MAANDAG 28 AUGUSTUS 1939 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 PARIJSCHE DAGBOEKKRABBELS vn. Dinsdag 22 Augustus. Tegen den avond keerde ik van Versail les terug, waar ik het oude koninklijke slot bezocht had. (ik hoop daar nog uit voerig over te schrijven), toen ik in de avondbladen het Duitsch-Russisch verdrag zag aangekondigd. Ik had het bericht al gelezen in „le Jour". „Echo de Paris" van 's morgens, maar daar was het met een ze kere scespsis meegedeeld: het leek zoo on gelooflijk, dat men het slechts met een vraagteeken durfde geven. Ondertusschen was de nadere bevestiging doorgekomen: „Paris Midi" moet reeds uitvoeriger be richten gegeven hebben. Ik heb terstond twee kranten gekocht, „Paris Soir" en „l'Intransigeant", die reeds geheel door deze nieuwe „donderslag" aan den politie leen hemel beheerscht worden. Groote, sen- sationeele opschriften, kaarten van Euro pa, photo's van ministers, die ter kabinets raad schrijden. Paris Soir heeft zelfs al de photo van een aantal Duitsche ochtendbla den, waarin met geweldige letters het nieuwe verdrag wordt aangekondigd: „Nichtangriffspakt DeutschlandSovjet Union!" De spanning was hier de laatste dagen steeds stijgende: thans voelt mep, hoe ze plotseling het hoogtepunt nadert. Zelfs in het banliene-treintje, dat me van Versail les naar Levallois voert is dat merkbaar. Men ziet nog meer kranten, dan anders: de menschen lezen in gespannen aandaoht. Eén ding staat al wel vast: dit bericht be- teekent een klap voor de communistische agitatie in Frankrijk. „Gallus" vertelt in „1' Intransigeant", hoe de „Humanité", het communistische grootblad, geen raad weet, en een uitvlucht zoekt, door te beweren, dat Duitschland eindelijk voor Rusland heeft moeten .buigen en dat Stalin de Euro- peesche vrede gered heeft! „Oui, et ta soeur", zeggen de Franschen. Gallus be sluit: „Zullen de Fransdhe arbeiders, op een dwaalspoor gebracht door de leugens en de onnoozelheden van de communisti sche leiders gaan begrijpen? Het chantage- spel van Hitler is in Moskou gelukt. Op het oogenblik, dat de internationade span ning op z'n hevigst is, kondigen Stalin en Hitier hun goede verstandhouding aan. Begrijpt ge het, arme menschen? Dat wil zeggen: Zijt ge Franschman, of niet?" Woensdag, 23 Augustus. Vandaag ben ik thuis blijven werken: ik ben vanmorgen echter even de stad in- geloopen, om een paar kraten te halen. Al lereerst was ik nieuwsgierig, wat de „Ac tion Frangaise" van het geval zou zeggen. Voor haar is dit gebeuren werkelijk een triomf. Zij heeft de laatste weken voort durend er op gehamerd, dat de Fransch- Britsche militaire besprekingen met Mos kou een hachelijke onderneming waren, omdat de Russen toch vroeg of laat tot een nieuw „Brest-Litowsk" zouden overgaan. De voorspelling is wel op ontstellende wij ze uitgekomen. Met groote letters schrijft de krant dan ook boven haar editie van vandaag: „Après le nouveau Brest-Li towsk". I'k heb vandaag ook voor het eerst „L'Epogie" gekocht. De directeur van deze krant, Henri de Kerillis, stond bekend als een voorstander van de Fransoh-Russische samenwerking, niet uit communistische neigingen, maar omdat hij meende, dat de hulp van Rusland onmisbaar was voor de Fransche veiligheid en de rust in Europa. Hij schrijft thans een hoofdartikel, onder de titel „Un coup de poignard" (een dolk stoot). Hij noemt de daad van Moskou „een messtoot in den ïug". „Eén ding is zeker", zegt hij, „en wel iets monsterachtigs, iets dat bijna eenig in de geschiedenis is en dat ongetwijfeld een karakteristieke trek van het huidige, tijdperk zal blijven, dat alle begrippen van eerzaamheid en