De samenstelling van het nieuwe Kabinet-Colijn DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11. Levensbizonderheden van de nieuwe Ministers MAANDAG 24 JULI 1939 30ste Jaargang No. 9395 Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Adv. en Abonn.-tarieven zie nar 2. Dr. J. J. C. VAN DIJK C. W. BODENHAUSEN. DR. H. COLIJN. C. VAN DEN BUSSCHE. PROF. DR. J. O. SCHREEKE MR. J. A. DE VISSER. IR. M. H. DAMME H. VAN BOEYEN. PROF. I. P. DE VOOYS. JHR. IR. O. C. A. VAN LITH MR. J. A. N. PATIJN. DE JEUDE. Het nieuwe Kabinet zal, volgens betrouwbare mededeelingen, als volgt zijn samengesteld: Dr. H. COLIJN, voorzitter van den raad van ministers en minister van Algemeene Zaken, tevens ad interim (tijdelijk) minister van Econo mische Zaken. Mr. A. N. PATIJN, minister van Buitenlandsche Zaken. Mr. A. DE VISSER, minister van Justitie. H. VAN BOEYEN, minister van Binnenlandsche Zaken. Prof. Dr. B. J. O. SCHRIEKE, minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen. C. W. BODENHAUSEN, minister van Financiën. Dr. J. J. C. VAN DIJK, minister van Defensie. Jhr. Ir. O. C. A. VAN LIDTH DE JEUDE, minister van Waterstaat. Ir. M. H. DAMME, minister van Sociale Zaken. C. VAN DEN BUSSCHE, minister van Koloniën. Prof. I. P. de VOOYS zal, zoodra hij ontslag zal hebben genomen als directeur van de „Algemeene Kunstzijde Unie", de portefeuille van Economische Zaken overnemen van dr. Colijn. Hedenochtend half elf is in het Departement van Justitie de laatste ministerraad gehouden van het demissionnaire kabinet. Vanmiddag omstreeks half drie zal op het Departement van Alge meene Zaken de constitueerende vergadering worden gehouden van het nieuwe kabinet. Tevens vernemen wij, dat de beëediging van de nieuwe ministers morgenochtend te elf uur op het paleis Noordeinde zal plaats hebben. MINISTER C. W. BODENHAUSEN De heer C. W. Bodenhausen is 24 Juni 1869 te Leeuwarden geboren en is dus 70 jaar oud. Na eindexamen H.B.S. te hebben gedaan wijdde hij zich aan de studie van belasting ambtenaar. In 1891 werd hij surnumerair der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen, in 1895 ontvanger, in 1896 ad junct-inspecteur en in 1899 inspecteur. Van den Rijksdienst ging de heer Boden hausen in 1914 over naar den gemeentelij ken dienst van de hoofdstad, want in dat jaar werd hij benoemd tot directeur der ge meente-belastingen te Amsterdam. Tot 1921 bekleedde de heer Bodenhausen deze func tie, waarna hij directeur van financiën in Nederlandsch-Indië werd. In 1929 benoemd tot lid van den Raad van Nederlandsch-In dië was hij van 19311933 vice-president van dit hoog[e colltge. Na zijn repatrieering vestigde de heer Bodenhausen zich te Baarn. Bij herhaling deed de regeering een beroep op zijn'kennis en ervaring als belas tingdeskundige door hem tot voorzitter van verschillende ministerieele commissies te benoemen, o.a. leidde hij de werkzaam heden van het commissoriaal onderzoek in zake het complex van nieuwe belasting- ontwerpen, die nog niet door de Staten-Ge neraal zijn behandeld. Toen nu ongeveer anderhalf jaar geleden in het Vredespaleis de Internationale Ver- eeniging voor Financieel en Fiscaal Recht werd opgericht, aanvaardde de heer Boden hausen het voorzitterschap dier vereeniging. In die hoedanigheid opende hij het congres voor belastingwetenschap, dat zoojuist te Scheveningen, onder presidium, van prof. Bruins, is gehouden. De heer Bodenhausen is ridder in de Or de van den Nederlandschen Leeuw en com mandeur in de Orde van Oranje Nassau. MINISTER H. VAN BOEYEN. De heer Hendrik van Boeyen is als po litieke