JVm de Jlegeefdng^-uefiMwdng-,
Slatfwiiehe eiteheti in/zakeuteMaaa
fieidóSeói^ding,.
DONDERDAG 27 JULI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
Tweede Kamer
Meer afkeuring dan In
stemming
Vergadering: van gisteren.
Vervolg).
De heer ROST VAN TONNINGEN (N.
S.B.) constateerde verder, komende tot de
werkloosheid zelve, dat een christelijk-his-
torisch man als de heer Westhoff getracht
heeft een reëele oplossing van het pro
bleem te vinden Zijn rapport, waarmee de
NS.B. zich vrijwel kón vereenigen, kwam
in Juni 1938 in het bezit van minister Rom-
me, die echter niets heeft gedaan om maat
regelen in dezen zin te nemen, doch wel
kans heeft gezien, de zaak tot nu toe op te
houden.
In de zes jaren van zijn beleid heeft dr.
Colijn het tegendeel bereikt van hetgeen
hij had voorgespiegeld.
De passage in de regeeringsverklaring
ten opzichte van de werkloosheid kan spr.
slechts met het grootste scepticisme lezen.
Dr. Colyn is er niet in geslaagd de koop
kracht van den gulden te handhaven, het
geen wel gelukt zou zijn, indien hij opbou
wende welvaartspolitiek had gevoerd.
Verdediging van Indië is meer dan ooit
urgent in verband met de opdringende po
litiek van het Verre Oosten.
Albarda aan het woord
De heer ALBARDA (S.D.) herinnert aan
de gevoerde werkloosheidspolitiek, waarbij
het gebrek aan homogeniteit in het vierde
kabinet naar voren is gekomen. De katho
lieke ministers werden geremd in hun so
ciale maatregelen door de niet-katholieke
meerderheid van het kabinet onder leiding
van den heer Colijn. De premier wist, dat
zijn remmende pogingen zouden stuiten op
verzet in de Kamer bij de R.K., de S.D. en
de V.D.-fracties en dat hij alleen kon re
kenen op de liberalen, de A.R. en de C.H.
en misschien uit anti-papistische overwe
gingen op de fractie van den heer Kersten.
In een tijd, waarin moet worden gevoch
ten voor de parlementaire democratie, ver
schijnt de heer Colijn met een kabinet, dat
berust op 29 van de 100, een kabinet, dat
politiek kleurloos is met liberalen inslag.
Op pde volle medewerking van een der
drie partijen, waaruit het is samengesteld,
n.l. christelijk-historische partij, valt dan
nog nauwelijks te rekenen.
Dit kabinet zal zich niet kunnen
handhaven, meent spr. Of is het voor
nemens, bij een conflict met de Kamer
aan te sturen op Kamerontbinding?
Meent de heer Colijn daardoor een an
dere samenstellingf van het parlement
te kunnen verkrijgen?
Meer dan ooit is in dezen tijd een ka
binet noodig, dat op de groote meerderheid
des volks berust. In plaats van de breede
basis is de smalst mogelijke basis, die van
r hit dubbeltje op zijn kant, gekozen,
Spreker moet nu reeds den heer Colijn
en degenen, die achter den formateur staan,
verantwoordelijk stellen voor een nieuwe
kabinetscrisis of voor Kamerontbinding
Het oogenblik was onlangs gekomen voor
de formatie van een kabinet uit de drie
partijen, die te zamen de groote meerder
heid hebben, t.w. de R.K., S.D. en V.D., al
zou dit eenige offers voor de Katholieken
hebben beteekend. De belangen van ons
volk eischten aanvaarding van zoodanige of
fers. Doch de mogelijkheid daartoe is niet
ernstig onderzocht.
Het program van het nieuwe kabinet kan
in drie zaken worden samengevat: zorg
voor de financiën, bestrijding van de werk
loosheid en zorg voor de defensie.
Een sluitend budget wenschen wij allen,
doch niet ten koste van onze volkskracht.
Het kabinet zal er een zijn van drastische
bezuiniging een kabinet, dat de beruchte
aanpassingspolitiek zal doen herleven. De
bedrijven en de staatsfinanciën zullen hier
van den ongustigen terugslag ondervinden.
