MAANDAG 28 AUGUSTUS 1939
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
PARIJSCHE
DAGBOEKKRABBELS
vn.
Dinsdag 22 Augustus.
Tegen den avond keerde ik van Versail
les terug, waar ik het oude koninklijke
slot bezocht had. (ik hoop daar nog uit
voerig over te schrijven), toen ik in de
avondbladen het Duitsch-Russisch verdrag
zag aangekondigd. Ik had het bericht al
gelezen in „le Jour". „Echo de Paris" van
's morgens, maar daar was het met een ze
kere scespsis meegedeeld: het leek zoo on
gelooflijk, dat men het slechts met een
vraagteeken durfde geven. Ondertusschen
was de nadere bevestiging doorgekomen:
„Paris Midi" moet reeds uitvoeriger be
richten gegeven hebben. Ik heb terstond
twee kranten gekocht, „Paris Soir" en
„l'Intransigeant", die reeds geheel door
deze nieuwe „donderslag" aan den politie
leen hemel beheerscht worden. Groote, sen-
sationeele opschriften, kaarten van Euro
pa, photo's van ministers, die ter kabinets
raad schrijden. Paris Soir heeft zelfs al de
photo van een aantal Duitsche ochtendbla
den, waarin met geweldige letters het
nieuwe verdrag wordt aangekondigd:
„Nichtangriffspakt DeutschlandSovjet
Union!"
De spanning was hier de laatste dagen
steeds stijgende: thans voelt mep, hoe ze
plotseling het hoogtepunt nadert. Zelfs in
het banliene-treintje, dat me van Versail
les naar Levallois voert is dat merkbaar.
Men ziet nog meer kranten, dan anders:
de menschen lezen in gespannen aandaoht.
Eén ding staat al wel vast: dit bericht be-
teekent een klap voor de communistische
agitatie in Frankrijk. „Gallus" vertelt in
„1' Intransigeant", hoe de „Humanité", het
communistische grootblad, geen raad weet,
en een uitvlucht zoekt, door te beweren,
dat Duitschland eindelijk voor Rusland
heeft moeten .buigen en dat Stalin de Euro-
peesche vrede gered heeft! „Oui, et ta
soeur", zeggen de Franschen. Gallus be
sluit: „Zullen de Fransdhe arbeiders, op
een dwaalspoor gebracht door de leugens
en de onnoozelheden van de communisti
sche leiders gaan begrijpen? Het chantage-
spel van Hitler is in Moskou gelukt. Op
het oogenblik, dat de internationade span
ning op z'n hevigst is, kondigen Stalin en
Hitier hun goede verstandhouding aan.
Begrijpt ge het, arme menschen? Dat wil
zeggen: Zijt ge Franschman, of niet?"
Woensdag, 23 Augustus.
Vandaag ben ik thuis blijven werken:
ik ben vanmorgen echter even de stad in-
geloopen, om een paar kraten te halen. Al
lereerst was ik nieuwsgierig, wat de „Ac
tion Frangaise" van het geval zou zeggen.
Voor haar is dit gebeuren werkelijk een
triomf. Zij heeft de laatste weken voort
durend er op gehamerd, dat de Fransch-
Britsche militaire besprekingen met Mos
kou een hachelijke onderneming waren,
omdat de Russen toch vroeg of laat tot een
nieuw „Brest-Litowsk" zouden overgaan.
De voorspelling is wel op ontstellende wij
ze uitgekomen. Met groote letters schrijft
de krant dan ook boven haar editie van
vandaag: „Après le nouveau Brest-Li
towsk". I'k heb vandaag ook voor het eerst
„L'Epogie" gekocht. De directeur van deze
krant, Henri de Kerillis, stond bekend als
een voorstander van de Fransoh-Russische
samenwerking, niet uit communistische
neigingen, maar omdat hij meende, dat de
hulp van Rusland onmisbaar was voor de
Fransche veiligheid en de rust in Europa.
Hij schrijft thans een hoofdartikel, onder
de titel „Un coup de poignard" (een dolk
stoot). Hij noemt de daad van Moskou „een
messtoot in den ïug". „Eén ding is zeker",
zegt hij, „en wel iets monsterachtigs, iets
dat bijna eenig in de geschiedenis is en dat
ongetwijfeld een karakteristieke trek van
het huidige, tijdperk zal blijven, dat alle
begrippen van eerzaamheid en moraal van
zich afwerpt: terwijl wij te Moskou be
sprekingen voerden met de Russen, terwijl
Fransche en Engelsche officieren een mili
taire conventie trachten op touw te zetten,
kwamen de sovjet-leiders achter onze rug
tot een overeenkomst met Duitschland".