figuur eigenlijk eerst door zijn be noeming tot minister van Binnenlandsche Zaken in 1937 op den voorgrond gekomen. Hij was toen voorzitter van den radioraad, de radio-omroep-controle-commissie en van de Indië-programmacommissie. De heer Van Boeyen werd in 1889 te Putten geboren. Hij werkte eenigen tijd op de provinciale griffie van Gelderland te Arnhem, studeerde staatsinrichting en werd in 1915 benoemd tot adjunct-com mies bij het hoofdbestuur van P.T.T. Daar werkte hij in verschillende rangen, om in 1920 tot referendaris bevorderd te worden. In zijn woonplaats Voorburg was de heer Van Boeyen een actieve figuur in de Chr. Historische Unie, van welker hoofd bestuur hij deel uitmaakte. Hij was raads lid voor die partij en lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Van verschillen de kerkelijke en ethische commissies maak te hij deel uit, evenals van eenige staats commissies. Dr. Colijn bood hem in 1937 de porte feuille van Binnenlandsche Zaken aan. Van zijn beleid in die functie worden ver meld zijn plannen ter bevordering van de Zondagsrust, de luchtbescherming, de wo- ningpolitiek, de kwestie van wereldomroep en televisie. Burgemeestersbenoemingen behooren, zooals men weet, ook onder Binnenlandsche Zaken, eveneens een kwes tie, waarover den laatsten tijd nogal wat te doen is geweest. MINISTER C. VAN DEN BUSSCHE De heer C. van den Bussche, die 2 Maart 1884 te Bergen op Zoom is geboren, heeft een merkwaardigen en eervoLen loopbaan gevolgd. Aanvankelijk voor de houtvesterij bestemd, werd hij daartoe te Wageningen opgeleid. In 1905 ging hij als aspirant-hout vester naar Nederlandsch-Indië. Eerst in Semarang geplaatst, daarna te Cheribon, kwam hij in Buitenzorg, waar hij in 1918 tijdelijk ter beschikking werd gesteld van den directeur van landbouw, nijverheid en handel. In 1919 kwam hij aan financiën. Na se cretaris van de bezuinigingscommissie en thesaurier te zijn geweest, werd hij in 1926 thesaurier-generaal en nog in hetzelfde jaar directeur van financiën. In 1933 werd hij lid van den Raad van Nederlandsch- Indië en in 1936 vice-president van dien raad. Met ingang van 21 November van het vorige jaar is hem, op zijn verzoek, eervol ontslag uit 's lands dienst verleend, onder dankbetuiging voor de zeer gewichtige ge durende vele jaren aan den lande bewezen diensten. Evenals de verdiensten van den heer Bo denhausen zijn ook de merites van den heer Van den Bussche, voornamelijk als finan cier, alom erkend. De heer Van den Bus sche is ridder in de Orde van den Neder landschen Leeuw en grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau. Verder is hij commandeur in de Orde van den Witten Olifant van Siam en drager van het Kruis van Verdienste met de Ster van de Orde van den Duitschen Adelaar. MINISTER DR. IR. M. H. DAMME Dr. ir. M. H. Damme is 16 November 1876 te Breda geboren. Na aan de H. B. S. te Arnhem eindexamen te hebben gedaan, studeerde hij aan de Polytechnische School te Delft. Het diploma voor werktuigkun dig ingenieur behaalde de heer Dammer in 1898, waarna hij een aanstelling als inge nieur bij de Staatsspoorwegen op Java kreeg. Na de verschillende rangen te heb ben doorloopen volgde de heer Damme in 1913 ir. H. F. van Stipriaan Luiscius op als hoofd van de Staatsspoor- en Tramwegen in Ned.