De thans toegezegde maatregelen ten
aanzien van het onderwijs, die minister
Slotemaker de Bruïne niet heeft mogen
uitvoeren, zullen waarschijnlijk zoodanig
geschieden, dat de werkloozen er onder
zullen lijden.
Wil men aan Indië nieuwe loodzware de-
fensielasten opleggen, zonder dat dit ge
biedsdeel in de te nemen maatregelen zal
zijn gehoord?Wil men slagschepen bouwen,
die eerst over vele jaren gereed kunnen
zijn?
Men zal ons land in onheil brengen, in
dien men dien weg opgaat. Daartegen wil
spreker met klem waarschuwen.
Reeds in 1933 kondigde de heer Colijn
maatregelen tot bestrijding van de werk
loosheid aan, doch er is niet veel van te
recht gekomen.
De heer Colijn is niet de man, die ons een
constructieve welvaartspolitiek kan bren
gen, niet de man, wiens beleid overeen
stemt met den wil van de meerderheid
van ons volk.
Dit kabinet mag niet aanblijven tot het
najaar. Reeds thans moet de meerderheid
der Kamer toonen wat zij tot stand kan
brengen. Wij wenschen de beslissing over
het lot van het kabinet in deze Kamer niet
tot de behandeling der begrooting uit te
stellen, eindigt spreker.
De woordvoerder der
Vrijz.-Democraten.
De heer JOEKES (V.D.) herinnert aan
het aftreden van minister De Wilde en de
daarmede samenhangende oorzaken, die tot
de kabinetscrisis hebben gelend.
Uit het regeeringscommuniqué naar aan
leiding daarvan is wel gebleken, dat het
eindcijfer van Sociale Zaken op de begroo
ting voor 1940 lager was dan dat voor 1939
en tevens dat er vóór het uitbreken van
het onderhavige conflict overeenstemming
in het kabinet was ten opzichte van de
werkloosheidspolitiek. De regeeringsverkla
ring van gisteren stemt echter niet over
een met den inhoud van het communiqué
over het heengaan van het vierde kbaniet-
Colijn
Hét blijkt, dat de meerderheid van dat
kabinet was afgeweken van de tot dan toe
gevolgde werkloosheidspolitiek.
Wat de kabinetsformatie betreft, de
heer Kooien heeft getracht een samenstel
ling te vinden, welke op de rechtsche meer
derheid in het parlement berustte, doch dit
is hem niet gelukt.
Na de mislukte pogingen van de heeren
Colijn en Kooien had het voor de hand ge
legen, dat andere groepeeringen waren
overwogen, om tot een parlementair kabi
net te komen.
De Kroon staat boven de partijen, doch
voor alle onderhandelingen van de Kroon
dragen de ministers de verantwoordelijk
heid. Zoo draagt voor dit kabinet dr. Colijn
met zijn ministers de volle verantwoorde
lijkheid.
Alleen indien ex geen parlementaire
meerderheid is te vinden, kan een zakenka
binet in ons staatsbestel worden geduld.
Reeds daarom kan het nieuwe kabinet spre
kers instemming niet hebben.
Thans komende tot de regeeringsverkla
ring vraagt spr. den minister-president me
de te deelen, waaruit de steeds sterker ge
worden drang naar centralisatie bij de be
stuursvoering blijkt, die thans zou moeten
worden tegengegaan.
Een van de groote punten is verder: hoe
zal de lastenverdeeling tusschen Nederland
en Indië zijn?
Verschillende vragen rijzen met betrek
king tot het in de verklaring aangegeven
werkplan. Hoe stelt het kabinet zich voor,
de moeilijkheden voor de gemeentelijke
financiën op te lossen; hoe wil men de
werkloosheid bestrijden? Natuurlijk wil
heel het volk, dai de werkloozen terugko
men in het bedrijfsleven, en dat uitwassen
worden weggenomen. In zooverre staat er
niets nieuws in de regeeringsverklaring.
Spr. heeft geen aanleiding te dezen opzichte
gerust te zijn.
