3)e £öid^die6oti^cmt
Een werk van naastenliefde tijdens de Vierdaagsche Afstandsmarschen. - Een
zeeverkenner verricht een goede daad
Hoe nat het was op den eersten morgen van de Vierdaagsche Af
standsmarschen, die Dinsdag in de omgeving van Nijmegen aanvingen
Ondanks het vroege uur en den regen was er vrij veel be
langstelling bij het vertrek der deelnemers en deelneemsters
aan de Vierdaagsche, toen deze Nijmegen verlieten voor den
eersten dagmarsch
De nieuwe ministers van het kabinet Colijn zijn Dinsdag ten paleize
Noordeinde te den Haag door H. M. de Koningin beëedigd. De
ministers bij het veriaten van het paleis. V.l.n.r.dr. ir. M. H. Damme
(Sociale Zaken), C. van den Bussche (Koloniën), C. W. Bodenhausen
(Financiën), mr. J. A. de Visser (Justitie), jhr. ir. O. C. A. van Lidth
de Jeude (Waterstaat) en prof. dr. B. J. O. Schrieke (O. K. en W.)
Twee vierdaagsche-veteranen. Links de
67-jarige heer A. Groote en rechts de
78-jarige heer M. Wind
De nieuwste aanwinst der Nederlandsche Marine, de onderzeeër-mijnenlegger
Hr. Ms. O. 19, is Dinsdag naar Ned. Indië vertrokken. Het schip verlaat de
haven van Nieuwediep
In verband met de automatiseering
der telefoon in de provincie Groningen
wordt in- en uit de hoofdstad der pro
vincie het grondkabelnet belangrijk
uitgebreid
feuilleton
Toen de
scheidsmuur viel!
door
ISABEL C. CLARKE.
20) --r
Primula voelde angst Ihaar bekruipen, als
of een vage dreiging uit de woorden van
haar broer sprak.
„Maar dat kunnen ze toch nooit", zei ze
vol vertrouwen.
„Nou, ik geloof wel, dat we ze ongemak
kelijk zouden ontvangen".
Het overige van den middag verliep on
der een spannend spel, gewonnen door
Cymlbeline, maar heelemaal niet gemakke
lijk. Prim gaf geen krimip. Maar tooh had
zij altijd liever, dat Cyimibeline won.
Zij waren moe en hongerig, toen het
vroeg invallend duister (hen naar de warmte
en 'behagelijfcheid tfhiuis dreef. Viola wachtte
hen al, met de theetafel vlak voor den knet
terenden haard, niet cake en sandwiches en
allerlei heerlijkheden.
En zij dacht bij zidhzelf: „Het 'heeft hem
goed gedaan. Hij heeft veel meer kleur".
Lambert krwam vijf minuten later terug
van de falbriek en nu was het gelukkige
viertal compleet. Maar noch Cymheline,
noch Primula sprak van hun ontmoeting
met Sdbulz.
HOOFDSTUK IX.
Op een middag, een paar dagen later,
nam Cymlbeline zijn fiets, een flinke nieuwe
kar, en wilide een ritje maken. Dat zeide
hij zijn moeder tenminste. Zijzelf ging met
de auto naar een tamelijk veraf wonende
vriendin met Prim, die speciaal uitgenoo-
digd was. Er was daar een meisje van haar
leeftijd, die een paar kennisjes had voor
een verjaringsfuifje. Er waren geen jon
gens geïnviteerd. Lambert was zooals al
tijd op de fabriek.
Aan de koffietafel had Viola gezegd:
„Ik vind het niet leuk, om je zoo aan je
lot over te laten, Cym. Wat ga je uitvoe
ren?"
„Maakt u zich over mij maar geen zorg,
Mams. Ik ga een eind fietsen."
Hij ging vóór hen weg, met een veront
schuldiging, dat hij zoo gauw al ging. Bui
ten Pagdon waren de wegen modderig en
was het zwaar rijden. Hij ontliep de stad,
ging het station voorbij (het station van
Pagdon was nog afzichtelijker dan de
meeste van die gedrochten) en reed dan
vlug door de kilometers lange straten van
de miserabele voorstad, rijen en rijen be
nauwde kleine huisjes, twee verdiepingen
hoog, met een stukje grond er voor en er
achter. Hier en daar was een hopelooze po
ging gedaan om van het lapje vóór het huis
nog een soort tuintje te maken, pathetisch
in het armzalig pogen, maar meestentijds
was het zelfs niet geprobeerd
Dan ging hij den heuvel op en van dit
punt kon 'hij over de naakte velden, zwart
van roet en verzuurd door een kalkoven^
die zijn scherpe lucht vermengde met den
vuilen stank van de falbriek, het huis van
zijn grootvader zien liggen, groot, over-
heerschend, een leelijke vlek op dat leelijke
landschap.
Meer naar het Noorden lag bronsgroen
het park, dat by de Towers hoorde, paars,
waar de boomen opeen gehoopt stonden.
De hemel was blauiw, lichter van kleur bij
den horizon. Een dwalende zonnestraal
zwierf over het anders doodsche vergezioht.
