WEEK-END.
BIOSCOPEN TE LEIDEN
LIED VAN DEZEN TIJD
ZATERDAG 24 JUNI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 11
INTERPAROCHIEELE
ST. JOSEPHSGEZELLEN
VEREENIGING TE LEIDEN
VERGADERINGEN IN DE KOMENDE
WEEK.
Maandag 26 Juni komen de leden van
de tafeltennis-club bijeen; op de jaarver
gadering ontbreekt niemand van de leden.
Dinsdag 27 Juni vergadering van de
commisarissen der afdeeling Gezellen.
Deze vergadering is allerbelangrijkst met
het oog op de bespreking van ons winter-
program. Alle commissarissen dus pre
sent.
Woensdag 28 Juni, het bestuur van de
bibliotheek komt bijeen.
Vrijdag 30 Juni, vergadering van het be
stuur van onze schaak- en damclub.
ONZE „ZANGCLUB".
Woensdag hield onze zangclub haar
jaar jaarvergadering; de opkomst was
goed, het ging er zeer geanimeerd aan toe.
Een jaarverslag van den secretaris was in
mineur; niet, dat deze onderafdeeling niet
heeft gewerkt, verre vandaar, maar de be
langstelling voor deze onderafd. is achter
uitgaand. Van de 7 nieuwe leden, welke
zich verleden jaar als lid opgaven, zagen
wij geen teeken van leven; van de leden
bedankten er een drietal, zoodat wij een
twaalf leden tellen, die is veel te weinig.
Besproken werd maar weer propaganda
te gaan maken, wij geven den moed niet
op. Wie van de Gezellen, geeft zich op?
Wij hebben vooral in deze onderafdeeling
nieuwe leden noodig; ook zullen wij zeer
gaarne zien, dat de gehuwde leden tot
deze onderafdeeling toetreden. Het bestuur
werd in overweging gegeven om een groo-
te Kerstuitvoering te organiseeren, waar
aan ook niet-leden kunnen deelnemen. In
een bestuursvergadering zal dit nader wor
den uitgewerkt.
Het resultaat va nde verkiezingen was,
dat P. Smit werd herkozen als secretaris
en H. Nijhuis werd gekozen in de plaats
van J. v .d. Meel, die als lid bedankt heeft.
Hte komende jaar zal er actief gewerkt
worden aan de verbetering van onze on-
derafdeelingen; wij zullen hopen, dat een
groot aantal nieuwe leden (gehuwden en
ongehuwden) deze onderafdeeling kjmt
versterken.
DE ENCYCLIEK-MEETING
Verleden Zondag hield de R.K. Volks
bond in samenwerking met de St. Josephs-
gczellen een groote bijeenkomht te Zoeter-
woude. Wij kunnen verwijzen naar het
uitvoerig verslag in de Leidsche Courant
van Maandag 19 Juni. Zeer vele gezellen
hadden aan onzen oproep gehoor gegeven.
De opkomst was bevredigend. Het was
voor de eerste maal, dat er op deze wijze
werd gewerkt; zij, die er geweest zijn, zul
len er geen spijt van hebben gehad.
Zij zullen zeker ook een volgend jaar
aanwezig zijn en dan de px-opagandisten
zijn, lie zullen meewerken om de belang
stelling nog veel grooter te doen zijn.
DE KOLPINGS-LIJFWACHT
De Kolpings-lijfwacht breidt zich uit.
Binnenkort zullen de vier nieuwe lijfwach
ters worden geinstalleei'd. Er zijn er weer
enkelen, die onze lijfwacht willen komen
versterken. Zeer gaarne willen wij nog
meer nieuwe leden aannemen. In de ko
mende week zal daarvoor gelegenheid be
staan. Men kan 2*ch opgeven bij den vice-
praeses en ook bij den huismeester. Een
volgend jaar hebben wij een sterk corps
van lijfwachters noodig.
EEN KOPEREN FEEST.
De heer J. Sluyter, secretaris van het
Centraal-verband, is op 1 Juli 12jaar als
secretaris aan het Centraal Verband ver
bonden. Bij uitzondering vermelden wij dit
om de bijzondere plaats, welke hij in het
gezellen-werk inneemt.
PAUS PIUS XII EN HET NEGENTIG
JARIG BESTAAN VAN DE GEZELLEN-
VEREENIGING.
