JVm de Jlegeefdng^-uefiMwdng-, Slatfwiiehe eiteheti in/zakeuteMaaa fieidóSeói^ding,. DONDERDAG 27 JULI 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Tweede Kamer Meer afkeuring dan In stemming Vergadering: van gisteren. Vervolg). De heer ROST VAN TONNINGEN (N. S.B.) constateerde verder, komende tot de werkloosheid zelve, dat een christelijk-his- torisch man als de heer Westhoff getracht heeft een reëele oplossing van het pro bleem te vinden Zijn rapport, waarmee de NS.B. zich vrijwel kón vereenigen, kwam in Juni 1938 in het bezit van minister Rom- me, die echter niets heeft gedaan om maat regelen in dezen zin te nemen, doch wel kans heeft gezien, de zaak tot nu toe op te houden. In de zes jaren van zijn beleid heeft dr. Colijn het tegendeel bereikt van hetgeen hij had voorgespiegeld. De passage in de regeeringsverklaring ten opzichte van de werkloosheid kan spr. slechts met het grootste scepticisme lezen. Dr. Colyn is er niet in geslaagd de koop kracht van den gulden te handhaven, het geen wel gelukt zou zijn, indien hij opbou wende welvaartspolitiek had gevoerd. Verdediging van Indië is meer dan ooit urgent in verband met de opdringende po litiek van het Verre Oosten. Albarda aan het woord De heer ALBARDA (S.D.) herinnert aan de gevoerde werkloosheidspolitiek, waarbij het gebrek aan homogeniteit in het vierde kabinet naar voren is gekomen. De katho lieke ministers werden geremd in hun so ciale maatregelen door de niet-katholieke meerderheid van het kabinet onder leiding van den heer Colijn. De premier wist, dat zijn remmende pogingen zouden stuiten op verzet in de Kamer bij de R.K., de S.D. en de V.D.-fracties en dat hij alleen kon re kenen op de liberalen, de A.R. en de C.H. en misschien uit anti-papistische overwe gingen op de fractie van den heer Kersten. In een tijd, waarin moet worden gevoch ten voor de parlementaire democratie, ver schijnt de heer Colijn met een kabinet, dat berust op 29 van de 100, een kabinet, dat politiek kleurloos is met liberalen inslag. Op pde volle medewerking van een der drie partijen, waaruit het is samengesteld, n.l. christelijk-historische partij, valt dan nog nauwelijks te rekenen. Dit kabinet zal zich niet kunnen handhaven, meent spr. Of is het voor nemens, bij een conflict met de Kamer aan te sturen op Kamerontbinding? Meent de heer Colijn daardoor een an dere samenstellingf van het parlement te kunnen verkrijgen? Meer dan ooit is in dezen tijd een ka binet noodig, dat op de groote meerderheid des volks berust. In plaats van de breede basis is de smalst mogelijke basis, die van r hit dubbeltje op zijn kant, gekozen, Spreker moet nu reeds den heer Colijn en degenen, die achter den formateur staan, verantwoordelijk stellen voor een nieuwe kabinetscrisis of voor Kamerontbinding Het oogenblik was onlangs gekomen voor de formatie van een kabinet uit de drie partijen, die te zamen de groote meerder heid hebben, t.w. de R.K., S.D. en V.D., al zou dit eenige offers voor de Katholieken hebben beteekend. De belangen van ons volk eischten aanvaarding van zoodanige of fers. Doch de mogelijkheid daartoe is niet ernstig onderzocht. Het program van het nieuwe kabinet kan in drie zaken worden samengevat: zorg voor de financiën, bestrijding van de werk loosheid en zorg voor de defensie. Een sluitend budget wenschen wij allen, doch niet ten koste van onze volkskracht. Het kabinet zal er een zijn van drastische bezuiniging een kabinet, dat de beruchte aanpassingspolitiek zal doen herleven. De bedrijven en de staatsfinanciën zullen hier van den ongustigen terugslag ondervinden. De thans toegezegde maatregelen ten aanzien van het onderwijs, die minister Slotemaker de Bruïne niet heeft mogen uitvoeren, zullen waarschijnlijk zoodanig geschieden, dat de werkloozen er onder zullen lijden. Wil men aan Indië nieuwe loodzware de- fensielasten opleggen, zonder dat dit ge biedsdeel in de te nemen maatregelen zal zijn gehoord?Wil men slagschepen bouwen, die eerst over vele jaren gereed kunnen zijn? Men zal ons land in onheil brengen, in dien men dien weg opgaat. Daartegen wil