INSPECTIE DER YEOMEN OF THE GUARD". Als onderdeel van den Nationalen Vijtkamp zijn Woensdag schiet wedstrijden gehouden op de Leusderheide te Amersfoort. Een aardig snapshot De reuzen van den weg in actie tijdens den Tour de France, de krachtmeting, welke ieder jaar het hoogtepunt van het inter nationaal wielerseizoen beteekent In een toepasselijke entourage voerde de heer J. H. Kiewiet de Jonge, voor zitter der Keedersvereeniging van de Ned Haringvisscherij, het woord tijdens den propagandamiddag, welke Woensdag te Den Haag werd gehouden ter gelegenheid van het zilveren jubileum dier vereeniging De fraaie collectie poppen, welke door H. K. H. Prinses Juliana uit Hare verzameling in bruikleen is afgestaan voor de poppententoon- stelling, welke te Heelsum wordt gehouden De Koning van Engeland inspecteerde deze week op Buckingham Palace te Londen de .Yeomen of the Guard" Rond de kwestie Danzig. Het veel-besproken Poolsche depót op de Westerplatte te Danzig, waar belangrijke hoeveelheden munitie zouden zijn opgeslagen. Dit terrein bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van den haven-ingang Evangeline Booth, de generale van het Leger des Heils, die voor een afscheids- samenkomst in verband met haar aftreden in ons land vertoeft, is Woensdag door H. M; de Koningin ten paleize Noordeinde te Den Haag ontvangen. Naast haar de commandant van het Leger des Heils in Nederland feuilleton Toen de scheidsmuur viel! door ISABEL C. CLARKE. 9) v HOOFDSTUK IV. Een zacht tikje op zijn hand deed hem opschrikken. Zij fluisterde: „Wil je mee gaan? Moeder zou graag kennis met je ma ken." Hy stond op en volgde haar door een deur, die in een lange gang uitkwam, waar een paar oude kasten stonden en een tafel tje met een vaas heerlijk geurende bloe men er op. De looper was heel dik en voel de zacht aan onder zyn voeten. Er hing een atmosfeer van luxe en welstand, die op de Towers totaal afwezig was. Zelfs het Oude Huis bezat dat niet, want, als reactie te gen de volgepropte kamers van haar eigen huis, had Viola alles daar met strengen een voud ingericht. Zoo kwamen ze in een ruime hal, waar een vuurtje in den haard gloeide. Dicht bij het vuur stond de dame, die hij in de ka pel had gezien, ze had haar sluier nog om. Haar oogen waren blauw en de uitdruk king van haar gelaat was vermoeid en een beetje zwaarmoedig, maar erg lief. Zij stak Cymbeline haar hand toe. „Angela heeft me verteld, dat je Cjmbe- line Harriman bent. Toen ki nog een jong meisje was, kwam ik veel bij je moeder. En ik zie majoor Chasemore nog geregeld als ik in Londen ben." „Oom Dick?" zei Cyrrbeline. „O, dat vind ik leuk. Ik vind hem een reuzenkerel." ,Hij is een :apper man", zei ze rustig hem aandachtig beziende. „Ik geloof, dat je op hem lijkt, maar je lijkt toch meer op je moeder." Haar stem was heerlijk en Cymbeline vond, dat ze leuk praatte, zoo langzaam en helder, dat het meer dan gewonen na druk aan haar woorden gaf. Hij merkte ook op, dat zij sympathiek stond tegen over zijn moeder en oom en daardoor ver loor hij al zijn verlegenheid. „Ik vind het leuk, dat je met Angela meegekomen bent, vanmorgen", ging zij voort. „Is het niet de eerste keer, dat je een H. Mis bijwoonde? Je had geen mooier feest kunnen treffen." Hij keek haar met groote verbaasde ocgen aan. „Maar ik begreep er niet veel van", ant woordde hij een beetje onwillig. Hij schaamde zich voor zijn onwetendheid waar Angela bij was. „Misschien kom je nog eens terug. Dan kan Angela je haar kerkboek ieenen en kun je beter volgen", zei ze. „Als je moeder me nog niet vergeten is, zeg haar dan, dat ik haar graag nog eens zou spreken." Het leek haar dwaas, om de oude veete in de nieuwe generatie te laten doordrin gen. Het was niet noodig om naar de To wers te komen, maar zij had mevrouw Lam bert Harriman toch als jong meisje gekend en wat was er nu op tegen, dat zy elkaar bezochten en dat hun kinderen met elkaar omg.ngen? „Zij zal niet geweten hebben, dat u hier was. Ik dacht, dat Valley lands nog leeg stond. En ik heb moeder of oom Dick nooit over u hooren spreken." Ladv Westo wist niet van de scène. waardoor de breuk gekomen was. Zij had maar heel weinig buiten gewoond, te wei nig om het door praatjes te vernemen. Bo vendien trok zij zich altijd veel terug, om dat zy niet sterk was en dikwijls verdrie tig. Sir Roger had haar alleen maar gezegd, dat zijn oom en de oude heer Harriman