Vanavond heb ik weer „Paris Soir" ge
kocht, om het laatste nieuws te hebben.
Daar wordt gewag gemaakt van de demar
che van den Engelschen gezant bij Hitier en
de eerste besprekingen van Moskou. Bij
zonder treft me een verslag van het ver
trek der Duitsche delegatie voor Moskou
uit Königsberg. Bertrand de Jouvenel, de
verslaggever van „Paris Soir", vroeg aan
de Duitsche heeren, of zij het niet pijnlijk
vonden, plotseling vrienden te worden met
de menschen, die men steeds als de felste
tegenstanders beschouwd had. „Bah", had
den ze geantwoord, „Warschau is wel een
Internationale waard!"
Ondanks alles is Parijs nog tamelijk
kalm. Slechts valt het op, dat op heel wat
plaatsen kleine groepjes menschen staan
te praten. Dat was in September van 't
vorig jaar net eender.
Donderdag 24 Augustus.
Toen ik vanmorgen in de sacristie kwam,
om de H. Mis te gaan lezen, fluisterde mr.
Bouteviller, m'n misdienaar me in het oor:
„Er is gemobiliseerd". Na de Mis vroeg ik
hem, of het een algemeene mobilisatie be
trof. Het was nog sledhts gedeeltelijk. Toen
ik ontbeten had, was mr. Courot met zijn
vrouw in de vestibule. Hij droeg de rug
zak met veldflesch en toébehooren over
den schouder. Hij was opgeroepen en
kwam afscheid nemen. Laten we hopen,
dat het niet langer duurt dan in Septem
ber, mon Père". En „S'il vous plait, une pe
tite prière, mon Père". Zijn vrouw is wat
zenuwachtig. Zij hebben geen kinderen:
zij blijft alleen achter.
Ik neem myn tasch en ga de stad in. Bij
het Metro-station zijn de oproepen aange
plakt: de menschen groepen er rondom-
heen. Degenen, wier mobilisatiekaart met
een 3 of een 4 gemerict is, moeten op
komen. Het is een nuchter stuk, dat toch
een zekere indrukwekkendheid bezit. „Par
ordre du ministère de la Défense nationa
le". De menschen blijven lezen, alsof het
maar niet tot hen doordringt. Er is ook een
requisitie-bevel aangeplakt, vooral met
betrekking tot voertuigen en lokalen.
In de Metro lees ik twee kranten, die ik
gekocht heb. De „Figaro" en „le Journal".
In de eerste lees ik, dat het verdrag dezen
nacht al gesloten is. Wel tegen alle ver
wachting in, met verwachtte ook hier on
derhandelingen, die weken zouden duren.
Waarschijnlijk was alles al van te voren
in kannen en kruiken. Engeland, Frank
rijk en Polen nemen maatregelen. Men be
waart zijn „sanggoid". Ja, dat moet gezegd
worden. Terwijl de ernst van den toe
stand steeds dreigender wordt, ontstaat er
geen paniek-stemming. Men verafschuwt
den oorlog, maar, als het moet zijn, om
wille van de vrijheid, laat dan maar ko
men, wat komen moet. Men is bereid, zijn
plicht te doen.
Ik lees ook het indrukwekkende woord
van koning Leopold, dat hier met groote
sympathie en bewondering ontvangen
wordt. Zal men het nog kunnen verstaan?
Ik ga eerst naar een goede, Hollandsche
vriend, die hier ook 1914 heeft meege
maakt. „Wat dunk je, zou ik blijven?".
„Och, je kunt altijd nog weg". Maar er
zijn twee Hollandsche kinderen in Versail
les. Rechtstreeks gaan ze me wel niet aan,
maar zij zijn in huis bij goede vrienden:
ik vind, dat ik ze niet aan hun lot kan over
laten. Hij geeft me de raad, eens aan het
Nederlandsche gezantschap te gaan hoo-
ren. Ik wandel naar de Rue de Grenelle.
Ik passeer eerst de Ambassade van Sov
jet-Rusland. Daar staat altijd een politie
agent op wacht: thans staan er vijf. Bij de
Nederlandsche legatie is het niet noodig!
