AMERIKAANSCH VLOOTBEZOEK
feuilleton
Toen de
scheidsmuur viel!
door
ISABEL C. CLARKE.
18)
Wat bedoelde Schulz? Hij gaf altijd voor,
dat hij heel sympathiek stond tegenover de
vredelievende inzichten van mijnheer Har-
riman, had hem zelfs geintroduceerd bij
eenige Duitsche clubs, die er dezelfde in
zichten op na hielden. Wat had hij dan
voor met over een Duitschen inval te pra
ten?
„Ik heb een beetje met hem gepraat de
vorige week. Hij had te veel op, denk ik,
hij zag er zoo opgeblazen en raar uit en
zijn handen beefden. Hij zei, dat hij den
heelen nacht gewerkt had. Maar hij klet
ste maar door over „De Dag", waarop men
in Duitschland toasten brengt. Eerst
dacht ik, dat hij mal geworden was."
Lambert fronste de wenkbrauwen. Hij
was het niet met zijn vader eens omtrent
Schulz, maar had. hem tot nu toe be
schouwd als tamelijk onschuldig en plichts
getrouw.
„Dat is onzin", zei hij. „Geen enkele be
schaafde natie zou het durven wagen, een
ander volk aan te vallen, in dezen tijd. De
moderne wapens zijn zoo geperfection-
neerd, dat het gewoonweg een grootscheep-
sche moord zou worden. De wereld is te
wetenschappelijk om willens en wetens
zich in zulk een zelfvernietiging te wer
pen."
„Nou, zoo denkt Schulz er toch niet
over", hernam Cymbeline. „Hij pochte op
wat Duitschland vroeger al gedaan heeft,
wat zij gewonnen hebben door him oor
logen. Hij is in Essen geweest, hy weet wat
zij bij Krupp uitvoeren. Kanonnen, zwaar
genoeg om over het Kanaal te schieten en
Dover tot gruizelementen te stampen. Obus
sen, groot genoeg om het sterkste fort in
twee schoten in puin te hebben. U moet zelf
maar eens met hem praten, Paps, als hij
een paar glazen op heeft. Anders geeft het
niets, hij is veel te voorzichtig. Als hij nuch
ter is, kan ik hem alleen maar een beetje
op stang jagen, anders niet."
„Schulz gaat er uit, als hij niet oppast",
zei Lambert, met zijn gewone vastberaden
heid. „Ik vind, je moest maar niet te veel
met hem omgaan, Cym."
„Toch is hij een duivelsche knappe
vent", zei Cymbeline. „Hij weet meer van
chemie dan iemand anders in Engeland. Hij
zal van groot nut zijn voor zijn land, als
het dan toch oorlog wordt, en ik niets, nie
mendal. Ik zal in den kelder moeten krui
pen, met Mam en Prim".
„Als je plan om officier te worden steunt
op dezen dwazen praat van Schultz, zet het
dan maar meteen uit je hoofd. Er is geen
schijn van kans, dat Engeland zal aange
vallen worden. Je weet wel, dat i' 't niet
met mijn vader houd, maar ik houd het
ook niet met de andere warhoofden, die,
zooals zij denken, een Europeeschen oor
log al jaren zien aankomen. Ik wil, dat je
een beter gebruik maakt van je tijd, Cym,
dan zitten luieren in een cavalerie-ka-
„Ik heb niets gezegd van cavalerie. Ik
ben goed in wiskunde.... ik zou een goe
de kans maken voor de Academie."
Lambert vond, dat het gesprek den ver
keerden kant uitdreef. Het was hem even
wel duidelijk, dat Cym om de een of an
dere vaderlandslievende reden zichzelf
had wijsgemaakt, dat hij in het leger moest
gaan en niet alleen, omdat de glorie hem
aantrok, of de schaduw van de fabriek hem
wegdreef.
Al had Lambert, sinds zijn huwelijk, dat
hem in aanraking had gebracht met ande
re idealen dan die welke op de Towers op
geld deden, de extreme opvattingen van
zijn vader laten varen, toch was hij ook
niet tot het andere uiterste overgegaan, dat
dag aan dag veld won onder de Engel-
schen, n.L om in eiken politieken zet van
Duitschland een bedekte bedreiging te
zien. Dick Shasemore bijvoorbeeld, dacht
er zoo over en Viola ook. Lambert trachtte
altijd de via media te bewaren, niet te veel
vertrouwen en niet te veel achterdocht. En
het was de laatste jaren telkens moeilij
ker geworden om een aannemelijke reden
op te geven voor sommige Duitsche ge
beurtenissen, tenzij men er wel degelijk
oorlogszuchtige bedoelingen uit proefde.
„Nou, ik moet niet langer kletsen, ik heb
nog een bende te doen vanmorgen", zei
Lambert vroolijk, terwijl hij zijn pen op
nam. „Ik denk, dat het tijd genoeg zal zijn
over je militaire opleiding te praten, als
Duitschland den oorlog verklaard heeft.