Onlangs werd de dag herdacht, waarop
Adolf Kolping met zeven gezellen negentig
jaar geleden in een schoollokaal te Keulen
begon met het gezellenwerk, dat nu over
de geheele wereld verspreid is. Naar aan
leiding hiervan heeft de president van dit
werk, mgr. Hürth, te Keulen, uit het Vati-
caan het volgende telegram ontvangen:
„Op den negentigsten verjaardag van
de stichting van het Kolping-werk, dat
mag terugzien op een roemrijke ge
schiedenis, gedenkt Zijne Heiligheid de
ontelbare jongemannen die onder de
banier van de waarlijk groote aposto
lische gestalte van Vader Kolping in
vele landen hebben mede gewerkt aan
de levensvernieuwing van de maat
schappij volgens de ideale grondbe
ginselen van het christelijke geloof en
die tot nu toe, ondanks de vele offers,
verdienstelijk werk verrichten, en Hij
schenkt aan allen, ook aan hun fami
lies, uit vaderlijke liefde Zijn Aposto-
lischen Zegen, die hen moge sterken,
om de erfenis van den grooten Apos
tel te bewaren en in zijn geest te mid
den der geestelijke en sociale nooden
van onzen tijd het licht van den chris- j
teljjken levensvorm vooruit te dragen".
Stroopers in het
hooge Noorden.
door OLIVER BRADLEY.
Een paar weken geleden las ik in de krant,
dat inspecteur Norman, als marskramer
verkleed, twee van de ergste stroopers had
gearresteerd. Later vertelde hij mij zelf
het een en ander over zijn avontuur:
„Ha, ik ging in de hutten, kwam in ge
sprek met de menschen en pakte ondertus-
schen mijn koopwaren uit lint, kammen,
veiligheidsspelden, potlooden, papier, kou
senbanden, schoenveters, enz. ik liet
alles zien, wat ik had. Soms werd de een
of ander mededeelzaam, als ik hem een
paar veters had geschonken. En zoo kreeg
ik van lieverlede zeer waardevolle gege
vens over de omwonenden. Toen drong ik
op zekeren dag ook binnen in de verdach
te woning van Jan en Anders.
Toen ik aan de deur van de hut klopte,
hoorde ik, dat er binnen werd gefluisterd
en dat er haastig een kast werd dichtge
slagen. Even later riep een stem: „Binnen!"
Toen ik binnentrad, zaten twee mannen
aan de tafel te kaarten. Voor hen stond
een flesch brandewijn en twee half gevul
de glazen. De een was van middelbaren
leeftijd, breed en gezet, met een knorrig
gezicht; het zwarte haar was aan de slapen
grijs. Onder de borstelige wenkbrauwen
keken twee stekende oogen mij aan. Onge
twijfeld waren zijn voorvaderen Tartaren.
De ander was zijn verjongd evenbeeld. Je
zag direct dat het vader en zoon waren.
Bij den haard stond een smoezelige vrouw,
die schuw en onrustig uit haar oogen keek.
Ik groette en vroeg, of ze iets van mijn
waren konden gebruiken.
„We hebben alles", zei de vrouw.
Ik merkte heel goed, dat ik ongelegen
kwam. Ze wilden me zoo gauw mogelijk
kwijt raken. Maar ik had geen haast. Toen
ik binnenkwam, was de geur van gekoookt
vleesch in mijn neus gedrongen. Maar er
was op den haard niets meer te zien. Er
stond alleen een koffiepot, die er nog niet
langgeleden was neergezet, want hij damp
te nog niet. Maar de vleeschgeur hing nog
in de kamer. Wadr kwam die toch van
daan?
Ik wendde me onverschillig tot den oud
sten man aan de tafel, die me woedend
aankeek: „Hebt u werkelijk geen beters
noodig?"
„Neen", antwoordde de kerel, terwijl hij
zijn glas brandewijn in zijn keelgat goot.
„Maak dat je weg komt, jij met je vod
den; zie je dan niet, dat we niet gestoord
willen worden?"
Nu wendde de vrouw zich tot de man
nen aan de tafel: „Maak je niet kwaad,
vader" zei ze, „hij doet je immers niets".
De man dronk weer. Ik had intusschen
eens goed rondgekeken en iets belangwek
kends ontdekt. Heelemaal achter tegen
den muur stond een houten kist en door
een spleet van het deksel drong een
zwakke, witte damp. Nu werd de situatie
me volkomen duidelijk.
„Neem me niet kwalijk dat 'Je u ge
stoord heb", zei ik, nam mijn kastje weer
op en ging. Ik begaf me direct naar het
station en telefoneerde om een dozijn poo-
tige kerels. Een half uur later waren zij
al met een paar auto's bij me. Samen gin
gen we nu naar de hut.