moraal van zich afwerpt: terwijl wij te Moskou be sprekingen voerden met de Russen, terwijl Fransche en Engelsche officieren een mili taire conventie trachten op touw te zetten, kwamen de sovjet-leiders achter onze rug tot een overeenkomst met Duitschland". Vanavond heb ik weer „Paris Soir" ge kocht, om het laatste nieuws te hebben. Daar wordt gewag gemaakt van de demar che van den Engelschen gezant bij Hitier en de eerste besprekingen van Moskou. Bij zonder treft me een verslag van het ver trek der Duitsche delegatie voor Moskou uit Königsberg. Bertrand de Jouvenel, de verslaggever van „Paris Soir", vroeg aan de Duitsche heeren, of zij het niet pijnlijk vonden, plotseling vrienden te worden met de menschen, die men steeds als de felste tegenstanders beschouwd had. „Bah", had den ze geantwoord, „Warschau is wel een Internationale waard!" Ondanks alles is Parijs nog tamelijk kalm. Slechts valt het op, dat op heel wat plaatsen kleine groepjes menschen staan te praten. Dat was in September van 't vorig jaar net eender. Donderdag 24 Augustus. Toen ik vanmorgen in de sacristie kwam, om de H. Mis te gaan lezen, fluisterde mr. Bouteviller, m'n misdienaar me in het oor: „Er is gemobiliseerd". Na de Mis vroeg ik hem, of het een algemeene mobilisatie be trof. Het was nog sledhts gedeeltelijk. Toen ik ontbeten had, was mr. Courot met zijn vrouw in de vestibule. Hij droeg de rug zak met veldflesch en toébehooren over den schouder. Hij was opgeroepen en kwam afscheid nemen. Laten we hopen, dat het niet langer duurt dan in Septem ber, mon Père". En „S'il vous plait, une pe tite prière, mon Père". Zijn vrouw is wat zenuwachtig. Zij hebben geen kinderen: zij blijft alleen achter. Ik neem myn tasch en ga de stad in. Bij het Metro-station zijn de oproepen aange plakt: de menschen groepen er rondom- heen. Degenen, wier mobilisatiekaart met een 3 of een 4 gemerict is, moeten op komen. Het is een nuchter stuk, dat toch een zekere indrukwekkendheid bezit. „Par ordre du ministère de la Défense nationa le". De menschen blijven lezen, alsof het maar niet tot hen doordringt. Er is ook een requisitie-bevel aangeplakt, vooral met betrekking tot voertuigen en lokalen. In de Metro lees ik twee kranten, die ik gekocht heb. De „Figaro" en „le Journal". In de eerste lees ik, dat het verdrag dezen nacht al gesloten is. Wel tegen alle ver wachting in, met verwachtte ook hier on derhandelingen, die weken zouden duren. Waarschijnlijk was alles al van te voren in kannen en kruiken. Engeland, Frank rijk en Polen nemen maatregelen. Men be waart zijn „sanggoid". Ja, dat moet gezegd worden. Terwijl de ernst van den toe stand steeds dreigender wordt, ontstaat er geen paniek-stemming. Men verafschuwt den oorlog, maar, als het moet zijn, om wille van de vrijheid, laat dan maar ko men, wat komen moet. Men is bereid, zijn plicht te doen. Ik lees ook het indrukwekkende woord van koning Leopold, dat hier met groote sympathie en bewondering ontvangen wordt. Zal men het nog kunnen verstaan? Ik ga eerst naar een goede, Hollandsche vriend, die hier ook 1914 heeft meege maakt. „Wat dunk je, zou ik blijven?". „Och, je kunt altijd nog weg". Maar er zijn twee Hollandsche kinderen in Versail les. Rechtstreeks gaan ze me wel niet aan, maar zij zijn in huis bij goede vrienden: ik vind, dat ik ze niet aan hun lot kan over laten. Hij geeft me de raad, eens aan het Nederlandsche gezantschap te gaan hoo- ren. Ik wandel naar de Rue de Grenelle. Ik passeer eerst de Ambassade van Sov jet-Rusland. Daar staat altijd een politie agent op wacht: thans staan er vijf. Bij de Nederlandsche legatie is het niet noodig! Ik' ga .de