Een avontuur op
den Balkan
S)e£öicbclleGou/fcomt
FEUILLETON
door
ERNST KLEIN.
24)-
Uit de tweede grot werden de muildie
ren gehaald; Xymatis, Stratos, Elena en Vi
tus stegen in het zadel. Stratos nam het
dier van den laatste, dien men weer ge
blinddoekt had, bij den teugel en de troep
zette zich in beweging, Xymatis aan de
spits.
Geluidloos, gelijk schaduwen, gleden zij
door de nachtelijke ravijnen. De hoeven
en neusgaten der muildieren waren met
doeken omwonden. Zoo trokken ze op geen
honderd pas afstand aan het Turksche
grenshuis voorbij.
Op Griekschen bodem voelde men zich
vrijer en werd het tempo versneld.
Binnen twee uur bent u verlost, fluis
terde Stratos Vitus toe. Ik betreur het ten
zeerste, dat er eenige onaangename inci
denten zyn voorgevallen, doch het lag niet
in mijn macht, deze te vermijden.
Dat heb ik gezien.
De heer Xymatis is mijn meerdere.
Ik ben soldaat. U begrijpt.
Meerdere? Ha, dat was iets interessants
voor den journalist.
Bekleedt de heer Xymatis dan een mi
litairen rang? vroeg hij ooo onschuldig mo
gelijk.
Dat nu juist niet, maarmijnheer
Thavon vindt u niet, dat u meer vraagt,
dan ik beantwoorden kan?
Och neen, dat vind ik niet. Indien u
echter vreest, een indiscretie te begaan,
kunnen wij verder over het weer praten.
Of over de zakelijke vooruitzichten
van de firma Anton Miller en Zoon, wierp
Elena, die voor hen reed, ertusschen.
Vitus lachte.
Nu, was Peter Miller gen aardige man?
Elena beantwoordde zijn lach.
Ongetwijfeld, veel aardiger dan de
heer Vitus Thavon, die zich met alle moge
lijke menschen en dingen bemoeit, die hem
-niets aangaan.
Dat is mijn beroep, mejuffrouw, waar
toe ik werd uitverkoren.
Waarom komt u daarvoor dan niet
eerlijk uit, wanneer u vreemde menschen
ontmoet? Dan kan men op zijn hoede zijn.
Uw ware beroep kon men ook niet da
delijk vermoeden, mejuffrouw, anders was
men allicht ook meer op zijn hoede ge
weest.
De zet was raak. Stratos schoot in den
lach. Elena wilde juist een nijdig antwoord
geven, toen er opeens een man naast hen
verscheen.
De kapitein laat vragen, of u niet zoo
luid wilt spreken, meldde hij.
Goed, beet Stratos hem toe.
Geen woord werd meer gesproken.
Zelfs Elena zweeg.
Maar Vitus dacht des te meer.
Na eenigen tijd begon de weg, die nu
eens omhoog, dan weer omlaag gevoerd
had, gestadig te stijgen. Het werd koel; de
ochtend kwam.
Hoe laat is? vroeg Vitus.
Drie uur. Dan .zon zal wel dadelijk op
gaan, fluisterde Stratos.
Ongeveer een uur later hield men stil.
Verscheidene stemmen klonken dooreen.
Xymatis gaf eenige bevelen. Een poort
met een klank van ijzeren traliewerk
knarste. Men reed op een binnenplaats
of in een tuin. De bodem was in ieder ge
val zacht.
Wilt u zoo goed zyn, af te stijgen?
zeide Stratos tot Vitus. Wij zijn er. Ik
kan u dadelijk den blinddoek afnemen.
Hij greep hem bij de hand en bracht
hem in een huis. Toen opende hij een deur
en schoof Vitus naar binnen.
De blinddoek viel.
Vitus bevond zich in een volgens Oos-
terschen smaak ingericht vertrek, waar het
aan behagelijkheid noch comfort ontbrak.
Ik hoop, dat u zich hier thuis zult
voelen, zei Stratos.
Indien het niet te lang duurt.
De andere antwoordde niet. Hij reikte
hem de hand en ging heen. Vitus wachtte
of hij de deur zou afsluiten.
Neen. De schreden van den officier stier
ven weg in de gang.
Vitus ging naar het venster.
Voor hem lag de mooie welverzorgde
tuin en achterin stond het tuinhuis, waar
mede hij reeds kennis had gemaakt.
En weer dezelfde vraag.
Wanneer kwam Hamid met zijn gen
darmen en wanneer hij niet kwam?"
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De revolver.
De deur was weliswaar niet afgeslo
ten, maar zoodra hij uit het venster keek,
wist Vitus waar hij aan toe was. Er was
ook geen traliewerk voor het raam.
Maar voor de huisdeur stonden, even
alt den nacht tevoren, twee tot aan de tan
den gewapende komitadschis. Ze stieten el
kaar grinnikend aan, toen ze Vitus zagen.