Ditmaal echter trad ik naar binnen zon
der te kloppen, op de hielen gevolgd door
twee van mijn mannen. De beide kerels
zaten nog altijd voor de flesch brandewijn,
•naar de vrouw was verdwenen. Toen zc
ons zagen, schrokken ze merkbaar.
„Potverbegon de oudste
„Wil je dat deksel van die kist eens even
oplichten!" beval ik.
„Wat zeg je? Dat deksel oplichten? Wat
heb jij hier eigenlijk te vertellen?" brulde
de man.
„Ik ben inspecteur Norman. als je mis
schien mijn naam kent", zei ik, ging toen
zelf naar de kist en lichtte het deksel op,
nog voor de mannen het konden verhinde
ren.
Zooals ik had voorzien, stond in de kist
een pot met dampend elandenvleesch.
„Zie je wel!" zei ik. „Meer bewijzen heb
ben we niet noodig. We moeten nu de
stroopers alleen nog boeien".
Dat was natuurlijk gemakkelijker ge
zegd dan gedaan. Ze stelden zich als ra-
zenden te weer, sloegen om zich heen en
beten waar ze konden. Tenslotte echter
lukte het ons, hen de handen op den rug
te binden en op den grond neer te leggen.
Ik gaf hun bevel, de plaats te noemen
waar zij het gestroopte wild hadden ver
borgen. Maar ze gaven geen antwoord, zoo
als ik trouwens had verwacht. Ter bewa
king liet ik een paar man achter en ging
toen met de anderen op eigen houtje zoe
ken. Op zolder, in de kelder, en in den
stal was niets verdachts te vinden.
Toen we stonden te overleggen wat we
moesten doen, zagen we de vrouw met een
emmer in de hand uit het bosch komen. Ik
ging haar tegemoet. Ze schrok en probeer
de den emmer onder haar schort te ver
bergen. Ik had echter al gezien, dat er
een groot stuk vleesch in zat.
„Krijgen wij nog een lekker lapje
elandsvleesch?" vroeg ik. Ze werd bleek
en toen ik haar aanmaande, ons de schuil
plaats te wijze, schudde zij slechts het
hoofd. „Je man en je zoon liggen geboeid
in de hut." zei ik, „Je zult er geen spijt
van hebben als je bekend!"
„Nooit!" riep ze. Ik drong niet verder
aan.
We gingen nu op zoek en tenslotte ont
dekte we een kleinen steenhoop in het
bosch, die me verdacht leek. omdat de
steenen blijkbaar pas kortgeleden waren
opgestapeld. We ruimden ze op en toen
kwam er een valluik te voorschijn. Het
was gesloten en moest worden openge
broken. Toen gingen we door een donker
gat naar beneden. Met onze zaklampen
brachten we eenig licht in de duisternis en
toen zagen we tot onze verrassing, dat we
ons niet in een klein hol, maar in een
ruim, gemetseld, onderaardsch vertrek
bevonden. Aan de wanden hingen groote
stukken elandenvleesch, een massa huiden
lag op den grond, en gezouten vleesch en
worst was er in overvloed. Op den achter
grond ontdekten we een kleine deur. „Dat
is zeker de toegang tot de „schatkamer",
zei ik, terwijl ik mijn schouders tegen de
deur zette. Maar ze week niet en slechts
met vereende krachten konden we ze open-
krijgen.
Onze verwondering steeg nu tot stomme
verbazing. De kleine ruimte achter de deur
was heelemaal volgepropt met waarde
volle voorwerpen. We vonden er: edel
bontwerk, mantels, stoffen, zilver, kristal,
broches, ringen, armbanden, teveel om op
te noemen.
„Nou, ik geloof, dat we hier zoo onge
veer alles hebben, wat er in het. afge-
loopen jaar als gestolen werd aangegeven",
sprak een van mijn mannen.
De stroopers hadden blijkbaar ook in
de steden gewerkt. We vonden een kleine
ijzeren cassette, tot aan den rand gevuld
met kostbare dingen, die men op het platte
land niet vaak ziet. In het ijzeren kistje lag
ook een gouden horloge. Op den achter
kant stond gegraveerd: „Voor Anton op
zijn 21sten verjaardag." Op den ketting, die
ook van goud was, zaten roode bloed-
vlekjes. Ik onderzocht ze en stelde vast,
dat het gestold bloed was.
