feuilleton Toen de scheidsmuur viel! door ISABEL C. CLARKE. 13) Prim-ula had haar broer aandachtig ge observeerd. Hij praatte werkelijk onbesuisd voor zijn doen en zijn oogen stonden zoo ■vreemd. Ineens vroeg zij: „Cyim, voel je je niet ziek? Je ziet er zoo raar uit en je oogen staan zoo vreemd en wild". „Neen, ik geloof niet, dat ik ziek ben. Alleen voelt mijn hoofd zoo gek licht". Zijn hoofd was werkelijk erg warm en izijn voeten twee klompen ijs. Zij waren even koud als toen hij door de Frent ge waad was om bij Angela te komen. Hij was blij, dat hij dat niet aan Prim had verteld, (misschien zou zij het ook wel idioot van hem vinden. „Ek denk, dat het is, omdat ik niets ge geten heb", voegde, hij er aan toe. Zij wachtte tot hij in slaap viel, wat heel igauw gebeurde. De kamer was tegen den avond heel koud geworden en Primula ril de, ondanks haar fluweelen winterjurk. Zij durfde de kachel niet aan te steken, want als haar grootvader het eens in zijn hoofd haalde om naar boven te komen en den schuldige nog eens een standje te maken, zou het zijn boosheid maar verergeren, als hij hem te goed verzorgd vond. Toen zij door zijn regelmatige ademha ling zeker wist, dat hij echt sliep, sloop zij naar beneden, naar haar moeder, Cymbeline zag er gek uit, zij was een beetje ongerust over hem en al was hij opgewonden, dat was toch geen voldoende uitleg voor zijn gloeiende wangen en wilde oogen. HOOFDSTUK VI. Dit was. voor Viola al voldoende. Zij liep dadelijk naar boven en legde een thermo meter aan. Hij had hevige koorts. Onmid dellijk werd de saaie logeerkamer in een prettige ziekenkamer omgetooverd. Een ka chel werd aangelegd, bouillon gebracht en bekers melk. Al was hij dan ondeugend en ongehoor zaam geweest, als 'hij ziek was, rustte op haar de taak hem te vertroetelen. De oude Harriman geloofde, dat zij drukte maakte om niets, dat de jongen maar voorwendde ziek te zijn om er tusschen uit te draaien en te zorgen, dat hij wat te eten kreeg. Dat zei hij ook tegen Lambert. Cymbeline was volmaakt gelukkig. Hij moest van al dat eten niets hebben, die de kens, die er bij gehaald werden, smoorden hem bijna, hij was tóch al zoo heet, maar het was net iets voor zijn moeder om een hoop drukte te maken voor niets en haar stem was weer zooals altijd en zij kuste hem en noemde hem haar lieve Cym. En het was veel leuker dan in ongenade te zijn, al maakten zij er dan wat bereddering over. Twee dagen later werd hij warm inge pakt en in de gesloten auto teruggebracht naar het Oude Huis, samen met zijn ouders en Prim. Het was de eerste keer, dat het bezoek niet tot na Nieuwjaar duurde. Mijnheer Harriman, Carnegie en Daniël waren er alle drie ten sterkste van over tuigd, dat Cyn's ouders hard bezig waren, •hem in den grond te bederven. Zij geloof den werkelijk, dat hij zijn ziekte voor wendde. Zij scholden op Lambert even hard als op Viola, want, alles samen genomen, droeg hij de meeste schuld. Een man moest zijn vrouiw toch onder den duim hebben. Zij wisten niet, dat Cymbeline uitgelegd had, waar hij dien morgen geweest was en dadhten, dat hij iets leelijks had uitgehaald. Niemand scheen oneer iets over dien knaap te zeggen te hebben en hij was er sinds zijn laatste bezoek erg op achteruit gegaan. En je zou er nog niets van zeggen, had Carnegie opgemerkt, als het alleen maar om den zoon van Lambert ging, maar het ginig om den eenigen kleinzoon, d'en eenige, op wien zij konden rekenen, om in de toe komst de fabriek te besturen, Als het zoo doorging, was hij al lang vóór dien tijd naar de haaien. Viola, die, vooral als het haar kinderen betrof, overgevoelig was, begreep best wat er in hun hoofden omging. Toen zij hen goedendag kwam zeggen, schrok zij van hun harde, ijskoude blikken. Zij was bang, dat zij pressie zouden uitoefenen op Lam bert en hem ertoe overhalen, in de toekomst een strenge tucht op hun jongen toe te passen. Hij zou kunnen aanvoeren, dat in zijn eigen geval hardheid goed gewerkt had, (zij vond het een gruwel aan zijn eenzame, droeve jeugd te moeten denken) maar daar tegenover was zijn zoon zooveel levendiger en onafhankelijker en hoogmoediger. Gedurende