Ook aan de mededeeling, dat voor de
ouden van dagen uitbreiding van de zorg
wordt overwogen, kon spreker nog niet veel
waarde hechten.
De mededeelingen ten opzichte van de
leerlingenschaal en de kweekelingen met
akte zijn voor spr. eveneens te vaag. Hij
blijkt sceptisch gestemd en heeft geen ver
trouwen dat dit kabinet zijn taak zal kun
nen volbengen.
Communistisch geluid.
De heer DE VISSER (Comm.) zegt nim
mer waarde te hebben gehecht aan het
„positief-christelijke" karakter van het vo
rige kabinet; aain een werkelijke samen
werking van de Katholieke Staatspartij met
den door haar gesmaden dr. Colijn heeft
hij nimmer kunnen gelooven. Ze waren nog
geen jaar bij elkaar of er was al „heibel"
in het kabinet, dat zooveel slechte en zoo
weinig goede daden op zijn geweten heeft.
Het werd een politiek van lijmen en kram
men, doch wanneer men thans de heeren
in het kabinet bij elkaar ziet, dan mag men
wel concludeeren, dat het een kunststuk is
geweest, dit tot stand te brengen.
Niettemin moet spreker tot deze heeren
zeggen: uw pogingen waren goed bedoeld,
maar keert terug tot de plaatsen van waar
gij zijt gekomen.
Naar sprekers meening had dr. Colijn tot
de Koningin behooren te zeggen, dat het
hem niet was gelukt een parlementair ka
binet samen te stellen en hij had dit dan
aan een meer democratisch man behooren
over te laten.
Spreker wil daarna eenige opmerkingen
maken over den invloed van het Hof of de
Kroon, doch de VOORZITTER belet dit
door hamerslagen en verzoekt, de Kroon
buiten de verantwoordelijkheid te laten.
Spreker houdt zijn hart vast voor de
werkloosheidspolitiek van den minister van
Sociale Zaken, die als directeur-generaal
der P.T.T. zooveel lasten op het personeel
legde ten aanzien van loon en arbeidsduur.
Ook ten opzichte van de voorgenomen
saneering der gemeentefinanciën door dit
kabinet heeft spreker weinig vertrouwen.
Veeleer vreest hij, dat aan de gemeenten
nog hoogere lasten zullen worden opge
legd.
Evenmin is spreker gerust ten opzichte
van de ouderdomszorg en de leerlingen-
schaal.
De eenige instemming met dit kabinet
komt van fascistische zijde. Het kabinet be
rust niet op een gezonde parlementaire ba
sis, en het is door zijn constructie een ge
vaar voor de democratie. Spreker roept den
d.mocraten toe: „V* aakt voor uw zaak".
De sociaal-democraten zullen sterker dan
tot nu toe moeten optreden om het plan
van thet N.V.V. tot verwezenlijking te
brengen.
Geen aanpassing, maar constructieve
welvaartspolitiek zij het parool. Spr. ein
digt met „ministerie-Colijn verdwijn".
Liberale instemming.
De heer WENDELAAR (Lib.) wil eens
een ander geluid laten hooren dan dat van
de oorzaken der kabinetscrisis en de nieu
we kabinetsformatie. Men moet weten
vooruit te zienn en men dient dit kabinet
daartoe een faire kans te geven.
In deze constitutioneele monarchie staan
Uit de rede van Dr. Deckers
Aan de rede,
door dr. L. N.
Deckers gisteren
in de Tweede Ka
mer gehouden,
ontleenen wij
woordelijk de
volgende belang
rijke passages in
zake de werkloos
heidsbestrijding:
Wat is van
het nieuwe
kabinet te
wachten?
En wat kunnen wij nu op dit gebied
(van de werkloosheidsbestrijding) van
het nieuwe kabinet verwachten? Onze
verwachtingen waren niet hoog gespan
nen. Een ding was zeker: de door ons
voorgestane politiek kon niet die zijn van
het kabinet. Ware zij dat wel geweest,
immers dan was de oorzaak van de cri
sis nietig verklaard en had op den weg,
door den heer Romme met zooveel suc
ces gevolgd, geen dam geworpen behoe
ven te worden. Wij konden dus aannemen,
dat het met de werkloosheidspolitiek van
het vierde kabinet-Colijn, die door ons
van harte werd gesteund, gedaan zou zijn.