Enkele van mijn mannen beweerden, dat
zij het horloge kenden. Het was van Anton
Frisk, den zoon van den gendarm, die
twee jaar geleden vermoord op den land
weg werd gevonden.
„Dan zijn we dus-ook nog een misdaad
op het spoor gekomen." zei ik, „Wie zou de
moordenaar zijn? De vader of de zoon?"
We sloten den kelder zorgvuldig af, deden
het luik dicht en gingen weer naar de hut.
De vrouw zat op een voetbank bij den
haard ineengedoken. Ze leek geheel ver
suft. In de oogen van de mannen gloeide
de haat.
„We hebben daarnet jullie schatkamer
gevonden", zei ik. „En bovendien heb ik
een interessante ontdekking gedaan, die
ik niet had verwacht. Jullie zult niet al
leen als-stroopers worden veroordeeld".
Hoewel ze probeerden onverschillig uit
hun oogen te kijken, zag ik toch, dat de
oudste van de twee schrok.
„Klets geen onzin!" sprak de jongste
brutaal. „Wacht maar, ik zal jou niet
vergeten, als ik weer vrij ben!"
„Dat geloof ik graag. Maar jij komt er
niet meer uit, zoolang ik leef." Ik voelde
instinctief, dat de jongste de moordenaar
was.
„Wat staar je me zoo aar, vuile hond?"
brulde hij razend, toen ik dicht bij hem
kwam staan, om hem beter gade te slaan.
„Ben jij Anton Frisk vergeten!" vroeg
ik. „Het was niet verstandig van je, dat
gouden horloge te bewaren. Er zat bloed
aan! Maar iedere misdadiger begaat ge
lukkig een of andere stommiteit, die ten
slotte alles verraadt!" De jongste kromp
ineen. Ik mocht hem nu geen tijd laten,
om zich te bedenken, als ik een bekentenis
wilde uitlokken.
„Jij hebt Anton Frisk op den landweg
vermoord! En je hebt niet eens gemerkt,
dat er iemand getuige was van je daad?"
„Een getuige?" herhaalde hij ontsteld.
„Bestaat niet! Er was wijd en zijd geen
mensch te zien
„Zoo, geen mensch? Dat dacht je maar!"
zei ik scherp. „Jij had natuurlijk groote
haast om weg te komen en je hebt niet
meer omgekeken. Maar er was een ge
tuige, die zelfs met het bloed van jou
slachtoffer werd besmeurd....
Nu keek de man mij verbaasd aan en in
zijn primitieve onontwikkelde hersenen
werd de drang tot zelfbehoud een oogen-
blik teruggedrongen door de nieuwsgierig
heid, die hem geheel beheerschte. Hij liet
alle voorzichtigheid varen. „Bestaat niet",
sprak hij als in een droom, „we waren
heelemaal alleen op den weg." „Je hebt
hem in zijn rug aangevallen, je nam zijn
horloge en zijn portemonnaie en liet hem
bloedend liggen, nietwaar?"
„Ik ik dacht ik wou hem niet
dooden" stamelde hij. „Ik wou hem al
leen zijn geld afnemen. Maar hij was sterk
en zou me op den grond gegooid hebben,
als ik niet had gestoken. Ik hoopte, dat
ze hem wel gauw zouden vinden en dat
hij wel in leven zou blijven. Maar ik
hoorde later, dat hij dood was. Maar
wie was die getuige?"
Ik haalde het gouden horloge te voor
schijn en hield het voor zijn oogen. „Hier-
zie je die bloedvlek....?"
Ik had hem met een kleine list over
rompeld en zonder het te willen had hij
bekend.
UIT HET LEVEN VAN EDISON.
Het groote „toeval."
In Amerika hebben enkele professoren
en studenten onderzocht, welken invloed
het toeval in het leven van groote mannen
heeft gehad. Want, zoo zegt men, met ijver
en bekwaamheid alleen komt men ook niet
zoo heel ver. Er moet nu eenmaal een toe
val komen, men moet de groote kans krij
gen, om flink vooruit te komen.
Men heeft dan ook in het leven van bij
na alle groote mannen zulke „toevallen"
kunnen ontdekken. De een kocht b.v. voor
zijn laatste dollars een stuk grond, waar
later goud of petroleum gevonden werd.
Een ander moest om een of andere toeval
lige omstandigheid een bepaalde plaats
verlaten en naar een andere vertrekken,
waar het geluk om zoo te zeggen op hem
zat te wachten.