spreker met klem waarschuwen. Reeds in 1933 kondigde de heer Colijn maatregelen tot bestrijding van de werk loosheid aan, doch er is niet veel van te recht gekomen. De heer Colijn is niet de man, die ons een constructieve welvaartspolitiek kan bren gen, niet de man, wiens beleid overeen stemt met den wil van de meerderheid van ons volk. Dit kabinet mag niet aanblijven tot het najaar. Reeds thans moet de meerderheid der Kamer toonen wat zij tot stand kan brengen. Wij wenschen de beslissing over het lot van het kabinet in deze Kamer niet tot de behandeling der begrooting uit te stellen, eindigt spreker. De woordvoerder der Vrijz.-Democraten. De heer JOEKES (V.D.) herinnert aan het aftreden van minister De Wilde en de daarmede samenhangende oorzaken, die tot de kabinetscrisis hebben gelend. Uit het regeeringscommuniqué naar aan leiding daarvan is wel gebleken, dat het eindcijfer van Sociale Zaken op de begroo ting voor 1940 lager was dan dat voor 1939 en tevens dat er vóór het uitbreken van het onderhavige conflict overeenstemming in het kabinet was ten opzichte van de werkloosheidspolitiek. De regeeringsverkla ring van gisteren stemt echter niet over een met den inhoud van het communiqué over het heengaan van het vierde kbaniet- Colijn Hét blijkt, dat de meerderheid van dat kabinet was afgeweken van de tot dan toe gevolgde werkloosheidspolitiek. Wat de kabinetsformatie betreft, de heer Kooien heeft getracht een samenstel ling te vinden, welke op de rechtsche meer derheid in het parlement berustte, doch dit is hem niet gelukt. Na de mislukte pogingen van de heeren Colijn en Kooien had het voor de hand ge legen, dat andere groepeeringen waren overwogen, om tot een parlementair kabi net te komen. De Kroon staat boven de partijen, doch voor alle onderhandelingen van de Kroon dragen de ministers de verantwoordelijk heid. Zoo draagt voor dit kabinet dr. Colijn met zijn ministers de volle verantwoorde lijkheid. Alleen indien ex geen parlementaire meerderheid is te vinden, kan een zakenka binet in ons staatsbestel worden geduld. Reeds daarom kan het nieuwe kabinet spre kers instemming niet hebben. Thans komende tot de regeeringsverkla ring vraagt spr. den minister-president me de te deelen, waaruit de steeds sterker ge worden drang naar centralisatie bij de be stuursvoering blijkt, die thans zou moeten worden tegengegaan. Een van de groote punten is verder: hoe zal de lastenverdeeling tusschen Nederland en Indië zijn? Verschillende vragen rijzen met betrek king tot het in de verklaring aangegeven werkplan. Hoe stelt het kabinet zich voor, de moeilijkheden voor de gemeentelijke financiën op te lossen; hoe wil men de werkloosheid bestrijden? Natuurlijk wil heel het volk, dai de werkloozen terugko men in het bedrijfsleven, en dat uitwassen worden weggenomen. In zooverre staat er niets nieuws in de regeeringsverklaring. Spr. heeft geen aanleiding te dezen opzichte gerust te zijn. Ook aan de mededeeling, dat voor de ouden van dagen uitbreiding van de zorg wordt overwogen, kon spreker nog niet veel waarde hechten. De mededeelingen ten opzichte van de leerlingenschaal en de kweekelingen met akte zijn voor spr. eveneens te vaag. Hij blijkt sceptisch gestemd en heeft geen ver trouwen dat dit kabinet zijn taak zal kun nen volbengen. Communistisch geluid. De heer DE VISSER (Comm.) zegt nim mer waarde te hebben gehecht aan het „positief-christelijke" karakter van het vo rige kabinet; aain een werkelijke samen werking van de Katholieke Staatspartij met den door haar gesmaden dr. Colijn heeft hij nimmer kunnen gelooven. Ze waren nog geen jaar bij elkaar of er was al „heibel" in het kabinet, dat zooveel slechte en zoo weinig goede daden op zijn geweten heeft. Het werd een politiek van lijmen en kram men, doch wanneer men thans de heeren in het kabinet bij elkaar ziet, dan mag men wel concludeeren, dat het een kunststuk is geweest, dit tot stand te brengen. Niettemin moet spreker tot deze heeren zeggen: uw pogingen waren goed bedoeld, maar keert terug tot de plaatsen van waar gij zijt gekomen. Naar sprekers meening had