Hoog boven zijn hoofd zong een leeuwerik,
alsof er geen kalkovens en fabrieken be
stonden^
Nu was hij heel boven op den heuvel en
zag mijlen en mijlen ver het landschap
groen en frisch aan zijn voeten liggen. Meer
naar het Westen teek enden de heide en de
bosschen zich als een donkere streep tegen
den horizon af. Oostwaarts deed een plot
selinge leege ruimte de grijze Noordzee
meer vermoeden dan werkelijk zien, onder
een lage wollige wolkenbank.
Al deze schoonheid van kleur en ruimte
en licht deden Cymlbeline stilstaan in een
overweldiging van genot..Hier was geen
stank van chemicaliën, daar zorgde de ffis-
sche Westenwind wel voor. Hier hoorde je
geen gesnor van raderen en machines, al
leen het hartstochtelijk lied van den leeu
werik. En daar beneden, in die oase van
smaragdgroen en goud, met den paarsbrui
nen krans van het geboomte er om heen,
waar de zilveren draad van de Frent door
slingerde, lag warm en rood Valley lands.
Hij kon uit een van die wijde oude
schoorsteenen een pluimpje blauwe rook
zien opstijgen. Het beukenwoud aan de
Noordzijde beschutte het tegen de gure
winden en maakte een donkeren achter
grond voor het huis. Wat grillig slingerde
de Frent zich, ook langs dien afgrijselijken
muur. Die arme Frent, die zoo vuil en don
ker werd op haar stille, schuwe tocht door
Pagdon.
Met zyn scherpe jonge oogen kon hij
ieder détail goed zien. Het terras met de
stijve bloemperken, den ceder op het gras
veld, het denneboschje, dat het huis van
den Oostkant beschutte en er op dezen
guren winterdag zoo warm en dicht uitzag,
zelfs het koepeldak, dat, zooals hij wist, de
kapel was. De afstand was niets voor zijn
oogen en al was het panorama uitgestrekt,
hij had punten genoeg die hem den weg
wezen. Hij kon zelfs het smalle paadje zien,
dat zich zoo hupsch door de velden slin
gerde naar den molen.
Dicht bij het heuveltje, dat de grens was
van het terrein van de Towers, liep dwars
die ellendige muur. Het leek Cyrnbeline
een symbool toe van de veete, die de twee
families verdeeld hield. Over zoo'n muur
was alle kameraadschap, zelfs alle buur
schap onmogelijk.
Hij bepeinsde wat toch wel de oorzaak
kon zijn van dat harde bevel, dat hem den
toegang tot Angela Weste verbood. Als hij
maar een van die beroemde kanonnen van
Schulz had, dan zou hij wel raad weten
met dien muur. In zijn verbeelding zag hij
zichzelf over die weiderennen, om Angela
te vertellen, dat het ding omver lag.
Even kwam er een mist voor zijn oogen.
Neen, maar, was het nu toch niet het top
punt, dat hij daar zou staan janken, omdat
hij het meisje met de gouden krullen niet
mocht opzoeken? Die gedachte deed den
mist weer verdwijnen en hij stond nog een
poosje te staren naar al die teexe kleuren
en vormen. De wind had zijn bleeke wan
gen gekleurd en hij voelde zich' flink en
sterk, sterk als een man en wenschte, dat
hij kon vliegen, hoog en ver, over die dik
ke, trage wolken heen, over de grijze
Noordzee. Verleden zomer had hij een
vliegmachine over de hei gezien, niet meer
dan een donkere stip, al had het gesnor
van de schroef hem dichtbij geleken.
En toch zwierf daar ver en vrij een men
schel ij ke vogel. Wat een ongelooflijke vrij
heid, wat een heerliijkheid om de gehei
men te leeren van die ongeziene hoogten
en verre luchten. Hij had dien eenzamen
vliegenier benijd, heftig benijd.
„En omdat ik een eenige zoon ben, zou
den ze een daverende rel maken als ik zei,
dat ik zou willen vliegen," bromde hij,
denkend aan het zoo juist voorgevallene.
Hij dacht voor een oogenblik niet meer
aan Angela, maar broeide over twee echte
grieven. Angela zou zeker nooit iets met
hem te doen willen hebben, als hij in de
fabriek ging. Dat had ze duidelijk genoeg
laten merken.
Als hij maar een paar jaar in het leger
kon zijn. Dan zou hij de jaren in de fabriek
beter kunnen verdragen. Als hij maar eens
met die jagende wolken had kunnen wed
ijveren. Hij breidde zijn armen uit en zijn
gezicht glansde als hij zich dat voorstelde.
En dezen jongen geest gingen zij nu kne
velen en vastbinden en opsluiten in de da
verende, stinkende, geheel overbodige fa
briek van Harriman.
Toen waren zijn bitterheid en teleurstel
ling vergeten en hij zei langzaam, hardop:
„Wij zeggen U dank, voor Uw groote
glorie, Heer God."
„De geheele aarde zegt U lof, Oneindige
Vader," en dan vanuit die klare herinne
ring aan de H. Mis op Kerstdag:
„Heilig, heilig, heilig, Heer God. Vol zijn
hemel en aarde van Uw glorie.
En weer strekte hij zijn armen uit, als om
hemel en aarde op te nemen met htm
schoonheid en samen God lof te zeggen.
(Wordt vervolgd).