Een klassiek voorbeeld voor dergelijke
geluksgevallen is naar de meening van de
studenten en professoren.... Thomas A.
Edison. Hij had reeds overal in Amerika
rondgezworven, toen hij op 23-jarigen leef
tijd in New York kwam. Van beroep was
hij toen telegrafist. Doch zonder werk. Hij
moest dus maar zien, waar hij van leefde.
Toen hij door de Wallstreet wandelde,
hoorde hij opeens heftig rumoer. Voor een
beurslocaal stonden de menschen te razen
en te schelden, omdat de electrische koers
wijzer niet functioneerde. Men beschuldig
de dc directie, dat zij een nieuwe speculatie
beoogde. Het dreigde, tot ernstige ongere
geldheden te komen. Op dat oogenblik
sprong Edison naar voren. Hoewel hij zoo'n
machine nooit gezien had, beweerde hU,
dat hij ze wel kon repareeren. En dat lukte
hem inderdaad, na ongeveer 50 minuten
werken. Den volgenden dag construeerde
hij een betere machine, die hij den beurs
mannen aanbood. Hij wist niet, of hij er
2000 of 20.000 dollar voor moest vragen en
liet den prijs aan de beurslieden over. Ze
boden.... 40.000.
Dit was inderdaad een gelukkig toeval
en een belangrijke gebeurtenis in het le
ven van Edison. Maar men moet ook niet
vergeten, dat Edison een enorme werker
was. Hij heeft vaak 28 uren aan één stuk
in zijn laboratorium gewerkt. Hij sliep in
den regel niet meer dan 4 a 5 uren, en be
steedde ongeveer 18 uren aan ingespannen
arbeid. Of en in hoeverre men toch nog
zeggen kan, dat het toeval den uitvinder
groot gemaakt heeft, blijkt het geheim van
de Amerikaansche philosofen, die blijkbaar
liever aan toevalligheden en groote kansen
gelooven dan aan ijver, volharding en op
offering.
ODYSSEE.
De „Squalus" is gezonken en 36 man-
nen bleven op den bodem der zee.
De „Thetis" is gezonken en nu waren het
er bijna 100, die hun graf vonden In het
diepe water.
De „Phenix" is gezonken en weer rouwt
de wereld over het vergaan van 72 men-
schenlevens.
Het is goed dat de menschheid rouwt, als
er menschenlevens verloren gaan, het be
wijst het nog altijd bestaan van wat wij
menschelijk gevoel plegen te noemen, al
is de bestaansduur van dat gevoel dan bij
velen ook kort als een ademhaling.
Dit waren er vijftig of honderd en de ge
schokte menschen hebben een oogenblik
hun adem ingehouden bij de bovenmen-
schelijke pogingen, die direct gedaan wer
den om deze menschen op den bodem der
zee aan den dood te ontrukken.
Vliegtuigen vlogen er heen en sneller
gingen de schroeven der schepen naar de
plaats van deze ramp, waar honderd men
schen worstelden met den dood.
En naar de uren verstreken» maakte de
hoop plaats voor de droefheid om het ver
loren gaan van jonge levens.
En er voeren schepen met treurende fa
milieleden, met mannen in mooie unifor
men en een last van kransen naar de plek,
waar de duikboot met de menschenlijken
rustte op den bodem der zee.
En toen zij terugvoeren, dobberden er
honderden kransen op het bewogen water.
En de vlaggen hingen halfstok....
Er vaart een schip op zee.
Het is een schip, dat den naam van een
heilige draagt en dat zwalkt over de we
reldzeeën met den last van negenhonderd
uitgestootenen. Een Odyssee, maar erger
dan die van Odysseus, die wist waar de
grond van zijn Itaka lag.
Deze menschen zwerven anders dan de
vroegere nomaden, die zich overal konden
neerzetten. De wereld was zoo groot. De
wereld is nog groot. Maar die groote we
reld, die bol van aarde, bevat vele stoffe
lijke rijkdommen, die onze hebzucht heb-
bij gewekt. En omdat wij allen er zooveel
mogelijk van willen hebben, is er te kort
voor anderen. Dat geeft strijd tusschen
menschen, dat veroorzaakt broedermoord.
En dan schakelt men een groote groep
van menschen uit, een ras. Eenige millioe-
nen tegelijk. Dat geeft „levensruimte" aan
de hebzucht der overblij venden. Dat is
misschien de juiste vertaling van „Lebens-
raum", hebzucht.