dr. Colijn tot de Koningin behooren te zeggen, dat het hem niet was gelukt een parlementair ka binet samen te stellen en hij had dit dan aan een meer democratisch man behooren over te laten. Spreker wil daarna eenige opmerkingen maken over den invloed van het Hof of de Kroon, doch de VOORZITTER belet dit door hamerslagen en verzoekt, de Kroon buiten de verantwoordelijkheid te laten. Spreker houdt zijn hart vast voor de werkloosheidspolitiek van den minister van Sociale Zaken, die als directeur-generaal der P.T.T. zooveel lasten op het personeel legde ten aanzien van loon en arbeidsduur. Ook ten opzichte van de voorgenomen saneering der gemeentefinanciën door dit kabinet heeft spreker weinig vertrouwen. Veeleer vreest hij, dat aan de gemeenten nog hoogere lasten zullen worden opge legd. Evenmin is spreker gerust ten opzichte van de ouderdomszorg en de leerlingen- schaal. De eenige instemming met dit kabinet komt van fascistische zijde. Het kabinet be rust niet op een gezonde parlementaire ba sis, en het is door zijn constructie een ge vaar voor de democratie. Spreker roept den d.mocraten toe: „V* aakt voor uw zaak". De sociaal-democraten zullen sterker dan tot nu toe moeten optreden om het plan van thet N.V.V. tot verwezenlijking te brengen. Geen aanpassing, maar constructieve welvaartspolitiek zij het parool. Spr. ein digt met „ministerie-Colijn verdwijn". Liberale instemming. De heer WENDELAAR (Lib.) wil eens een ander geluid laten hooren dan dat van de oorzaken der kabinetscrisis en de nieu we kabinetsformatie. Men moet weten vooruit te zienn en men dient dit kabinet daartoe een faire kans te geven. In deze constitutioneele monarchie staan Uit de rede van Dr. Deckers Aan de rede, door dr. L. N. Deckers gisteren in de Tweede Ka mer gehouden, ontleenen wij woordelijk de volgende belang rijke passages in zake de werkloos heidsbestrijding: Wat is van het nieuwe kabinet te wachten? En wat kunnen wij nu op dit gebied (van de werkloosheidsbestrijding) van het nieuwe kabinet verwachten? Onze verwachtingen waren niet hoog gespan nen. Een ding was zeker: de door ons voorgestane politiek kon niet die zijn van het kabinet. Ware zij dat wel geweest, immers dan was de oorzaak van de cri sis nietig verklaard en had op den weg, door den heer Romme met zooveel suc ces gevolgd, geen dam geworpen behoe ven te worden. Wij konden dus aannemen, dat het met de werkloosheidspolitiek van het vierde kabinet-Colijn, die door ons van harte werd gesteund, gedaan zou zijn. Het regeeringsprogram, door den hr. voor zitter van den raad van ministers ter ken nis van de Kamer gebracht, heeft dit be vestigd. Het kabinet wil een krachtige politiek van werkloosheidsbestrijding voe ren, maar het zegt daarbij kapitaal-inves- taties te zullen vermijden van on-econo- mischen aard. Ik wil vooropstellen, dat bij vele werken van kapitaal-investatie geen sprake is. Zij worden gefinancierd uit het Werkloosheidssubsidiefonds en die gelden komen op den gewonen dienst. Het bezwaar moet dus in het algemeen de uit gaven gelden van on-economischen aard. Dit punt van het program wijst naar mijn meening op een veronachtzaming van het sociale element in de werkloosheidspolitiek en ik vrees daarvan ernstige gevolgen. Het gaat bij de werkverschaffing niet alleen om het tot stand te brengen werk, het gaat ook en niet minder om het verstrekken van arbeid aan werkloozen. Het vliegveld Katwijk b.v. zou z.g. economisch aange legd kunnen worden voor 900.000. Hier in zou ongeveer 3]/z ton arbeidsloon zitten. Het wordt echter in werkverschaffing uit gevoerd voor 2H millioen. Dit is ongetwij feld oneconomisch in den zin van het re geeringsprogram. Maar nu wordt niet 3x/z ton aan arbeidsloon verwerkt, doch 1.7 millioen en ongeveer 2000 werkloozen wordt er arbeidsgelegenheid geschonken. En de z.g. on-economische uitvoering geeft bijna 1 millioen meer aan steunbe- sparing dan de z.g. economische. Het werk is even vlug gereed, wordt technisch ze ker niet minder goed uitgevoerd en geeft hier komt het in dit verband vooral op aan een veel grooter sociaal effect