ding van den zwarten dag, die gisteren
over den Helder is gekomen.
Ge kunt U niet voorstellen met wat een
schrik en wanhoop gisteren de droeve
tijding tot ons kwam: een van Harer
Majesteits schepen van oorlog moest door
het loopen op een mijn verongelukken,
met zich meenemend een dertigtal brave
kerels, die zoo den dood vonden.
Met de grootste weemoed hebben wij
dat bericht moeten ontvangen. Schout-bij-
Nacht, gedurende de jaren, dat ik heb ge
commandeerd en nog commandeer, was
het mij herhaalde malen gegeven tegen
over de voor de boeg verzamelde beman
ningen er op te wijzen, hoe bij het ver
vullen van hun plicht H.M. onze geëerbie
digde Koningin met hen meeleefde en
deelde in hun vreugde, ook meeleed bij al
hun verdriet. Dat verdriet is nu gekomen.
Het feit, dat het onmiddellijk H.M. heeft
behaagd U af te vaardigen, voor het leg
gen van een krans aan den voet van het
monument „Voor hen, die vielen" om aldus
uiting te geven aan haar medeleven met de
ramp, die de marine trof, heeft ons diep
ontroerd. Wij verzoeken U onze zeer diepe
en welgemeende gevoelens van dank aan
H.M. over te brengen voor deze geste.
Doch er is meer: Wij vragen U, bij het
uitbrengen van uw rapport in den Haag,
H.M. de verzekering te geven, dat jong en
oud in Hare Marine niet versaagt, maar
het hoofd ophoudt, voorwaarts en bereid
tot het uitvoeren van nieuwe daden, voor
alles, wat in H.M.'s Marine noodig blijkt.
Wij zijn en blijven de steunpilaren van
haar Troon waarop zij tot in lengte van
dagen kan vertrouwen.
Deze boodschap zou ik U gaarne mee
geven.
Hierop klonk de vaderlandsche hymne
over het plein: ons volkslied was ditmaal
geen vreugdezang, door allen meegezongen,
doch in de houding en onder den indruk
van dit droeve, maar plechtige oogenblik,
werd het aangehoord.
Nadat de vertegenwoordiger van H.M.
en de marine-commandant de aanwezige
familieleden van de omgekomenen had ge-
ccondoleerd met het verlies van hun ver
wanten, vertrok hij onder het gebruikelijke
ceremonieel.
Thans heeft ook Canada Duitschland den
oorlog verklaard.
De Canadeesche minister-president
Mackenzie King had Zaterdag in het Ca
nadeesche Lagerhuis verklaard, dat indien
het adres van antwoord op de troonrede
werd aangenomen, Canada Duitschland den
oorlog zou verklaren.
Het Lagerhuis heeft daarop goedkeuring
gehecht aan het adres van antwoord.
Het Canadeesche kabinet Ls Zaterdag
nacht bijeengekomen om den dcfinitieven
tekst samen te stellen van de oorlogsver
klaring en om 18.10 uur Britsche zomer
tijd, heeft Canada Duitschland officieel den
oorlog verklaard. In een proclamatie, in het
staatsblad verschenen, wordt gezegd, dat
dc oorlog met Duitschland in het Dominion
Canada bestaat om heeft bestaan vanaf 10
September.
Dc Amerkaansche regeering heeft mede
gedeeld, dat dc bepalingen der neutrali-
teitswet nu ook van toepassing zijn op Ca
nada.
hebben zij reeds bommen neergeworpen bij
anderen, die voor ons bedoeld waren.
Beroep op het volk.
Thans nog een derde punt. De grond
stoffen voorziening is verzekerd. De fabrie
ken hebben wy. Het komt thans op de daad
aan. En daarvoor eisch ik het geheele Duit
sche volk op.
Wij hebben, vervolgde Goring, twee groo
te oogsten in voorraad, wij hadden geen
broodkaarten noodig, maar ik ben een
zorgzaam huisvader, die aan de volgende
jaren denkt, opdat ieder genoeg brood
krijgt.
Wy hebben in het Westen moeten ont
ruimen. Dat was noodzakelijk, Berlijn ont
ruimen wij niet. Ik begrijp, dat de Engel-
schen Londen ontruimen, maar wanneer
men het aantal kanonnen kent, dat rond
Berlijn staat, dan kan men ook begrijpen,
waarom wij Berlijn niet ontruimen. (Ge
juich).
Boven alles hetgeen tot stand gebracht
is, staat wel de schepping der volksge
meenschap, het begrip voor het volk. Hoe
weinig kent de tegenstander ons als hij
meent, iets met pamfletten te kunnen be
reiken. Wij zijn niet bevreesd voor propa
ganda, wij hebben slechts verboden naar
buitenlandschc radiozenders te luisteren,
omdat het eerloos is aan te horen, wat die
buitenlanders vertellen.
Chamberlain weet misschien wel iets van
parapluie's, maar van propaganda tegen
Duitschland begrijpt hij zeer zeker niets.
Göring deed vervolgens een feilen aan
val op dc Polen en verklaarde, dat Duitsch
land zijn vroegere Oostelijke grens wilde
herstellen. Zijn oorlogsdoeleinden zijn, dat
de Duitsche ra naar het rijk terugkecren.