Ik' ga .de wachtkamer van het Consulaat
bjnnen en zet mijn geval uiteen. „Kinde
ren, zegt men, moeten in elk geval zoo
spoedig mogelijk terug. Maar we raden,
iedereen, die niet absoluut in Parijs moet
zijn, aan, om terug te gaan. We beschou
wen den toestand als zeer donker."
Dank U! Wat nu? Eerlijk gezegd voel
ik er niets voor, heen te gaan. Ik heb het
idee, dat ik, alleen, toch wel wegkom.
Maar omtrent de kinderen ben ik niet ge
rust. Ik wandel aanstonds naar het „Gare
des Invalides", hoogstens een kwartiertje
van onze legatie.
Bij de ingang staat een soldaat op
wacht. „Komt U, om gemobiliseerd te wor
den", vraagt hij. „Ah non, monsieur".
„Dan moet u aan den anderen kant binnen.
Hier is het alleen voor soldaten. Ik waar
schuw de zusters, dat ik niet kom eten en
neem het treintje naar Versailles, dat om
de 10 minuten gaat en in 24 minuten aan
het „Gare pive gauche" is. De eene kant
van het station is gereserveerd voor de
militairen. Versailles is een groote garni
zoensplaats en een punt van samenkomst
voor veel gemobiliseerden. Overigens werd
me vanmorgen verteld, dat gisteravond,
vanaf het „Gare de l'Est" vijftien treinen
met soldaten vertrokken zijn.
Versailles is vol soldaten, overal rijden
militaire vrachtauto's en groote wagens,
met paarden bespannen. Als ik het huis
van m'n vrienden binnenga, staan er twee
koffers in den gang. Die zijn van een van
de kinderen: de andere is gisteravond al
vertrokkem. Hun ouders hadden getele
grafeerd.
De menschen vinden het overigens een
dwaasheid. „Er komt geen oorlog", zeggen
ze. „Engeland zal op het laatste moment
wel weer een uitweg vinden." Ik ben daar
met zoo zeker van, ik zie alleen nog een
lichtpunt in het feit, dat Italië niet mee-
wil, voornamelijk omdat het niet mee
kan.
Na het dejeuner ga ik weer op stap.
„Hopelijk nog tot ziens!" „Als U vertrekt,
mon Père, laat U het weten, niet waar?"
Ik beloof het. Op het station koop ik Pa-
ris-Midi. Ze brengt de text van het
Duitsch-Russische verdrag. Er blijft geen
twijfel meer over: de heeren zijn het ver
bazend goed eens geworden. Het anti-ko
mintern verdrag is practisch verscheurd.
Japan en Spanje zullen protesteeren. In
Engeland en Frankrijk worden belangrijke
vergaderingen van ministerraad en ka
mers aangezegd.
Wat zal ik doen? Naar Nederland te
ruggaan? Ik voel er nog maar weinig
voor. In Parijs neem ik de Metro naar Pa-
lais-Royal en wandel naar de Bibliothèque
Mazarine. Ik zit te werken, of er geen
vuiltje aan de lucht is. Als ik het manus
cript, waarin ik snuffel, terug breng, vraagt
de plaats waarnemende bibliothecaris, of
hij het nog in reserve moet houden. Ik
antwoord bevestigend en voeg erbij: „Ik
hoop tenminste, dat ik terug kan komen."
„Ah, oui, if faut l'esperer", antwoordt hij.
Bij het binnengaan van de Metro koop
ik Paris-Soir (Het lijkt heel wat, lezer, vier
kranten koopen op één dag, maar alles bij
eilkaar kosten ze juist één dubbeltje). Het
drama is weer een stap verder. Forster
heeft zich tot hoofd van de vrije stad uitge
roepen.«Wat zal de volgende stap zijn. Een
aanslag op de douane-rechten? Men ver
wacht het.
Vanavond zal de Heilige Vader voor de
Radio spreken! Ik ga eerst een bezoek
brengen bij een familie in Levallois. Ik heb
dat Zondag beloofd. Zij hebben radio, er
komen nieuwsberichten door: ik heb alles
al in Paris-soir gelezen. Ik spoed me naar
huis toe: in de vestibule ontmoet ik Moe
der-Overste. Ik vertel haar, wat men aan
de Nederlandsche legatie gezegd heeft.