Verder lijkt het me het beste, dat je door
gaat met wiskunde en natuurkunde. En ga
dan maar naar de B-afdeeling. Kennis van
talen is altijd heel gemakelijk. Later kun
je dan eens op reis gaan met Daniël, als je
werkelijk iets.van de wereld wil zien."
Als hij in de sfeer van de fabriek was,
kon Lambert altijd spreken als een lid van
de firma, uiting gevend aan wat de firma
wilde.
„Dank u wel, Paps," zei de jongen droog
jes. „Als u er dan op staat, zal ik wel in
deze vuile fabriek moeten. Maar ik word
geen kermisreiziger zooals oom Daniël."
Hij glimlachte bitter, toen hy dit zei.
Maar hij zag in, dat hij zijn tijd verknoei
de, hij had niet den minsten indruk ge
maakt op zijn vader. Er schenen dingen te
zijn, familiezaken, chemicaliën en ruzie
tjes en zoo, waar je gewoon niet of kon ko
men. Hij had na zijn verzoek om naar de
Academie te gaan, gehoopt nóg een ver
zoek in te dienen, om naar Valleylands te
mogen gaan en Angela Weste te bezoeken.
Maar de eerste weigering van Lambert
deed zijn moed zinken, hij waagde geen
tweede.
Een botte weigering deed je trots zeer en
je werd er niets beter van.
„Dag Paps", zei hij.
„Dag mijn jongen. Probeer de zaak eens
van mijn standpunt uit te bezien en dan
kom je wel over je teleurstelling heen."
„Dank u, liever niet", en hij nam een
beetje boos zijn pet en stok en liep de deur
uit, met den neus in de lucht, precies zoo
als Viola en ook precies zooals het model
waar hij zich altijd naar richtte, zyn oom
Dick Shasemore.
Geen kermisreiziger zooals Daniël.
liever een verminkte held zooals oom Dick.
Lambert zuchtte. Hij zou den jongen zoo
graag geven wat hij wilde. Zijn hart was
goed genoeg, maar zijn hoofd bleef koel en
wees hem op de materieele voordeelen.
In den tuin kwam Cym zijn moeder te
gen, zij kwam terug van de baby-crêche.
Hij liep dadelijk naar haar toe, bly haar
alleen te treffen.
„Mam, ik ben naar de fabriek geweest,
om met Paps te praten."
Zij keek hem snel en verbaasd aan.
„Over Angela Weste?"
„Neen, neen. Over dat ik in het leger
zou gaan."
Zy voelde zich bijna verlicht.
„Wat heeft hij gezegd, Cym?"
„Net wat u zei. Ik moet in de fabriek
blijven. Ik heb voor het eerst van mijn le
ven spijt, Mam, dat ik uw eenige zoon ben."
Dat stak haar.
Onbesuisd ging hy verder.
„Omdat ik nu veroordeeld ben in die fa
briek te smoren voor de rest van myn aard-
sche leven. Ik heb Paps zelfs gezegd, wat
Schulz zegt, maar het maakt geen verschil.
Hij gelooft het gewoonweg niet.
„Wat Schulz zegt?" zij keek hem vra
gend aan.
„Over de Duitsche» invasie. Dat zij drin
ken op „De Dag". De Europeesche oor
log. Vraagt u oom Dick maar eens. Die weet
wel, dat het komt. En wij steken onze kop
pen in het zand."
„Mijn beste vent, als het komt, hoop ik,
dat ik en jij er niet meer zullen zijn. Al
ons leven hebben wij al naar die bangma
kerij geluisterd."
Toch was er een ongeruste klank in haar
stem.
„Schulz is een Duitscher, hij kan het
weten."
Zij stak haar arm door de zijne, zoo
drentelden zij naar het huis toe. De Ja-
nuari-dag was al bijna een lente-dag, de
bleeke zon overgoot den tuin met haar
matte goud. De hemel was heel teer azuur
en er dreven wolkjes in als dotjes watten.
Een gele jasminium was al in bloei, de
eerste en dapperste van de vroege
bloeiers.
(Wordt vervolgd).
3)e £eictocHe 0ou4cmt
Een fraaie sprong tijdens het groot Een geurig pijpje veraangenaamt het
concours hippique, dat Zondag in het werk. Een snapshot tijdens den graan-
Goffertstadion te Nijmegen werd ge- oogst in de omgeving van Markelo
houden
Overwinnaar bij de achtervoigingswedstrijd voor profs bij
de Nederlandsche wielerkampioenschappen in het Olympisch
stadion te Amsterdam werd D. Klink uit Wieringen
Een Amerikaansch vlooteskader, bestaande uit een kruiser en twee torpedo
jagers, is voor een bezoek van eenige dagen te Rotterdam aangekomen
De verkeersweg over de bruggen Hedel - Zaltbommel - Vianen is thans vol
maakt doordat het viaduct over den spoorweg bij Beesd gereed is en voor hel
verkeer is opengesteld
De „regenbogen" in actie op den derden dag van de
Kaagweek
De finale van het algemeen Nederlandsch wielerkampioenschap tusschen amateurs en profs, welke
Zondag in het Olympisch stadion te Amsterdam gewonnen werd door Arie van Vliet