De Führer heeft alles voor den vrede ge
daan, alleen niet de eer prijs gegeven. Op
het laatste oogenblik hebben wij nog voor
stellen gedaan.
Neen, wij wenschen den vrede en zyn
hiertoe steeds bereid. Het Duitsche volk
is steeds voor den vrede geweest met den
Führer aan het hoofd. Maar dit mag niet
met zwakheid worden verwisseld.. Van
militair standpunt bezien, zou het mij een
vreugde zijn Engeland te bewijzen, dat
ook den Britten een zware nederlaag kan
worden toegebracht, maar ik mag niet
spreken als soldaat. Het gaat er bij m(j om,
dat ons volk in vrede kan werken en dat
ook de andere naties in vrede kunnen ar
beiden. Gij klaagt Hitier aan, Herr Cham
berlain, en aan uw zijde is het recht, zegt
gij. Maar gij hebt ons den oorlog ver
klaard. Wij daarentegen hebben niemand
den oorlog verklaard. Gij zegt tot ons: gij
hebt Polen aangevallen, maar hebben wij
niet het recht als onze buurman ons huis
binnenvalt, ons te verweren.
Het Duitsche volk is elk uur bereid een
eerzamen vrede te sluiten, doch men ver-
wissele het Duitsche aanbod niet met zwak
heid.
Als men oorlog wenscht, kan men hem
krijgen, in iederen vorm, dien men ver
langt.
Een der overlevenden, 1ste luitenant ter zee J. J. van Strale, comman
dant mijnenleggers-divlsie. Links ztjn echtgenoote; rechts zijn vader.
Een overzicht tijdens de plechtigheid.
De Engelschman heeft gedacht, dat hij,
terwyl wij in het Oosten bezig waren, in
het Westen onze havens zou kunnen nade
ren. Hij heeft het een keer gedaan en hij
heeft ondervonden, dat de Duitsche lucht
afweer op post staat.
Ik kan nu bij mijn eer en geweten verze
keren, dat bij den aanval op de Duitsche
havens slechts één schip getroffen is, en
dat was niet door een Engelsche bom, maar
door een door onszelf neergeschoten vlieg
tuig.
Overigens heeft hij er zich toe bepaald
op een reusachtige hoogte zyn propaganda-
briefjes uit te strooien. Zoodra hij echter
De economische strijd
WIJ WILDEN SLECHTS EEN DUITSCHE
STAD DOEN TERUGKEEREN.
Generaal-veldmaarschalk Hermann Goe-
ring heeft Zaterdagmiddag voor de ar
beiders van de Rheinmetall-Borsigwerke te
Berlijn-Tegel een rede gehouden, waarin
hij de internationale situatie besprak.
Een groot, geweldig volk, zoo zeide hij,
dat wederom sterk en machtig geworden
is, heeft zijn voormaligen tegenstander, die
ons gebieden ontnomen heeft, die zuiver
Duitsch zijn, nog één keer de hand wil
len reiken, om tot een werkelijk duurza-
men vrede te komen. Duitschland heeft
slechts verzocht, dat een Duitsche stad we
derom naar Duitschland zou terugkeeren
en dat Groot-Duitschland een spoorlijn zou
krijgen en een weg naar zijn provincie Oost-
Pruisen. Dit aanbod werd afgewezen.
Wij staan hier voor een raadsel. Een
kleine staat veroorlooft zich het machtige
Duitschland een dergelijk antwoord te ge
ven.
Het is echter niet alleen Polen, dat dit
antwoord gegeven heeft, maar een mo
gendheid, die steeds weer de Duitsche be
langen gedwarsboomd heeft. Dit land is En
geland, dat in het geheel geen belang bij
Polen heeft.
Polen blijft Engeland onverschillig, zoo
als het voor alles onverschillig blyft, be
halve voor eigen belang. Het gaat er hier
alleen om een verdere machtsontplooiing
van het Duitsche Rijk te voorkomen. Wat
onze tegenstander wil, is duidelijk gezegd.
Hij zal niet rusten voor het Nazi-regiem
verdwenen is. De oude Chamberlain heeft
verklaard, dat hij hoopte den tijd te zullen
beleven, dat Hitier verdwenen is. Wij heb
ben allen gehoord van Methusalem en het
komt ons voor, dat hij nog ouder zal moe
ten worden om dat mee te maken. Enge
land heeft den oorlog verklaard, niet te
gen het Duitsche volk, zooals het zegt,
maar tegen Hitier. Deze oude wals kennen
wy al lang. Het is Engeland niet alleen te
doen om de Duitsche regeering omver te
werpen, doch het wil beletten, dat Duitsch
land nog grooter wordt.
Drie militaire tegenstanders.
Wij hebben thans drie militaire tegen
standers, zoo ging maarschalk Göring ver
der, Polen, Engeland en Frankrijk. In het
Westen stuit men op een geweldigen muur,
den Westwall. Slechts twee punten komen
in aanmerking, wil men dien muur pas-
seeren, dat is bij Bazel en bij Luxemburg.