De menschen worden op schepen gela
den. En weg vaart de menschelijke vracht
over de wateren. Hun nood is erger dan een
storm op zee. Want de zee verlangt onrustig
te zijn, dat is haar natuur, maar zij verlan
gen naar rust.
Er zijn onschuldigcn. Hindert niet.
Menschen zijn erger dan dieren.
Er zijn Moeders. Hindert niet.
Een kwestie van gevoel. Bah.
Er zijn kinderen. Hindert niet.
Verdorven ras.
Er werden kinderen geboren op dat
schip, die hun levensloop aanvingen mid
den op een wereldzee. Wat zal er staan op
hun geboorte-acte! Geboren.... op de St.
Louis. De naam van een heilige.
Verstooten, teruggewezen, zwalkers naar
een fantastisch Itaka.
Zie, menschen waagden hun leven en
daalden af naar den bodem der zee om te
pegen eenige ongelukkigen te redden. Te
gelijkertijd weigert men negenhonderd
anderen de simpele reddingsplank naar den
vesten wal.
En nu hebben wij hen toch maar opge
nomen.
Zou dat soms ook het verschil zijn tus
schen nationaal-socialistischc cn democra
tische cultuur'
DANIcL.
Een professor heeft statistisch uitgemaakt,
dat 83 pet. der veroordeelde misdadigers
blauwe oogen had en 90 pet. der mannen,
die trouweloos den huiselijken haard ver
lieten eveneens.
THEATER
HOOFDFILMS
INHOUD
AANVANGSUUR
KEURING
Luxor:
Niets is heiiig (Ca
role Lombard, Fre-
dric March).
De vermiste gast.
(Paul Kelly, Con
stance Moore).
Comcdie
Geheimzinnige
verdwijning
lederen avond 8 uur.
Zondag van 2—7 uur.
Matinée iederen dag
2 uur, behalve Vrij
dag.
Goedgekeurd
v. volwassenen
Trianon:
Het hooge comman
do (Leonel Atwill,
Lucie Mannheim)
De Kroegzangeres
(Lys Gauty).
Spanning en
sensatie
Dramatisch
Iederen avond 8 uur.
Zondag van 2—7 uur.
Matinée Zaterdag en
Woensdag 2 uur.
Toelaatbaar
v. volwassenen
Casino:
Dc Geluksvogel
(Heinz Rühmann).
De Roos van de Rio
Grande. (Movita,
John Garrol).
Komisch
Romantiek
Iederen avond 8 uur.
Zondag van 47 uur.
Zaterdag en Woens
dag half drie matinée
Goedgekeurd
Rcx:
juido:
Moordzaak Holm
(Walter Steinbeck,
Harold Paulsen)
Het gebeurde in Na
pels. (Tino Rossi,
Mireille Balin).
Spanning
Actie en
muziek
Iederen avond 8 uur.
Zondag van 27 uur.
Iedepen dag 2 uur
matinée.
Goedgekeurd
v. volwassenen
Afgekeurd
TWEE BLAUWE OOGEN
Nu meisjes, ziet je jongen aan en kijkt eens naar zijn oogen,
Want zijn die oogen blauw, dan is hij trouweloos en slecht;
Dan wordt gij na een korten tijd misschien door hem bedrogen,
Als gij u onnadenkend laat verbinden in den echt.
Ik druk u daarom op het hart z«n oogen tc aanschouwen,
Voordat gij u met zulk een man in 't huwelijk begeeft,
Want zoudt ge met een mooie man met blauwe oogen trouwen,
Dan staat het vast, dat gij daarvan veel narigheid beleeft.
Ook gij moet zeer voorzichtig zijn, gij ongetrouwde mannen;
Wanneer gij soms een meisje mint, zie haar dan eerst goed aan.
En als zij blauwe oogen heeft, moet g' uit uw hart haar bannen,
Want doet gc 't niet, dan komt u dit heel zeker duur te staan.
Cleopatra en Raspoetin, die hadden blauwe oogen,
En zie, dat waren cr toch twee van zeer gevaarlijk soort.
Die hebben in de liefde menig man of vrouw bedrogen
En zijn 't klassieke voorbeeld, hoe een huwelijk ontspoort.
En man met blauwe oogen dat beteekent trouweloosheid.
Dat geeft een spoedig einde van de echtelijke trouw.
Maar ik vermoed veel eerder, dat dit monster in dc boosheid
Pas blauwe oogen krijgt, wanneer hij t'rugkomt bij zijn vrouw.
TROUBADOUR.