Het regeeringsprogram, door den hr. voor
zitter van den raad van ministers ter ken
nis van de Kamer gebracht, heeft dit be
vestigd. Het kabinet wil een krachtige
politiek van werkloosheidsbestrijding voe
ren, maar het zegt daarbij kapitaal-inves-
taties te zullen vermijden van on-econo-
mischen aard. Ik wil vooropstellen, dat
bij vele werken van kapitaal-investatie
geen sprake is. Zij worden gefinancierd
uit het Werkloosheidssubsidiefonds en die
gelden komen op den gewonen dienst. Het
bezwaar moet dus in het algemeen de uit
gaven gelden van on-economischen aard.
Dit punt van het program wijst naar mijn
meening op een veronachtzaming van het
sociale element in de werkloosheidspolitiek
en ik vrees daarvan ernstige gevolgen. Het
gaat bij de werkverschaffing niet alleen
om het tot stand te brengen werk, het gaat
ook en niet minder om het verstrekken
van arbeid aan werkloozen. Het vliegveld
Katwijk b.v. zou z.g. economisch aange
legd kunnen worden voor 900.000. Hier
in zou ongeveer 3]/z ton arbeidsloon zitten.
Het wordt echter in werkverschaffing uit
gevoerd voor 2H millioen. Dit is ongetwij
feld oneconomisch in den zin van het re
geeringsprogram. Maar nu wordt niet 3x/z
ton aan arbeidsloon verwerkt, doch 1.7
millioen en ongeveer 2000 werkloozen
wordt er arbeidsgelegenheid geschonken.
En de z.g. on-economische uitvoering
geeft bijna 1 millioen meer aan steunbe-
sparing dan de z.g. economische. Het werk
is even vlug gereed, wordt technisch ze
ker niet minder goed uitgevoerd en geeft
hier komt het in dit verband vooral op
aan een veel grooter sociaal effect dan
indien het z.g. economisch ware uitge
voerd.
M. d. V. Wij zijn altijd voorstanders ge
weest van krachtige stimuleering vanhet
particulier bedrijfsleven. Dit bewezen wij
o.a. door de maatregelen te steunen, door
de opeenvolgende ministers van Economi
sche Zaken te dien einde genomen. Hoe
meer werkloozen dan ook, onder redelijke
voorwaarden, in dit bedrijfsleven kunnen
worden opgenomen, hoe liever wij het zul
len zien. Maar als, gelijk het program
zegt, de werkloosheidsbestrijding geheel
moet worden beheerscht door de gedachte
van de geleidelijke inschakeling der werk
loozen in het normale bedrijfsleven, ter
wijl de andere maatregelen, voor zoover
zij tijdelijk aan het gestelde doel dienst
baar kunnen worden gemaakt, als van
aanvullenden aard worden beschouwd,
dan vragen wij ons toch dadelijk af, wat
er moet gebeuren met de 40-jarige en
oudere valide werkloozen, wier aantal op
zeker 150.000 moet worden geschat en die,
naar menschelijke berekening, binnen af-
'zienbaren tijd zonder bijzondere maat
regelen, niet meer in het gewone bedrijfs
leven zullen worden opgenomen. Krach
tens de werkloosheidspolitiek van het vier
de kabinet-Colijn werd een dienst in het
leven geroepen, waarbij vele van deze me
deburgers, maatschappelijke-schipbreuke-
lingen-buiten-hun-schuld, te werk zouden
worden gesteld. Daardoor zouden ook zij
werkgelegenheid krijgen in plaats van gel-
delijken steun, economisch wenschelijk
voor de gemeenschap en zedelijk welda
dig voor die getroffenen. De regeeringsver-
regeering en parlement naast elkander. Spr.
citeert Thorbecke, die toch waarlijk niet
fascistisch was en die de zelfstandigheid
der regeering voorop stelde.