wachtkamer van het Consulaat bjnnen en zet mijn geval uiteen. „Kinde ren, zegt men, moeten in elk geval zoo spoedig mogelijk terug. Maar we raden, iedereen, die niet absoluut in Parijs moet zijn, aan, om terug te gaan. We beschou wen den toestand als zeer donker." Dank U! Wat nu? Eerlijk gezegd voel ik er niets voor, heen te gaan. Ik heb het idee, dat ik, alleen, toch wel wegkom. Maar omtrent de kinderen ben ik niet ge rust. Ik wandel aanstonds naar het „Gare des Invalides", hoogstens een kwartiertje van onze legatie. Bij de ingang staat een soldaat op wacht. „Komt U, om gemobiliseerd te wor den", vraagt hij. „Ah non, monsieur". „Dan moet u aan den anderen kant binnen. Hier is het alleen voor soldaten. Ik waar schuw de zusters, dat ik niet kom eten en neem het treintje naar Versailles, dat om de 10 minuten gaat en in 24 minuten aan het „Gare pive gauche" is. De eene kant van het station is gereserveerd voor de militairen. Versailles is een groote garni zoensplaats en een punt van samenkomst voor veel gemobiliseerden. Overigens werd me vanmorgen verteld, dat gisteravond, vanaf het „Gare de l'Est" vijftien treinen met soldaten vertrokken zijn. Versailles is vol soldaten, overal rijden militaire vrachtauto's en groote wagens, met paarden bespannen. Als ik het huis van m'n vrienden binnenga, staan er twee koffers in den gang. Die zijn van een van de kinderen: de andere is gisteravond al vertrokkem. Hun ouders hadden getele grafeerd. De menschen vinden het overigens een dwaasheid. „Er komt geen oorlog", zeggen ze. „Engeland zal op het laatste moment wel weer een uitweg vinden." Ik ben daar met zoo zeker van, ik zie alleen nog een lichtpunt in het feit, dat Italië niet mee- wil, voornamelijk omdat het niet mee kan. Na het dejeuner ga ik weer op stap. „Hopelijk nog tot ziens!" „Als U vertrekt, mon Père, laat U het weten, niet waar?" Ik beloof het. Op het station koop ik Pa- ris-Midi. Ze brengt de text van het Duitsch-Russische verdrag. Er blijft geen twijfel meer over: de heeren zijn het ver bazend goed eens geworden. Het anti-ko mintern verdrag is practisch verscheurd. Japan en Spanje zullen protesteeren. In Engeland en Frankrijk worden belangrijke vergaderingen van ministerraad en ka mers aangezegd. Wat zal ik doen? Naar Nederland te ruggaan? Ik voel er nog maar weinig voor. In Parijs neem ik de Metro naar Pa- lais-Royal en wandel naar de Bibliothèque Mazarine. Ik zit te werken, of er geen vuiltje aan de lucht is. Als ik het manus cript, waarin ik snuffel, terug breng, vraagt de plaats waarnemende bibliothecaris, of hij het nog in reserve moet houden. Ik antwoord bevestigend en voeg erbij: „Ik hoop tenminste, dat ik terug kan komen." „Ah, oui, if faut l'esperer", antwoordt hij. Bij het binnengaan van de Metro koop ik Paris-Soir (Het lijkt heel wat, lezer, vier kranten koopen op één dag, maar alles bij eilkaar kosten ze juist één dubbeltje). Het drama is weer een stap verder. Forster heeft zich tot hoofd van de vrije stad uitge roepen.«Wat zal de volgende stap zijn. Een aanslag op de douane-rechten? Men ver wacht het. Vanavond zal de Heilige Vader voor de Radio spreken! Ik ga eerst een bezoek brengen bij een familie in Levallois. Ik heb dat Zondag beloofd. Zij hebben radio, er komen nieuwsberichten door: ik heb alles al in Paris-soir gelezen. Ik spoed me naar huis toe: in de vestibule ontmoet ik Moe der-Overste. Ik vertel haar, wat men aan de Nederlandsche legatie gezegd heeft. „Oh, mon Père", zegt ze, „er zal zeker geen oorlog komen. Men heeft in Lourdes zoo gebeden, massa's menschen, ze hebben geroepen om vrede, meer dan honderd duizend personen." Ik ga haastig