En daar liggen de door den tegenstander
zoo zeer beschermde kleine staten, zoodat
de tegenstander ook daar onmogelijk kan
passeeren, indien hij de neutraliteit dier
staten althans respecteert. Ter zee be
dreigt hem het luchtwapen en in de Oost
zee is Duitschland heer en meester.
De Engelschen spreken op het oogenblik
veel over de blokkade, zoo ging Göring
verder, doch een groot deel van onze sche
pen is al in neutrale havens, een ander
deel is in het moederland. De overige sche
pen moet de tegenstander maar probeeren
to vangen. Reeds is zijn eerste poging in die
richting, om de „Bremen" in beslag te ne
men, mislukt.
De strijd in Polen.
Wat den strijd in het Oosten betreft, de
Duitsche weermacht heeft hier prestaties
geleverd, die zelfs wy ons niet hebben kun
nen voorstellen.
Dat het gelukt is in acht dagen in een
vijandig land binnen te dringen en de
hoofdstad van dat land in te nemen, is een
prestatie, die door niemand, ook niet door
ons voor mogelijk werd gehouden. Boven
dien echter blijven onze landlegers opruk
ken.
zijn papiertjes met een bom verwisselt, dan
zal de vergelding geen oogenblik op zich la
ten wachten.
„Hoe zullen Britten aanvallen?"
Wanneer de Polen geslagen zijn, aldus
vervolgde maarschalk Göring, dan ven-alt
daarmede ook de bedreiging uit het Oos
ten. Voor Duitschland is het altijd het
grootste bezwaar geweest aan twee fron
ten te moeten strijden. Dat zal dan afgeloo-
pen zijn. Overigens weet ik niet, hoe En
geland zich een aanval op onzen Westwall
voorstelt. Dat zal enorme offers aan men-
schenmateriaal kosten, dat weten de En
gelschen net zoo goed als wij. Uit de lucht
kunnen zij aanvallen, maar zoowel in het
defensief, als bij den aanval, is het Duit
sche luchtwapen veel bekwam.ër, dat zal
zelfs Engeland moeten toegeven.
Het economische front.
Thans komen wy tot den economischen
en binnenlandsch-politeken toestand. In
het buitenland heeft men het steeds over
ons gebrek aan grondstoffen, over de
slechtheid van onze „Ersatz" enz., doch
men moet één ding niet vergeten, dat
Duitschland een leger en een luchtwapen
heeft kunnen scheppen, dat onverslaan
baar is.
Het gaat om drie dingen: grondstoffen,
productieplaatsen en arbeiders. Wat de
laatste betreft, die hebben wy genoeg en
goede ook.
Duitschland is wat grondstoffen betreft,
het armste land der wereld. Het bezit
slechts twee dingen: köfen en ijzer. Kolen
bezitten wij zeer veel en sedert enkele da
gen nóg meer.
Plaatsen, waar wij kunnen produceeren,
hebben wij genoeg. Waar voor enkele ja
ren nog een boer de akkers ploegde, zijn
thans hoogovens verrezen om 't Duitsche
ijzer te verwerken.
Men begrijpt toch, dat dit alles reeds bij
het Vierjarenplan voorzien was.
De blokkade gaat van Bazel naar Dene
marken. In het Noorden kan men ons niet
blokkeeren, evenmin als in het Oosten.
Men mag in het buitenland van meening
zijn, dat wij geen grondstoffen hebben, dat
men in Rusland zonder grondstoffen is, kan
niemand beweren. Wij hobben hier het na-
tionaal-soeialisme, in Rusland hebben ze
het bolsjewisme. Wij zijn twee volken, die
in vrede met elkaar willen leven. Wij zijn
niet meer zoo dom om voor Engelands be
langen tegen elkaar in het strijdperk te
treden. Wanneer Rusland echter geen vol
doende grondstoffen kan leveren, dan is
Polen er nog.
Ook in het Zuid-Oosten is men niet zoo
dom meer. Noch Roemenië, noch Joego
slavië sterft gaarne voor Engelands
macht. Zij blijven neutraal, omdat zij ver
standig zijn en ook omdat zij weten, dat
als zy Duitschland aanvallen, zij bliksem
snel van repliek gediend zullen worden.
Wat blijft er nu over van de groote En
gelsche blokkade? Wat wij uit Amerika be
trekken is zoo gering, dat het beetje voor
mijn part ook wel weg kan blijven.
Thans behoeven wij niet meer aan twee,
drie of vier fronten te vechten.
Van de Franschen willen wij niets heb
ben. Wij hebben Frankrijks grenzen gega
randeerd en waarom zullen wij hen aan
vallen? Daar waar wij gedwongen waren
aan te vallen, hebben wij het gedaan als
nimmer te voren.
Wat de overige staten betreft, zy hebben
duidelijk te kennen gegeven, dat zy de
neutraliteit willen bewaren. Engeland
heeft deze neutraliteit ook erkend, maar of
het zyn woord houdt, weten wij niet. Het
beweert, dat dit altijd het fundament van
zijn politiek geweest is, maar intusschen