Spr. hoopt, dat de defensie versterking in
snel tempo zal gaan en hij verheugt zich
over hetgeen in de regeeringsverklaring
wordt gezegd ten opzichte van de gemeente-
tefinanciën, de werkloosheidspolitiek, de
zorg voor de ouder, van dagen. Spr. zegt,
dat het kabinet kan rekenen op den steun
van de liberalen, die nochtans niet zullen
schromen critiek uit te oefenen, indien zij
daartoe te zijner tijd aanleiding mochten
vinden' en die los staan van de formatie
van dit kabinet.
Spr. eindigt met te herinneren aan de
woorden van wijlen mgr. Nolens: Het ka
binet is er en.wat 'n kerels.
Te half vijf wordt de vergadering ver
daagd tot hedenmiddag 1 uur.
klaring maakt den indruk, dat deze wijze
van werkloosheidszorg zal worden opge
geven.
De uitwassen en „franje".
Natuurlijk heeft het onze instemming,
dat tegen uitwassen bij de steunregeling
scherp moet worden gewaakt. Wie kan an
ders wenschen? Van belang is intusschen
wat men onder uitwassen, ook wel dat
hangt van smaak of stemming af fran
jes genoemd, wenscht te verstaan. Mis
schien kan het verhelderend werken, als
ik zeg, dat wij er bijv. niet onder ver
staan: den extra-bijslag voor inwonende
werklooze kinderen boven 18 jaar; de af
schaffing van den 2/3 aftrek op den steun
van de inkomsten van meisjes die in huis
houdelijke betrekkingen werkzaam zijn;
de verhooging en de verlenging van den
brandstoffentoeslag in het vorig jaar; de
zg. spaarregeling, waarover ik al heb ge
sproken; de verhooging van de maximale
steunnormen tot 90 percent voor de werk
looze kostwinners van groote gezinnen met
de lagere loonen.
Wij willen, in één woord, voortgaan met
de werkloosheidspolitiek, de laatste jaren
gevoerd. Wij willen daarbij waarlijk geen
overdrijving. Het zal door ons worden toe
gejuicht indien de simulanten, die onge
twijfeld aanwezig zullen zijn, zullen wor
den uitgesloten en het had onze instem
ming, dat minister Romme hiertoe maat
regelen wilde nemen. Wij willen geen en
kelen overbodigen maatregel, want M. d.
Provinciale Staten
De wijziging van de verordening be
treffende de drinkwatervoorziening.
In de gisterochtend elf uur voortgezette
vergadering van de Provinciale Staten van
Zuid-Holland was aan de orde het voorstel
van Ged. Staten tot wijziging van de drink
waterleidingverordening dezer provincie.
Het voorstel strekt, om in den vervolge
voor elke eenigszins belangi'ijke wijziging
of uitbreiding op waterleidinggebied in
het belang der algemeene drinkwatervoor
ziening een vergunning van Ged. Staten
vereischt te doen zijn, waaraan de ter be
hartiging van dat belang noodzakelijke
voorwaarden kunnen worden verbonden.
De heer De Geer (C.H.) diende als
voorzitter van de commissie van onder
zoek een amendement in, strekkende om
het voorstel minder ingrijpend te doen
zijn, n.l. om bij uitbreiding van een be
drijf, dat in 1924 reeds bestond, de voor
geschreven vergunning alleen te doen gel
den voor die uitbreiding, doch de vergun
ning niet mede van toepassing te doen zijn
op het oude gedeelte van het bedrijf.
De heer Eisen (R.K.) bracht lof aan
Ged. Staten voor hetgeen zij in het belang
van de verbetering der drinkwatervoor
ziening hebben verricht. Spr. kon zich
met de amendementen van den heer de
Geer c.s. vereenigen.
De heer Drees (S.D.) achtte de amen
dementen niet voldoende, aangezien nog
het bezwaar blijft bestaan, dat elke ver
nieuwing zal zijn onderworpen aan de
goedkeuring van Ged. Staten. Dit zou veel
administratieven omslag met zich bren
gen, terwijl de controle op de meest strin
gente wijze zou kunnen geschieden.