dineeren: daarna loop ik naar de overburen, die een radio hebben. Om kwart over acht zijn er nieuwsberich- Met den laatsten trein uit Duitschland? De toebereidselen voor den oorlog. SCHUCHTER KLINKT: „HEIL MOSKOU!" In verband met den gespannen in ternationalen toestand is onze me dewerker in Duitschland, die ge durende de laatste jaren op zoo gewetensvolle wijze zijn verant woordelijke post in Duitschland heeft waargenomen, aldaar over zeer belangrijke relaties beschikte en aldus de wereld omtrent de werkelijke geubeurtenissen en ver houdingen in het Derde Rijk nauw keurig op de hoogte kon houden, van zijn standplaats naar het va derland teruggekeerd. In onder staand relaas vertelt hij van zijn afscheid van het Derde Rijk. Nu de toebereidselen, welke het Duit sche leger allerwege treft, weinig twijfel meer overlaten aan het uitbreken van den oorlog, heb ik, hopelijk niet voor altijd, het land mijner werkzaamheid den rug toegekeerd. Met wellicht den laatsten trein welke naar Holland vertrok, heb ik dit land verlaten, waar thans het geheele openbare leven een koortsachtige krijgsbe- drijvigheid vertoont, waar men niets ziet dan hetveldgrauw en niets anders hoort dan het donderend wentelen van zware kanonnenwielen over het plaveisel, het schetteren van signalen en den afgemeten rythmischen massazang van groote groe pen voorbijmacheerende jonge soldaten, op wier gezichten te lezen staat dat zij den „frischfröhlichen Krieg" met genoe gen inmarcheeren. Mijn laatsten nacht bracht ik door in een groote stad in West-Duitschland. Vele malen verbleef ik hier langeren tijd. Wanneer ik in mijn oud-vertrouwd hotel om mijn gewone kamer vraag, komt de hotelhouder met de armen ten hemel ge strekt op mij af: „Dat noemt men orde, dat noemt men organisatie? Daar stuurt men zoo maar een halve compagnie sol daten op mij af. Berg ze maar. Geef ze maar te eten. Moet ik soms zelf de bedden gaan spreiden. Zelfs de oude Peter zijn ze vannacht komen ophalen. De goede man, die onlangs zijn vijftigste verjaar dag vierde, wist niet wat hem overkwam, toen hem een „Geheim befehl" werd over handigd, om zich ten spoedigste in burger- kleeding bij de militaire Kommandatur te melden. En nu sta ik hier met een huis tot den nok vol menschen die allemaal willen slapen en eten, want ze waren al een heelen dag op reis en kregen nog niets an ders dan hun kommiezenbrood.In derdaad, een huis vol menschen. Een hoekplaatsje op het terras van het hotel is nog vrij. Tegenover me zit een flinke, welgebouwde jonge man in knap sluitend uniform, blozend gezich en de haren reeds gemilimeterd. „Oh lieber Herr, een mooie tijd, welken wij beleven. Een groote tijd. Ja, wij Duitschers zullen „Ordnung schaf fen" in Europa. Prosit, kameraad, op den afloop van den Krieg Ja, het is voor hen een „heiligen Krieg". Ai het jonge volk heeft er den mond vol van. De oorlogspropaganda onder de jeugd heeft wel haar taak gedaan. Van de ellen de van den vorigen oorlog weten ze zelf niets. Niemand heeft het hun ook kunnen schilderen, want dat was immers iets on mannelijks. En zij toonen nu hetzelfde beeld als in 1914. Op den spoorweg dondert de eene zwaarbeladen militairentrein na den andere voorbij. Toen stond erop geschreven: ,Nach Paris", nu lezen wij: „Nach War schau". Is dat soms bluf? Er wordt druk gediscussieerd. Niet ver van ons tafeltje zit de oude garde van de stad achter groote „Krügel" de kansen van den oorlog te bespiegelen. Temidden van hen officieren, die even uitblazen van de lange treinreis. Van vrees daar geen sprake. Van terughoudendheid evenmin. Al wat men ten, ook een relayeering van het Vaticaan. Ik hoor de