„Oh, mon Père", zegt ze, „er zal zeker
geen oorlog komen. Men heeft in Lourdes
zoo gebeden, massa's menschen, ze hebben
geroepen om vrede, meer dan honderd
duizend personen."
Ik ga haastig dineeren: daarna loop ik
naar de overburen, die een radio hebben.
Om kwart over acht zijn er nieuwsberich-
Met den laatsten trein
uit Duitschland?
De toebereidselen voor
den oorlog.
SCHUCHTER KLINKT: „HEIL MOSKOU!"
In verband met den gespannen in
ternationalen toestand is onze me
dewerker in Duitschland, die ge
durende de laatste jaren op zoo
gewetensvolle wijze zijn verant
woordelijke post in Duitschland
heeft waargenomen, aldaar over
zeer belangrijke relaties beschikte
en aldus de wereld omtrent de
werkelijke geubeurtenissen en ver
houdingen in het Derde Rijk nauw
keurig op de hoogte kon houden,
van zijn standplaats naar het va
derland teruggekeerd. In onder
staand relaas vertelt hij van zijn
afscheid van het Derde Rijk.
Nu de toebereidselen, welke het Duit
sche leger allerwege treft, weinig twijfel
meer overlaten aan het uitbreken van den
oorlog, heb ik, hopelijk niet voor altijd,
het land mijner werkzaamheid den rug
toegekeerd. Met wellicht den laatsten trein
welke naar Holland vertrok, heb ik dit
land verlaten, waar thans het geheele
openbare leven een koortsachtige krijgsbe-
drijvigheid vertoont, waar men niets ziet
dan hetveldgrauw en niets anders hoort
dan het donderend wentelen van zware
kanonnenwielen over het plaveisel, het
schetteren van signalen en den afgemeten
rythmischen massazang van groote groe
pen voorbijmacheerende jonge soldaten,
op wier gezichten te lezen staat dat zij
den „frischfröhlichen Krieg" met genoe
gen inmarcheeren.
Mijn laatsten nacht bracht ik door in
een groote stad in West-Duitschland. Vele
malen verbleef ik hier langeren tijd.
Wanneer ik in mijn oud-vertrouwd hotel
om mijn gewone kamer vraag, komt de
hotelhouder met de armen ten hemel ge
strekt op mij af: „Dat noemt men orde,
dat noemt men organisatie? Daar stuurt
men zoo maar een halve compagnie sol
daten op mij af. Berg ze maar. Geef ze
maar te eten. Moet ik soms zelf de bedden
gaan spreiden. Zelfs de oude Peter zijn
ze vannacht komen ophalen. De goede
man, die onlangs zijn vijftigste verjaar
dag vierde, wist niet wat hem overkwam,
toen hem een „Geheim befehl" werd over
handigd, om zich ten spoedigste in burger-
kleeding bij de militaire Kommandatur te
melden. En nu sta ik hier met een huis
tot den nok vol menschen die allemaal
willen slapen en eten, want ze waren al een
heelen dag op reis en kregen nog niets an
ders dan hun kommiezenbrood.In
derdaad, een huis vol menschen. Een
hoekplaatsje op het terras van het hotel
is nog vrij. Tegenover me zit een flinke,
welgebouwde jonge man in knap sluitend
uniform, blozend gezich en de haren reeds
gemilimeterd. „Oh lieber Herr, een mooie
tijd, welken wij beleven. Een groote tijd.
Ja, wij Duitschers zullen „Ordnung schaf
fen" in Europa. Prosit, kameraad, op den
afloop van den Krieg
Ja, het is voor hen een „heiligen Krieg".
Ai het jonge volk heeft er den mond vol
van. De oorlogspropaganda onder de jeugd
heeft wel haar taak gedaan. Van de ellen
de van den vorigen oorlog weten ze zelf
niets. Niemand heeft het hun ook kunnen
schilderen, want dat was immers iets on
mannelijks. En zij toonen nu hetzelfde beeld
als in 1914. Op den spoorweg dondert de
eene zwaarbeladen militairentrein na den
andere voorbij. Toen stond erop geschreven:
,Nach Paris", nu lezen wij: „Nach War
schau".
Is dat soms bluf?
Er wordt druk gediscussieerd. Niet ver van
ons tafeltje zit de oude garde van de stad
achter groote „Krügel" de kansen van den
oorlog te bespiegelen. Temidden van hen
officieren, die even uitblazen van de lange
treinreis. Van vrees daar geen sprake. Van
terughoudendheid evenmin. Al wat men
ten, ook een relayeering van het Vaticaan.