een kwestie hadden gehad en daarom elkaar niet meer aankeken. Suze noemde hij niet, evenmin als de rol, die hij zelf in dat stuk had gespeeld. Want al was zijn liefde voor haar al lang dood en had hij haar liefde voor hem door zijn slecht gedrag ook al uitgedoofd, toch wilde hij liever niet, dat zij wist, hoe eer loos hij toentertijd gehandeld had en dat schaamte hierover hem twintig jaar van het huis van zijn voorvaderen had verwij derd gehouden. Toen hij zijn vrouw kortweg van die ru zie had verteld, had hij er nog bijgevoegd: „Bovendien zijn het heel gewone lui. Je zult er niets aan missen." Zij had hem gantwoord, op haar lang zame manier, die hij eens zoo aardig had gevonden, maar die hem nu irriteerde: „Viola Chasemore heeft een van de zoons getrouwd. Ik zal ze nog wel eens terug wil len zien. Zij was erg aardig en knap." „Wel, de jongens kunnen wel goed zijn, bovendien, weinig vrouwen kunnen weer stand bieden aan een huwelijk met een mil- lionair. Maar ik had toch liever, dat je je niet met hen inliet." Hij had met luide stem gesproken en daaruit maakte zy op, dat de zaak ernstiger was, dan zij meende en dat hy er op stond, gehoorzaamd te worden. Daarom had zij geen moeite gedaan, met Viola in contact te komen en nu was zy blij, dat hy niet thuis was. Hij zou boos geweest zijn, dat Angela den jongen Harriman in huis had gehaald en als hij boos was, was hy hij nog onaan genamer dan anders. Omdat hij haar ver waarloosde en meestal afwezig was, door de onverschilligheid die hij ten toon spreid de, zelfs waar hun kind bij was, had hij het geduld van zijn vrouw bijna uitgeput. Vroeger had zij veel van hem gehouden, nu was haar liefde dood. Nu kon hij haar niet meer pijn doen, zij was bitter en onge voelig geworden en vreesde alleen nog maar, dat hy Angela zou beinvloeden. Dat was de reden, dat zij de laatste jaren er op gestaan had, dat het kind op kostschool, in het zuiden van Engeland, bleef. Dikwijls had zij het verlangen gehad om Viola nog eens te zien, maar zij had niet gedurfd. Nu kruiste bij toeval haar jongen hun pad. „Ik zal moeder zeggen, dat ik u jntmoet heb. Dank u nog wel, dat ik heb mogen binnen komen. Ik heb me niet verveeld, al snapte ik l.et niet. Ik vond het.... prach tig!" Maar zóó mocht hy niet naar huis gaan. Hij kreeg een heerlijk stuk Kerstkrans en een glaasje cherry brandy, dat hem door en door warm maakte. Toen moest Angela hem door den tuin naar een klein poortje bren gen, dat op den landweg uitkwam. „Het is wel wat verder, maar het is niet zoo nat als door de weiden", zei Lady Weste, toen zij hem goedendag wenschte. Zij keek de twee na, terwijl zij het terras overstaken en dach stil: „Wat zou het heer lijk zijn geweest, als zij ook zoo'n broer had gehad. Zij liepen langs een nauw pad, tusschen rhododendron-struiken en kale serngen- boomen. Angela deed het poortje open net een grooten sleutel. Toen keken zij den zandweg af, er was niemand te zien. In verte lag de heuvelrand, bruin tegen het wit en blauw van den winterhemel. Hij stak haar beide handen toe, roode, ruwe handen, want hy had geen handschoenen aan gehad dien morgen en hield de hare stevig vast. Het was niet precies wat zij gewend was, maar zij trok toch niet terug. „Kom je gauw terug?" smeekte zij. Ondanks haar glimlach was er een treu rige klank in haar stem. Plotseling voelde hy een verlangen in zich opkomen om haar te troosten. „En óf", zei hij. Met die ietwat ruwe, jongensachtige woorden wilde hy een golf emotie verber gen, waar hij zich hartgrondig voor schaam de. Zou hij het van een ander niet flauw gevonden hebben? Was het eigenlijk niet flauw, den heelen morgen rond te draven met een meisje, dat hij nog nooit te voren gezien had? „Beloof je het me?" en nu beefden haai lippen een beetje. Haar oogen glansden verdacht en alle gedachten en voornemens verwoeien. Hij trok haar ineens, bijna haastig, naar zich toe, alsof het Primula was geweest en kuste licht haar wang. „Lieve Angela, natuurlijk kom ik terug. Morgen, als ik móg, maar de oude heer probeert me af te houden van alles wat ik leuk vind". Hij rukte zich los en durfde niet beden ken, tot welke diepte van flauwigheid hy wel zou kunnen zinken, als zij nu heusch eens huilde. Hy rende den smallen weg at en hield alleen aan het einde even stil om haar een laatste groet toe te wuiven. (Wordt ver. oledV

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5