Mede in verband met de onderhanden
zijnde uitbreiding der waterleiding van
's-Gravenhage, welke vermoedelijk tegen
het najaar zal gereedkomen, zou spr. de
wijziging van de verordening tot de na
jaarszitting willen zien aangehouden.
De heer Van Hoey Smith (N.S.B.)
uitte zijn sympathie voor het voorstel van
Ged. Staten.
De heer de Bruin (Ged. Staten) gaf
een overzicht van de historie der provin
ciale verordening te dezer zake.
Een regeling is volgens spr. noodzake
lijk om te voorkomen, dat de voorziening
van den een zou gaan ten koste van de be
langen van den ander. En ook wat de ta
rieven betreft is het gewenscht, dat een
bepaald bedrijf op zijn afnemers niet meer
verhaalt dan op hen verhaald behoort te
worden en dat in het tegenovergestelde
geval zoonoodig kan worden ingegrepen.
Het ingediende amendement beteekent
een verzwakking van het voorstel van
Ged. Staten en kan door dit college niet
worden aanvaard.
De heer van der Bilt (Lib.) repli
ceert en dient een motie van orde in, om
de beraadslagingen te sluiten, om Ged.
Staten in de gelegenheid te stellen de zaak
nog eens nader te overwegen, waarop de
zaak dan in de najaarsvergadering op
nieuw kan worden behandeld.
De heer de Geer sluit zich namens de
commissie van onderzoek bij deze motie
aan.
De motie wordt aangenomen met op een
na algemeene stemmen (die van den heer
van Voorst tot Voorst).
In de middagzitting is een interpellatie
gehouden, door den heer Gardenier, over
de toepassing door Ged. Staten van art. 23
van het provinciaal ambtenarenreglement.
Het geweigerde verlof aan twee amb
tenaren om als raadslid zitting te
nemen.
In de gistermiddag voortgezette verga
dering van de Provinciale Staten heeft de
heer Gardenier (S.D.) een interpella
tie gehouden over de toepassing door Ged.
Staten van art. 23 van het Provinciaal
Ambtenarenreglement.
V., al wordt het omgekeerde meermalen
beweerd, zij het met verloochening van
den ouden rechtsregel, dat de bewijslast
rust op hem, die beschuldigt, ook wij
wenschen een beheerschte financieele po
litiek en zyn wars van alles wat zweemt
naar gebrek aan zorg in het beheer van
's lands geldmiddelen.
Maar zoo min als die ernstige zorg ons
belet, om naast de zware persoonlijke las
ten, die wij voor jong-Nederland aanvaar
den, ook zeer zware geldelijke offers te
brengen in 't belang van een deugdelijke
weermacht ten behoeve van het Rijk in
Europa en overzee, zoo min zal zij ons be
letten het noodige te verrichten om de
volkskracht te behouden om te voorkomen
dat in Nederland een geslacht opgroeit,
dat voor een groot deel het werken niet
eens leert, en om te doen wat mogelijk is
ter verzachting van het lot der slachtoffers
van den ongelukkigen economischen toe
stand, waarin de mensch in domme kort
zichtigheid of met boozen moedwil de door
God zoo rijk gezegende samenleving heeft
gebracht.
„Niet gerust".
M. d. V. Kan hetgeen de Regeerings
verklaring inhoudt omtrent de werkloos
heidspolitiek ons te dien opzichte dus niet
genist stellen, en missen wij in die ver
klaring ook punten, die daarin naar onze
meening niet hadden behooren te ontbre
ken, ik noem met name de gezinspolitiek,
de handelspolitiek en de landbouwprijs
regelingen, deze beide laatste vooral in
verband met wat de Regeeringsverklaring
voorop stelt, de geleidelijke inschakeling
der werkloozen ir het normale bedrijfsle
ven, wij houden rekening met de moge-
lijkheid, dat de heer voorzitter van den
raad van ministers nog belangrijke aan
vullende mededeelingen zal doen.
De heer Gardenier merkt op, dat Ged.