Ik hoor de vaste, maar bewogen stem van
den Paus. Zal hij begrepen worden? Ook
de boodschap van president Roosevelt
wordt weergegeven. De rede van Cham
berlain in het lagerhuis en die van Lord
Halifax. Ten slotte luister ik nog naar een
Parijsche uitzending in het Duitsch en het
Italiaansch. Zullen de Oosterburen het
hooren? En aanvaarden?
God geve het. „Da pacem, Domine, in
diebus nostris!"
Vrijdag, 25 Augustus.
De oorlog is nog niet uitgebroken. Wacht
men op Tannenburg of Neurenberg? Dan
heb ik nog tijd. Toch ga ik mijn koffers
pakken. Het is beter, dat alles klaar staat,
dan kan ik bij het eerste gerucht vertrek
ken. Ik hoop nog steeds, dat ik zal kunnen
blijven. De morgenbladen brengen weinig
nieuws: de spanning wordt echter lang
zaam, maar zeker toegespitst. Dat Hitier
speciaal naar Berlijn kwam, om von Rib«
bentrop te ontvangen, is een slecht teeken.
Maar laat ons kalm zijn.
Frankrijk bewaart zijn „Sang-froid" en
is vastberaden.
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Kruisheer.
R.K. Ver. v. Kraamverzorging voer
alle gezindten te Leiden en Omstreken
Plaatsing-Bureau le Binnenvestgracht 30,
voorheen Boerhaavestr.
verleent hulp door gediplomeerde krachten
Geopend eiken DINSDAG- en DONDER
DAGMIDDAG van 2—4 UUR tot het ver
strekken van de gewenschte inlichtingen,
aanmelden van contribueerende leden en
aanvragen voor kraamhulp - Telef. 23420.
Aanvragen (schriftelijk) adres 1ste Bin
nenvestgracht 30.
weet van het leger en het oorlogsmateriaal
komt ter tafel: „Ja, zoo stentort een der
gasten, wij Duitschers hebben toch maar
weer het beste leger. Niemand heeft zulke
perfecte vliegmachines, zulk een massa,
zulk een afweergeschut, zooveel tanks en
ander rollend materieel als wij. Laat En
geland ook nog zoo'n groote vloot hebben,
wat kan ons dat maken. Te land doen ze
ons niets."
Dat is de algemeene conclusie, welke
wij overal in Duitschland hoorden, dat
men te land meent niet veel te behoeven
te vreezen. Bij de nuchteren bestaat nu
wel niet zoo'n volstrekte overtuiging over
de perfectie. Men beschikt over 10 12.000
vliegmachines, en per maand kan de in
dustrie er wellicht 1000 a 1200 fabriceeren,
wanneer alles op alles wordt gezet. Moch
ten er in de te verwachten luchtgevechten
of bij bombardementen uit de lucht groote
aantallen vliegmachines vernield of on
klaar worden gemaakt, dan weet men heel
goed, dat er haperingen zullen ontstaan.
De fabricage zal dan de behoefte niet kun
nen bijhouden.
„Och wat", brult een ander weer boven
alles uit. „Mit Polen sind wir fertig, bevor
die Englander ihr Frühstück hinunter ge-
würgt haben". (Met de Polen we klaar zijn,
voordat de Engelschen hun ontbijt door de
keel gewurgd zullen hebben). Wij wurgen
de Corridor af, vóór dat men het in En
geland weet. Ja der Führer heeft het toch
maar weer prachtig georganiseerd. Juist
als in September. Ter rechter tijd zal het
Duitsche leger orde gaan scheppen en de
wereld voor een voldongen feit plaatsen."
Op de tafel voor ons liggen de eerste
avondbladen. Centimeters hooge en dikke
koppen oved de geheele frontpagina put
ten zich uit in verwenschingen aan hef
adres van de Polen, die voor „smerige Po
lakken", „hondsvot-achtige gemeene en
laffe roovers" uitgemaakt worden in het
plaatselijk dagblad. Heejl de voorpagina
is verder ingeruimd aan gruwelberichten
uit het Duitsch-Poolsche grensgebied. Wei
nigen nemen ze serieus. „Das gehort so
zum Programm" fluistert de hotelhouder
mij ironisch in het oor!