vaste, maar bewogen stem van den Paus. Zal hij begrepen worden? Ook de boodschap van president Roosevelt wordt weergegeven. De rede van Cham berlain in het lagerhuis en die van Lord Halifax. Ten slotte luister ik nog naar een Parijsche uitzending in het Duitsch en het Italiaansch. Zullen de Oosterburen het hooren? En aanvaarden? God geve het. „Da pacem, Domine, in diebus nostris!" Vrijdag, 25 Augustus. De oorlog is nog niet uitgebroken. Wacht men op Tannenburg of Neurenberg? Dan heb ik nog tijd. Toch ga ik mijn koffers pakken. Het is beter, dat alles klaar staat, dan kan ik bij het eerste gerucht vertrek ken. Ik hoop nog steeds, dat ik zal kunnen blijven. De morgenbladen brengen weinig nieuws: de spanning wordt echter lang zaam, maar zeker toegespitst. Dat Hitier speciaal naar Berlijn kwam, om von Rib« bentrop te ontvangen, is een slecht teeken. Maar laat ons kalm zijn. Frankrijk bewaart zijn „Sang-froid" en is vastberaden. Dr. HENRI VAN ROOIJEN, Kruisheer. R.K. Ver. v. Kraamverzorging voer alle gezindten te Leiden en Omstreken Plaatsing-Bureau le Binnenvestgracht 30, voorheen Boerhaavestr. verleent hulp door gediplomeerde krachten Geopend eiken DINSDAG- en DONDER DAGMIDDAG van 2—4 UUR tot het ver strekken van de gewenschte inlichtingen, aanmelden van contribueerende leden en aanvragen voor kraamhulp - Telef. 23420. Aanvragen (schriftelijk) adres 1ste Bin nenvestgracht 30. weet van het leger en het oorlogsmateriaal komt ter tafel: „Ja, zoo stentort een der gasten, wij Duitschers hebben toch maar weer het beste leger. Niemand heeft zulke perfecte vliegmachines, zulk een massa, zulk een afweergeschut, zooveel tanks en ander rollend materieel als wij. Laat En geland ook nog zoo'n groote vloot hebben, wat kan ons dat maken. Te land doen ze ons niets." Dat is de algemeene conclusie, welke wij overal in Duitschland hoorden, dat men te land meent niet veel te behoeven te vreezen. Bij de nuchteren bestaat nu wel niet zoo'n volstrekte overtuiging over de perfectie. Men beschikt over 10 12.000 vliegmachines, en per maand kan de in dustrie er wellicht 1000 a 1200 fabriceeren, wanneer alles op alles wordt gezet. Moch ten er in de te verwachten luchtgevechten of bij bombardementen uit de lucht groote aantallen vliegmachines vernield of on klaar worden gemaakt, dan weet men heel goed, dat er haperingen zullen ontstaan. De fabricage zal dan de behoefte niet kun nen bijhouden. „Och wat", brult een ander weer boven alles uit. „Mit Polen sind wir fertig, bevor die Englander ihr Frühstück hinunter ge- würgt haben". (Met de Polen we klaar zijn, voordat de Engelschen hun ontbijt door de keel gewurgd zullen hebben). Wij wurgen de Corridor af, vóór dat men het in En geland weet. Ja der Führer heeft het toch maar weer prachtig georganiseerd. Juist als in September. Ter rechter tijd zal het Duitsche leger orde gaan scheppen en de wereld voor een voldongen feit plaatsen." Op de tafel voor ons liggen de eerste avondbladen. Centimeters hooge en dikke koppen oved de geheele frontpagina put ten zich uit in verwenschingen aan hef adres van de Polen, die voor „smerige Po lakken", „hondsvot-achtige gemeene en laffe roovers" uitgemaakt worden in het plaatselijk dagblad. Heejl de voorpagina is verder ingeruimd aan gruwelberichten uit het Duitsch-Poolsche grensgebied. Wei nigen nemen ze serieus. „Das gehort so zum Programm" fluistert de hotelhouder mij ironisch in het oor! Wanneer ik even op het station pools hoogte ga nemen omtrent de mogelijkhe den om te kunnen vertrekken, bemerk ik dat aan de muren roode plakkaten zijn aangeplakt, die melding ervan maken, dat de treinenloop voor burgerlijk