dan indien het z.g. economisch ware uitge voerd. M. d. V. Wij zijn altijd voorstanders ge weest van krachtige stimuleering vanhet particulier bedrijfsleven. Dit bewezen wij o.a. door de maatregelen te steunen, door de opeenvolgende ministers van Economi sche Zaken te dien einde genomen. Hoe meer werkloozen dan ook, onder redelijke voorwaarden, in dit bedrijfsleven kunnen worden opgenomen, hoe liever wij het zul len zien. Maar als, gelijk het program zegt, de werkloosheidsbestrijding geheel moet worden beheerscht door de gedachte van de geleidelijke inschakeling der werk loozen in het normale bedrijfsleven, ter wijl de andere maatregelen, voor zoover zij tijdelijk aan het gestelde doel dienst baar kunnen worden gemaakt, als van aanvullenden aard worden beschouwd, dan vragen wij ons toch dadelijk af, wat er moet gebeuren met de 40-jarige en oudere valide werkloozen, wier aantal op zeker 150.000 moet worden geschat en die, naar menschelijke berekening, binnen af- 'zienbaren tijd zonder bijzondere maat regelen, niet meer in het gewone bedrijfs leven zullen worden opgenomen. Krach tens de werkloosheidspolitiek van het vier de kabinet-Colijn werd een dienst in het leven geroepen, waarbij vele van deze me deburgers, maatschappelijke-schipbreuke- lingen-buiten-hun-schuld, te werk zouden worden gesteld. Daardoor zouden ook zij werkgelegenheid krijgen in plaats van gel- delijken steun, economisch wenschelijk voor de gemeenschap en zedelijk welda dig voor die getroffenen. De regeeringsver- regeering en parlement naast elkander. Spr. citeert Thorbecke, die toch waarlijk niet fascistisch was en die de zelfstandigheid der regeering voorop stelde. Spr. hoopt, dat de defensie versterking in snel tempo zal gaan en hij verheugt zich over hetgeen in de regeeringsverklaring wordt gezegd ten opzichte van de gemeente- tefinanciën, de werkloosheidspolitiek, de zorg voor de ouder, van dagen. Spr. zegt, dat het kabinet kan rekenen op den steun van de liberalen, die nochtans niet zullen schromen critiek uit te oefenen, indien zij daartoe te zijner tijd aanleiding mochten vinden' en die los staan van de formatie van dit kabinet. Spr. eindigt met te herinneren aan de woorden van wijlen mgr. Nolens: Het ka binet is er en.wat 'n kerels. Te half vijf wordt de vergadering ver daagd tot hedenmiddag 1 uur. klaring maakt den indruk, dat deze wijze van werkloosheidszorg zal worden opge geven. De uitwassen en „franje". Natuurlijk heeft het onze instemming, dat tegen uitwassen bij de steunregeling scherp moet worden gewaakt. Wie kan an ders wenschen? Van belang is intusschen wat men onder uitwassen, ook wel dat hangt van smaak of stemming af fran jes genoemd, wenscht te verstaan. Mis schien kan het verhelderend werken, als ik zeg, dat wij er bijv. niet onder ver staan: den extra-bijslag voor inwonende werklooze kinderen boven 18 jaar; de af schaffing van den 2/3 aftrek op den steun van de inkomsten van meisjes die in huis houdelijke betrekkingen werkzaam zijn; de verhooging en de verlenging van den brandstoffentoeslag in het vorig jaar; de zg. spaarregeling, waarover ik al heb ge sproken; de verhooging van de maximale steunnormen tot 90 percent voor de werk looze kostwinners van groote gezinnen met de lagere loonen. Wij willen, in één woord, voortgaan met de werkloosheidspolitiek, de laatste jaren gevoerd. Wij willen daarbij waarlijk geen overdrijving. Het zal door ons worden toe gejuicht indien de simulanten, die onge twijfeld aanwezig zullen zijn, zullen wor den uitgesloten en het had onze instem ming, dat minister Romme hiertoe maat regelen wilde nemen. Wij willen geen en kelen overbodigen maatregel, want M. d. Provinciale Staten De wijziging van de verordening be treffende de drinkwatervoorziening. In de gisterochtend elf uur voortgezette vergadering van de Provinciale Staten van Zuid-Holland was aan de orde het voorstel van Ged. Staten tot wijziging van de drink waterleidingverordening dezer provincie. Het voorstel strekt, om in den vervolge voor elke eenigszins belangi'ijke wijziging of uitbreiding op waterleidinggebied