Wanneer ik even op het station pools
hoogte ga nemen omtrent de mogelijkhe
den om te kunnen vertrekken, bemerk ik
dat aan de muren roode plakkaten zijn
aangeplakt, die melding ervan maken, dat
de treinenloop voor burgerlijk verkeer
"anaf 27 Augustus grootendeels wordt
stopgezet. Bovendien deelen de autoritei
ten mede, dat degenen, die des avonds na
negen uur reizen, dat voor hun eigen ri
sico doen. Het gevaar van bombardemen
ten van treinen bij avond houden ze niet
voor denkbeeldig en dus moet ieder maar
voor zichzelf weten, of hij dit risico aan
durft.
Op de perrons een enorme drukte, voor
al van buitenlanders. Verscheiden Neder
landsche families wachten reeds uren, zit
tend op hun koffers, op een trein, die hen
naar het vaderland zal terugbrengen. De
mobilisatie van het Duitsche leger heeft
hen in de vacantieverblijven of in hun
Kurort verrast. De directies hebben hun
patiënten aangezegd, zoo spoedig mogelijk
het land te verlaten. Een auto stond niet
meer ter hunner beschikking! Dan ver
neem ik, dat kort voor middernacht de
laatste trein naar Nederland zal vertrek
ken. Daarna zal het verkeer worden stop
gezet. Dan weg. Gauw haal ik in het hotel
mijn bagage. Een nieuw aangekomen ge
zelschap soldaten zingt uit volle borst een
marschlied. Temidden van 't lawaai roep ik
den hotelhouder en zijn vrouw een „Auf
wiedersehen" toe.
De trein wordt compleet bestormd.
Wanneer ik eindelijk een plaatsje veroverd
heb in een overvolle coupé, waarin nog
eenige Duitschers gezeten zijn, die voor
eenige grensgemeenten zijn bestemd, loopt
het gesprek ook daar al gauw weer over
den oorlog en de oorlogskansen. Hier zit
ik temidden van kleine burgers. Ze zijn
belangrijk minder opgewekt. Van een
„frisch-fröhlichen Krieg" geen sprake.
Slechts zuchten en mopperen over dc el
lende, die weer te wachten staat. Tegen
over mij zit een mager manneke met kort
grijs baardje, 'n slappen boord en grooten
hoed. 'n Soort artist. Hij grommelt onaf
gebroken, heeft het onafgebroken over
„die in Berlin".
Moskou is mode.
„U lijkt wel iets op een communist" mer
ken we lachend op. „Bin ich auch", ant
woordt hij lachend. Dat is nu immers weer
toegestaan. Let maar eens op. Over een
paar dagen zeggen ze weer: „Heil Mos
kou"Wij vragen of hun dat bondge
nootschap met dien ruigen Stalin niet wat
geneerde? „Nu ja", zoo werd er geant
woord, „Dantzig en de Corridor, Posen, Kat-
towitz en Warschau, zijn ons wel een „In
ternationale" waard!"
Inderdaad. Moskou is weer troef. Op het
scheiden van de markt hebben we onze
voorspelling van jaren terug nog bewaar
heid gezien in het mystieke huwelijk tus-
schen het nationaal socialistisch en bolsje
wistisch huwelijk van Berlijn en Moskou.
De Duitsche Bisschop
pen en het Bolsjewisme
GEEN GEWIJZIGDE HOUDING.
Jarenlang hebben de leiders van
het1 Derde Rijk in woord, illustra
tie en geschrift de valsche voor
stelling geekt als zou de Katho
lieke Kerk sympathiseeren of sa
mengaan met het Communisme.
De Duitsche Bisschoppen hebben
daartegen steeds op de meest be
sliste wijze stelling genomen.
Nu het Derde Rijk arm in arm
gaat met het Bolsjewistisch Rus
land is het wel interessant enkele
markante passages af te drukken
uit het schrijven van het geheele
Duitsche Episcopaat, dat welis
waar reeds op 3 Januari 1937
vanaf den kansel werd voorgele
zen, doch onder de huidige om
standigheden ten hoogste actueel is.
„Iedereen die de teekenen des tijds ver
staat moet begrijpen, dat het Bolsjewisme
vanuit Rusland den opmarsch naar de
Europeesche landen begonnen is.
Overal waar het bolsjewisme kan in-_»
dringen zal het de maatschappelijke orde
omverwerpen, de volkswelvaart verwoes
ten en ieder godsdienstig leven vernietigen.