verkeer "anaf 27 Augustus grootendeels wordt stopgezet. Bovendien deelen de autoritei ten mede, dat degenen, die des avonds na negen uur reizen, dat voor hun eigen ri sico doen. Het gevaar van bombardemen ten van treinen bij avond houden ze niet voor denkbeeldig en dus moet ieder maar voor zichzelf weten, of hij dit risico aan durft. Op de perrons een enorme drukte, voor al van buitenlanders. Verscheiden Neder landsche families wachten reeds uren, zit tend op hun koffers, op een trein, die hen naar het vaderland zal terugbrengen. De mobilisatie van het Duitsche leger heeft hen in de vacantieverblijven of in hun Kurort verrast. De directies hebben hun patiënten aangezegd, zoo spoedig mogelijk het land te verlaten. Een auto stond niet meer ter hunner beschikking! Dan ver neem ik, dat kort voor middernacht de laatste trein naar Nederland zal vertrek ken. Daarna zal het verkeer worden stop gezet. Dan weg. Gauw haal ik in het hotel mijn bagage. Een nieuw aangekomen ge zelschap soldaten zingt uit volle borst een marschlied. Temidden van 't lawaai roep ik den hotelhouder en zijn vrouw een „Auf wiedersehen" toe. De trein wordt compleet bestormd. Wanneer ik eindelijk een plaatsje veroverd heb in een overvolle coupé, waarin nog eenige Duitschers gezeten zijn, die voor eenige grensgemeenten zijn bestemd, loopt het gesprek ook daar al gauw weer over den oorlog en de oorlogskansen. Hier zit ik temidden van kleine burgers. Ze zijn belangrijk minder opgewekt. Van een „frisch-fröhlichen Krieg" geen sprake. Slechts zuchten en mopperen over dc el lende, die weer te wachten staat. Tegen over mij zit een mager manneke met kort grijs baardje, 'n slappen boord en grooten hoed. 'n Soort artist. Hij grommelt onaf gebroken, heeft het onafgebroken over „die in Berlin". Moskou is mode. „U lijkt wel iets op een communist" mer ken we lachend op. „Bin ich auch", ant woordt hij lachend. Dat is nu immers weer toegestaan. Let maar eens op. Over een paar dagen zeggen ze weer: „Heil Mos kou"Wij vragen of hun dat bondge nootschap met dien ruigen Stalin niet wat geneerde? „Nu ja", zoo werd er geant woord, „Dantzig en de Corridor, Posen, Kat- towitz en Warschau, zijn ons wel een „In ternationale" waard!" Inderdaad. Moskou is weer troef. Op het scheiden van de markt hebben we onze voorspelling van jaren terug nog bewaar heid gezien in het mystieke huwelijk tus- schen het nationaal socialistisch en bolsje wistisch huwelijk van Berlijn en Moskou. De Duitsche Bisschop pen en het Bolsjewisme GEEN GEWIJZIGDE HOUDING. Jarenlang hebben de leiders van het1 Derde Rijk in woord, illustra tie en geschrift de valsche voor stelling geekt als zou de Katho lieke Kerk sympathiseeren of sa mengaan met het Communisme. De Duitsche Bisschoppen hebben daartegen steeds op de meest be sliste wijze stelling genomen. Nu het Derde Rijk arm in arm gaat met het Bolsjewistisch Rus land is het wel interessant enkele markante passages af te drukken uit het schrijven van het geheele Duitsche Episcopaat, dat welis waar reeds op 3 Januari 1937 vanaf den kansel werd voorgele zen, doch onder de huidige om standigheden ten hoogste actueel is. „Iedereen die de teekenen des tijds ver staat moet begrijpen, dat het Bolsjewisme vanuit Rusland den opmarsch naar de Europeesche landen begonnen is. Overal waar het bolsjewisme kan in-_» dringen zal het de maatschappelijke orde omverwerpen, de volkswelvaart verwoes ten en ieder godsdienstig leven vernietigen. Het bolsjewisme.in Rusland heeft de be schikking over een reusachtig aantal man schappen en een hoeveelheid grondstoffen voor het fabriceeren van oorlogstuig, zoo als geen ander