in het belang der algemeene drinkwatervoor ziening een vergunning van Ged. Staten vereischt te doen zijn, waaraan de ter be hartiging van dat belang noodzakelijke voorwaarden kunnen worden verbonden. De heer De Geer (C.H.) diende als voorzitter van de commissie van onder zoek een amendement in, strekkende om het voorstel minder ingrijpend te doen zijn, n.l. om bij uitbreiding van een be drijf, dat in 1924 reeds bestond, de voor geschreven vergunning alleen te doen gel den voor die uitbreiding, doch de vergun ning niet mede van toepassing te doen zijn op het oude gedeelte van het bedrijf. De heer Eisen (R.K.) bracht lof aan Ged. Staten voor hetgeen zij in het belang van de verbetering der drinkwatervoor ziening hebben verricht. Spr. kon zich met de amendementen van den heer de Geer c.s. vereenigen. De heer Drees (S.D.) achtte de amen dementen niet voldoende, aangezien nog het bezwaar blijft bestaan, dat elke ver nieuwing zal zijn onderworpen aan de goedkeuring van Ged. Staten. Dit zou veel administratieven omslag met zich bren gen, terwijl de controle op de meest strin gente wijze zou kunnen geschieden. Mede in verband met de onderhanden zijnde uitbreiding der waterleiding van 's-Gravenhage, welke vermoedelijk tegen het najaar zal gereedkomen, zou spr. de wijziging van de verordening tot de na jaarszitting willen zien aangehouden. De heer Van Hoey Smith (N.S.B.) uitte zijn sympathie voor het voorstel van Ged. Staten. De heer de Bruin (Ged. Staten) gaf een overzicht van de historie der provin ciale verordening te dezer zake. Een regeling is volgens spr. noodzake lijk om te voorkomen, dat de voorziening van den een zou gaan ten koste van de be langen van den ander. En ook wat de ta rieven betreft is het gewenscht, dat een bepaald bedrijf op zijn afnemers niet meer verhaalt dan op hen verhaald behoort te worden en dat in het tegenovergestelde geval zoonoodig kan worden ingegrepen. Het ingediende amendement beteekent een verzwakking van het voorstel van Ged. Staten en kan door dit college niet worden aanvaard. De heer van der Bilt (Lib.) repli ceert en dient een motie van orde in, om de beraadslagingen te sluiten, om Ged. Staten in de gelegenheid te stellen de zaak nog eens nader te overwegen, waarop de zaak dan in de najaarsvergadering op nieuw kan worden behandeld. De heer de Geer sluit zich namens de commissie van onderzoek bij deze motie aan. De motie wordt aangenomen met op een na algemeene stemmen (die van den heer van Voorst tot Voorst). In de middagzitting is een interpellatie gehouden, door den heer Gardenier, over de toepassing door Ged. Staten van art. 23 van het provinciaal ambtenarenreglement. Het geweigerde verlof aan twee amb tenaren om als raadslid zitting te nemen. In de gistermiddag voortgezette verga dering van de Provinciale Staten heeft de heer Gardenier (S.D.) een interpella tie gehouden over de toepassing door Ged. Staten van art. 23 van het Provinciaal Ambtenarenreglement. V., al wordt het omgekeerde meermalen beweerd, zij het met verloochening van den ouden rechtsregel, dat de bewijslast rust op hem, die beschuldigt, ook wij wenschen een beheerschte financieele po litiek en zyn wars van alles wat zweemt naar gebrek aan zorg in het beheer van 's lands geldmiddelen. Maar zoo min als die ernstige zorg ons belet, om naast de zware persoonlijke las ten, die wij voor jong-Nederland aanvaar den, ook zeer zware geldelijke offers te brengen in 't belang van een deugdelijke weermacht ten behoeve van het Rijk in Europa en overzee, zoo min zal zij ons be letten het noodige te verrichten om de volkskracht te behouden om te voorkomen dat in Nederland een geslacht opgroeit, dat voor een groot deel het werken niet eens leert, en om te doen wat mogelijk is ter verzachting van het lot der slachtoffers van den ongelukkigen economischen toe stand, waarin de mensch in domme kort zichtigheid of met boozen moedwil de door God zoo rijk gezegende samenleving heeft gebracht. „Niet gerust". M. d. V. Kan hetgeen de Regeerings verklaring inhoudt omtrent de werkloos heidspolitiek ons te dien opzichte