-Indië. Na een onderbreking van 2 jaar (19191921), toen de heer Damme een particulier bedrijf leidde, de oliefa- briek Insulinde, keerde hij in gouverne mentsdienst terug en wel als gedelegeerd lid van de Semarar.gsche Spoorwegcommis sie met tot taak een oplossing te vinden voor het vraagstuk der spoor- en tramlij nen te Semarang. die aanvaardbaar zou zijn voor de belangen van overheid en die van particulieren. De heer Damme vond de oplossing en kreeg toen een nieuwe taak. Als voorzitter van de salariscommissie voor burgerlijke landsdienaren ontwierp hij een herziening dier bezoldigingen. Na een be spreking in Nederland met den toenmaligen minister van Koloniën, den heer S. de Graaff, keerde de heer Damme naar Indië terug om het ontwerp als regeeringsgevol- machtigde in den Volksraad te verdedigen. De raad aanvaardde het ontwerp en de heer Damme ging na 25 tropenjaren met pensioen. Lang heeft de heer Damme van zijn otium niet genoten, want in 1925 werd hij directeur-generaal der P. T. T., welke staatsbedrijf hij tot heden met groote ener gie en succes heeft geleid. Sinds 1935 is de heer Damme eere-lid en vice president van het Koninklijk In- stituur voor Ingenieurs en voorzitters van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat. In 1938 promoveerde hij tot doctor honoris cau sa in de technische wetenschappen aan de Technische Hoogeschool te Delft. Hij is lid van den raad van bestuur van de K.L.M. De heer Damme is ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. MINISTER DR. J. J. C. VAN DIJK. Dr. J. J. C. van Dijk vervult thans voor de derde maal de functie van minister van Defensie. Het eerst nam hij deze porte feuille waar in 1921 toen hij als bewinds man optrad in het kabinet-Ruys de Bce- renbrouck. De tweede maal onder dr. Co lijn in 1937. Joannes Johannes Comelis v. Dijk werd geboren in 1871 te Leeuwarden. Hij be zocht de militaire school te Haarlem en werd in 1892 officier. Na drie jaar reeds was hij leeraar aan de school waar hij zelf had gestudeerd. In 1898 bezocht de heer Van Dijk de universiteit te Leiden voor het volgen van colleges in de rechten en in hetzelfde jaar werd hij benoemd tot leeraar aan de militaire academie te Breda. Vervolgens is de heer Van Dijk be noemd tot directeur van den topografischen dienst, een functie, die hij tot 1921 bekleed de en die vooral in de mobilisatiejaren een post van groote beteeken is was. De heer Van Dijk heeft verscheidene studies gepu bliceerd op het gebied der militaire rechts pleging, krijgstucht e.d. Hij is voorzitter geweest van de Nat. Chr. Officierenver- eeniging en van het Chr. Militair verbond. In 1935 ondernam hij een reis naar Ned. Indië. De Vrije Universiteit verleende hem in 1938 het eeredoctoraat in de rechten. MINISTER JHR. IR. O. C. A. VAN LIDTH DE JEUDE. Jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, oud minister van Waterstaat, ondervoorzitter va nde Liberale Staatspartij, heeft zich als waterstaatkundige, een grooten naam ge maakt, niet alleen in Nederland, maar tot ver over de grenzen. Als ingenieur van den Waterstaat, later als leider van de Nederlandsche Maatschappij van Haven werken is hij in alle oorden der wereld geweest voor het uitvoeren en controleeren van belangrijke werken. Oost- en West- Indië heeft hij eveneens vaak bezocht. Jhr. Van Lidth de Jeude werd 7 Juli 1891 te Tiel geboren, bezocht de H.B.S. en studeerde te Delft. In 1903 trad hjj in dienst van den rijkswaterstaat. Onder zjjn leiding werd het kanaal 's-Hertogenbosch- Drongelen gegraven. In 1909 nam hij ver lof om naar Curasao te gaan voor het ont werpen van een nieuw havenplan. Hij was in den Waterstaat reeds een be kend man, toen in 1913 zijn relatie ont stond met de Nederlandsche Maatschappij van Havenwerken. De Chineesche autori teiten verzochten om een bekwaam inge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 1