den rit terug naar het Oude Huis zat zij heel stil, slechts eens of twee maal zwierven haar blikken peinzend van vader op zoon. Het leven leek altijd zoo veel ingewikkelder en moeilijker na die logeerdagen op de Towers. Misschien zou Lambert haar later ver tellen, dat die drie hem allemaal voor raad en advies gegeven hadden. Dan konden ze er eens samen over praten. Het leek haar erg onwaarschijnlijk, dat Lambert nu ineens zelf de teugels in handen zou nemen en alles veranderen. Wat Cymbeline dacht, kon Viola in de verste verte niet achter halen. Primula had geen misbruik gemaakt van zijn vertrouwen, zij had gevoeld, dat die confidenties voor haar ooren alleen be stemd waren. Het was niet waarschijnlijk, dat hij zijn moeder lang onwetend zou laten omtrent zijn avonturen van dien mor gen. Arme Cym, hij moest nu boeten voor dat ijskoude doorwaden van de Frent. Toen hij maar eenmaal heerlijk in zijn eigen bed gestopt was, thuis, stuk hij zijn moeder de hand toe en zei een beetje rouw moedig: •„Het spijt me beusch, Mam. Het was naar voor u en Prim, maar ik had nooit gedacht, dat grootvader er zoo'n deining over zou maken". „Grootvader is nu eenmaal vreeseldjk strend op die kleine dingen, hij kan slor digheid en te laat komen niet uitstaan. En ik ben bang, dat we je hier een beetje erg veel vrijheid geven, ik heb mezelf er al verwijten over gemaakt" Natuurlijk, zij probeerde weer de schuld op zichzelf te laden. Maar zijn gedachten zwierven weer ergens anders heen en hij riep plotseling opgewonden uit: „Mam, ik vind die fabriek misselijk en ik ga er nooit heen. Ik ga onder dienst, zooals oom Dick", Stom verbaasd staarde zij hem aan. Vroeger zou zij het heerlijk gevonden heb ben, hem zoo te hebben hooren spreken, maar nu wist zij, dat hij geen sdhijn van kans had. Ieder teeken van onwil of afkeer zouden zij natuurlijk aan haar invloed toeschrij ven. Het scheen haar toe, of zij Carnegie's •koude blikken al zag en zijn harde, sterke stem hoorde zeggen: „•Dat dwaze mensoh is gewoon de onder gang van den jongen Cymbeline". Dat zeiden ze nu al, misschien niet met die woorden, maar zij meenden hetzelfde. Enwas het waar? Maakte zy werkelijk, dat hij ongeschikt zou worden voor een loopbaan, waarvoor hij vanzelfsprekend bestemd was? Haar eigen groote afkeer van de fabriek, die een doorloopende nacht merrie voor haar was, scheen overgegaan te zijn op haar jongen en was bij hem nog zooveel te grooter, omdat hij jonger en on besuisder was. Zou dit bij hem misschien niet groot en sterk genoeg worden om alle moeilijkheden op zij te schuiven, sterk ge noeg om hun kleine vooroordeelen te ver nietigen? Zij had het vooruitzicht nooit prettig gevonden, dat haar zoon een onder deel zou worden van die reusachtige ma chine, de fabriek van Harriman. Haar stem klonik heel effen, toen zij antwoordde: „Je moet doen, dat je vader wensdht, Cym, Denk er aan, dat jij de eenige zoon en daarenboven nog de eenige kleinzoon bent". (Wordt vervolgd). Coulant De 1ste compagnie van het 1ste bataljon van het 6de regiment infanterie te Breda is thans geheel in de nieuwe uniform gestoken Nijmegen komt weer in het teeken der internationale vierdaagsche afstandsmarschen. Op het terrein van de Koloniale kazerne worden reeds de noodige voorbereidingen getroffen De lunch in de openlucht tijdens de étappe Nantes-Royanin den Voor het te Amsterdam geplaatste personeel der Koninklijke Marine rijn Maandag in het Oosterdok en Tour de France. - Een typtsch de tail t.jdens het oponthoud te La de IJ-gracht bij de Prins Hendrikkade in de hootdstad roeiwedslrijden gehouden, waarvan hierboven Kochelle een moment De Franschman Pages had na zijn overwinning in de étappe La Rochelle Royan over gebrek aan belangstelling niet te klagen Baumgarten won de 400 meter bij de internationale atletiek wedstrijden, welke te Brussel werden gehouden. Het oogenblik der overwinning In de in aanbouw zijnde Koning Wil lem l-kazerne te Den Bosch heeft burgemeester F. van Lanschot Maandag een oorkonde ingemetseld en een gedenksteen geplaatst. De burgervader aan den arbeid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5