dus niet genist stellen, en missen wij in die ver klaring ook punten, die daarin naar onze meening niet hadden behooren te ontbre ken, ik noem met name de gezinspolitiek, de handelspolitiek en de landbouwprijs regelingen, deze beide laatste vooral in verband met wat de Regeeringsverklaring voorop stelt, de geleidelijke inschakeling der werkloozen ir het normale bedrijfsle ven, wij houden rekening met de moge- lijkheid, dat de heer voorzitter van den raad van ministers nog belangrijke aan vullende mededeelingen zal doen. De heer Gardenier merkt op, dat Ged. Staten op grond van art. 23 aan de amb tenaren Van Hameien en Manders verlof hebben geweigerd om zitting te nemen in den gemeenteraad, resp. van Den Haag en Leiden. Deze houding heeft spr. in hoo- ge mate vei-wonderd, aangezien beide ambtenaren reeds tal van jaren zitting hebben in den Raad, waarvoor zij vroeger wél verlof van Ged. Staten hebben gekre gen. De wijziging in de houding van Ged. Staten is dan ook in hooge mate onbegrij pelijk. Het college beroept zich thans op het dienstbelang ten aanzien van den heer Van Hameien, wiens afwezigheid tijdens raadsvergaderingen moeilijkheden zou kunnen doen ontstaan, wanneer dringende zaken zijn aanwezigheid ter griffie zouden vereischen. Dit kan naar sprekers meening geen steekhoudend argument zijn, want in dergelijke gevallen, welke wel zeer sporadisch zullen voorkomen, is de heer Van Hameien onmiddellijk in den Haag- schen raad te bereiken. Ook kan ten aanzien van den heer Man ders, die bouwkundig ambtenaar is bij den Provincialen Waterstaat, niet steekhou dend worden geacht het standpunt van Ged. Staten, dat deze ambtenaar door zijn raadslidmaatschap niet voldoende onbe vangen zou zijn om hem sommige werk zaamheden op te dragen, welke wel tot zijn werkkring behooren. Spr. vreest voorts, dat de houding van Ged. Staten voor tal van andere publiek rechtelijke lichamen en misschien ook wel voor groote particuliere ondernemingen aanleiding zou kunnen zijn om dat voor beeld te volgen, vooral wanneer het be paalde partijen betreft. Spr. vraagt tenslotte een nadere moti veering van de beslissing van Ged. Staten en voorts of het college bereid is op die beslissing terug te komen en aan beide ambtenaren alsnog het gevraagde verlof te verleenen. Ged. Staten verdedigen hun standpunt. Het lid van Ged. Staten, de heer B o 1- sius (R.K.) merkt op, dat art. 23 een po sitief verbod bevat met de mogelijkheid van toestemming in bepaalde gevallen. Ged. Staten hebben bij hun beslissing uit sluitend het dienstbelang in het oog ge houden en daarbij geenszins de persoon of politieke gezindheid van beide ambte naren laten meespreken. Spr. deelt voorts mede, dat Ged. Staten in 1935 verlof hebben gegeven, uit over weging, dat beide ambtenaren reeds geko zen waren, toen zij toestemming vroegen en dat de partij, waarvoor zij waren geko zen, door weigering van het verlof gedu peerd zou kunnen worden. Thans staat deze zaak echter anders en daarom is het college tot de beslissing gekomen, dat de moeilijkheden, welke het raadslidmaat schap van beide ambtenaren meebrengt, niet langer bestendigd mochten worden. Uitsluitend het dienstbelang heeft bij die beslissing een rol gespeeld. De heer Gardenier repliceert en dient een motie in, waarin Ged. Staten worden uitgenoodigd de verzoeken van beide ambtenaren in nadere overweging te nemen en deze verzoeken alsnog toe te staan. De heer Deerenberg (R.K.) wyst er op, dat de Staten niet kunnen beoor- deelen, of een ambtenaar al dan niet ge mist kan worden. Daarom heeft spr. geen behoefte aan een motie. De heer B o 1 s i u s constateert, dat Ged. Staten de verordening soepel toepassen, hetgeen wel blijkt uit het feit, dat het college ook in dit jaar aan 6 ambtenaren wél verlof hebben gegeven. De beslissing ten aanzien van de heeren Van Hameien en Manders is genomen na ampele overweging en daarom is de inge diende motie voor het college onaanvaard baar. De motie is daarna verworpen met 42 tegen 24 stemmen. De vergadering wordt hierop gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7