volk in Europa. Waar echter het bolsjewisme aan de macht komt worden kerken en kloosters platgebrand, priesters en religieusen ver moord, producten van beschaving en kunst die door de ijver en het geloof der eeuwen geschapen waren, totaal vernietigd. De ver schrikkingen van het Boek der Openba ring, oorlogsleed, hongersnood en ver derf, begeleiden het bolsjewisme op baar weg Ook de Führer en Rijkskanselier Adolf Hitler heeft de opmarsch van het bolsje wisme reeds van verre zien aankomen en zijn Zinnen en zorgen daarop gericht, om dit ontzaggelijk gevaar van ons Duitsche volk en van heel het Avondland af te we ren. De Duitsche Bisschoppen beschouwen het als een plicht om het opperhoofd van het Duitsche rijk met alle middelen die hen in het heiligdom ter beschikking 6taan bij dezen afweerkamp te ondersteunen. Want het bolsjtswism'e is niet alleen de doodsvijand van iedere staatsorde, maar op de eerste plaats de doodgraver van iedere godsdienstige cultuur. Het gaat dus om het zijn of niet zijn van de kerkelijke orde en daarom heeft ook de kerk in on zen tijd een taak te vervullen bij de af weer van het Bolsjewisme. Ook de Duit sche Bisschoppen hebben vaak hun stem waarschuwend verheven tegen het bolsje wisme. Toen in de pers de Katholieken tel kens opnieuw verdacht gemaakt werden als geheime bondgenooten van het bolsje wisme, hebben de Duitsche bisschoppen herhaaldelijk dit bericht gesignaleerd als een grove onwaarheid en openlijk ver klaard, dat alle pogingen van Moskou om een bondgenootschap te sluiten met de Katholieken op de meest besliste wyze zouden worden afgewezen. Reeds in 1921 heeft een Duitsch Bisschop op den Katho liekendag in Salzburg het Bolsjewisme reeds de diepste doodelijke wonde van on zen tijd genoemd en voorspeld, dat de vol keren aan het bolsjewisme zouden ten on der gaan. Diezelfde Bisschop moest toen reeds het vreeselijke woord afwijzen, dat op Duitschen bo'dem gesproken was: „Lie ver Bolsjewisme dan Kathlicisme" Des tijds hébben enkele fanatiekelingen met zoo'n grooten haat tegen de katholieken gevochten, dat zij ons nog liever wilden uitleveren aan den vloek van het bolsje wisme, dan het deelachtig laten worden aan den zegen van het Katholicisme. Eerst w-rd in Duitschland op fluisteren den toon later openlijk in de dagbladen de leugen verspreid dat de Kerk een geheim bondgenootschap zou gesloten hebben met Moskou. Katholieke kringen zouden daar op hébben aangedrongen en de Paus zou er zelfs aan gedacht hebben om een Con cordaat met Moskou te sluiten. Zelfs toen het officieele Vaticaansche orgaan dit be richt een eigen verzinsel genoemd had speelden Duitsche kranten 't klaar om de ze waarheid telkens opnieuw onder het volk te brengen. Intusschen hebben de katholieke bisschoppen uit de meest ver scheiden landen der wereld het wereld geweten wakker geroepen en stelling ge nomen tegen het bolsjewisme, dat de voor- looper en voorvechter is van de anti-christ. Slechts de haat tegen de Katholieke Kerk kon het vooroordeel tegen de ka tholieke Kerk uitdenken en verspreiden als zouden er katholieken zijn, zelfs priesters, die den triomf van het bolsjewisme zou den wenschen om het Derde'Rijk te ver nietigen. Wij, Katholieken, weten, dat v/anneer de heerscharen van Moskou, wat God ver hoede, de roode vaan zegevierend door Midden- en West-Europa zouden uitdragen, alles in een groote puinhoop zou worden veranderd en dat ook het kerkelijk leven in een verwoestende chaos zou worden ge stort. De zegepraal van het bolsjewisme zou zich evengoed tegen de Kerk als te gen den huidigen Staat richten...."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 6