Daar het vertrek gelijkvloers lag, konden
ze ten allen tijd naar binnen kijken, om zich
van het welzijn van den „gast" te overtui
gen. Ze bewaakten den professor en hem
tegelijkertijd.
Vitus was een gevangene. Dus toch in
de val geloopen?
Ook al goed. Thans kwam het er voor
allen op aan, dien ongeluksprofessor te zien
te krijgen. Hij keek de kamer rond, of er
nergens een schel was. Naast de deur was
een knopje, doch nog voor hij daarop' kon
drukken, kwam Stratos weer binnen, ge
volgd door een kawasz, die een blad met
koffie en allerlei andere smakelijke dingen
droeg.
Een fameus idee, riep Vitus uit,
wiens honger evenredig bleek te zijn aan
de haast, waarmee hij toetastte.
Stratos lachte.
U ziet, dat wij nog niet zulke erge
barbaren zijn.
Naar de koffie en ham te oordeelen,
zelfs menschen van hooge cultuur. Doch
wanneer denkt u mij Matrius te servee
ren?
Die komt ook aan de beurt. Laat u
zich thans het ontbijt goed smaken en daar
na zult u wel, evenals wij allen, willen rus
ten. De nacht was eenigszins afmattend.
En Vitus, die den mond vol had, kon
slechts knikken. Stratos zette nog een doos
voortreffelijke sigaretten op tafel en wilde
het vertrek verlaten. Hij bleef echter bij
de deur staan, toen hij zag, dat Vitus
krampachtig slite, om nog iets te vragen.
Ik heb gemerkt, dat u de deur open
gelaten hebt, riep hij. Ik mag toch zeker
hopen, dat dit zoo blijft?
Natuurlijk. De tuin staat tot uwe be
schikking.
•De tuin? Vindt u niet, dat deze be
wegingsvrijheid voor een gast eenigszins
beperkt is?
Stratos haalde de .schouders op.
Ik ben uw gastheer niet.
.Ik dank u, kapitein. .Nadat ik gesla
pen heb, zal ik mij de vrijheid permittee-
ren, u te laten roepen.
De deur viel. dichten Vitus wijdde zich
met vernieuwden ijver aan het uitsteken
de ontbijt. Toen overmande hem de ver
moeidheid. Met den laatsten beef in den
mond, lag hij op de ottomane en sliep.
Hij sliep zoo vast, dat slechts een man
slapen kan, die twee nachten achtereen in
plaa.ts van in een bed te liggen, tot den
vroegen ochtend op marsch is geweest. Zijn
slaap was diep en droomloos.
Slechts eenmaal was het hem, alsof de
deur zacht geppend werd, iemand de ka
mer binnenglipte, naar hem toekwam en
zich over hem -heenboog. Maar hij was veel
te slaperig, om zich te kunnén verroeren.
Toen hij ontwaakte, herinnerde hij het
zich als een vage droom. Hij stond op, rek
te zich uit, greep volgens zijn gewoonte in
zijn zak,, om zijn sigarettenétui te voor
schijn te halen.en haalde er een kleine
revolvèr uit.
Dus iets meer dan een droom?
Klein en sierlijk was de revolver en
met zilver beslagen. Maar, zooals Vitus als
kenner vaststelde, van prima fabrikaat.
Een wapen, dat te gebruiken was.
Hm, ik schjjn hier dus zoo'n ding noo-
dig te zullen hebben, mompelde hij.
(Wordt vervolgd).
Staande op het platform van den Koninklijken trein wuiven de Koning en de
Koningin van Engeland bij hun vertrek uit New York naar Canada een hartelijken
groet naar president Roosevelt en zijn echtgenoote, die hen uitgeleide deden
Tijdens de herdenking van het feit, dat 310 jaar geleden Piet Hein in
den zeeslag tegen de Duinkerker kapers sneuvelde, werd Dinsdag op
het admiraalsschip van de in de Blaak te Rotterdam liggende .Piet
Hein-vloot" een krans gehecht door mr. O. Verdoorn, voorzitter der
afd. Rotterdam van het N.J.B. Tijdens de plechtigheid
Vluchtheuvels en trottoirs waren als .schuilkelders" aangewezen tijdens
de groote luchtbeschermingsoefeningen te Chelsea, welke deze week
gehouden werden en welke de grootste waren, welke ooit in Londen
en omgeving plaats hebben gehad
President Rooseyelt en«aiin echtgenoote
wuiven defvKoning en de Koningin van
^Engeland eeh laatst vaarwel toe bij het
.vertrek van. het Britsche Koningspaar
Sonja Henie had het druk met het
uitdeelen van autogrammen, toen zij
deze week te Parijs arriveerde en de
pers in audiëntie ontving
Een aantal leden van het Residentie-Tooneel is Dinsdag met de „Cottica" naar West Indië vertrokken
voor een tournée op uitnoodiging van den Kunstkring te Paramaribo. Even voor het vertrek
Full speed tijdens de internationale motorboot
wedstrijden, welke te Grünau gehouden zijn