Het bolsjewisme.in Rusland heeft de be
schikking over een reusachtig aantal man
schappen en een hoeveelheid grondstoffen
voor het fabriceeren van oorlogstuig, zoo
als geen ander volk in Europa.
Waar echter het bolsjewisme aan de
macht komt worden kerken en kloosters
platgebrand, priesters en religieusen ver
moord, producten van beschaving en kunst
die door de ijver en het geloof der eeuwen
geschapen waren, totaal vernietigd. De ver
schrikkingen van het Boek der Openba
ring, oorlogsleed, hongersnood en ver
derf, begeleiden het bolsjewisme op baar
weg
Ook de Führer en Rijkskanselier Adolf
Hitler heeft de opmarsch van het bolsje
wisme reeds van verre zien aankomen en
zijn Zinnen en zorgen daarop gericht, om
dit ontzaggelijk gevaar van ons Duitsche
volk en van heel het Avondland af te we
ren. De Duitsche Bisschoppen beschouwen
het als een plicht om het opperhoofd van
het Duitsche rijk met alle middelen die
hen in het heiligdom ter beschikking 6taan
bij dezen afweerkamp te ondersteunen.
Want het bolsjtswism'e is niet alleen de
doodsvijand van iedere staatsorde, maar
op de eerste plaats de doodgraver van
iedere godsdienstige cultuur. Het gaat dus
om het zijn of niet zijn van de kerkelijke
orde en daarom heeft ook de kerk in on
zen tijd een taak te vervullen bij de af
weer van het Bolsjewisme. Ook de Duit
sche Bisschoppen hebben vaak hun stem
waarschuwend verheven tegen het bolsje
wisme. Toen in de pers de Katholieken tel
kens opnieuw verdacht gemaakt werden
als geheime bondgenooten van het bolsje
wisme, hebben de Duitsche bisschoppen
herhaaldelijk dit bericht gesignaleerd als
een grove onwaarheid en openlijk ver
klaard, dat alle pogingen van Moskou om
een bondgenootschap te sluiten met de
Katholieken op de meest besliste wyze
zouden worden afgewezen. Reeds in 1921
heeft een Duitsch Bisschop op den Katho
liekendag in Salzburg het Bolsjewisme
reeds de diepste doodelijke wonde van on
zen tijd genoemd en voorspeld, dat de vol
keren aan het bolsjewisme zouden ten on
der gaan. Diezelfde Bisschop moest toen
reeds het vreeselijke woord afwijzen, dat
op Duitschen bo'dem gesproken was: „Lie
ver Bolsjewisme dan Kathlicisme" Des
tijds hébben enkele fanatiekelingen met
zoo'n grooten haat tegen de katholieken
gevochten, dat zij ons nog liever wilden
uitleveren aan den vloek van het bolsje
wisme, dan het deelachtig laten worden
aan den zegen van het Katholicisme.
Eerst w-rd in Duitschland op fluisteren
den toon later openlijk in de dagbladen de
leugen verspreid dat de Kerk een geheim
bondgenootschap zou gesloten hebben met
Moskou. Katholieke kringen zouden daar
op hébben aangedrongen en de Paus zou
er zelfs aan gedacht hebben om een Con
cordaat met Moskou te sluiten. Zelfs toen
het officieele Vaticaansche orgaan dit be
richt een eigen verzinsel genoemd had
speelden Duitsche kranten 't klaar om de
ze waarheid telkens opnieuw onder het
volk te brengen. Intusschen hebben de
katholieke bisschoppen uit de meest ver
scheiden landen der wereld het wereld
geweten wakker geroepen en stelling ge
nomen tegen het bolsjewisme, dat de voor-
looper en voorvechter is van de anti-christ.
Slechts de haat tegen de Katholieke
Kerk kon het vooroordeel tegen de ka
tholieke Kerk uitdenken en verspreiden als
zouden er katholieken zijn, zelfs priesters,
die den triomf van het bolsjewisme zou
den wenschen om het Derde'Rijk te ver
nietigen.
Wij, Katholieken, weten, dat v/anneer
de heerscharen van Moskou, wat God ver
hoede, de roode vaan zegevierend door
Midden- en West-Europa zouden uitdragen,
alles in een groote puinhoop zou worden
veranderd en dat ook het kerkelijk leven
in een verwoestende chaos zou worden ge
stort. De zegepraal van het bolsjewisme
zou zich evengoed tegen de Kerk als te
gen den huidigen Staat richten...."