Staten op grond van art. 23 aan de amb
tenaren Van Hameien en Manders verlof
hebben geweigerd om zitting te nemen in
den gemeenteraad, resp. van Den Haag en
Leiden. Deze houding heeft spr. in hoo-
ge mate vei-wonderd, aangezien beide
ambtenaren reeds tal van jaren zitting
hebben in den Raad, waarvoor zij vroeger
wél verlof van Ged. Staten hebben gekre
gen.
De wijziging in de houding van Ged.
Staten is dan ook in hooge mate onbegrij
pelijk. Het college beroept zich thans op
het dienstbelang ten aanzien van den heer
Van Hameien, wiens afwezigheid tijdens
raadsvergaderingen moeilijkheden zou
kunnen doen ontstaan, wanneer dringende
zaken zijn aanwezigheid ter griffie zouden
vereischen. Dit kan naar sprekers meening
geen steekhoudend argument zijn, want
in dergelijke gevallen, welke wel zeer
sporadisch zullen voorkomen, is de heer
Van Hameien onmiddellijk in den Haag-
schen raad te bereiken.
Ook kan ten aanzien van den heer Man
ders, die bouwkundig ambtenaar is bij den
Provincialen Waterstaat, niet steekhou
dend worden geacht het standpunt van
Ged. Staten, dat deze ambtenaar door zijn
raadslidmaatschap niet voldoende onbe
vangen zou zijn om hem sommige werk
zaamheden op te dragen, welke wel tot
zijn werkkring behooren.
Spr. vreest voorts, dat de houding van
Ged. Staten voor tal van andere publiek
rechtelijke lichamen en misschien ook wel
voor groote particuliere ondernemingen
aanleiding zou kunnen zijn om dat voor
beeld te volgen, vooral wanneer het be
paalde partijen betreft.
Spr. vraagt tenslotte een nadere moti
veering van de beslissing van Ged. Staten
en voorts of het college bereid is op die
beslissing terug te komen en aan beide
ambtenaren alsnog het gevraagde verlof te
verleenen.
Ged. Staten verdedigen hun standpunt.
Het lid van Ged. Staten, de heer B o 1-
sius (R.K.) merkt op, dat art. 23 een po
sitief verbod bevat met de mogelijkheid
van toestemming in bepaalde gevallen.
Ged. Staten hebben bij hun beslissing uit
sluitend het dienstbelang in het oog ge
houden en daarbij geenszins de persoon
of politieke gezindheid van beide ambte
naren laten meespreken.
Spr. deelt voorts mede, dat Ged. Staten
in 1935 verlof hebben gegeven, uit over
weging, dat beide ambtenaren reeds geko
zen waren, toen zij toestemming vroegen
en dat de partij, waarvoor zij waren geko
zen, door weigering van het verlof gedu
peerd zou kunnen worden. Thans staat
deze zaak echter anders en daarom is het
college tot de beslissing gekomen, dat de
moeilijkheden, welke het raadslidmaat
schap van beide ambtenaren meebrengt,
niet langer bestendigd mochten worden.
Uitsluitend het dienstbelang heeft bij die
beslissing een rol gespeeld.
De heer Gardenier repliceert en
dient een motie in, waarin Ged. Staten
worden uitgenoodigd de verzoeken van
beide ambtenaren in nadere overweging
te nemen en deze verzoeken alsnog toe te
staan.
De heer Deerenberg (R.K.) wyst
er op, dat de Staten niet kunnen beoor-
deelen, of een ambtenaar al dan niet ge
mist kan worden. Daarom heeft spr. geen
behoefte aan een motie.
De heer B o 1 s i u s constateert, dat Ged.
Staten de verordening soepel toepassen,
hetgeen wel blijkt uit het feit, dat het
college ook in dit jaar aan 6 ambtenaren
wél verlof hebben gegeven.
De beslissing ten aanzien van de heeren
Van Hameien en Manders is genomen na
ampele overweging en daarom is de inge
diende motie voor het college onaanvaard
baar.
De motie is daarna verworpen met 42
tegen 24 stemmen.
De vergadering wordt hierop gesloten.